indertijd aangeboden gelegenheid om op grond van eigen ervaring en tevens met behulp van gegevens, mij door bevoegde beoordeelaars verschaft, een zooveel mogelijk gemotiveerd antwoord te geven op de vraagIs een bank van leening noodig Terecht is de zaak in quaestie door u genoemd een vraagstuk, dat niet zoo gemakkelijk valt op te lossenen daarom kan ik niet onvoorwaarde lijk meegaan met een zoo beslist uitgedrukt ge voelen, dat door tijdelijke opheffing eener bank, bij wijze van proef, het zoo gemakkelijk zoude zijn na te gaan, of er in localen kring behoefte aan zulk eene inrichting zoude bestaan althans in geen ontkennendeu zin zoo als door u zeker wordt bedoeld. Ik durf als mijn gevoelen beslist uitspreken, dat zulk een proef de grootste verwarring zoude teweeg brengen, daar men direct de pandgevers bij tijdelijke schorsing, even goed als bij finale opheffing, in de gelegenheid zou moeten stellen hunne panden intelossen en bon gré mal gré tot gedeeltelijke liquidatie zou moeten overgaan. Maar de mogelijkheid van tijdelijke opheffing voor een oogenblik eens aangenomen, dan zoude het na éen of twee jaren toch bljjken, dat het binnen zulk een kort tijdsbestek onmogelijk is, om te kunnen constateeren dat er bij voorbeeld in Goes geen behoefte aan zulk een inrichting zoude bestaan. En ook zelfs niet na verloop van zóo veel jaren als de opheffing der banken Mid delburg en Zierikzee dagteekent is zulks mogelijk, En toch meenen sommigen in M. en Z. dat het bewijs reeds werd geleverd, omdat de behoefte niet gebleken is. Maar hoe kan daarvan bljjken als men de gelegenheid, om die behoefte te ver vullen, heeft weggenomen Men klopt aan geen stok-doovemans deur, maar gaat zijn hulp ergens anders zoeken en, dat dit geschiedt, is overtuigend genoeg bewezen, getuige het toenemend getal panden, dat te Ylissingen en wie weet nog elders wordt beleend. Hoe vertrouw baar de cijfers zijn van het bekende getal der uit Middelburg te Ylissingen in de bank beleende panden, toch is men hier na eenig onderzoek tot de overtuiging gekomen, dat de indirect, en zonder de plaats van herkomst te noemen, aangeboden panden, bij bekendheid, veel talrijker dan ge noemde cijfers zijn, terwijl de duizende, niet naar hier of elders vervoerde voorwerpen ongetwijfeld hun weg vinden naar stille pandjeshuizen a costi of naar andere gelegenheden, die het scherpziend oog bjjna nooit bereiken kan. En waar men tengevolge van benarde omstan digheden en die zijn er meer dan velen weten, zijn toevlucht elders naar een bank van leening neemt, of zich in localen kring in de armen van woekeraars werpt en die zijn er ook al weet men zulks niet, daar kan men toch de proef wel niet als gelukt maar wel als mislukt be schouwen. Wat men ook beweren moge, bewijzen kan men niet, dat, tengevolge der opheffing van die bank, ook de soms zoo moeilijke en benarde omstandig heden van overigens respectabele personen zouden hebben opgehouden te bestaan, evenmin dat de misbruikers zouden bekeerd of uitgestorven zijn. En, als men nu beweren wilde, dat juist het misbruik den gemeenteraad deed besluiten tot op heffing, dan zou ik daartegenover de vraag stellen noem mij éene enkele stichting of inrichting van het rjjk, de gemeenten of van bijzondere personen, waarvan op de een of andere wijze geen mis bruik is of wordt gemaakt Ik wil met het oog op de schaduwzijde der bank hoogstens erkennen, dathet een noodzakelijk kwaad is, maar dat opheffing van publiek gebruik in een anderen zin dezelfde treurige gevolgen heeft als in onzen tijd op zedelijk gebied soms voor komende omstandigheden, die het tastbaarst bewijs leveren, dat de vrucht niet verre van den stam valt. Denk aan de clandestine prostitutie. Men zoude, indien men niet een weinig mede- ging met de leer, dat men de zaken en menschen in sommige opzichten moet nemen zoo als ze zijn en niet zoo als ze moesten wezen altijd onder aanprijzing van het goede en strenge verbetering van het kwade al spoedig kunnen beginnen en eindigen met