N° 135.
126* Jaargang.
1883.
Maandag
11 Juni.
verkiezing.
Middelburg 9 Juni.
Dit blad verschijnt dagelijks.,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent:
Advertentiën - 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,5o
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
By deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
MIDDELBURGSCHE COURAIVT.
Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuuzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Paube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich, enz.
Zelden werd voorzeker eene verkiezing ge
houden onder zulke bijzondere omstandigheden
als ditmaal het geval is.
Als door een tooverslag zijn in korten tijd
de belangrijkste vraagstukken, die in deze
maand den kiezers ter beslissing of overweging
hadden gegeven kunnen worden, voor het
oogenblik op zij geschoven.
Grondwetsherziening had aan de orde kun
nen wezen, zoo niet juist kort voor de verkie
zingen de minister Heemskerk ons verrast had
met een commissie die deze herziening nader
onderzoeken zalen aan wie nu alle overwegingen
zijn opgedragen. Niet vóór dat zij hare plannen
heeft openbaar gemaakt kunnen de kiezers
oordeelen, en het zou schermen in den blinde
wezen zoo men op dit oogenblik de quaestie
der grondwetsherziening tot een verkiezings
leuze maakte.
Daarvoor is zij thans niet rijp genoeg, al
blijft dit te betreuren omdat het eene reden
zou wezen voor de twee verbonden mach
ten, de anti-revolutionairen en de katholieken,
ora van elkaar te scheiden. Men weet het
op dit punt hebben zij openlijk verklaard het
niet eens te zijn.
Had men echter in die richting een stap willen
doen, men had alleen de vraag kunnen stellen
of men art. 194 der grondwet gewijzigd ver
langde of onveranderd wenschte te behouden.
Ook daarvoor is echter, naar het schijnt,
geen aandrang genoeg geweest; wellicht om
dat de algemeene geest, waardoor deze ver
kiezing zich kenmerkt, als van zelf de richting
kan aangeven waarin de kiezers verlangen dat
ten opzichte van dat artikel wordt gehandeld.
De plannen tot herziening der kieswet en
tot uitbreiding van het kiesrecht zijn eveneens
van het staatstooneel verdwenen, gelijk met
het ministerie-Van Lijnden. De weinige inge
nomenheid, die aan de voorstellen van den
minister Hordijk ten deel viel, werd gedeeld
door zijn opvolger, en intrekking van die
plannen was daarvan het natuurlijk gevolg.
Een oordeel over het beleid van het minis
terie kan evenmin van de kiezers worden
verwachthet nieuwe kabinet is daartoe nog
te kort aan het bewind, en bovendien heeft
het bij zijn optreden geen enkele vingerwijzing
gedaan om eenig recht tot oordeelen te geven.
Het gevolg van een en ander is dat er van
een nieuwe leuze, die eenige belangstelling
kan wekken, geen sprake is en dat geen enkel
vraagstuk op dit oogenblik den ijver der kie
zers gaande maakt. Is het wonder dat met
verbazende kalmte deze verkiezing te ge-
moet wordt gezien en dat bij gebrek aan
nieuwe leuzen de oude weder te voorschijn
worden gehaald?
Die oude leuzen zij dragen een negatief
karakter en wijzen slechts op hetgeen men
niet wenscht.
Aan de eene zijde verlangt men geene vrij
zinnigheid, geen liberaal bestuuraan den
anderen kant wil men zich vrijwaren voor
kerkelijke overheersching.
Zoo staat men gereed den strijd op 12 Juni
te aanvaarden, maar aan die eene zijde met
meer ijver, met meer hoop dan aan den ande
ren kant.
De anti-revolutionaire bladen erkennen dat
er winste te behalen is, minstens van zes
zetels in onze volksvertegenwoordiging, en zij
het ook dat men zulk eene voorspelling wil
schrijven op rekening van den bekenden over
moed die de tegenpartij kenmerkt, toch bevat
zij eeue ernstige waarschuwing aan hen die de
heerscheude kalmte als een gunstig teeken be
schouwen of de gansche beweging met onver
schilligheid gadeslaan.
