126e Jaargang.
1883.
Maandag
14 Mei.
N° 112.
VERPACHTING
Middelburg 12 Mei.
Een zaaier ging uit
Dit blad verschijnt, d a ge 1 ij ks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent:
Advertentiên* 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw--, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Bij dezö courant behoort een BIJVOEGSEL.
der Jacht onder Stads-ambachten.
MIDDELBURGSCHE COURANT.
Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Moou, te Tholen: W. A. van Nieewenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peijl Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M„ Berlijn, Weenen, Zurich, enz.
De burgemeester en -wethouders van Middelburg
zullen, op Vrijdag den lci Juni 1883, des namid
dags te half 2 uur, op het raadhuis, in het open
baar verpachten
de jacht onder de stads-ambachten Noordmon
ster, den Haijman, Mortiere of Oud-Arnenmiden
en Poppenroede-Ambacht, en zulks voor den tjjd
van zeven achtereenvolgende jachtseizoenen.
De voorwaarden dezer verpachting liggen van
heden op de secretarie ter inzage voor de belang
hebbenden.
Middelburg, den li6" Mei 1883.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
PIC K
De secretaris,
G-. N. DE STOPPELAAE.
Het is een bekend verschijnsel dat naarmate
zich teekenen van voorspoed vertoonen de ijver
eener partij grooter wordt en men met meer
opgewektheid en moed naar middelen omziet om
zijne beginselen ingang te doen vindenen waar
het nu niet te ontkennen valt dat zich voor de
anti-revolutionaire partij in de laatste jaren
eenige gunstige verschijnselen openbaren, is het
licht te begrijpen dat de mannen van het woord
zich opgewekt gevoelen om hun stem te doen
hooren en in geschriften hun gevoelen te open
baren. Zoo kunnen zij nog hier en daar den
ijver prikkelen, wellicht deze of gene tot hunne
meening overhalen.
Het is daarom dat de twee hoofdleiders dei-
partij, de heeren Keuchenius en De Savornin
Lohman, dezer dagen elk een woord tot het
Nederlandsche volk richtten, waarvan het eene
■door den Standaard een bezielenden krijgs-
marsch en het andere een cursus in staatsrecht
wordt genoemd.
Voor deaanhangers der partij zullen beide
geschriften zeker waarde bezitten, al ware het
alleen, voorzoover het geschrift van den heer
Lohman betreft, als eene herinnering aan ver
schillende redevoeringen door eenige afgevaar
digden der partij gehouden.
Want met aanhalingen daarvan is de heer
Lohman in zijn geschrift niet karig, naar onze
meening niet zonder bedoeling met het oog op
de aanstaande verkiezingenhij doet dit
echter met de betuiging dat redevoeringen door
of namens de partij in de kamers uitgesproken
niet enkel woorden maar daden zijn.
Zulke verzekeringen willen wij stellen op
rekening van de warme overtuiging die den ijve-
rigen leider der partij bezielt voor de beginselen
welke hij voorstaat en gaarne het overdrevene
ervan over het hoofd zien, want zoo menige
redevoering bevat niets dan woorden en laat
niets 'na (dan klanken.
Maar wel kan het geschreven en gesproken
woord vergeleken worden bij het zaad dat
wordt gezaaid en waaruit vruchten, hier
daden kunnen ontkiemen.
En de heeren Lohman en Keuchenius zijn
heengegaan om dat zaad uit te strooien over
ons land.
Of het daar een vruchtbaren bodem vinden
aal De tijd zal het leeren. Wij kennen aan
de brochure van den heer Lohman - die vooiul
propoganda schijnt te willen maken onder zijne
tegenstanders, waarom zijne beschouwing voor
ons belangrijker is dan het geschrift van den heer
Keuchenius meer opwekkende kracht voor
mede- dan overredingsmacht voor bestrijders toe.
Nieuwe gezichtspunten worden daarin niet
geopend en, nu moge men beweren dat er oude
zaken zijn die altijd nieuw blijven, nieuwe
argumenten zijn een onmisbaar vereischte voor
gekende ideën willen deze terrein winnen.
De heer Lohman is zich niet gelijk gebleven.
