K I T.
MJDDELBURGSCHE COURANT
F E I L L ËTO N.
Middelburg 19 Mei.
BIJVOEQSBL
Maandag 21 Mei 1883. N°. 117.
Keulen in de Pinksterdagen.
en zaten geheele families aan lange tafels al bier
drinkend te luisteren naar de melodieën van Bizet's
bekende opera. Overal drukte en vroolijkheid
overvolle tramwagens snorden met bun klinkende
schel langs de krommende rivier en ontelbare
rijtuigjes voerden de Pinkstervierders door de
stad of over de scboone booge brug naar het
op den rechteroever gelegen Deutz.
Ook vele vreemdelingen bewogen zich door de
straten, vreemdelingen die gekomen waren met een
bepaald doel. Wie heeft niet eens gehoord van
de Nederrijnsche muziekfeesten, die telken jare bij
beurten in Keulen, Aken en Dusseldorf gelijktijdig
met het Pinksterfeest worden gevierd Uit alle
oorden van Duitschland, uit Nederland, België en
Frankrijk vereenigen zich daar dan zoovelen, die
door de voortreffelijke uitvoering van meesterwer
ken worden aangetrokken. In Keulen leent de
Gürzenich-zaal voor een dergelijk feest zich uit
nemend. Het gebouw, met zijn tinnen en torens
het meest grootsche van alle niet-kerkelijk ge
bouwen, werd opgericht om voor Festsaal te dienen
en het eerste groote feest werd er in 1475 gege
ven ter eere van keizer Frederik IIIin de 17e
en 18e eeuw geraakte het in verval en eerst eeni-
ge jaren geleden kreeg het weer door eene groote
restauratie zijn vroegere bestemming. De groote bo
venzaal, die door een twintigtal rijk gesneden zuilen
wordt gedragen, heeft eene buitengewone acoustiek,
zoodat op elke plaats de muziek even goed wordt
geboord. Tegen zes uren verzamelden zich al de
deelnemers aan het muziekfeest, onder welken ook
de koningin van ïtumenië Carmen Sylva) en de
prinses Von Wied waren. Dat er geen enkele
zetel in de prachtige zaal onbezet was, behoeft
haast niet te worden gezegd. Aan het hoofd van
het orkest, bezet door 484 zangeressen en zangers
en 139 instrumenten, stond de grijze Ferdinand
Hiller, directeur van het Keulsche conservatorium,
die voor de 12e maal in zijn leven de leiding van een
Nederrijnsch muziekfeest had op zich genomen.
Aan de vioollessenaars bemerkten wij onder meer
Nederlanders ook onzen stadgenoot den heer A.
de Jong.
Den eersten dag konden koor er orkest hun
proefstuk afleggen met de uitvoering van twee
werken, die een eerste plaats innemen in de mu
zikale literatuur, en die niettemin voor iedereen
toegankelijk zijn, ook voor hen die beweren «niets
van muziek te verstaan." Beethoven's Eroica was
een goed beginin deze simfonie, waarmede de
meester buiten de sfeer zijner vroegere simfonieën
getreden is, spreekt zóo geheel het genie, dat de
indruk machtig moet zijn. Reeds het Allegro con
brio met zijne scherpe dissonanten, met zijn zon
derlinge combinatie van akkoorden, met het zeld
zaam effect dat de hoornsolo teweegbrengt, als
hij plotseling het hoofdthema weer laat hooren,
is rijk aan melodische schoonheden. Doch vooral
de Marcia funébre „ein ganzes Drama" is aangrij
pend als dof tromgeroffel in de verte begeleiden
de strijkinstrumenten door triolen de melodie, en
als later het marschthema bij gedeelten terugkeert
hoort men van de blaasinstrumenten nog een laatst
vaarwel der krijgers aan hun wapenbroeders. Deze
eerste twee gedeelten geven volgens den naam het
streven, den strijd en den dood van een held weer,
maar ook alleen deze beide gedeeltenscherzo en
finale zouden dan een beeld zijn van idyllische natuur.
