N° 147. 126* Jaargang. 1883. Maandag 25 Juni. Een ate ra natóii lescïowi. Middelburg 23 Juni. Onderwijs. Kerknieuws. Marine en leger. 1 Landbouw. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent: Advertentiên* 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. MIDDELBIRGSCHE C0LRA1MT. Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peijl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich, enz. Zij, die zich met 1 Juli op deze courant abonneeren, ontvangen de nog in deze maand verschijnende nommers kosteloos. Aart Admiraal beweerde eens dat de dagblad- heeren, zijn vrienden, evenals over zooveel goede dingen, nooit spraken over de heiligheid, die er voor lichaam en ziel is gelegen in een vol komen rust op Zondag van het gewone dag werk. En daarom vestigde hij hun aandacht op het onderwerp der Zondagsviering, „'t Is nooit te laat te toonen dat men leeft," voegde hij erbij. Aart Admiraal was destijds ondeugend toen hij aldus over de dagbladheeren schreef en erbij voegde: „Zij weten gelukkig dat ik nog al toos hun vriend ben." Hij was wel eens min der vriendschappelijk jegens die vrienden ge weest, maar men vergaf hem gaarne veel omdat hij het zoo goed meende, omdat hij met zijne idealen naar waarheid het goede najoeg. Het bovenstaande verklaarde hij dan ook in een schoon pleidooi over Zondagsviering, waar in hij getuigenis aflegde van zijn warm hart voor de belangen van het algemeen. Hij schilderde op de hem eigen wijze een stillen Zondag, een waren feestdag voor een werkman ten plattelands; hij geeselde mijnheer Zeventondie liberaal is, en wiens stelregel luidde: „Werken,rusteloos werken is 't wachtwoord dezer eeuw." Want, durfde Zeventon zelfs vragen „Goede hemel, als mijn firma Zondags niets gewerkt had, hoe zouden wij dan de lui geworden zijn die we nu zijn?" En hij liet zijn ondergeschikten werken, ten koste van hunne gezondheid. Er is veel gebeurd sinds Aart Admiraal dit schreef. Hij zelf is heen gegaan, maar het is of de kracht van zijn pleidooi zich nog doet gevoelen. He zaak waarvoor hij destijds met ingeno menheid streed is in den laatsten tijd meer en meer ter sprake gebracht. Men dringt aan op Zondagsrust; men vraagt Zondagsheiliging. Werklieden verlangen van hun patroons die gewenschte rust en vereenigen zich, o. a. te Rotterdam, om door onderlinge sa menwerking die te verkrijgen, terwijl de minister van waterstaat overweegt wat er gedaan kan worden om met het oog op de Zondagsrust de ambtenaren bij de posterijen ter wille te zijn en hij met verzoeken in dien geest wordt gesteund in zijne plannen. Tegenover die beweging in het belang van, zij het geen nieuwe dan toch eene belangrijke volkszaak ligt eene nadere beschouwing van die quaestie zeker voor de hand. Er bestaat een groot verschil tusschen hen die Zondagsrust verlangen en hen die Zondags heiliging op den voorgrond stellen. Aan de eene zijde beschouwt men den Zondag als een rustdag, waaraan de meDSch uit gezondheids oogpunt behoefte heeft; aan den anoeren kant heerscht het geloof aan de instelling van hooger hand van zulk een dag, die daarom in eere moet gehouden worden. En dat verschil is een beletsel om gezamen lijk een goed doel te bereiken. Er ligt poëzie in de stille viering van dien Zondag; en wie dit ondervinden wil, hij begeve zich op een Zondag morgen in den zomer naar buiten. Het is of de borst verruimd, het ge moed verfrischt wordtalles ademt dan vrede en kalmte. En als een vriendelijke bode klinkt het klokgelui, dat de bezoekers ter kerk noodtals een weldoende genius heerschen in zoo menig gezin een opgewektheid en een vroolijke toon, die het gevoel van een vrijen dag, na een week van werken, als van zelf ïnet zich brengt. Bleef die poëzie den