Hij verklaarde in zijn inleidend woord dat hij
aan de feiten de schrikwekkende voorstelling
wilde toetsen, die aan de clericale overheer-
sehing gegeven wordt, en dit te willen doen
zoo eenvoudig mogelijk en zonder de tegen
partij te beoordeelen. Maar vier bladzijden
verder vermeldt hij omtrent zijne tegenstanders
dat zij „meenen op zichzelven te kunnen staan
zij zien niet in dat zij, zoo staande, voortdurend
afglijden, totdat al het gezag van de overheid
en alle eerbied voor de wet verdwijnen, en
alleen de macht, de kracht van den sterkste
overgebleven zal zijn.
„Ik beweer niet dat zij die tot de regee-
rende partij belmoren, de wet der Tien He
boden als Goddelijke wet verwerpen. Moge
elders de kreet gehoord wordenDieu est
l'ennemibij ons hoort men zelden zulke gods
lasteringen, al moge ook de groote opgang,
dien de godslasterlijke en oppervlakkige
geschriften van Multatuli gemaakt hebben,
een zeer bedenkelijk teeken des tijds zijn.
Toch zou men zich vergissen zoo men meende
dat de eerbied dier partij voor de wetten en
voor de wet der Tien Geboden berust op eer
bied voor en geloof in God. Ik betwijfel althans
of er in de staten-generaal éen liberaal is, die
zich openlijk en beslist op Gods wet, als af
doend gezag, zou durven beroepen. De inspraak
van het geweten, of naar veler oordeel het
welbegrepen eigenbelang, schijnt steviger grond
slag te zijn."
Hier staat men toch wel degelijk voor een
oordeel en niet alleen geen al te vriendelijk,
maar zelfs hoogst onbillijk. Men moge den
geest van Multatuli's geschriften verderfelijk
vinden, de verklaring dat zij oppervlakkig zijn
pleit sterker voor de oppervlakkigheid van
hem die haar neerschrijft dan tegen de ge
schriften zeiven.
En de beoordeeling van hen, die tot de re-
geerende partij behooren, berust zeker evenmin
op vasten grond.
Met een enkelen trek wordt echter daarbij
juist het groote verschil van standpunt aange
geven dat de groote kloof vormt tusschen de
anti-revolutionaire partij en hare tegenstanders.
Zij hecht zich slechts aan dit beginsel„Noch
in den volkswil, noch in de wet, maar alleen
in God vindt men de bron van het souvereine
gezag, en zij belijdt ook op staatkundig terrein
de eeuwige beginselen van Gods woord."
Wat tal van begrippen nu zijn er omtrent
God. Een vasten vorm aan dat begrip te geven
is nog niemand gelukt en waar zelfs niet twee
personen hieromtrent eenstemmig denken, waar
tal van verschillende godsdienstenelk op
andere wijze de vereering van een hooger we
zen beoogen, daar mist men toch eiken grond
slag om een staatkundig program op te bouwen,
want men blijft steeds in een cirkel ronddraaien.
En nu voegt het allerminst om anderen minder
ernst, minder edele drijfveeren toe te schrijven
alleen wijl zij niet een zelfde macht erkennen.
Waar nu die groote grondslag ontbreekt,
kan men zich gemakkelijk met enkele groote
woorden tevreden stellen, maar men verge daar
voor van de tegenstanders geen waardeering
of eerbied, en allerminst eenstemmigheid.
Het is daarom tevens een goed beginsel om
volledige scheiding van kerk en staat te vor
deren een scheiding zóo dat op het eene ter
rein de geloofsbegrippen kunnen tieren, terwijl
de staat slechts de materieele belangen van
die geloovigen en ongeloovigen met strikte
onpartijdigheid handhave.
Aan eene partij dus die haar geloof op den
voorgrond stelt worde zooveel mogelijk, in het
belang van andere gezindten die evenveel recht
van bestaan hebben, verhinderd te heerschen
over allen en een wetgever plaatse zich dus
alleen op het standpunt van recht voor allen.
En dan blijven er nog genoeg punten van
aanraking over, die een gewenschte samen
werking kunnen bevorderen.
De heer Lohman haalt zelf voorbeelden aan
hoe hij bij liberalen als Yan Dedem en Van der
Kaay bij sommige gelegenheden steun en een
stemmigheid vond, een bewijs, dat zonder den
grondslag waarop de anti-revolutionaire begin
selen rusten men toch evenzeer goede zaken
tot stand kan helpen brengen.
Tal van punten komen er dan ook in de
brochure van den heer Lohman voor waar
over de vurigste liberaal en de stijlste anti
revolutionair het met elkaar eens zijn, al
berust elks meening dan ook op een ander
beginsel.
