N° 114. 126® Jaargang 1883. Donderdag 17 Mei. Middelburg 16 Mei. Teedere punten. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent: Advertentien* 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL- IRDELBURGSCHE COURANT Agenten voor dit blad zijn te Vlissingen: P. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. jBolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuuzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peul Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Paube en Cie. te Parijs, Londen. Frankfort a. M, Berlijn, Weenen, Zurich, enz. Ingezonden Uit het buitenland komen twee berichten, die op menigeen in Nederland een pijnlijken indruk zullen maken. Te Londen werd Zaterdag eene internatio nale tentoonstelling geopend van alles wat op de visscherij betrekking heeft. De prins van Wales, vergezeld van eenige zijner broeders en zusters, was bij de plechtigheid tegenwoordig. In antwoord op de tot hem gerichte toespraak, hield de prins eene rede, waarin hij het leed wezen zijner koninklijke moeder betuigde, dewijl zij door ongesteldheid belet werd zelve aanwezig te zijn. Hij deed verder de betee- kenis der tentoonstelling uitkomen betuigde zijn dank aan allen, die tot haar hadden mede gewerkt en verklaarde haar geopend. Saluut schoten brachten die verklaring ter kennis van het volk. Bijna op hetzelfde oogenblik opende de kroonprins van het Duitsche rijk, mede uit naam der keizerin, te Berlijn eene tentoonstel ling aan de openbare gezondheidszorg gewijd, tot welke alle Duitsche staten door hun inzen dingen hebben bijgedragen. Ook deze troons- opvolger hield eene rede. Met rechtmatigen trots, zeide hij, konden de ontwerpers der ten toonstelling terugzien op hun voltooiden arbeid, die tot het schoone doel waarnaar men streelt, de verzachting van lijden en de bevordering der welvaart, krachtig belooft mede te werken. Vergelijken wij met deze gebeurtenissen bet geen op den len Mei jl. in de hoofdstad van ons land geschied is, dan worden wij tot on aangename gedachten gestemd. Ook daar werd eene tentoonstelling geopend. Eene tentoonstelling, door haar internationaal karakter en door de plaats, welke de koloniën van alle landen daarop innemen, van oneindig grooter beteekenis voor ons land, dan de vis- scherij-tentoonstelling voor Engeland of de hygiënische voor Duitschland zijn kan. Ook te Amsterdam was ons koninklijke huis, in den persoon van zijn hoofd, vertegenwoordigd. Maar 's konings houding heeft bij die gelegenheid slechts onverschilligheid, zoo geen misnoegen en afkeer, te kennen gegeven. Ofschoon ons niet bekend is wat de regelen der etiquette in dit opzicht wettigen, staat het volgens een burgerlijk verstand vast, dat Z. M. zelfs de gebruiken der gewone wellevendheid niet geheel in acht heeft genomen. Op de toespraak toch van den voorzitter der tentoonstellings-commis- sie, is uit den koninklijken mond geen antwoord vernomen. Aan het eerbiedig verzoek om de tentoonstelling geopend te verklaren, heeft Z. M. niet voldaan. Tenzij men aanneme dat voor deze plechtige gelegenheid het spreek woord gegolden heeft, dat wie zwijgt zijne instemming betuigt, en tenzij de wandeling, door den koning en zijne gemalin met hun hofstoet in de gereed zijnde lokalen gedaan, als eene inwijding beschouwd worde, is de in ternationale tentoonstelling te Amsterdam op den eersten Mei niet geopend. Over de afwezigheid van 's konings zoon past ons het zwijgen. Evenmin als wij ons kunnen beklagen over de weinige talrijkheid der loten van den ouden Oranje-stam, welke oorzaak was dat de koning en zijne gemalin onverzeld van familieleden aanwezig waren, even zoo min zullen wij een woord laten hooren over de niet tot onze beoordeeling staande redenen, die ook nu wéder den troonsopvolger van de zijde zijns koninklijken vaders verwij derd hebben gehouden Teneinde onzen gedachtengang juist te doen kennen, is het noodig bij deze gelegenheid $>aze meenjng ten opzichte der Amsterdamsche tentoonstelling