N° 119. 126® Jaargang. 1883. 23 Mei. W oensdag K I T. FEUILLETON. De Internationale Koloniale Tentoonstel!. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent: Advertention* 20 Cent per Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: vanl -7 regels/' 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Middelburg 2.2 Mei, James Payn. 1UIDDELBIIRGSGHE COURANT. Agenten voor dit blad zijn te Vlissingen: P. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W, Bolland, te Kruiningen: F. van der Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Niedwenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peijl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich, enz. Er wordt telkens en telkens weer gewezen op de verdeeldheid die er onder de liberalen heerscht. Als troost zij het dan ook een schrale en geenszins als excuus is het zeker wel eens nuttig een blik te slaan in het kamp van een deel der tegenpartij en ditmaal in dat der katholieken. Ook daar schjjnt het alles behalve couleur de rose te wezen. Naar aanleiding van het heengaan, als lid der tweede kamer, door den heer Heydenrijck, leest men in het Venloosch Weekblad, het orgaan van den heer Haffmans, het volgende »De heer Heydenrijck, hoezeer overigens aan de kamer gehecht, was blij, dat hij er met goed fatsoen uit was. Bij den keer, dien de zaken thans nemen, is dit zeer natuurlijk; wanneer men, na 21 jaren zwoegens, ziet, dat men verder dan ooit van honk is, dan ontvalt ook den dapperste de moed. Wij moeten ons zeer vergissen, of dit was de reden, waarom de heer Heydenrjjck zonder groot leedwezen scheidde. „Het lidmaatschap der kamer was van den be ginne af en bleef tot voor een paar jaren zijn lust en zijn leven. In den laatsten tijd begon hem echter iets geweldig te hinderen, en wij houden ons innig overtuigd, dat, wanneer hij het verslag van den 10en Mei leest en dat doet hij zeker hij tot zich zeiven zal zeggen: »Wat een geluk, dat ik er niet bij wasHet zou mij onmogelijk geweest zijn, den doctor niet op zijn plaats te zetten, evenals de heer Brouwers dit met den heer Yan der Hoeven deed. En wie weet, hoe hoog het standje geloopen zou zijn?" «Inderdaad de verdeeldheid der katholieken in de kamer is grooter dan ooit. Men kan gerust zeggen, dat, behalve op het stuk van het onder wijs, een paar hunner lijnrecht tegenover de ove rigen staan. Dit blijkt bij elke gelegenheid en bij de ontvangst, die deze heeren aan bet nienwe ministerie bereidden, opnieuw." De eerste kamer is tegen Maandag 4 Juni, 's avonds te 8 uren, bijeengeroepen. Maandag heeft de intocht van onzen koning en van onze koningin in de hoofdstad van Luxem burg, overeenkomstig het vastgesteld programma, plaats gehad. Het heerlijkste weder begunstigde deze plech tigheid de hartelijkste bewijzen van geestdrift en toewijding ontving het vorstelijk paar van de zijde der bevolking, die het een schat van bloe men aanbood. 80 muziekkorpsen namen deel aan den optocht, die voorbij het paleis defileerde. Men heeft alle hoop dat Z, M. zal besluiten om de stad te ontmantelen en haar daardoor ge legenheid te geven zich uittebreiden. De rijkscommissie voor de examens ter verkrij ging van een diploma als stuurman aan boord E If, E HIKIRIMKEKIXU. DOOB HOOFDSTUK XIV. De Magistraat. Op die Vraag van den dominé wist de advocaat geen antwoord te geven. Hij gevoelde dat hij zijn zaak reeds bedorven had en moest al zijne kracht inspannen om den eerwaardigen heer weer met zich te verzoenen. „Ik heb er een afkeer van om geleerden te komen storen, mijnheer Penrijn, met zaken van het gezond verstand ik meen met gewone zaken die natuurlijk buiten hun sfeer liggen. Indien er een andere magistraat ware." „Wat ik u bidden mag, geen verontschuldi gingen, mjjnheer Garston, ik ben natuurlijk ter beschikking van de justitie, ofschoon het mij spijt dat zij mij noodig heeft. Er is toch niets aan de hand te Mogadion, naar ik hoop „Slechts een diefstal van twee duizend gulden," „Goede hemel! Bij wien en door wien?" „Bij mij, door mijn knecht Abel Deeds. Hij heeft het geld uit mijn lessenaar genomen." „Tenzij gij het hem met eigen oogen hebt van koopvaardijschepen, ingesteld