alle philantropische inrichtingen, zoowel tot voorkoming als tot wering van armoede, doodeenvoudig op te doeken, en zelfs zoude men zulks nog wel tot andere maatschappelijke stich tingen kunnen uitstrekken. Men moet in dergelijke zaken, en vooral waar het zulke cardinale punten als de opheffing der banken van leening betreft, zeer voorzichtig in zijn oordeel zijn, en op zulk een weg langzaam en met getelde schreden voorwaarts gaan. Men moet om een gegrond oordeel te kunnen vellen niet alleen zelf-, maar ook algemeene menschen- kennis bezittenmen moet, om het zoo eens uit te drukken, zich zelf ingeleid en ingewijd hebben in de verschillende standen en toestanden der bur gerlijke maatschappij en uit kracht van zekere betrekking eenige jaren in de gelegenheid geweest zijn, om verschillende karakters en behoeften te bestudeeren, en daarvan partij hebben getrokken. Armverzorgers van verschillende kerkgenoot schappen, als ook regenten en bestuurders van het burgerlijk armbestuur, zoowel als bestuursleden der Vereeniging tot het bezoeken der armendie allen, maar die ook alleen, hebben zedelijk recht, om over het al of niet doorhakken van zulke gordiaansche knoopen een beslist oordeel uit te spreken. En zij hebben het gedaan nadat hun advies over de opheffing der bank te Middelburg gevraagd wasen zij hebben uitgenomen di akenen der Doopsgezinde gemeente allen tot behoud geadviseerd, met erkenning nochtans van bestaande schaduwzijden en het uitspreken door sommigen van de wenschelijkheid, dat er eenmaal gelegenheid mocht kunnen worden ge vonden om ook het bankmisbruik te weren. Waartoe echter die zoo flink gemotiveerde ad- viesen gediend hebben, heb ik nooit begrepenze zijn zoo goed als doodgezwegen. Wel begrijp ik dat den gemeenteraad de schrik om liet hart was geslagen bij de ontdekking van den treurigen financieelen toestand der bankmaar waarom dit de opheffing tengevolge moest hebben, weet ik niet, want immers de fout lag toch niet aan de inbrengers Onbegrijpelijk, dat, met verwerping van alle anderen, alleen het advies van diakenen dei- Doopsgezinde gemeente gevolgd is, die, hoe somber de door hen geleverde schets van zooveel ondeugende bankbezoekers ook wezen moge, toch, wijl bijna alle leden dier gezindte meer of minder gefortu neerd zijn en die gemeente geen armen of behoef- tigen heeft, minder dan alle anderen uit ervaring kunnen meespreken. En wat de Werkmansvereeniging betreft, welks advies mede zulk een groot gewicht in de schaal schijnt te hebben gelegd, o! hoe zonneklaar blijkt dat in dien stand zoowel als in alle andere lagen der burgerlijke maatschappij, het geslacht der, in figuurlijken zin, zedeljjk-rjjke jongelingen nog niet is uitgestorven die, in hun hart durvende sprekenalle deze geboden heb ik onderhouden van mijn jeugd af, van uit de hoogte nederzien op zoo velen hunner medemenschen, die zoo vaak tengevolge van verkeerde opvoeding of door ver leiding, maar ook soms door verkeerd geplaatst eergevoel en ook uit omstandigheden buiten hun schuld, gedrongen worden tot handelingen,waardoor ze echter niemand anders dan zichzelf benadeelen. Zelf oorspronkelijk tot den werkenden stand behoorende stel ik hoogen prjjs op alle werklieden, die boven anderen in vlijt, spaarzaamheid en een streng zedelijk gedrag uitmunten, evenals op alles wat door en vanwege een goede werkmansveree niging geschiedt om anderen te nopen hun voor beeld te volgen. Ook acht ik ze bevoegd om, zooals heeft plaats gehad, voor zichzelven den wensch tot opheffing, maar in geen geval een be slist oordeel over den aard en de werking, in verband met de verschillende behoeften van anderen, uit te sprekendaar zij door hun ondergeschikten en zoo nauw beperkten werkkring in de maatschappij onmogelijk in staat zijn, om op zedelijk gebied een onzijdig oordeel te vellen. Hoe rijk in maat schappelijke deugden, kunnen deze, evenals zoo veel andere achtingswaardige personen uit hoogere standen, in zulk een zaak slechts als voor beelden niet als wegwijzers