in het algemeen onverholen uit te spreken. Die tentoonstelling, zij is geen nationale zaak. Door een vreemdeling ontworpen, met buitenlandsch kapitaal tot stand gebracht na dat het Nederlandsche zijne toetreding gewei gerd had, heeft de tentoonstelling het karakter eener speculatieve onderneming, door buiten landers op Nederlandschen bodem gewaagd. Dat de hoofdstad haar terreinen om niet heeft afgestaan dat een comité van Nederlanders belangeloos en ijverig hun tijd en krachten geleend hebben om het plan uit te voeren dat onze regeering door subsidiën de talrijkheid der Nederlandsche inzendingen bevorderd heeftdat alles verandert aan het karakter der zaak niets. Dat waren zoovele gunstige kansen, op welke de ondernemers rekenen mochten, en het bewijst hoe juist deze ingezien hebben wat aan Nederlanders ontging, dat eene tentoonstelling van dezen aard, in ons land door particulieren ondernomen, verschillende omstandigheden in haar voordeel zoude hebben, welke eene vruchtbare geldschieting voor haar mogelijk zouden maken. Wij bedoelen in de verte niet eenig verwijt tot de ondernemers te richten, wanneer wij aldus op den voorgrond stellen dat van hunne plannen de wensch naar geldelijk voordeel tot grondslag heeft gelegen. Ieder is vrij zijne winst te zoeken waar hij wil en wanneer die winst, gelijk met de internationale tentoonstel ling ongetwijfeld het geval is, tevens onbere kenbare stoffelijke en zedelijke voordeelen voor onze hoofdstad en ons land belooft af te wer pen, dan heeft de particuliere onderneming zelfs aanspraak op de sympathie der natie. Maar, wij herhalen het, eene nationale zaak is de tentoonstelling niet. Die verklaring is noodig tegenover het on handig geroep en geschetter, dat het jaar 1883, als het „tentoonstellingsjaar", tot een mijlpaal op onzen nationaleu levensweg zou willen ma ken. Aan de Amsterdamsche dagbladen staat het vrij uitbundig de loftrompet te steken over eene onderneming, welke aan hunne stad aan zienlijke voordeelen verschaft, die zich in hunne kolommen, in den vorm eener ontelbare reeks tentoonstellings-advertentiën, openbaren Maar niemand heeft het recht de tijdelijke exploita tie van het terrein achter liet Rijks Museum eene zaak van het Nederlandsche volk te noe men. Wie aldus spreekt verliest de toedracht der zaken uit het oog. En wat gevaarlijker is, hij geeft ons land, nevens een roem waar op het geen recht heeft, eene aansprakelijk heid welke het niet behoeft te dragen. Want niet alles in deze tentoonstelling, zoo als zij zich tot dusver aan ons vertoont, geeft tot prijzen stof. Menig deel harer organisatie verraadt eene onervaren hand. Menige bijzon derheid is slechts te verklaren, wanneer men in 't oog houdt dat het hier geene, in 't alge meen belang door staat of stad ondernomen, zaak maar eene particuliere exploitatie geldt, die in zekeren zin met eene onderneming van publiek vermaak gelijk gesteld kan worden. Met name is zulks het geval met den on voldoenden staat, waarin alles verkeerde op den dag der opening. Dit verwijt wordt niet afdoende wederlegd door de steeds herhaalde bewering, dat geen groote tentoonstelling op den dag harer opening gereed is en de Amsterdamsche, bij hare in wijding, met de meeste andere de vergelijking kon doorstaan. Want niet de onvoltooidheid der afdeelingen, niet het feit dat in de meeste nog slechts gesloten kisten en kale wanden te zien waren, vormt den grond van het verwijt. Men weet dat het bestuur eener tentoonstelling tegen de traagheid der inzenders niet veel vermag. Het zijn de onvolkomenheden der algemeene inrichting op den dag der opening, waarover men klaagt. Het is juist datgene, wat de bestuurders wél in hunne macht gehad, of hadden moeten hebben. Het is, dat het uitwendige van het hoofdgebouw, zijn voorge vel, ingang en voorplein, niettegenstaande het schoonste weder weken achtereen het werk begunstigd heeft, nog in een staat van wor ding verkeerde. Het is, dat nagenoeg het geheele terrein een mulle