naar aanleiding T van het kon. besluit van 5 Mei 1877, gewijzigd en aangevuld bij kon. besluit van 17 Febr. 1879, zal, aanvangende 12 Juni a. te 9^ uur, zitting houden in het raadhuis te Amsterdam. Zij, die tot een dier examens wenschen toegelaten te worden, moeten hiervan vóór 5 Juni schriftelijk en vrachtvrij kennis geven aan den voorzitter dei- commissie, met overlegging van gehoorte-akte en opgave der tegenwoordige woonplaats. Bij deze kennisgeving moet tevens vermeld worden, of de candidaat al dan niet wenscht bewijzen te leveren van zijne kennis omtrent het stoomwerktuig. Verdere bijzonderheden vinden belanghebbenden in de Staats-courant van 22 Mei. De Hollandsche maatschappij der loetenschappen hield Zaterdag middag te Haarlem baar 131e alge- meene vergadering, welke door den voorzitter, jkr G. F. Yan Tets, geopend werd met een rede, waarin hij de overleden binnenlandsehe leden, dr. D. J. Steyn Parvé en dr R. P. A. Dozy, en de buitenlandsche leden, A. Boué te Weenen, F. Wöhler te Göttingen en J. B. Davis te Shelton, herdacht en de nieuwbenoemde directeuren, verwel komde. Hij deelde aan de vergadering mede, dat directeuren, behalve bijdragen ter oprichting van gedenkteekenen voor de overleden buitenlandsche leden Darwin en Wöhler, aan den heer drH. Ten Kate jr, die een wetenschappelijke reis doet in Noord-Amerika en Mexico, vijfhonderd gulden hadden toegekend, bestemd om voorwerpen aan te koopen voor het Ethnografisch Museum te Leiden, en aan de vereeniging Willem Barents een gelijke som bij de uitzending van de Willem Barents ter opsporing der opvarenden van de Varna. Op uitnoodiging der Koninklijke Natuur kundige vereeniging in Nederlandsch-Indië hadden directeuren duizend gulden beschikbaar gesteld ter oprichting van een zoölogisch station hij Batavia door dr Ph. Sluiter, onder voorwaarde dat de daartoe benoodigde som van 7000 door anderen zou worden bijeengebracht. De secretaris, dr E. H. Yon Baumhauer, deelde mede, dat van de Archives Néerlandaises des sciences exactes et naturelles''' sedert de laatste vergadering waren verschenen de afleveringen 3, 4 en 5 van deel XYII en 1 en 2 van deel XVIIIen dat ter perse was een door dr C. E. Daniels te Amsterdam aangeboden verhandeling, getiteld Een geval van Leontiasis ossea cranii. Op de uitgeschreven prijsvragen waren dit jaar geen antwoorden ingekomen. Nadat de vergadering eenige nieuwe prijsvragen had vast gesteld, benoemde zij tot binnenlandsehe leden den heer dr R. A. Mees, hoogleeraar te Groningen en jhr ar dr A. D. van Riemsdijk, inspecteur-essayeur- generaal te Utrecht, en tot buitenlandsche leden de heeren J. H. Debray te Parijs, A. Russell Wallace te Londen en A. W. Eichler te Berlijn. In de Maandag te Amsterdam gehouden verga dering der afdeeling letterkunde van de Konink lijke Academie van Wetenschappen werden de nieuwbenoemde leden, de heeren prof. N. G. Pierson zien doen, mijnheer Garston, zal ik moeilijk daar-, van te overtuigen zijn." „Een magistraat is geen lid van de jury maar toevallig is er geen sprake van gelooven het is bewezen, zooals gij hooren zult." En hij vertelde hem met enkele woorden hoe het geval zich had toegedragen, waarbij het ge laat van den dominé hoe langer hoe droeviger werd. „Hebt gij die vermiste banknoot zelf gezien, mijnheer Garston „Neen, ik niet maar mevrouw Medway, juf frouw Maud en mijn dochter." „Dan moesten die een van allen hier zijn. Ik mag geen dagvaarding uitgeven alleen op hoo ren zeggen op een ongesteunde verklaring. Waar om hebt gij uw dochter niet medegebracht „Frenna was niet t'huis toen ik op de Terp was," hernam de procureur met onderdrukte woede, „zij hadden haar met opzet uitgezonden. En noch mevrouw Medway, noch haar dochter wilden mij eenige inlichting verschaffen; het is een complot om de justitie te misleiden, anders niet." „Ik gedoog niet dat gij zulke woorden op mijne vrienden toepast", zei de dominé scherp, terwijl zijn gelaat zoowel smart als verontwaardi ging uitdrukte. Hij vond het niet geheel onmo gelijk dat mevrouw Medway in haar ijver voor Abel en met haar wantrouwen jegens zijn vervol ger zich eenige belemmering veroorloofd had. „Ik ben