Doch afgezien van deze indeelinghet geheel is
wegslepend, en ons dunkt de uitvoerders moesten
door het geheel aangegrepen worden. Het ook
hier gehoorde oratorium De Schepping van Haydn
volgde hierop. Wat er meer te bewonderen viel
is moeilijk te zeggen: het voortreffelijk koor (168
sopranen, 124 alten, 94 tenoren en 98 bassen) of
de voor hunne taak uitnemend berekende solisten
Lilli Lehmann uit Berlijn, Götze en Mayer uit
Keulen. De uitvoering was eenig.
Gedurende het gansche feest hadden de genoemde
solisten, met Hermine Spies en ook den componist
Joh. Brahms, gelegenheid met hunne talenten te
schitteren. Niet geheel bunnen wij het rijke pro
gram der beide volgende dagen vermelden, daar
om wijzen wij slechts op sommige gedeelten,
die het ievendigst in onze herinnering zijn be
waard gebleven. Joh. Brahms dan, de componist
van het onlangs hier uitgevoerde Name, gaf zijn
klavier-concert n°. 2, men begrijpt met welk een
resultaat; Job. Brahms nam ook voor eene wijle
de dirigeerstok ter hand om zijne heerlijke sym
fonie in D dur, waarin dat bekoorlijk Allegretto
voorkomt, te leiden met meeslepend vuur. De
heer Götze droeg een niet zeer bekende aria uit
een opera van Cherubini voor, en blonk uit in Hil-
ler's ballade Richard I.öwenherzLilli Lehmann
zong de parelende tonen van Handels Hallelujah-
aria; Hiller had voor zijn schoon Gebet moeilijk
eene betere vertolkster kunnen vinden dan Hermine
Spies; en de heer Mayer veroverde aller harten
door zijn Almansor, de dankbare concert-aria van
Reinecke, voorgedragen onder leiding van den
stormachtig toegejuichten componist.
Van de koorwerken noemen wij het eerst de
cantate Gottes Zeit van Bach, een werk uit zijn
vroegste periode, waarin een leek moeilijk verschil
zal bemerken met een product uit zijne latere
levensjaren. De koren klonken over 't geheel
voortreffelijk en van de solisten droeg zeker de alt
den eerepalm weg met haren juisten en warmen
zang. Mendelssohn's 114e Psalm werd zeer schoon
gezongen, met name het a-capella-koor, dat bui
tengemeen zuiver werd gehouden. En koor en
solisten beiden werden met toejuichingen overladen
na het ook hier niet onbekende werk van Max
Bruch Schön Ellen.
Wij komen nu nog kort op de orkestwerken
terug. De uitvoering van Handels Concerto grosso
dwong ons bewondering af, want éen waren alle
instrumenten tot het zachtst pianissimo toe. Men
zou dit concert een soort étude kunnen noemen
om de groote moeilijkheden die eraan verbonden
zijn. Wagner's Faust-ouverture had weder een
groote uitwerking, en dit mag stellig eveneens
gezegd worden van de zoo uiterst aantrekkelijke
ouverture Manfred van Robert Schumann. Diep
zinnig en somber geeft deze romantische schepping
zoo heerlijk Byron's Manfred weer, wiens karak
teristieke uitspraak
There is a power upon me which withholds,
And makes it my fatality to live.
in de enkele op boeiende wijze uitgewerkte motie
ven hare uitdrukking vindt.
Als een zoete droom zijn de muziekavonden
voorbijgegaan, doch niet licht kan de buitenge
wone indruk worden weggevaagd noch de herin
nering verzwakken aan de uren, waarin men, in
ruimer sfeer ademend, zich opgeheven voelt door
verkwikkende harmonie.