zandwoestijn, zonder spoor van wegen of grasperken, gelijk was. Het zijn de fouten, bij de organisatie der ope - nings-plechtigheid begaan de veel te kleine tribune de afwijzing van honderden aanzien lijke genoodigden buiten de ruimte waar de opening had moeten worden uitgesproken. Dat is het, wat men den bestuurders der ten toonstelling te laste legt. Deze tekortkomingen beteekenen echter niet veel, wanneer men het karakter der tentoon stelling in het oog houdt. Den ondernemer eener publieke zomervermakelijkheid is het niet bijzonder euvel te duiden, wanneer hij in de eerste dagen van Mei zich nog niet op de ontvangst van bezoekers inricht. Hij weet dat de stroom eerst later in den zomer vloeien en zijn grootste sterkte verkrijgen zal in het inter nationale reis seizoen, van Juli tot September. Met juist inzicht, bewaart de exploitant voor dien tijd de great attractions zijner onderne ming. Niemand heeft het recht hem lastig te vallen wanneer hij in den voorzomer daar de hand wat mede licht. Men is immers vrij, zoo lang alles niet in orde is, van het terrein weg te blijven. Maar men be were dan ook niet, dat deze zaak eene Dationale zaak is. Men make ons land niet verantwoordelijk voor de onvolkomen heden van den eersten Mei, evenmin als het recht zal hebben zich te beroemen op den luister, dien wij vertrouwen dat het terrein achter het rijks museum in de latere zomer maanden ten toon zal spreiden. Het is daarom misschien eene fout geweest dat de raadslieden des konings Z. M. niet ontraden hebben het beschermheerschap dezer onderneming te aanvaarden. Eenmaal aanvaard, bracht die titel echter zekere verplichtingen voor het hoofd van den staat mede. Niet ter wille van de tentoonstelling dus, maar ter wille van het Oranjehuis, dat ons lief en dierbaar is, hebben wij de houding be treurd, welke Z. M. de koning op den len Mei in het openbaar heeft aangenomen. Niet ieder der aanwezigen, vooral niet ieder der buitenlandsche verslaggevers, was met het bijzonder karakter dezer tentoonstelling nauw keurig bekend. Men zag slechts eene samen komst van vele volken welke iedere natie trotsck moet zijn binnen hare grenzen te zien houden. Men zag eene uitstalling der verschil lende koloniën, waar Nederland, als koloniale grootmacht, de rol van gastvrouw, en - het mag gezegd worden tot hare eer en tot eer van de commissarissen der Nederlandsche ko loniale afdeeling, als tentoonstellende natie eene hoofdrol vervult. Men zag bij de plech tige opening onzen koning aanwezig en mocht van hem, den beschermer der onderneming, eene openlijke uiting van goedkeuring en instem ming te gemoet zien. Daarom heett het onze smart opnieuw ge wekt te veroemen hoe duidelijk en krachtig de kroonprinsen van Duitschland en Engeland hunne deelneming in de belangen van hun volk en de menschheid in het openbaar hebben uitgesproken. Ten onrechte zeker, maar onvermijdelijk, moest de houding van onzen koning op het openingsfeest te Amsterdam, hij wie hem zagen, de gedachte doen rijzen alsof die belangen door Z. M. met onverschilligheid bejegend worden. Met ingang van 15 dezer is op verzoek aan den heer P. Dregmans een eervol ontslag verleend, als deurwaarder bij het kantongerecht te Ter Neuzen en bij de rechtbank te Middelburg. Goes, 16 Mei. De Centrale Liberale Kies- vereeniging, afdeeling Goes, besloot Dinsdag avond op eene weinig bezochte bijeenkomst om bij de te houden herstemming voor een lid der provin ciale staten de candidatuur van m' W. L. van Voorts Vader te steunen. Dit geschiedde echter niet dan na langdurige beraadslagingen, en nadat een lijvig stuk yan dien heer was voorgelezen, waarin de heer Vader betuigde niet anti-revolu tionair te zijn. Het besluit werd verder genomen met eene kleine meerderheid. De minderheid wenschte zich van aanbeveling in dezen te ont houden, daar toch in elk geval de heer Vader niet als liberaal bekend staat; al was dan voor zijne candidatuur van liberale zijde thans ook wel iets te zeggen,nu hij door