hier gekomen om de dagvaarding en prof. J. Yerdam, beiden te Amsterdam, prof. J. De Louter te Utrecht en dr W. H. Van de Sande Bakhuijzen, rector van het gymnasium te Utrecht, geïnstalleerd. Door den voorzitter werden eenige hartelijke woorden aan de nagedachtenis van prof, Dozy gewijd. Te Rotterdam is overleden de heer D. A. Van Putten, oprichter en directeur der Rotterdamsche Telegraaf-Maatschappij. Toen in 1854 bij de regeering door den handel een telegraphische ver binding werd gevraagd tusschen Rotterdam en Brouwershaven en deze verbinding werd gewei gerd, was het de heer Yan Putten, die, gesteund door de krachtige financieele hulp van den nota ris, nn wijlen W. S. Burger, concessie voor die lijn aanvroeg en het werk aanvaardde. De onderneming had echter met groote bezwa ren te kampen, daar er kabels moesten gelegd worden in de Maas, het Kanaal, het Haringvliet en de Grevelingenmaar de heer Yan Putten wist hen door zijn flink doorzicht en vasten wil te overwinnen; het is dan ook aan hem te dan ken dat de bewoners dezer eilanden tot de eersten in den lande hebben behoord, die van de telegraaf konden gebruik maken. De eerste lijn liep van Rotterdam naar Helle- voetsluisDirksland en Brouwershaven met een zijtak naar Brielle. In 1865 sloot Oud-Beierland zich aan, in 1870 Middelharnis, in 1871 werd een tweede lijn ge maakt van Rotterdam naar Hellevoetsluis. Zaterdag is te Breda aangekomen een kapitein van de Zweedsche garde, met het doel om zich met de wijze van inrichting der Kon. Milit. Aca demie bekend te maken, waartoe hii door den Zweedschen gezant was aanbevolen. Bedoelde kapitein werd door den waarn. gouverneur, den luit.-kolonel A. Pompe, voorgesteld aan de officie ren, belast met de militaire opleiding der cadetten, terwijl voorts de terreinen en gebouwen met be langstelling door hem bezichtigd werden. (Particuliere correspondentie. Amsterdam, 21 Mei. YI. Aan het slot van ons artikel IV over »Insu- lindes plantenwereld," waren wij tot in de vesti bule van Insulinde's schatkamer genaderd. Wij treden ihans door het zware Perzische tapijt, dat als portière dienst doet, binnen. On willekeurig richt men het oog naar boven in plaats van links of rechts, om hetgeen in de onmiddellijke nabijheid is te zien. Het oog gevoelt zieh namelijk weldadig aangedaan door een zacht licht, dat ontstaat door een wit doek, dat in regelmatige plooien onder het zacht glooiend glazendak is opgehangen, en welk zacht licht tevens volkomen recht doet wedervaren aan de werkelijk eenige versiering van dit bevallige ge. van Abel Deeds, die mij een som gelds ontstolen heeft, te vragen. Hij is reeds uit mijn dienst weg- geloopen. Als gij mijn persoonlijke aanklacht verwerpt en hij aan de justitie ontkomt, stel ik u verantwoordelijk voor de gevolgen. Gij kent de wet, mijnheer." Dit was nu een van de weinige dingen die de dominé, al was hij magistraat, niet kende en dat begreep de ander heel goed. Het was de eerste maal dat hij ooit in een dergelijke zaak geroepen werd zoo eerlijk was zijne gemeente en ofschoon hij trouw zjjn plicht gedaan had in de zittingen der kleine rechtbank, was hij daardoor geenszins op de hoogte gekomen van hetgeen hem in deze te doen stond. »Het komt mij ongeloofelijk voor dat me vrouw Medway zou te kort komen aan eenige openlijken of bijzonderen plicht. Op welken grond heeft zij geweigerd u die banknoot te laten zien »Op geen grond. Zij weigerde botweg." De dominé beet zich op de lippen en keek aarzelende in 't rond, totdat zijn oog op Chris- toffel viel, die achter zijn vader stond en hem bemoedigend toeknikte. Waart gij er bij, mijnheer Christoffel »Neen mijnheer, maar vader heeft mij alles verteld." »Nu wat zei hij dan van de weigering van mevrouw Medway pardon, mijnheer Garston," want deze wilde wat zeggen, »maar ik ben hier officieel heer en meester. Ik verlang te i hooren wat uw aoon te zeggen heeft," bouw, waarvoor den heer Stortenbeker uit 's Hage, zoo ik verneem, alleen de eer toekomt. Allereerst dns dem Verdienste seine Krone. Tot op ongeveer 3/4 der lengte van dit gebouw, dat, zooals wjj reeds meldden, 4400 vierk. meter oppervlakte heeft, is de Nederlandsche