Sedert 1820 maakt Keulen deel uit van de
vereeniging tot het houden der Nederrjjnsehe
muziekfeesten, en onder de directeuren die daar
achtereenvolgens zijn opgetreden treffen wij aan
Burgmüller, Schneider, F. Ries, Mendelssohn,
Kreutzer, H. Dorn en ten laatste den huidigen di
recteur van het conservatorium, die niet alleen
musicus maar ook een goed schrijver is.
Keulen is evenwel niet alleen een stad, waar
de bouw- en toonkunsten in eere zijn, ook der
schilderkunst is een paleis gewjjd, dat niet ver
van den Dom staat. Een Keulsch burger, Richartz,
gaf aanzienlijke sommen voor den bouw ervan,
en professor Wallraf liet zijn groot vermogen na
voor de verzameling schilderijen en oudheden.
Men vindt er onder meer eene voor de kunstge
schiedenis hoogst belangrijke verzameling van
werken uit de Oudkeulsche schilderschool. En
ook eenige van onze meesters treft men er aan
een Adriaan Brouwer, een Cuyp, een Jordaens,
een v. d. Eekhout, een landschap van v. d-
Meer, een van Ph. de Koninck, om niet
te spreken van een paar stukken van Rubens
en Van Dijck. Ons oog viel ook op een zeer
schoone Vauthier en op een onvergetelijk meer
dan levensgroot portret ten voeten uit van konin
gin Louise, een werk van prof. Richter.
Al de Pinksterdagen straalde de zon op de in
hun vrijheid zich verheugende wandelaars en de
vreemdelingen, die met hun tijd woekerden. Doch
al bleef het Woensdag schoon lenteweer en al
glinsterde buiten de gouden regen en geurden
daar de seringen, de Keulenaars togen weer aan
het werk en de reizigers zetten zich in de spoor
wegcoupés ter ruste. En als een van hen, terug
denkend aan hetgeen voorbij was en peinzend over
dat droeve feit indommelde dan moet onge
twijfeld in den rythmischen gang van den hot-
VAN DE
VAN
Twee dagen lang had een grauwe lucht gehan
gen over de oude Rijnstad. Twee dagen lang
waren stroomen waters neergevallen, zoodat er
beekjes gudsten in de straten en de klenrlooze
gevels den haastigen wandelaar somber schenen
aan te staren. Maar toen in den vroegen ochtend
van den eersten feestdag het wonderbaar geben-
gel der kerkklokken over de gansche stad weer
galmde, toen was als met een too verslag de droeve
indruk van gisteren weggevaagd, en had alles
een ander, een vreugdvol aanzien gekregen.
l)as Pest der Plingsten kommt im Hall der Gloeken,
Da jancbzt in Friiblingssehauern die Natur;
Auf jedem Strauch des Waldes und der Flur
Schwebt eine Ros' als Flamme met Frohlocken.
Welkom machtige zon, die de natuur doet juichen
en bloem en plant verlicht na den last van den
regendie hier treffende stralen toovert in de
hooge gebouwen en speelt op de oude interessante
geveltjes, welkom
Het grootsche werk van gothische bouwkunst,
de Dom, naar welken ieder het eerst ziet en het
eerst zijne schreden richt, verheft zich trotsch
naar den blauwen hemel. Duidelijk zichtbaar zijn
nu de buitengemeen rijke versieringen, en vol
verbazing blijft men staan voor de Westfaijade
met de beide overweldigende torens, die zich in
vier verdiepingen verdeelen en tusschen welke
het hoofdportaal zich opent onder het groote
middenvenster.
Treden wij binnen met de toestroomende me
nigte, het rijke beeldhouwwerk bewonderend dat
de ingangen omgeeft. Onbeschrjjfelijken indruk
maakt deze tempel. Prachtig welft zich het koor,
prachtig in zijn eenvoudals de boomen van een
eeuwenoud bosch streven de slanke zuilen ten
hemel, zich aan den hoogsten top eerst splitsend in
kronen, die, met elkaar wederom zich in spitse bogen
welvend, haast reiken in de onzichtbare ruimte.