Men dient op zijn hoede te wezen.
De oude, telkens herhaalde grieven van de
kerkelijke partij zijn onophoudelijk bestreden
en weerlegd maar toch worden telkens weer
tal van schijngronden aangevoerd om aan die
grieven een schijn van recht te geven. En
het is dus niet onze schuld dat wij zoo menig
maal in herhalingen moeten vallen, en nog
steeds moeten wijzen op de vreeselijke over
drijving waaraan de antirevolutionairen zich
schuldig maken. Vooral is dat noodig omdat
er geen zuiver spel wordt gespeeld en onze
tegenpartij hare eigenlijke bedoeling tracht te
verbergen. Al wierp de Standaardja zelfs
een man als mr De Savornin Lobman met be
slis theid van zich onze verklaring dat zij een
kerkelijke partij is, wij hebben reeds vroeger
daarover ons gevoelen gezegd, en zagen bij
deze verkiezing op nieuw de waarheid van
onze bewering bevestigd. Is niet reeds haar
eischeen school met den Bijbel het welspre
kendst pleidooi voor het kerkelijk karakter dat
de gansche beweging van die zijde kenmerkt,
en is niet juist de aansluiting van de katho
lieken hoofdzakelijk gegrond op de overweging,
dat de kerk in eere moet worden gehouden en
aan haar de macht moet worden geschonken
hoven den staat Slechts die eisch bindt hen
maar die ook alleen, want over alle andere
punten zijn zij verdeeld; en wanneer straks
eens door hen de overhand werd behaald, zou
men, tot schade van de belangen van ons land
een hevige strijd zien ontbranden tusschen
beide partijen, welke kerk de overhand moest
hebben.
Niet ten onrechte waarschuwt de veveeniging
Marnix tegen het gevaar dat eene dergelijke
overwinning met zich brengt.
Maar te waken dat dit oogenblik niet aan
breekt is dure plicht voor allen, die wars zijn
van kerkelijke overheersching, al stellen zij ook
op prijs een ernstig, welgemeend geloof.
Twee aanhangers van de richting die zoo
zeer het gevaar oplevert, waarop wij de aan
dacht vestigden, worden door Zeeland afge
vaardigd en zijn aan de beurt van aftreding.
In het district Middelburg is het de heer
't Hooft, in het district Goes de heer De Savornin
Lohman, die thans van de kiezers hernieuwing
van hun mandaat komen vragen.
Dat wij hun beiden, op grond van hunne
beginselen, die ongaarne zagen verleend, be
hoeven wij niet nader te ontvouwen. Bij
vroegere verkiezingen hebben wij hen reeds
bestreden en aangetoond dat zij, welke per
soonlijke eigenschappen van bekwaamheid en
eerlijkheid zij ook mogen bezitten, ons als
afgevaardigden en allerminst als afgevaardigden
voor onze provincie wenschelijk voor
komen.
Er is geen enkele band die hen aan ons
bindtéen enkel maal brachten zij een bezoek
aan Zeeland maar sints dien tijd zijn zij geheel
vervreemd van hen die zij vertegenwoordigen.
Als er Zeeuwsche belangen te bespreken zijn,
zijn zij niet op de hoogte en niet erger dan
in onze provincie blijkt het gebrek aan candi-
daten der anti-revolutionaire partij.
Men verschuilt zich, wanneer men daarop
wijst, steeds achter de verklaring dat een
afgevaardigde het gansche Nederlandsche volk
vertegenwoordigten vooral dat zij toch hun
partij kunnen dienen. Dit laatste ontkennen
wij niet, maar baat dit het gansche district
Er zijn toch bovendien in de kamer vele
bijzondere belangen van een district te hespreken
welk een afgevaardigde dient te kennen, en
waarvoor de kiezers gaarne zien, dat deze zich
in de bres stelt
Hebben de heeren 't Hooft en Lohman deze
totale onbekendheid met Zeeuwsche belangen
gemeenzij verschillen toch, zeker ook in de
oogen hunner partijgenooten, hemelsbreed.