de kiesvereeniging Voor Neder land en Oranje was losgelaten, daar deze, tenge volge van de onthullingen van den heer Vader, jhr De Jonge als candidaat zal proclameeren. De voorzitter der kiesvereeniging, de heer C. J. A. A. Fransen van de Putte, zal a. s. Zondag die vereeniging op de meeting te Utrecht ver tegenwoordigen. Goes, 15 Mei. De vergadering der Vereeni ging tot het regelen en bevorderen van Volksvermaken alhier, Dinsdag avond gehouden, was slecht be zocht. Nadat de voorzitter verslag over het afgeloopen jaar had uitgebracht, werd de rekening van den penningmeestersluitende met een kwaad slot van 91.97, nagezien, op voorstel van de daar toe aangewezen commissie goedgekeurd en onder dankbetuiging aan den penningmeester vastgesteld. Tot bestuurslid werd vervolgens met groote meerderheid van stemmen herkozen de heer M. N. Arentz, terwijl gekozen werden de heeren C. Risseeuw en S. de Meulemeester. De herkozene verklaarde zijne herbenoeming aan te nemende nieuwgekozenen waren niet tegenwoordig. Na een woord van dank, door een der aanwezige leden aan den waarnemenden voorzitter, den heer L. M. Van Campen, gebracht, voor hetgeen deze voor de ver eeniging geweest was en gedaan had, en eene betuiging van leedwezen namens de vergadering, dat hij zijn ontslag als lid van het bestuur ge nomen had, werd de vergadering gesloten. Volgens het verslag over het afgeloopen jaar valt op de toename van het ledental niet te roemen. Verleden jaar toch bedroeg zulks bij het uit brengen van het verslag 584 en wel 262 van 1,20, 180 van ƒ0,90 en 142 van 0,60 contri butie, tegen 228 van ƒ1,20, 152 van ƒ0,90 en 118 van 0,60 op dit oogenblikalzoo eene achteruitgang in alle klassen. Ter Neuzen, 14 Mei. Van heden af wor den op den spoorweg van hier naar Gent, voor den trein die te 12,15 van hier vertrekt, aan de stations Ter Neuzen, Sluiskil en Philippine geene plaatskaarten meer afgegeven. Zoo ook worden in den trein, die 's morgens te 5 uren van Gent vertrekt, geene passagiers voor die stations opge nomen. Als goederentreinloopende van en tot Ter Neuzen, heeft er alsnu enkel vervoer van passasiers met die treinen plaats van en tot Sas van Gent, dus op Belgisch grondgebied, terwijl het Nederlandsch grondgebied wordt uitgesloten. Dat een en ander het gevolg is der bekende quaeatie met de directie over die treinen, is wel als zeker aan te nemen. In de vorige week alhier gehouden vergadering van ingelanden van den polder Nieuwe Neuzen is besloten tot den aanleg van een grintweg door dien polder, ter lengte van 3300 meters, waarvan de beide uitgangen zullen aansluiten aan den bestaanden grintweg in den Lovenpolder, zoodat zij ook in verbinding zullen staan met den grint weg van Ter Neuzen naar Hoek. Tot bestrijding der kosten zal eene geldleening worden aangegaan. De Arnhemsche courant deelt mee dat de leiding van de bijeenkomst der liberalen te Utrecht op Zondag 20 Mei a. is aangeboden aan de navol gende heerenmr G. de Vries Az., lid van den raad van state; jhr mr F. J. J. van Eysinga, voorzitter van de eerste kamer der staten- generaalO. van Rees, voorzitter van de tweede kamer der staten-generaalmr E. J.B. C. Cremers, oud-minister van buitenlandsche zaken mr C. Fock, commissaris des konings in Zuid- Holland mr G. van Tienhoven, burgemeester van Amsterdammr J. G. Patijn, burgemeester- van 's Hagemr F. B. Coninck Liefsting, vice- president van den hoogen raad der Nederlanden mr J. T. Buijs, hoogleeraar te Leidenmr C. W. Opzoomer, hoogleeraar te Utrecht; mr B. D. H. Teilegen, hoogleeraar te Groningen; mr N. G. Pierson, hoogleeraar te Amsterdamdr J. Bos scha, directeur van de polytechnische school te DelftA. Moens, inspecteur van het lager onder wijs te Amsterdamjhr H. O. Wichers, oud-mi nister van marinemr W. C. Mees, president van de Nederlandsche bank; mr J. G. Gleichman, oud-minister van financiënmr Aug. Philips, de ken der orde van advocaten te Amsterdam j mj>

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 1