dienen. Een achtjarige ervaring als lid van het Her vormd armbestuur alhier heeft mij in de gelegenheid gesteld om rekening te houden met en besluiten te kunnen trekken ten opzichte van de verschillende karakters en behoeften van de personen, aan onze zorgen toevertrouwd. Het was indertijd toen de Bjj den kreet van Frenna was zij werktuigeljjk op de bank gaan staan, maar daar stond ze als een beeld en staarde met wezenlooze oogen het naderend monster aan. Spring dan Springherhaalde Frenna radeloos, maar het arme kind kon geen lid ver roeren. Als zij zich zelf niet kon helpen scheen het dat menscheljjke hulp haar ook niet meer kon baten, want Frank hoe sterk ookzelfs voor iemand uit Cornwallis, was geen reus, en Maud geen feeaohtig persoontje met wie een man ge makkelijk over een beek springt, zonder te voe len dat hij iets draagt. Zij was een stevige jonge dame van vijf voet zonder hakken. En toch mogen wij er zeker van zijn dat Frank er geen oogenblik aan dacht om haar aan haar lot over te laten. Het was het werk van een oogenblik voor hem om van den bok in het rijtuig te stappen, en zijn linkerarm om haar heen te slaandaarop drukte hij haar tegen zijn borst, die goed gevuld was met gezonden adem en sprong, niet naar een tak maar in eens op den rand van den weg. Het was een reu zensprong, dien hjj volbracht maar dat niet alleen. Ofschoon hjj, zooals van zelf spreekt, voorover viel wist hij dit zoo voorzichtig te doen, dat hij het eerst den grond raakte, zoodat Maud er niets van voelde en geen ons van zjjn gewicht op haar neder kwam. Op het oogenblik dat zjj neervielen hoorden zij achter zich een stoot en een gekraak, waaruit bleek hoe zjj juist bjj tjjds aan het gevaar ontkomen waren. HOOFDSTUK XVIII. Ken verzoek. Na verloop van een paar minuten kwam er- hulp uit de boerderjj op den heuveltop, van waai de hollende kar gekomen was; de arme paarden, die door den schok doodelijk gewond waren, wer den weggevoerd maar de voertuigen het rij tuigje was geheel verbrijzeld liet men voorloo- pig liggen. Frank en de meisjes moesten hun weg te voet voortzetten, 'tgeen zjj onder de groot ste stilte deden. In tegenwoordigheid van Frenna kon Maud haar dankbaarheid niet in woorden uitdrukkenmaar haar toon en houding gaven die genoeg te kennen. Zjj had Frank altijd mogen lijden, maar meer ter wille van haar broeder dan om zich zelf zooals zjj tot nogtoe altjjd gedacht had. Zjj was nooit bang voor hem geweest zoo als voor Kit; maar zij had hem ook minder be wonderd. Maar zjjn bedaardheid bjj dit ongeval, zjjn ridderljjkheid en vooral de kracht en vlugheid waarvan hjj blijk gegeven had vervulde haar met geheel nieuwe denkbeelden. Hjj was eensklaps eea held in haar oogen geworden; zjj verbaasde stad in zeer kwijnenden toestand verkeerde, maar destjjds is bjj de verschillende armbesturen zoowel als bjj de bank van leening,'evenals in den laatsten tijd, gebleken dat van de bank bjjna uitsluitend ge bruik gemaakt wordt door minvermogenden, sjou werlieden en ambachtslui die tjjdeljjk zonder werk waren, maar ook door velen die betere dagen hebben gekend en niet minder, vooral in den laatsten tijd, bljj- kens de soorten van panden, door deftige, tjjde ljjk in benarde omstandigheden, verkeerende per sonen van elders. Vast werk hebbende ambachtslui of arbeiders maken alhier in onzen tijd van de bank zeer zelden gebruik. Prachtig, altjjd in theorie, zjjn de door de Werkmansvereeniging en door professor Pierson aangegeven middelen om de banken van leening door andere middelen te doen vervangen Coöpe ratieve voorschotvereenigingen enz. zjjn goed, maar ik vraag of dit middel practisch, voorden eerljjken gebruikmaker der bank bereikbaar of in alle gevallen bruikbaar is Denk u eens in den toestand van een werkman of arbeider, die ten gevolge van ziekte eenigen tijd buiten staat was om te werken of door tegenspoeden met vrouw en kinderen in schulden geraakte. Zal men zulk een helpen bij de wetenschap dat de man, hoe eerljjk, vlijtig en spaarzaam