Men komt toch allen ten slotte tot een en
hetzelfde goede doel.
Maar de heer Lohman geeft, door eene aan
haling uit hetgeen de heer Donner heeft ge
sproken in zake het verplicht kerkgaan, een
bewijs in de hand dat men, hoe vrijzinnig
men ook wil wezen, door het anti-revolutio
nair geloof weer gevaar loopt onvrijzinnig te
worden. De heer Donner is tegen het verpiicht
kerkgaan, maar hij zou kerkgaan regel willen
doen zijn, en „diegenen die niet verkozen ter
kerk te gaan zouden hiervan kennis te geven
hebben Waarvoor dat zouden wij vragen.
Is het misschien een gemakkelijk middel dat
men door hulp van de militaire macht in de
hand wil hebben om de achterblijvenden te
controleeren en weer zijdelings te dwingen, wat
men rechtstreeks niet doen wil
Men ziet hetde liefde voor de kerk treedt
steeds op den voorgrond, en belet tevens tot
in de uiterste consequentie vrijheid en recht te
betrachten.
Zoo zal het steeds blijven. Waar aan de
eene zijde de kerk staat, die de macht van den
staat wil breken, en aan den anderen kant de
gemeenschap van allen, geloovigen en niet ge
loovigen waar tal van verschillende meeningen
heerschen, die de heer Lohman zegt het
zelf gelijk recht van bestaan hebben, daar
is het voor eene regeering plicht om bij de
vervulling van haar taak geen grondslag te
kiezen, die slechts gebaseerd is op kerkelijke
leerstellingen. En nu moge de heer Lohman
deu naam van kerkelijke party voor de anti
revolutionairen verre van zich werpen, de feiten
zijn er dat juist de groote kracht van die
partij, vooral op het platteland, zit in de kerk.
Het gros der volgelingen houdt zich niet op
met bespiegelingen maar neemt alleen de leuze
aanvoor of tegen de kerk. Dat is niet de
schuld der liberalen maar wel degelijk een
gevolg van het standpunt dat de anti-revolu
tionaire partij heeft ingenomen; en daardoor
juist is de groote verwarring ontstaan die nu
heerscht.
De heer Lohman moge trachten dit te ver
bloemen, het grootste gedeelte der aanhangers
zijner partij zullen zeiven vreemd opzien wanneer
zij hooren verklaren dat zij geen kerkelijke
partij zijn, en hem zeker Diet gelooven.
Vóór de kerk strijden zij en tegen de macht
van den staat. En dat zullen zij ook dit jaar
weer doen.
Het is de oude bekende geschiedenis, die
telkens op nieuw wordt herhaald.
In de brochure van den heer Lohman
zal menig voorstander aansporing vinden om
dien ouden strijd in Juni op nieuw met alle
macht aan te binden.
En menig tegenstander, hoeveel waars en
goeds hij ook in het geschrevene vinden zal,
waarmee hij zich evenals wij zal kunnen
vereenigen, hij zal toch ten slotte moeten
erkennen dat hij op dien grondslag'niet alleen
niet meestrijden kan maar zelfs nog krachtiger
zich aangespoord gevoelen om den strijd
ertegen voort te zetten.
Mocht het zaad, dat de heer Lohman
uitstrooit, ooit ontkiemen, zeker zal dit het
geval niet wezen onder de liberalen hetzij
oudere of jongere, die, waar zij verschillen in de
middelen en omtrent het idee van recht tegen
over de minderheid, toch gezamenlijk strijden
om kerkelijken invoed, van welke zijde ook, te
weren en het staatsbestuur vrij te houden van
invloed der kerkelijke dogma's.
De kiesvereeniging Voor Nederland en Oranje te
Goes deelt in een schrijven iu Het Zuiden mee
dat in een persoonlijk onderhond met den voor
zitter der vereeniging, den heer B. Quist, de heer
Van Voorst Vader slechts verklaard had eene
enkele bedenking te hebben tegen het program,
van anti-revolntionaire zijde openbaar gemaakt voor
hare candidaten voor lid der provinciale staten.