ganschen dag slechts bewaard Maar door overdrijving brengt men de verveling in de woningen en door die ver- Veling zoekt men afleiding in de kroeg. De voorstanders van Zondagsheiliging zijn geen voorstanders van Zondagsrust, want ter wijl zij weten dat reeds de gansehe week de kinderen de school bezoeken en schoolwerk verrichten, verlangen zij nog dat dezen hunne Zondagscholen zullen bezoeken, waar vaak de hoofden gevuld worden met de ongerijmdste vertellingen, die deze of gene onverstandige ijveraar gelieft te verhalen. Waarom de kleinen niet dien dag ten minste vrijgelaten, opdat zij naar hartelust zouden kunnen genieten van de vrije natuur of zich zouden kunnen ontspannen In de week kunnen zij genoeg leeren en juist die Zondag is zoo bij uitstek geschikt om ze het huiselijk leven te leeren waar- deeren, dat daaraan zoo weinig mogelijk mag worden ontnomen. Maar dat juist kenmerkt het streven van hen die ijveren voor hetgeen zij de heiliging van den Zondag noemen. Zij vragen niet naar de eischen van lichaam of geest. Zij willen van geen ontspanning hooren, of zoeken die langs een weg, die naar onze meening den geest doodt en het lichaam niet verfrischt. Wie met die richting vrede heeft en zulk een viering van den Zondag najaagt; wij zullen niet beproeven hem tot andere gedachten te brengen. De vrijheid op dit punt is ieder gelukkig gegeven en het is een voorrecht te meer dat die vrijheid bestaat. Maar wij vragen bij de viering van den Zondag voor velen, die in de overige zes dagen der week door hun arbeid gebonden zijn, ge legenheid tot ontspanning en tot uitspanning, waardoor zij met recht weer nieuwe krachten vergaren voor de volgende dagen. Wij zien in zulk een streven geen kwaadintegendeel, wij waardeeren elke gelegenheid die gegeven wordt om op gepaste wijze zich zulk een ont spanning te verschaffen. De wekelijksche zorgen zijn zoovelen dat er waarlijk wel ëens een dag mag wezeD, waarop men "al die zorgen van zich schudden kan om vrij en mensch te zijn. Dat juist is de kern, waarom de geheele Zondagviering zich moet bewegen. Maar niet voor ieder is dat mogelijk. Waar velen wenschen, dat er gelegenheid bestaat om zich te ontspannen, moeten er na tuurlijk weer anderen zijn die zulk een gele genheid aanbieden, en voor wie de Zondag daardoor juist een werkdag wordt. Hun zij op een anderen dag de rust geschon-- ken die zoo noodig is voor hun lichaam- Dat juist is het beginsel, waarop zoo menig vraagstuk van den dag berust. In onze practische eeuw is het een feit dat, hoe gaarne sommigen het ook anders zouden wenschen, een algemeene Zondagviering tot de onmogelijkheden behoort. Er zijn industriën die niet stil kunnen staan; er zijn inrichtingen tot nut of ontspanning die op Zondag niet in hare werkzaamheid kunnen geschorst worden. Als men de reisgelegenheden op zulk een dag liet ophouden, zou men in het groote rader werk van het gemeenschappelijk verkeer een ongeoorloofde stagnatie te weeg brengenmen zou voor de enkelen die op zulk een dag moeten werken een onbillijkheid begaan tegen over duizenden die alleen dan juist gelegen heid hebben om zich te verplaatsen. Waar men in particuliere zaken zich wil beijveren om, ten koste zelfs van meerdere winst, de Zondagsrust aan zijn personeel te verschaffen, daar verdient zulk een streven zeker waardeering en ondersteuning; men toont daardoor de waarde van Montalembert's be wering te kennen dat de industrie is voorden mensch, en niet de mensch om de industrie, en tevens zijn eigen belang te begrijpen, omdat zij die een dag rust hebben gehad, de overige da gen des te harder kunnen werken. Maar bij ondernemingen, voor den publieken dienst bestemd, doen zich andere eischen voor en aan die eischen zou