N° 82. 126e Jaargan 1883. Zaterdag 7 April. Yerantwrflim i» zate ie Atóer. Middelburg 6 April. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent: Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Visschersrampen. MIDDELBIRGSCHE COURANT. Agenten voor dit blad zijn (e Vlissingen: P. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Ivruiningen: F. van der Peul, te Zierikzee: A. C. de Moou, te Tholen: VV. A. van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peijl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicilé G. L. Daubï en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M, Berlijn, Weenen, Zurich, enz. Wij ontvingen voor VIo<l«Ier«atvan den burgemeester van Rit- them opbrengst lijst 30. Totaal 666,41. Sclievening'eiiopbrengst collecte eener vereeniging te Westkapelle 4,03, M. te Vlis singen 40. Totaal 131,52. Het totaal voor ITrU bedroeg 183,64. Ingezondenj Voor het eerst, zoo lang over de noodlottige gebeurtenis van 4 Juli 1882 in het openbaar, mondeling en schriftelijk, het woord is gevoerd, is in een officieel stuk tot punt van uitgang gekozen de vraag, welke wij in onze opstellen van 5 en 6 December jl. hebben aangewezen als de kern, waaromheen iedere redeneering over de aansprakelijkheid zich behoort te be wegen. Wij bedoelen de vraag waarom, ge durende 7 jaren, 39 malen in den wind gesla gen is hetgeen door den ontwerper en bouw meester der rammonitors van het type-Adder zoo duidelijk mogelijk uitgesproken is: „dat bij deze gevaarten het denkbeeld van zeeschip geheel ter zijde gesteld is en ze niet geeigend zijn om tochten op de Noordzee te maken." De minister van marine verantwoordt zich in zijn aan de tweede kamer ingediend rapport, waarvan een zeer beknopt uittreksel in ons no. van 23 dezer is medegedeeld, uitvoerig op de uitgesproken vraag. Het doel ons leed te moeten zeggen, dat's ministeis verantwoording een allertreurigsten indruk op ons maakt. «De minister is verplicht, aldus lezen wij in het rapport, te erkennen dat hij eerst onlangs, door het verzamelen van de bescheiden, die de Adder-commissie van dienst konden zijn, van dit oordeel over de rammonitors, uitgesproken door den hoofdingenieur-directeur van scheepsbouw, in zijn brief van L8 Januari 1869 aan den minister van marine, kennis heeft gekregen." In 't voorbijgaan zij opgemerkt, dat het woord „oordeel" hier onjuist gekozen is» De brief van den directeur van scheepsbouw is geen advies, door een deskundige uitgebracht over een niet door hem uitgevoerd, doch aan zijne beoordeeling onderworpen werk. De ingenieur Turk schrijft over hetgeen hij zelf uitgedacht heeft en op 't punt staat te doen maken. Hij wijst de bestemming aan, die bij bedoelt er aan te geven. Hij zegt nietik beschouw deze rammonitors als ongeschikt voor zeetochten. Hij zegt: ik geef hier een onzeewaardig ver nielingswerktuig, alleen bekwaam voor den dienst op onze reeden en niet geeigend voor tochten op de Noordzee. Wie nu, na deze verklaring van den scheepsbouwmeester, een rammonitor over zee heeft gezonden, kan zich niet verantwoorden met te zeggen de ziens wijze van den adviseur van 1869 is niet de mijne. Hij is verplicht op zijne beurt te ver klaren de ontwerper van de rammonitors heeft niet geweten wat hij ontwierp en zich geen rekenschap gegeven van hetgeen hij maken ging ik weet dat beter en geef ze eene andere bestemming. De minister heeft echter van dien brief geen kennis gedragen. Dat is wel jammerMen zou anders denken, indien het juist is wat in het rapport gezegd wordt, dat al de stukken over rammonitors sedert jaren steeds „met aan dacht gelezen en overwogen zijn," dat bij die lectuur ook wel eens gevraagd zullen zijn de retroactaop den bouw der mpnitors-betrekking hebbende. Bij die retroacta kon dan toch zeker niet ontbreken de brief van 24 Januari 1869. Of is het archief van het ministerie van ma rine soms in de war Wij kunnen het niet denken, maar geven de onderstelling in over weging aan allen, die voor de ramp van 4 Juli 1882 nog voortdurend zoeken naar scbul- digeu, in de laagte! Voor ons is de vraag, wie verantwoordelijk gesteld moest worden voor het gebeurde, nooit een vraag geweest. Wij hebben onze mee ning daarover doen kennen in ons artikel De, Last der Aansprakelijkheid (6 Dec. 1882). Het rapport van den minister neemt den laat- sten twijfel weg. De man, die verantwoorde lijk is, heeft zijne schuld, rechtskundi gen weten dat daarbij aan moedwil niet ge dacht wordt, bekend. De minister tracht echter den last, dien hij door zijne bekentenis op zich genomen heeft, van zijne schouders af te wentelen. Voor het karakter van den heer Taalman Kip zouden wij wel wenschen dat hij deze onhandige po ging niet gedaan had. «Heeft de minister gedwaald, zoo laat hij schrijven, dan hebben met hem gedwaald d6 minister Wichers, de hoofdingenienr-adviseur van scheepsbouw, de directeu ren-commandanten in de maritieme directièn en al de be velhebbers der monitors." Met opzet kiezen wij de uitdrukking „laat hij schrijven." De gedachte, dat niet 's minis ters eigen hand hier de pen heeft gevoerd, neemt iets weg van het onmannelijke, dat