N° 95.
126® Jaargang.
1883.
Maandag
23 April.
Middelburg 21 April.
Geen rechtmatige grief.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent:
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
Be op den v ,.j [aten zeiven
MIDDELBIJRGSCHE COURANT
Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Moou, te Tholen: W. A. van Nieüwenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de'Compagnie générale de Publicité G. L. Daube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M,, Berlijn, Weenen, Zurich, enz.
Aan den vooravond van den verkiezingsstrijd,
welke een aanvang nemen zal in de aanstaande
maand met eene beslissing over de leden der
provinciale staten die moeten aftreden, begint
zich bier en daar eenige levendigheid te open
baren; en als een opmerkelijk verschijnsel
verdient zeker wei de aandacht dat in enkele
districten de liberalen van hunne belangstelling
blijk geven door te wijzen op de eischen, welke
de anti-revolutionairen hun candidaten stellen.
Deze vooral gorden zich ten strijde aan. Zij
maken zich gereed om het terrein te verken
nen, te wikken en te wegen waar winst te be
halen valt en te overleggen wat er moet gedaan
worden om voordeelig slag te leveren. En dat
juist heeft de belangstelling van de liberalen
een weinig opgewektniet algemeen maar in
enkele deelen van ons land.
Weken geleden heeft het hoofdorgaan der
anti-revolutionaire partij de aanhangers ervan
gewezen op de dingen die aanstaande zijn, en
meer en meer heeft het den weg aangegeven
welke ten behoeve der verkiezingen voor de
staten provinciaal dient te worden ingeslagen.
Getrouw aan een eenmaal vastgesteld plan
om het gansche raderwerk der verkiezing in
zijn macht te hebben, heeft de leidsman der
anti-revolutionairen in de Standaard op zijn
gewone kernachtige wijze wenken gegeven en
aangetoond dat ook voor die verkiezingen een
program onmisbaar is.
Wel heeft men daarbij niet het oog op het
grootsche program, bij uitnemendheid „ons pro
gram" geheeten, maar volgens den leider moet er
een eenvoudig en vooral practisch stuk gemaakt
worden waaruit, zoo werd den anti-revolutionai
ren kiezers toegeroepen, „een iegelijk in heel
de stad en door heel de provincie aan alles
merken kan dat uwe candidaten mans genoeg
zijn om de stad te beheeren of uw provincie
vrij van water te houden. De schijn zelf moet
gemeden alsof ge stad en provincie er maar
aan op woudt offeren om een paar van uw
mannen in eere te brengen."
Het was ook niet gemakkelijk om een be
paald program voor die verkiezingen vast te
stellen; trouwens jaren waren noodig geweest
om het groote program tot een goed geheel te
vormen en het al de denkbeelden en gedachten
der partij te doen weergeven. Maar van de
andere zijde „bedingen moesten er zeer zeker
gesteidbedingen die in en uitsluiten mits
bedingen die bij de provincie hooren en waar
over de aanhangers van dezelfde partij het
eens waren; die allen verstaan."
Het zal, dunkt ons, de volgelingen van dr.
Kuyper wel eens ger hebben bij zijne
betoogen dat een vol werkt program
voor de provinciale v nog niet kan
verwacht worden, wij ^etrrein de eerste
schuchtere schrede i ^ro'was gezet, ter-
>vyl aan den andere: 111 een soort pro-
am werd gewer €1^%gegrond was
aerzijds de vraag „als er nog
n program kan j)a m8\ er toch een
-;ram zijn moet, e an& dan uit die
'ijke positie? gen t0f7olgens zijne
Bi opinie ten Voe& er\ antwoord
'egin met uit 8 aat en ;am die be-
•en over te met waf:provinciale
en betrekki ls-"die bepalin-
bij wat o" 1 ^er rechtstreeks
verrijkt ^0U uwe provincie
speen
jehoefde
.e hebbe
:n wat ook
ovincie aan de
feen scherpen
wat gebeuren
zij, tot wie
deze wenk was gericht, meer het oog zouden
slaan op het eerste dan op het laatste gedeelte
ervan.
Het spreekt van zelf dat de aanhangers
eener partij als de anti-revolutionaire, voor wie
het program vaD 1878 het plechtanker is,
alleen zich zouden afvragen welke voorwaarden
kunnen wij op grond daarvan stellen, liever
dan zich hoofdzakelijk te bepalen tot de meer
praktische zijde van het vraagstuk, aan het
lidmaatschap van de provinciale staten ver
bonden,
Men plaatste zich meer op het standpunt van
de politieke partij en men stelde deze voorwaar
den aan de candidaten „dat zij het christelijk
onderwijs zullen voorstaan en voor verdruk
king vrijwaren, en dat zij van meening zijn
dat bij voorkomende gevallen anti-revolutio
naire leden in de eerste kamer en in gedepu
teerde staten behooren te worden gekozen."