ook, toch bjj dat al les buiten staat is om het verschuldigde op tjjd of wellicht immer terug te geven Hoeveel minder nu zal men iemand helpen die op geen vast werk rekenen kan En wie zal in deze gevallen den vereischten borgtocht stellen Sparen, zegt men, in goede dagen, om in kwade dagen niet met ledige handen te staan en zich zelf te kunnen helpen, even goed als men ge woon is door inlossing van het beleende in de bank te doen; maar men vergeet daarbjj dat de driemaandeljjksche verkoopingen helaas het be- wjjs leveren, dat velen, ondanks den vurigsten wensch om de aan den verkoop liggende panden in te lossen, toch door onvermogen met leede oogen moeten zien verkoopen wat hun zoo noodig of dierbaar was, juist tengevolge soms van de onmogeljjkheid om op hun goed gezicht of eerljj ken naam alleen de benoodigde som tot tjjdige lossing te bekomen. En al ware het mogeljjk om binnen den kortst mogeljjken tjjd voorschotsvereenigingen te scheppen, en al kon het doel om het groote misbruik tegen te gaan bereikt worden, dan nog zoude het beste deel des volks buiten de gelegenheid zjjn om zonder opspraak zich tjjdeljjk uit dringenden en dreigenden nood te redden. Men moet aan zulk een instelling als de bank verbonden en werkzaam zjjn om zich te overtuigen dat die gelegenheid zoo boven alles gewenscht is voor zoovelen, die, ofschoon tot den meer of minder gegoeden burgerstand behoorende, het toch dikwjjls financieel zoo moeielijk hebben en waarin zjj bjj de bank op bedekte wjjze kunnen voorzien, en die liever van gebrek zouden omkomen, dan hun eergevoel te verloochenen door hun toestand met kenbaarmaking van bun naam voor het pu bliek bloot te leggen. Er wordt ook gesproken om den misbruikers door opheffing te leeren zich zeiven te helpen. Dit zou voor velen een zeer afdoend middel kun nen worden, maar voor sommigen ook zeer zeker een middel zjjn tot self-help, waarbjj een verkeerd begrip van het eigendomsrecht in praktijk zoude worden gebracht. Dat er slechthuishoudende vrouwen zjjn, die het Zondagspak harer mannen zonder voorkennis beleenen is niet tegen te spreken maar geluk kig is dit getal, althans hier, gering, en wat aan gaat de bewering omtrent den inbreng van velen tegen kermis, daarbij is, zooals door u en anderen beter is begrepen, de bal geheel mis geslagen, Later ja moet er bjj dezen en genen tengevolge van een al te drukke kermis- of feest viering wel eens wat springen, maar dat is ook al niet zoo erg als sommigen beweren. Indien de plicht ter geheimhouding het niet verbood, zoude ik mjjne stellingen en beweringen door een tal van bewjjzen kunnen verdedigen, het geen misschien velen tot geheel andere gedachten zoude brengen, en zachter leeren oordeelen over de gedragsljjn hunner medemenschen. Onder erkenning van het kwade dat ook onze bank door misbruik aankleeft, durf ik gerust ver- zich nu eensklaps dat Mark Kit boven hem kon verkiezen. Zou Frenna eenig vermoeden gehad hebben van hetgeen er bjj haar vriendin omging en zou haar dit ter wille van haar broeder gegriefd hebben, of had zjj een reden om verstoord te wezen Zjj behoefde niet jaloersch te zjjnwant indien zjj dezelfde onbeholpenheid aan den dag gelegd had als Maud, dan zou Frank hetzelfde voor haar gedaan hebben. Maar jaloezie vraagt niet of zjj recht van bestaan heeft. Het ontging haar niet dat Frank Maud met heel andere gevoelens aan zag, hetgeen bij goedige karakters zeer natuurljjk is tegenover iemand die zjj een dienst bewezen hebbenmaar die overtuiging deed haar volstrekt geen genoegen. Toen Maud thuis gebracht werd bleek het dat mevrouw, meenende dat de lucht haar goed zou doen, met de ponnies was gaan toeren; en in plaats van haar thuiskomst af te wachten drong Frenna eropaan om te voet verder te gaan en Frank vergezelde haar natuurljjk. Het was de eerste maal dat zjj alleen waren sedert hun roeitocht om de schipbreukelingen op te sporen en er was in dien tusschentjjd veel gebeurd. In het eerst praatten zjj over hun ongeval, bjj welk