Wat heerlijk licht op de door de zon beschenen
beschilderde vensters, die van heiligen, bisschop
pen, wapens voorstellingen geven Voortdurend
laten de breede poorten honderden binnen, die
zwijgend in de groote ruimte zich verdeelen en
vol aanbidding of bewondering de oogen richten
naar de opgesmukte beelden uit de 14e eeuw,
naar de kleurrijke fresco-schilderingen der engel
koren, op de schoone uit hout gesneden koorstoelen,
of de talrijke kapellen, waarin de herinnering aan
de aartsbisschoppen door hun grafteekenen wordt
bewaard.
Daar rollen statig de orgeltonen door den tem
pel, en de duizenden, voor zoover zij niet in de ban -
ken plaats vonden, scharen zich in de lange ge
welven om te zamen hun liederen op te zenden
hun feestzang. Plechtig roerende stond
Met de gemakkelijkheid der gewoonte geeft de
menigte, buiten gekomen, zich aanstonds aan in
drukken van geheel anderen aard over, en waar
lijk, de zachte lentedag was ook wel bijzonder
geschikt voor een tochtje op de rivier of eene
wandeling naar de diergaarde of naar Flora. Ginds
kon de glimmende, in het wit of rood uniform
gedoschte, snorbaard aan zijne uitverkorene de
merkwaardige dieren toonen, die kort geleden nog
tijdens de overstroomingen met de pooten in het
water plasten. Hier bukten grootouders met
hunne kleinkinderen zich naar de fijne bloemen
EENE HERIKIKRI1IG.
DOOB
James Payn.
HOOFDSTUK XII.
Ik zoek mijn recht.
«Indien het u alleen om het geld te doen is",
zei Mark met warmte tot den heer Garston,
„zou ik nog liever de persoon zijn die het u
terug gaf, dan te moeten aanzien dat een onschuldige
vernederd en een fatsoenlijk gezin geschandvlekt
werd."
„Zoowat och komgjj hebt
het niet eensNeen, ik wil recht zoeken. Als
ik de banknoten niet kan terug krijgen, zal de
dief ze met zijn huid betalen."
«Daar heb ik niets tegen, mijnheer Garston,
maar ik zal zorgen dat het niet Abels huid is,
die is zoo eerlijk als gij zelf had Mark
bjjna gezegd; maar in zijn verontwaardiging vond
hij die vergelijking onvoldoende en eindigde dus:
als Kit."
«Op mijn woord, vader" zei Kit, «ik geloof
dat gij wat overijld handelt."
«Dat hebt gij de laatste drie jaren gedaan,
mijnheer", hernam de procureur, «maar dat is
niet mijn gewoonte. Denkt gij dat ik niet weet
hoe ik handelen moet Een van mijn bankbil
jetten wordt in het bezit van de zuster van
mjjn knecht gevonden en zjj bekent dat hij het
haar zelf gegeven heeft. Maar ik verspil mijn
woorden en mijnheer Penrijn, de magistraat, die
het dichtst in de buurt is, zal de zaak spoedig
regelen.
«Lieve Hemel, mijnheer Garston, gij zult toch
geen aanklacht gaan indienen?" riep Mark ont
steld uit.
«Zal ik niet? Binnen vier en twintig uren
zit de kerel achter slot." Dit zeggende verliet
de procureur de kamer en sloeg de deur achter
zich dicht.
Het volgende oogenblik hoorde Mark hem roe
pen«Abel! Abel! zadel den bruine!"
«Maar zal mijnheer Penrijn de dagvaar
ding moeten verleenen, Kit
«Alleen op het zeggen van den ouwe? Neen,
voor zoo ver ik hem ken niet. Hij moet getui
genis bij eede hebben en daarvoor moeten zij
naar de Terp gaan."