Wat ook later moge geschreven zijn door
den leider, om aan te raden hij de keuze van
candidaten niet op godsdienst te zien; om te
verzekeren dat hij niet enkel anti-revoluti
onairen voor de provinciale staten kiest, men
kan erop rekenen dat de beide genoemde eischen
de hoofdpunten zullen blijven van de voor
waarden die men aan candidaten van de par
tij stelt en van een program, hoe bescheiden
dit ook moge zijn.
En die voorwaarden nu hebben een storm
teweeggebracht in het liberale kamp.
Er werd zoo beweerde men daardoor
inbreuk gemaakt op de zelfstandigheid van de
eventueel gekozenen die voorwaarden streden
tegen de artt. 82, 83 en 127 der grondwet.
Het kamerlid Bastert verhief zijn stem er
tegen, en in het TJtrechtsch Dagblad schreven
een aantal kiezers eene waarschuwing tegen
het streven der anti-revolutionairen in hun
district, omdat ook daar de eischen omtrent
het onderwijs en de verkiezing voor Eerste-
kamer-leden waren gesteld aan de candidaten,
die voor de Provinciale Staten-verkiezing zouden
worden aanbevolen.
Ons dunkt dat men ten onrechte de anti
revolutionaire partij beschuldigt van zonde te
bedrijven tegen de grondwet.
Dat men zich van liberale zijde in de bres
stelt voor wakkere leden der provinciale staten,
die dit jaar moeten aftreden en die men 8 Mei
gaarne .herkozen zag dat men hen met warmte
verdedigt en de kiezers aanprijst, wij kunnen
dien ijver niet anders dan toejuichen en tot
voorbeeld stellen aan hen, die in onze provin
cie, waar het nog zoo bijzonder kalm is, geroepen
zich gevoelen om de leiding der aanstaande
verkiezing op zich te nemen. Maar men ont-
zegge de tegenpartij niet het recht om ook
hare eischen te doen hooren; men verschuile
zich niet achter de grondwet om iets ongeoor
loofd te noemen wat een hoofdbestanddeel van
ons politiek leven uitmaakt.
Kiezers en gekozenen dienen toch zich onder
ling te verstaan, en geen candidaat wordt ge
dwongen zijne overtuiging prijs te geven.
Strijdt die met hetgeen men een program wil
noemen men kan zich nog terugtrekken vóór
men als candidaat optreedt.
Mr Heemskerk schrijft in zijn Praktijk
onzer Grondwet over de zelfstandigheid van
een afgevaardigde „hij mag niet als lasthebber
met een gebonden wil naar eens anders over
tuiging ter vergadering komen, noch ook het
gevoelen van zijn kiezers inwinnen, om daar
naar zijn stem te regelen," maar de heer
Heemskerk wil toch ook raadpleging als ge
bruik toestaan. En zeker terecht. Wanneer
de eigen overtuiging van een afgevaardigde in
hoofdzaak overeenkomt met de grondbeginselen,
waarop eene partij rust die hem afvaardigt,
dan wordt er immers geen onzedelijk spel ge
speeld. Wel zou dit het geval zijn als hij tegen
zijn eigen meening handelde, alleen om zijne
kiezers te believen. Maar om dat te voorkomen
is juist overleg noodig; is het wenschelijk dat er
eischen gesteld worden waaruit blijkt of men
eikaar lijkt.
Prof. Buys zegt in zijn Toelichting en kritiek
over de Grondwet naar aanleiding van art. 82:
Het is de taak van den kiezer te zorgen dat die
politieke homogenaiteit besta en bestaan blijvehij heeft
te vragen niet wat de candidaten die hem worden voor
gedragen cften zullen, maar wat zjj zijn. Men heeft in
de eerste jaren na 1848 de gedachte, in artikel 82
uitgedrukt, vaak met al te groote schroomvalligheid, soms
met eene zekere preutschbeid zelfs willen vertolken. Er
zijn voorheelden dat candidaten weigerden te zeggen hoe
zij dachten over aanhangige wetsontwerpen, terwijl vrij
algemeen het gevoelen gold, dat het afleggen van eene
politieke geloofsbelijdenis niet te rijmen ware met die
vrijheid van handelen, waarover de candidaat, eenmaal
gekozen, als afgevaardigde moet kunnen beschikken.