koloniale afdeeling in drie breede galerijen verdeeld. Binnen getreden bevinden wij ons in den middengang, waarvan de wanden met een donker bruine stof zijn bedekt om de wapens en schilderijen, die er bij afwisseling tegen aangebracht zijn, beter te doen uitkomen. Ook strijdt deze kleur niet met het licht van boven, maar zonderling, schijnt zij daarmede in harmonie. Het zou een onbegonnen werk mogen heeten om al die soorten van lansen, pieken, spietsen, pijlen en bogen, krissen en klewangs, al die wapenen van verdediging en aanval te beschrijven, of ook maar bij name te noemen, waarvan de bewoners van den Indischen Archipel zich in den loop der eeuwen hebben bediend, om de vreemde bezoekers hunner eilanden van hunne haardsteden en huisgoden te weren, want dat ook de zucht naar vrijheid geen slaafsche onderworpenheid dan als overwonnene de bewoners dezer tro pische gewesten steeds bezielt, daarvan getuigen de wanden van dezen middengang luide en over tuigend. Leest slechts de bijschriften bij ver schillende wapentrofeën. Alsveroverde wapenen, ZO. kust van Borneo, 18601861, veroverde wapen, Zuid Nias 1863. Verder Chineesche wapenen, Dajaksche wapenen, ter ZO. en W. kust van Borneo op de inlandsche bevolking veroverd, alsmede die in verschillende expedities: naar Bali in 1849, naar Celebes in 1859, naar Atjeh 1873 -1880 onze zegevierende legers in handen vielen. Men staat stil bij deze wapenen en veroverde vaandels, beschouwt de verscheidenheid van vorm, die, wat de aanvalswapenen betreft, vooral in de punt bestaat, en betreurt het, dat de geest dezer volken niet minder dan die der Europeanen steeds bezig is geweest om de verdelgingamiddelen en moordtuigen voor hem die er zich van bedient zoo handig en voor hem die getroffen wordt zoo noodlottig mogelijk te maken. Verwacht geen beschrijving van die duizende lansen en krissen, doch laat bij een bezoek niet onopgemerkt een paar eenvoudige lange stokken, die halverwege van den middengang ter linker zijde aan den wand in verticalen stand tegen een pilaar zijn aangebracht. Zij zijn niet eens vol komen recht, ongeveer 3 meter lang, blijkbaar van een bijzonder harde houtsoort. Zij zijn van een ijzeren punt en vervolgens op ongeveer een meter lengte, wel is waar op primitieve, doch op kunstige wijze, in drie rijen, met de scherpe tan den van een Indischen visch voorzien, welk wa pen bij een treffen allerverschrikkelijkst moet zijn. De verzameling wapenen is zoo groot en zoo volledig als zij maar zijn kan, waartoe de inzendingen uit het invalidengesticht te Bronbeek, het Ethnografisch museum te Leiden, dat van Ar/is en het kon. kabinet van zeldzaamheden te 's Gravenhage zeer veel hebben bijgedragen, maar Vader zei dat mevrouw Medway weigerde een stap in deze zaak te doen zelfs om hem het bankbiljet te laten zien zonder u of dokter Meade geraadpleegd te hebben." Juist; dat komt op hetzelfde neer", zei mijnheer Garston onverschillig. „Niet precies, mijnheer Garston. Indien gij de woorden van mevrouw Medway aangehaald hadt, zou ik terstond geweten hebben hoe ik te handelen haden daar uw paard moe schijnt te zijn, zal ik u een plaats in mijn hittenwagen aan bieden. Als gij ons naar de Terp vergezellen wilt, Christoffel, er is voor u ook plaats," De dominé was gewoonlijk niet zoo vriendelijk tegen den jongen man, dien hij in de laatste jaren altijd als „mijnheer" tóegesproken had maar zijn openhartigheid in deze stond hem aan en misschien was het hem niet onaangenaam om een derden persoon op hun tocht te hebben, ten einde een te'te a téte met Garston te vermjjden. Het aanbod werd door Kit niet met verrukking aangenomenhij betuigde zijn dank even als zjjn vader, maar toon het voertuig voor kwam ging hij met loome schreden bezit van het achterbankje nemen. Het was duidelijk dat hij het niet met zich self eens was of hjj in het geheel wel wilde gaan. Er werd onder weg niet veel gesproken, aan gezien ieder met zijne eigen gedachten vervuld was. Mjjnheer Penrijn dacht aan Abel, voor wien in zijne magistraatsoogen de zaken al heel slecht stonden, Mjjnbeer Garston dacht aan zjjn verlies^

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 1