o.a. worden te kort gedaan, wanneer de minister van waterstaat gehoor gaf aan het verzoek, dat het hoofdbestuur der V'ereeniging tot bevordering van Zondagsrust heeft ingediend. De staat heeft het monopolie van brieven vervoer en telegraafdienst, de twee machtigste factoren voor een geregeld handelsverkeer. De gelegenheid om op den Zondag daarvan ge bruik te maken wenscht men, in het belang van het personeel dat aan beide takken van dienst werkzaam is, te beperken en moeilijker te maken, hetzij door beperkingen in de be stellingen en in de uren waarop de kantoren open zijn, hetzij door eene verhooging van port. In het bewuste request noemt men dit den postdienst verbeterendoch in geen geval kan dit het gevolg wezen van de inwilliging- van dit verzoek. Wel stemmen wij toe dat de toestand der ambtenaren erdoor verbeterd zou kunnen worden. Als men bedenkt dat tal van particulieren, die den Zondag niet als rustdag erkennen, wij noemen slechts de Israëlieten die toch wel op het gebied van handel en nijverheid recht hebben van meespreken,op zulk een dag ver kort worden in hun rechten, ja, werd het verzoek ingewilligd, gevaar loopen van door een bijzondere belasting te worden gedrukt, alleen om den staat gelegenheid te geven op de voor hem minst kostbare wijze te zorgen voor het belang zijner ambtenaren, dan springt van zelf het onbillijke van zulk een verzoek in het oog. Te meer is dit het geval, omdat de gelegenheid is afgesneden aan hen, die in hunne rechten worden verkort, om zeiven een particuliere onderneming op te richten, die zich met het bezorgen van brieven en telegrammen op Zondag op dezelfde wijze belast als op de overige dagen. En het in willigen van zulk een verzoek wordt zelfs niet gewettigd, al wordt het, zooals onlangs is gebeurd, door eenige honderden gevraagd, omdat er onder hen, die het niet verzochten en daarbij nog in de meerderheid waren, kun nen geweest zijn die op dezelfde wijze door die beperking benadeeld worden. De vereeniging tot bevordering van Zondags- r u s t, die zich gesteld heeft tegenover die tot bevordering van Zondags-h e i 1 i g i n g staat, naar het schijnt, niet zoo verre van haar af als men zou vermoeden. Zij noemt het een schande dat de postpakketdienst op Zondag nog vele uren inneemt, en dat de ambtenaren van den staat in menige stad de eenige zijn die tot midden op den Zondag bij de huizen rond rijden voor bestelgoederen af te leveren. Wij zien daarin volstrekt geen schande. De meer moderne tint, die de vereeniging kenmerkt en haar alles doet vermijden wat naar de kerk zweemt, schijnt haar niet te kunnen weerhouden om zijdelings op eene soort heiliging te wijzen, die haar tegenpartij op den voorgrond stelt. Haar verzoek aan den minister achten wij dus niet voor inwilliging vatbaar en de weg, dien zij den minister aanwijst, verwerpelijk. De staat moet, nu zelfs van de zijde dei- ernstige kerkelijke mannen scherpe afscheiding tusschen hem en de kerk wordt verlangd, zich ook zijdelings onthouden van alles wat zou kunnen doen denken dat hij den Zondag als een kerkdag erkent, omdat hij dan gevaar loopt van onbillijk te worden tegenover ande ren die een anderen dag als zoodanig in eere houden. Maar dat ontheft den staat, evenmin als elke particuliere onderneming of maatschappij, in geen geval van de verplichting om voor de rust en de gezondheid zijner ambtenaren te zorgenom dezen, wanneer zij die wenschen, de gelegenheid te geven hunne kerkelijke plichten waar te nemen. De staat moet dit doel echter trachten te bereiken door uitbreiding van zijn personeel, door verdeeling van arbeid zoo dat de dienst, waarvan het algemeen steeds gebruik moet kunnen maken, er niet onder lijdt. En willen zij, die reelat hebben