Van den heer Lobman hooren wij dat hij
voor zijne richting ijvert; van den heer't Hooft
vernamen wij hoegenaamd niets.
Toen hij gekozen moest worden heette het
dat hij met uitnemende bekwaamheden toegerust
was en met liefde voor jGod, Nederland en
Oranje" bezield; dat hij pal zou staan voor de
rechten en vrijheden des Nederlandschen volks
door eene partij-regeering besnoeiddat hij al
doen zou wat in zijn vermogen is} om de wonden
van ons volksleven te heelendoor des vaders
deug dj zuinigheid en godsdienstzin in eere te
brengen tegenover de moderne spilzucht der libe
rale partij.
En wat deed de heer 't Hooft?
Niets, totaal niets.
Hieruit valt tweeërlei op te maken: ten
eerste dat er geen wonden zijn te heelen en
dan heeft de heer 't Hooft geen zetel in de
kamer noodig of dat zijn vermogen om te doen
wat van hem wordt verlangd zeer gering is en
dan is het zeker allerminst gewenscht dat hij
afgevaardigde blij ve.
Heeft hij in het algemeen dus niets gedaan
om te voldoen aan de verwachting die men
van hem koesterde; als afgevaardigde voor
het district Middelburg deed hij zich van nog
minder gunstige zijde kennen.
De belangen van Veere, in zake de oprich
ting van een werkinrichting liet hij, niettegen
staande men hem dit nog verzocht had, geheel
onbesproken.
Trouwens hoe kan hij, die hoegenaamd niets
weet van ons gewest, door niets eraan ge
hecht wordt, daarin ook belang stellen?
De Standaarddie zoo met ophef het ker
kelijk karakter van zijn partij verloochent,
wist ter bestrijding van onzen candidaat, den
beer W. J. Snouck Hurgronje, slechts
op te merken dat hij modern was op kerke
lijk terrein. Overigens was hij, ook volgens
dat orgaan, een goed man, die een Hinken naam
heeft en wiens voorouders een eervolle plaats
in ons gewest innamen. Maar toch moest hij
om die richting op kerkelijk gebied bestreden
worden.
En dan beweert men nog geen kerkelijke
partij te zijn!
Wij moeten bekennen niet naar de kerke
lijke meening van den heer Snouck Hurgronje
gevraagd te hebben.
Wij eerbiedigen ieders geloof op dat gebied,
mits het eerlijk gemeend zij bij verkiezingen
vragen wij slechts naar de politieke richting
van een candidaat.
En dan weten wij dat de heer Snouck Hur
gronje, evenals wij, sterk zich verzet tegen
kerkelijke heerschappij op staatkundig gebied;
dan aarzelen wij niet hier te openbaren deze
getuigenis over den heer Hurgronje, ons door
een vertrouwd en bekwaam persoon verstrekt:
„deheerSnouckHurgronj eis, naar het
getuigenis van eenzijnerleermeesters,
geboren om te regeeren, in elk geval
om vóór te gaan. Hij is een man van
onkreukbare eerlijkheid, een aarts
vijand van alle hoogere politiek in den
lage ren zin, een man, uit éeu stuk,
vroom en vroed." En, voegde onze zóo
vertrouwbare zegsman erbij, de kiezers
kunnen geen betere keus doen dan
die van W. J. Snouck Hurgronje.
Na een voortreffelijken studietijd aan de
Leidsche hoogeschool promoveerde hij den 7"*
Juni 1879. Toen reeds deed hij zich kennen
als iemand van bekwaamheid, als iemand die
niets deed of hij deed het goed. Als hij spre
ken moest, dan sprak hij onopgesmukt, klaar,
krachtig en overtuigend.