„Zou mijn arme moeder die moeten afleggen
„Misschien. Maar gij kunt gerust zijn. Zij
zal het niet overhaast behoeven te doen. Boven
dien zal zij zelf wel argumenten vinden om den
vervolger van gevoelen te doen veranderen. Wacht
en zie hoe de zaken loopen. Laat ons onderwijl
eens met Abel gaan spreken."
Maar bij den stal gekomen, vonden zij niemand.
De advocaat had, niet zonder de noodige vloeken
en scheldwoorden, die hem voor den vrederechter
twee kwartjes per stuk zouden gekost hebben,
zijn paard zelf moeten zadelen. Abel Deeds, dien
Kit om zijn vlugheid Deeds (daden) geen ivoor
den noemde, had zjjn naam eer aangedaan. Hjj
had zich uit de voeten gemaakt.
HOOFDSTUK XIII.
Rit brengt een onaangenaam
balf uur «loor.
De telefoon is een uitvinding van lateren tijd,
dat zal niemand betwistenmaar op het platte
land bestaat reeds sedert eeuwen iets dergelijks.
Plaatselijk nieuws (de slag bij Waterloo of andere
groote feiten ontgaan de aandacht) verspreidt zich
als een loopend vuur en bovenal slechts nieuws
telegrafische berichten bepalen zich echter tot den
afzender en den ontvanger, terwijl dit soort van
nieuws in het voorbijgaan overal opgevangen, door
de beekjes gemurmeld, door de pijnboomen geflui
sterd wordt en eer de betrokken personen van
den schrik bekomen zjjn, is het alom bekend.
De bode, dien Rachel Deeds naar het Grijze Huis
zond om haar zoon te halen, werkte als zulk een
lokale telefoon, met verbeteringen, die alle uit-
senden trein Musset's troostvol liedje hem in de
ooren geklonken hebben
Le reinède au mélancolique
C'est la musique,
F.t la beauté
Gegroet, stad van tempels en torens, van oude
straten en stegen, van ontwikkeling en handel
Gegroet, stad der kunst bovenal
Op last van den minister van justitie heeft thans
het ontwerp van wet tot regeling van het notaris
ambt, samengesteld door den heer H. W. J. Sannes,
ontvanger der registratie en domeinen te Oirschot,
het licht gezien. Dit wetsontwerp bevat 131 ar
tikelen in 14 hoofdstukken verdeeld. Het verwerpt
zoowel het beginsel van het vrije notariaat als het
denkbeeld om den notaris tot bezoldigd rijksamb
tenaar te maken. Het bestaand beginsel van het
notariaat wenscht dat wetsontwerp onaangetast te
laten, het beginsel namelijk, dat aan de ver
klaring van den notaris eene hooge mate van
geloofwaardigheid zal blijven toegekend, dat hij
de man moet zijn, geroepen om van de hande
lingen of overeenkomsten der burgers de meest
hechte bewijzen te verschaffen. In onderscheidene
punten wijkt het thans gedane voorstel van de
bepalingen der wet van 9 Juli 1842 af en hoofd
zakelijk streeft dit voorstel naar het aanwijzen
van afdoende middelen en voorschriften om voor
het vervolg de malversatiën, waarover in de laat
ste jaren voordurend klachten werden aangeheven,
zooveel doenlijk te beperken en zoo mogeljjk ge
heel te voorkomen.
Om dit doel te bereiken stelt het wetsontwerp
de navolgende middelen voor:
1. Eene geheel nieuwe regeling van het toezicht.
Dit toezicht, zich zoowel over de candidaat-nota-
rissen als over de notarissen uitstrekkende, zal
onder oppertoezicht van den minister van justitie
worden uitgeoefend door kamers van toezicht,
bestaande uit drie rechterlijke ambtenaren, van
welke een wordt aangewezen als voorzitter, twee
hoofdambtenaren der registratie en twee notaris
sen uit het onder de kamer van toezicht bekoo-
rende ressort, als leden
2. De beperking van de zoogenaamde en her
haaldelijk besproken kassierderjj der notarissen.