onderwerp de jonge man wel had willen bljjven, want hjj had een voorgevoel dat Frenna over Abel Deeds zou beginnen, waarover zij tot nog toe als bjj klaren, dat het goede ruim daartegen opweegt. De controle van de verschillende armbesturen, maar ook van wege het personeel en de commissie der bank is zoodanig ingericht, dat het misbruik zooveel mogeljjk wordt beperkt, terwjjl een goede politie de stille woekerende pandjeshuizen onmo gelijk maakt. Men moge de bank, ook zooals ze hier werkt, een kwaad noemen, hoogstens bljjf ik toch beweren, dat het een klein kwaad is, dat moet worden ge duld om een grooter te voorkomen. Wat u citeert uit de Amsterdammer ten op zichte van het bestaan in Amsterdam van zoo vele vermomde pandjeshuizen, dit valt niet tegen te spreken, en ik betreur het metu dat daarvan zoo veel gebruik wordt gemaakt, maar dat zulks geschiedt ondanks zóo vele leenbanken met bjjbehoorende gelegenheden, dit ontken ik. Ik durf beslist zeggen, dat liet juist tengevolge van de al te weinig- goed geordende gelegenheden is, dat men in zulk een bevolkte en uitgestrekte stad als Amsterdam zich in de armen van woekeraars werpt. Ik ben het volmaakt eens met den schrjjver, dat in de gegeven omstandigheden eene scherpe controle dit misbruik zeer zoude fnuiken, ofschoon het oprichten van meer bijbanken meer afdoemd zoude zjjn. Hierin ga ik met u mede, dat, hoezeer wjj den staat op velerlei gebied zjjn krachtigen en ge- waardeerden invloed zouden willen laten doen gelden het toch in zake de regeling der leen banken verkiesljjk is dit over te laten aan de gemeenten omdat zulke inrichtingen zoo geheel samenhangen met locale behoeften, en het werk van den algemeenen wetgever, zooals dit meer malen het geval is bjj andere wetten, te veel zou te kort schieten om daarin te voorzien en ik voeg erbjj dit te minder, omdat toch de in de verschillende gemeenten geheven wordende pand- intresten bjj koninkljjk besluit bepaald zjjn, en tel kens na verloop van vjjf jaren aan het oordeel der hooge regeering onderworpen worden zoowel als iedere wjjziging die men in die heffing zoude wenschen te maken. Ziedaar, mijnheer de redacteur alles wat ik ge meend heb van de zaak in quaestie te moeten zeggen. Ik heb geen bjjzondere melding gemaakt van hetgeen mjj in antwoord op mjjn schrjjven van het Burgerljjk-, het Ned. Hervormd- en het Roomsch-Katholiek armbestuur is gewordendaar het eerste geen bepaald oordeel kon uitspreken, omdat de diepere werking van het beleenstelsel op de bevolking niet voldoende bjj dat bestuur bekend ishet tweede eene publieke behandeling wenscht af te wachten om daarna uit de wrjjving van denkbeelden een bepaald oordeel tot het krijgen van overeenstemming te vormenterwjjl alleen het R.-Kath. armbestuur beslist als zjjn gevoelen heeft uitgesproken, dat banken van leening, vooral zooals die hier bestaat en beheerd wordt, nuttig en noodzakelijk zjjn. Zooals ik reeds vroeger gezegd heb, kost de bank alhier de gemeente hoegenaamd niets en dit zal ook nimmer het geval zjjn, althans zoo lang wjj in het bezit zjjn van zulke uitstekende, in alles getrouwe ambtenaren, en mogen bogen op eene commissie, die in overleg met de beambten een zoodanige controle uitoefent waardoor de door u bedoelde knevelarij en het gepleegd be drog onmogelijk zjjn. Ik noem mjj, onder dankbetuiging, met hoog achting UwEd. dv. dienaar M. POT, Voorzitter der commissie over de Leenbank. Ylissingen Mei 1883. stilzwijgende overeenkomst gezwegen hadden. Zjjn vrees bleek niet ongegrond te zjjn. „Ik wilde wel een woordje met u spreken", begon Frenna eensklaps met groote ernst, »over de zaak van de rechtbank." „Wjj moesten die zaak liever haar loop laten Frenna", was het bedaarde antwoord. »Uw vader is zjjn eigen gang gegaan, waarvoor gij niet verantwoordeljjk zjjt; laat de wet nu beslis sen. Ik kan niet met u over het voor en tegen twisten." (Wordt vervolgd.) HBDRUKT BIJ DB ftlBROlDBRS ABRAHAMS SE MIDDEDBURS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 6