op hulp ook op Zondag, den staat, den ondernemer, daarbij behulpzaam zijn dan zou het op hun weg kunnen liggen, den wenk op te volgen die van andere zijde is gegeven, nl. te zorgen dat zoo min moge lijk Zondags brieven of pakketten bezorgd b e- hoeven te worden. Dat is dan een daad van vrijen wil, die wij zouden willen aanbevelen, eerder dan den minister aansporen om, naar aanleiding van het bewuste adres, zulk een inbreuk te maken op de rechten van hen, die kunnen eischen dat de staat aan de verplichtingen voldoet, welke hij op zich heeft genomen. Volgens het Vad. staat de regeering geheel buiten de quaestie der vergoeding, aan de leden der jury voor de internationale tentoonstelling toe te kennen. Op verlangen der commissie heeft zjj zich alleen bereid verklaard om, voor zooveel Nederland betreft, de personen aan te wjjzen, die deel der jury zullen uitmaken. Meer niet. De commissie van toezicht van s Rijks Museum te Amsterdam heeft wel haar ontslag genomen, maar volstrekt niet omdat zij ontstemd was over de benoeming van den heer Obreen tot directeur van het museum. Er zijn andere redenen, meldt de N. R. Crt, die wel spoedig zullen blijken. De heeren die onzen koning bij de kroning te Moscou hebben vertegenwoordigd, zijn, geluk kig in welstand, te 's-Gravenhage teruggekeerd. Te Arnemuiden heeft men zich, onder mede werking van den heer Heinecken, predikant te Middelburg en consulent der Herv. gemeente aldaar, vereenigd om eene bewaarschool op te richten, waartoe de oude school zal worden aan gekocht. Daar deze bewaarschool geheel uit vrijwillige bijdragen tot stand moet worden gebracht, hoopt men dat de ondernemers voor deze, voor de gemeente zoo zeer nuttige inrichting, ruime ondersteuning mogen vinden. Benoemd tot onderwijzer te Kloetinge de heer M. Overweel, oud-kweekeling van de kweek school te Middelburg, thans te Goes; en tot hoofdonderwijzeres aan de bewaarschool aldaar mej. C. E. Pot, thans onderwijzeres in de handwerken te Kattendijke. Voor het overgangsexamen B aan de poly technische school te Delft is o. a. geslaagd (art. 6364) de heer G. A. van der Leyé, van Middelburg. Met het oog op het aanstaande vertrek van den heer Jansen Schoonhoven van Axel naar Kamerijk, is door den kerkeraad van eerstgenoemde gemeente onderhands beroepen de heer G. E. K. A. Boskots, te Hendrik Ido Ambacht. Weldra wordt de vervulling van den bis schopzetel te Haarlem verwacht, waarvoor in aanmerking zou komen een hooge geestelijke, professor aan een seminarie. H De adelborst le klasse K. J. Karseboom, laatst behoord hebbende tot de rol van Zr. Ms. stoom schip Trompen van Kaapstad in Nederland terug gekeerd, is op nonactiviteit gesteld. Op het eiland Tholen levert de stand van vele gewassen over het geheel stof tot tevredenheid op; alleen van de met uien bezaaide akkers moet het tegendeel gemeld worden, wat te meer'te betreuren is, daar deze vrucht juist het hoofdproduct is van de kleine landbouwers. Van de ajuinopbrengst betaalt de kleine boer zjjn schuld, 't zij rente of pacht; valt de opbrengst van dat gewas dus tegen dan schieten bij menigeen de bespaarde penningen van vorige jaren er bp in. En dat het ajuingewas dit jaar mislukken zal, is reeds bewezen, daar de jeugdige plantjes op vele akkers reeds vernield zijn door een soort wormpje, dat aan den woftel knaagt. Reeds enkele jaren heeft zich dit schade lijk diertje vertoond, doch nimmer zoo talrijk als dit jaar. Er zijn landbouwers, die reeds vroegtij-* dig hun met ajuin bezaaid land weder omgeploegd hebben, teneinde nog gelegenheid te hebben den akker met eene andere vrucht te bezaaien; Met het oog op het gewicht, dat de uienverbouw hier,-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 1