Het voorstel verbiedt den notaris geld, effecten
of geldswaardig papier onder zich te nemen zon
der daarvan eene akte op te maken, waarin nauw
keurig het bedrag der gelden of de aard dei-
effecten of geldswaardige papieren worden om
schreven, met opgave van de verklaring van den
betrokken persoon tot welk doeleinde de gelden,
effecten of geldswaardige papieren door hem aan
den notaris zijn ter hand gesteld. Al deze waarden
moeten in afzonderlijke pakketten in eene brand
kast worden bewaard, voorzien van een opschrift,
vermeldende de dagteekening waarop de betrek
kelijke akte is verleden en het nummer van het
repertorium.
3. Het wetsontwerp maakt een einde aan de
benoeming van den notaris voor het leven. De
notaris wordt door den koning aangesteld en ont
slagen in de gevallen, bjj de wet omschreven.
4. Het wetsontwerp wijzigt de bij de wet van
1842 aangenomen ressorten, binnen welke nota
rissen hunne ambtsbediening mogen uitoefenen,
en geeft het denkbeeld in overweging om voor
elke notarieele standplaats de gemeenten aan te
wijzen, waarin de notaris zijne bediening mag
uitoefenen. Deze maatregel heeft een dubbel
voordeel: 1. strekt hij in het publiek belang en
2. dient hij om paal en perk te stellen aan de
onedele concurrentie van die notarissen, die als
het ware het geheele arrondissement door allerlei
middelen dikwijls van zeer onwaardig allooi
«afjagen" om praktijk.
5. Het wetsontwerp trekt in art. 68 der be
staande wet, waardoor het niet meer mogelijk zal
zijn dat notarissen elkander over en weer hun
protocol overmaken, zoodat het protocol voortaan
niet meer aan den notaris, maar aan het publiek
zal behoorenen
6. Het wetsontwerp neemt aan het beginsel
van de tijdelijke vervanging der notarissen in ge
val van ziekte, afwezigheid, tijdelijke verhindering
vindingen der wetenschap beschamen. De ver
beelding vergroot alles wat zij aanraakt, zegt
Olivier Goldsmith en toen Mark en Kit door het
stadje liepen, werden zij vooral Kit door
iedereen aangestaard alsof ze uit den doode ver
rezen waren.
Dus was het niet waar dat Abel Deeds iedereen
op het Grjjze Huis vermoord had, maar alleen
den ouden heer. Maar als dat zoo was, nam
mijnheer Christoffel het vrij kalm op.
En als mijnheer Garston dood was, wat zou
dat een buitenkans voor mijnheer Tennant, den
tweeden procureur van Mogadion, zijn.
Onbewust van de teleurstelling, welke zij ver
oorzaakten, begaven de twee jongelieden zich op
voorstel van Kit naar den Duiventil. Mark ver
heugde zich zeer daarover, want dat zou het beste
bewijs zijn dat Kit den argwaan van zijn vader
omtrent Abel niet deelde. Uit het gelaat van
den dokter, die hem aan de deur ontving, bleek
terstond dat hij Kit reeds lang verwacht had.
«Eer gij mijn drempel overschrijdt, mijnheer
Christoffel", zei hij ernstig, «moet ik u vragen
of gij met vreedzame of oorlogzuchtige bedoelin
gen komt?"
„Met vreedzame, dokter, dat verzeker ik u",
was het antwoord, «ik ben even als gij overtuigd
dat er een ongelukkige vergissing ten opzichte
van Abel plaats heeft."
«Wat die ongelukkige vergissing aangaat",
hernam de dokter, «wil ik thans alleen zeggen^