Die bedenking gold het bekende art. 1. „Het
geval toch, meende de heer Vader, zou zich kunnen
voordoen, dat hij, eenmaal lid der staten zijnde,
en geroepen om eene keuze te doen voor een lid
der eerste kamer, die keuze beperkt zou zien door
ten eenenmale ongeschikte candidaten of personen
van ongunstige reputatie. Door die schier gezochte
uitzondering te maken verklaarde nu toch, volgens
genoemd bestuur, mr Van Voorst Vader niet
onmogelijk met artikel 1 te kunnen instemmen Nog
meer, mr Van Voorst Vader deelde ongevraagd mede,
dat hij de HH. mr Lohman en Pompe voor de
tweede kamer stemde, en leverde dus daardoor
het bewijs dat hij voor leden der 2e kamer wel
degelijk let op de politieke richting der candidaten."
„Verder", meldt het bestuur van Voor Nederland
en Oranje, „aanvaardde de heer Van Voorst Vader
zonder eenig voorbehoud de 4 overige artikelen, ter
wijl toch met name artikel 5 „bevordering van het
beginsel: bijzonder onderwijs regel, openbaar
onderwjjs aanvulling", noodzakelijk met zich
brengt, om, (op helaas bijna ondenkbare uitzon
deringen na) een anti-revolutionair ter eerste
kamer aftevaardigen."
Er is hier een verschil dat moeielijk op te los
sen is wijl het berust op een mondeling overleg.
Thans valt er echter omtrent den heerVader te
constateeren dat hjj den anti-revolutionairen niet
meer kan voldoen en ook voor de liberalen niet
de gewenschte man is.
Want kan er ook omtrent art. 1 verschil heb
ben bestaan en naar het blijkt misverstand, de
instemming met de overige vier artikelen doet
hem toch meer anti-revolutionair zijn dan vrijzinnig.
Voor de kiesvereeniging Voor Nederland en
Oranje is het weer een les om liever niet meer
af te gaan op mondelinge verklaringen maar
schriftelijke bewijzen van instemming te vragen,
zooals zeker wel eens meer is gebeurd, wanneer
men met broeders te doen had, op wie men niet
al te veel vertrouwen kon.
Wij vernemen, dat de Confrérie van St. Sebas-
tiaan voor een den 6 Juli a. te geven concert in
den hove de Edele Handboog geëngageerd heeft de
koninklijke kapel van het regiment grenadiers en
jagers uit 'sHage, directeur de heer J. H. Völl-
mar. Aan de leden der gewone zomerconcerten
zal tegen verminderden prjjs toegang verleend
worden.
Een verblijdend, genotvol vooruitzicht voor Mid-
delburg's muziekliefhebbers en die in de naburige
gemeenten.
In de vergadering van de Commissie voor de
belangen van den dienstbaren standVrijdag jl. in
het museum alhier gehouden, werd Frans Peetere,
gedurende 25 jaren werkzaam bij de gasfabriek
alhier, bekroond.
Volgens getuigenis van zjjnen tegenwoordigen
chef, den heer Polet, die deze plechtigheid bij
woonde, heeft hij gedurende dien tijd onafgebroken,
met den meesten ijver en met goede trouw, de be
langen der fabriek in zijnen werkkring behartigd.
Hem werd bij die gelegenheid een loffelijk ge
tuigschrift uitgereikt, benevens eene keurig omlijste
plaat, terwijl de voorzitter, de heer E. J. W.
Koch, eene hartelijke toespraak hield.
Opgave van brieven, geadresseerd aan onbeken
den, verzonden door het postkantoor Middelburg
gedurende de le helft der maand April 1883:
J. C. Ludikhuizen en Willeboord Brasser, beiden
te AmsterdamH. J. Crucq, te Breda. Verzonden
geweest naar DuitschlandDe Gruyter, Ruhrort.
^VolfaartsrtijU, 11 Mei. In de heden
gehouden gecombineerde vergadering der zes pol
ders werd rekening en verantwoording gedaan
over het afgeloopen dienstjaar.
Uit de rekening bleek, dat iedere polder sloot
met een batig slot. Het dijkgeschot werd volgen-
derwjze vastgesteld: Oosterland ƒ6,50, Heeren
ƒ3,15, Oost-Nieuwland 4, Westerland 2,35,
Westkerke 4,75 en Nieuw-Sabbinge ƒ1,45 per H.A,
Verder besloot de vergadering het bestuur te
machtigen een plan op te maken tot het verbete
ren der duikers en waterleiding van af de slui»
door den Zuiderlandschen polder tot aan Oud-
Sabbinge, een werk, dat voorloopig is begroot
op 3000.