Door het aanvaarden van de candidatuur,
hem door de kiesvereeniging Plicht en Recht
aangeboden, heeft de heer Snouck Hurgronje
reeds voldoende aangetoond welke beginselen
hij is toegedaan. Wil men echter zijn gevoelen
weten over de hoofdquaestie van den dag, over
de wet op het lager onderwijs, dan kunnen wij,
op grond van zijn eigen verklaring, verzekeren,
dat hij eene eerlijke uitvoering van die wet op
het oogenblik plicht acht, doch dat waar
het mogelijk was om met de wet in
de hand overdrijving en opdrij
ving van uitgaven te keeren, hij
zich zeker in voorkomende geval
len zou scharen aan de zijde van
hen die daartoe wilden medewerken.
Een standpunt voorzeker dat alle instem
ming verdient.
En wanneer men dan bedenkt dat zulk een
man door familiebetrekkingen en bezittingen nog
steeds gebonden blijft aan, en hart gevoelt voor
de provincie waar hij werd gewonnen en geboren,
dan dunkt ons dat het een voorrecht zou mo
gen heeten zulk een voor het district M i d-
d e 1 b u r g af te vaardigen.
En daartoe bestaat kans, mits men geen
moeite ontzie, zich inspanning getrooste en
ieder, die den heer W. jr. Snouck Hur
gronje gaarne gekozen zag, de kiezers in
zijn kring opwekke om hem te stemmen.
Met minder goede verwachting kunnen onze
partijgenooten in het district Goes Dinsdag
a. strijden, maar toch zullen ook daar vele
wakkere mannen, die de liberale beginselen
zijn toegedaan, niet nalaten, bij wijze van
protest, hun stem uit te brengen op den heer
W. J. van G o r k o m.
Nu hij ten slotte candidaat is geworden,
behoeft men niet te vragen of er soms niet
een ander, een beter te vinden ware geweest,
want dat is gebleken niet het geval te zijn.
Hij moge nog kort in het district wonen,
zijn ambt gaf hem gelegenheid om reeds spoe
dig op de hoogte te komen van hetgeen in
dat district omgaat en de belangen ervan hem
te doen kennen.
En zijn candidatuur vertegenwoordigt juist
krachtig de twee hoofdbeginselen van den
strijd: de neutrale school en wering van alle
kerkelijke overheersching.
Als schoolopziener, als oud-onderwijzer, die
om zijne bekwaamheden hoog geroemd werd,
heeft hij steeds getoond liefde te gevoelen voor
en de waarde te kennen van het beginsel dat
de neutrale school kenmerkt.
Maar bovenal heeft hem Transvaal, waar
hij heeft gewoond, geleerd wat er te wachten
is, wanneer kerkelijke twisten de overhand
krijgen, wanneer geloofsquaestieën den bo
ventoon voeren bij het staatsbestuur.
Hij weet dat in dat geval de ondergang van
een volk spoedig nabij is en dat er geen heil
zamer staat is dan die, waarin elk vrijheid
wordt gelaten om te gelooven wat hij wil of
om niet te gelooven, en waar de regeering zich
geheel daar buiten houdt.
Tal van geschriften en opstellen, in het
Vaderland en de Tijdspiegel o. a., getuigen
van zijne bekwaamheid. Zijn ruime, onbevangen
blik in tal van zaken, zijn gave als spreker
zijn even zoovele aanbevelingen, maar bovenal
staan zijne onpartijdigheid en zijne belangstel
ling, ook tegenover het bijzonder onderwijs
aan den dag gelegd, borg dat hij een goed
vertegenwoordiger zijn zou.
Zulk een man kan met gerustheid worden
aanbevolen. Zijn naam zal voor de liberale
kiezers het juiste symbool wezen van de be
ginselen waarvoor zij strijden. Maar wil het
protest, dat de Goesclie liberalen zullen uit
brengen, eenige waarde hebben, dan dient een
groot aantal stemmen op den heer W. J. van
Crorkom te worden uitgebracht en ook daar
geen enkele liberaal zich te onthouden noch
een ander te stemmen.