Zonderlinge bewering inderdaadmen wil dat de kiezers
zoeken naar gelijkgezinden en toeh zouden zij omtrent
de gezindheid van de voorgedragen candidaten geen in
lichtingen mogen inwinnen. Maar zegt men deze
geloofsbelijdenissen worden voor hen die ze aflegden, na
de verkiezing althans, een zedelijke band, welke hunne
vrijheid belemmert. Het kan zijn, maar deze zedelijke
band mag niet alleen, hij moet bestaan, althans wanneer
de belijdenis niet meer behelst dan in den regel het geval
pleegt te zijn. Daarenboven, zijn dan alleen zij, die een
programma stelden, dus gebonden Zeker niet. Pro
gramma's vraagt men slechts aan enkelen, omdat de
meesten die reeds gegeven hebben, hetzij in hunne
parlementaire antecedenten, hetzij in hunne geschriften.
Die antecedenten en geschriften zijn vo«r dezeD wat de
politieke geloofsbelijdenis voor anderen is het motief dat
tot hunne benoeming leidde. Allen blijven in gelijke mate
vrij en onvrij ieder ban de beginselen, welke hij vroeger
openbaarde, 't zij dan in woorden of in daden, later prijs
geven, maar natuurlijk dat niemand het doen kan zonder
het motief van zijne aanstelling te vernietigen en dus
het verband met zijne kiezers te verbreken. Van die
vroegere angstvalligheid is in de tegenwoordige dagen
weinig of niets meer overgebleven. Naarmate het poli
tieke leven zich ontwikkelt verlangt de kiezer ook meer
te weten van den candidaat, die men hem aanbeveelt, en
wordt hij meer bepaald en meer dringend in zijne vragen
om inlichtingen."
Doch men wijst ook op den eed van zuivering,
vooral wijl het anti-revolutionaire comité ver
langt dat de candidaten verklaren zullen de niet
anti-revolutionaire leden der eerste kamer en van
gedeputeerde staten niet te zullen herkiezen.
Wij meenen dat dit als van zelf ligt op den
weg van een anti-revolutionair lid der staten,
evenals een liberaal lid slechts stemmen zal
hen die zijne beginselen zijn toegedaan. Het
is éen met het beginsel dat men voorstaat
en dus geeir belofte tegen eigen overtuiging in.
En op de aftredende leden kan een program,
dat zulke eischen steltgeen invloed uitoefe
nen, want zij hebben niets te overleggen met
hunne kiezers hun politiek leven, hun verleden
als lid spreekt voldoende voor of tegen hen.
Laat ons billijk en praetisch zijn. Wie ver
langt dat anderen mannen zullen kiezen zonder
dat zij van hunne gevoelens iets weten; zonder
dat zij zich vergewissen of deze over groote
vraagstukken eenstemmig met hen denken,
zou den doodsteek willen geven aan het politiek
leven, een leven dat toch al reeds vaak flauw
en onmerkbaar is.
Ook wij liberalen eischen liever klaarheid
en duidelijkheid van onze candidaten dan dat
wij door te ver gedreven angstvalligheid ons
daarvan laten weerhouden. Men moet weten
wie men kiest. Misschien is het wel een der
hoofdoorzaken van het verval onzer partij dat
daarop niet genoeg gelet is in den laatsten
tijd; dat wij de hoofdpunten onaangeroerd
lieten.
In plaats van dus onze tegenpartij een ver
wijt ervan te maken, nemen wij haar tot voor
beeld. Wanneer niet van bovenaf onze kracht
kan weerkeeren dan dienen wij ten minste
zeiven van onder af te beginnen met pogingen
om die kracht te herstellen, al wanhopen wij
ook daaraan vaak.
Ook de eerste kamer dienen wij in het oog
te houden bij de keuze der provinciale staten,
al voegen wij daarbij ook vooral waakzaamheid
dat er mannen worden herkozen en gekozen
die ook de belangen van onze provincie zullen
behartigen.
8 Mei is al spoedig in het land. En nog
merkt men in ons gewest zooveel als niets van
belangstelling in die aanstaande verkiezing.
Als die kalmte ons de goede leden kan doen
behouden, dan hebben wij daarmee vrede.
Maar de tegenpartij kan ook van die stilte 1
voordeel trekken en het is heter zelf krachtig
op te treden dan eene grief haar voor de voe
ten te werpen om onze eigen lauwheid en ons
eigen stilzitten te verbergen.
Per extratrein, bestaande uit drie salonwagens
en 3 eerste klasse rijtuigen, namen gisteren na
middag H. H. M. M. onze koning en koningin
te Walton (S. W. R.) de terugreis naar het
vaderland aan. Te 6.42 van Herne-Hill-station
vertrokken, bereikten de hooge reizigers te 8.20
Queenboro-pier. De trein werd begeleid door de
beeren Montemer Harris, manager of the London,
Chatham and Dover Railway en Cockbnrn, super
intendent of the line.
Yóor bun vertrek hadden zij de wedrennen in
Sandown-paxh te Londen bijgewoond, terwijl des
morgens onze gezant den koning bet bekende
huldeblijk der Nederlanders in Engelands hoofd
stad had aangeboden.
Direct na aankomst te Queenboro-pier begaven
de vorstelijke personen zich, door de met vlaggen
versierde poort, aan boord van bet daar gereed
liggende stoomschip Valk.
De brug, die toegang tot de Valk verleende,
werd door 6 fakkeldragers (matrozen) van uit een
der stuurboordsbooten verlicht.
De booge reizigers gebruikten aan boord van
de Valk, die te 8.50 zee koos, bet diner.
Er woei een stijve bries en de dames van bet
gevolg, zoowel als bet kleine prinsesje maakten
of vernieuwden de kennis met de zeeziekte. H. H.
Majesteiten bleven er echter van verschoond.
De Valk hield zich uitstekend en maakte
goede vaart.
Te 8.37 kwam bet jacht onder begunstiging van
prachtig weder te Vlissingen, even als de vorige
maal door den beer Stasse, gezagv. van een der
mailbooten van de maatschappij Zeeland op de
Theems, en door den Hollandschen zeeloods
Adriaansen naar Vlissingen geloodsd.
De koningin wandelde, tijdens de bagage ge
lost werd, op het dek, doch de koning, die, naar
men ons mededeelde, ongesteld was, bleef in den
salon.
Te 9.14 stapten de vorstelijke reizigers van boord;
de koning, die den kommandant Binkes bij bet
vertrek de band gaf, was gekleed in burger-
costuum en zag er lang niet opgewekt uit
de koningin droeg een licht bronskleurig reiskleed
met gouden tressen en een hoed van dezelfde
kleur, terwijl zij een bouquet van witte rozen in
de band hield. Het prinsesje zag er allerliefst
uit, en was gekleed in granaat fluweelen costuum
met een rood satijnen hoedje. De bemanning van
de Valk paradeerde op bet dek en bief, toen
H. H. M. M. bet jacht verlieten, een lnid hoera
aan, dat zoowel de koning als de koningin min
zaam beantwoordden.
Ook bet weinig talrijke publiek, dat zich buiten
de voor ieder afgesloten bal bevond, liet een
flauw boera hooren, dat eveneens door de booge
reizigers beantwoord werd.
Op de ponton bevonden zich de commissaris
des konings in Zeeland, benevens de burgemeester
van Vlissingen en de kommandant van bet
garnizoen aldaar; met eerstgenoemde wisselde
Z. M. eenige woorden.
Te 9.17 vertrok de extratrein, begeleid door den
beer Mieling, die de vorstelijke personen naar de
residentie moest voeren, waar zij te 11.50 aan
kwamen.
Eenigen tijd na bet vertrek van HH. MM.
werden een tiental postduiven aan boord van de
Valk losgelaten.
De Valk vertrok te 5 uren naar Nieuwediep.
Vlissingen, 21 April. Bij bet dagelijksch
bestuur dezer gemeente is, op zijn verzoek be
treffende den postdienst, van den minister van
waterstaat enz. bericht ontvangen, dat er een
brievenbus geplaatst zal worden op den boek der
Lampsensstraat, ten gerieve der bewoners van
bet dok en de buitenwijken.
Wij vernemen daarbij officieus, dat die bus ge
licht zal worden 15 minuten vóór het vertrek
van den posttrein, zoodat die bus ook een gerief
zal zijn voor allen die met hunne brieven niet
tijdig genoeg gereed zijn om ze vóór de lichting
der bus van bet hoofdkantoor aldaar te bezorgen.
We mogen bet bestuur der posterijen dank
zeggen voor bet nemen van dezen, doeltreffenden,
maatregel.
Tusschen de Maatschappij tot Exploitatie der
Staatsspoorwegen en de Ho 11. IJzeren Spoorweg
maatschappij is eene overeenkomst gesloten, waarbij
aan eerstgenoemde maatschappij gedurende del?