in deze uitvlucht, in dit werpen van eigen schuld op anderen, gelegen is. De penvoerder van den minister heeft echter niet bedacht, mis schien hebben ook twee handen aan het stuk gewerkt, dat op eene volgende bladzijde van het rapport deze verklaring zou voorkomen: «De minister moet te eenenmale verwerpen de verant woordelijkheid, door sommigen gelegd op personen, die onder zijne bevelen aan het departement werkzaam zijn. De minister en niemand anders is verantwoordelijk voor hetgeen van zijn departement uitgaat. Hij moet en hy kan dat zijn." De minister zelf spatieert deze twee woor den. Ze bevatten de erkentenis der aanspra kelijkheid, welke geen militair, die tevens een man van karakter is, bij het aanvaarden van den hoogsten militairen post, van zich af zoekt te werpen. Ook de poging om de verantwoordelijkheid te deelen met den oud-minister Wichers gaat niet op. Met dezen hebben wij thans niet te maken. Het is een van de ernstigste beschul digingen tegen het parlementaire stelsel, dat de verantwoordelijkheid der hoogste bewinds lieden in de meeste gevallen eene loutere fictie blijkt te zijn. Het departement van marine heeft echter aan een gelukkig toeval het voor recht te danken dat de fictie, voor zooveel dit ministerie betreft, eenigszins eene werkelijkheid geworden is. De heer Van Erp Taalman Kip heeft, langer misschien dan eenig minister sedert 1848, het bewind over hetzelfde departement van algemeen bestuur gevoerd. Hem minder dan iemand past het de kortstondige porte feuille-wisseling met den heer Wichers als dek mantel voor zijne verantwoordelijkheid te ge bruiken. De heer Wichers nam 9 Mei '74 de porte feuille van den heer Van Erp Taalman Kip over en behield die tot 2 Nov. 1877, toen de heer Kip hem weer opvolgde. Niet gelukkiger is de minister in het betoog, waarmede hij beproeft aan te toonen dat de ondervinding, sedert 1874 opgedaan, het be stemmen van rammonitors voor zeetochten, tegen den wil van hun ontwerper, gerechtvaar digd zou hebben. Wij hevelen dit gedeelte van het rapport in de ernstige en nauwlettende aandacht aan van allen, die geroepen zullen worden een eind-oordeel over de Adder-zaak uit te spreken. Het geldt hier toch iets ge- wichtigevs dan de aansprakelijkheid van den thans demissionairen minister. Het geldt de vraag of ook in 't vervolg met het roekeloos bedrijf, van monitors zonder noodzakelijkheid over zee te zenden, zal worden voortgegaan. Wederlegging, punt voor punt, van hetgeen de minister hieromtrent aanvoert, zou grooter uitvoerigheiduitgebreider aanhalingen vooral, vorderen dan onze ruimte toelaat. Wij moe ten ons bepalen tot korte aanduidingen. De eerste zeetochten van rammonitors geschiedden, verhaalt de minister, ouder geleide van Z. M. stoom schip De Valk. «De rapporten over die reizen gaven aanleiding tot verbeteringen waardoor in f den vervolge nimmer weer zooveel water in de besloten ruimte der monitors is gedrongen, dat eenige vrees voor de veiligheid behoefde te worden gekoesterd." Dit wordt gezegd van het jaar 1874 of '75, toen de Panter en de Hyena hun eerste zee reizen afgelegd hebben. Maar wat heeft com mandant Willekens in '80 gedaan, nadat aan de Adder de centraalkiel, de stoomstuur-inrich- ting en al de andere verbeteringen aangebracht waren, die dezen monitor, naar de uitdrukking der enquete-commissie, „eene beperkte en be trekkelijke zeewaardigheid" geschonken hebben? De heer Willekens waagde het niet de zee waardigheid van zijn vaartuig onder ongunstige omstandigheden op de proef te stellen, want rapporteerde hij „ik vrees bij hooge zee voor het nitdooven der vuren, door het instroomende water langs de openingen der machinekamer." Een jaar later was de exhauster aangebracht, waardoor de mogelijkheid ontstond de ope ningen van de machinekamer dicht te schalmen zonder gevaar dat het stokerspersoneel zou stikken. Maar ook toen weder klaagde kom- mandant Arriëns, na herhaaldelijk door het slechte weder tot het opgeven van den zee tocht genoodzaakt te zijn geweest, over slecht sturen, over de groote hoeveelheden water die over het dek spoelden, waarbij ook water beneden kwam, en over de verbreking van alle gemeenschap met het benedenschip bij slecht weder, dewijl het dan niet mogelijk was een der trappen open te maken. Dit was het laatste rapport. Het volgende jaar had de noodlottige tocht plaats, waarop eindelijk gebeurd is hetgeen alle kommandan- ien jaar in jaar uit te verstaan gegeven hadden dat eenmaal gebeuren kon. Op het oogenblik dat Simon van der Aa inzag dat hij terug moest; toen het water dat misschien naar be neden drong, toen de onmogelijkheid van alle gemeenschap met het benedenschip, toen de geweldige bewegingen die het onhandelbare gevaarte aanhoudend in de onstuimige zee maakte, hem het besef van naderend gevaar gaven, toen weigerde de monitor te draaien. Op dat oogenblik is eindelijk dat onbekende „iets" voorgevallen, waar Nederland het verlies van 65 menschenlevens, eene waarde van vele tonnen gouds en het besef eener nationale schande bovendien aan te wijten heeft. Want het moet herhaald worden, al klinkt het ook hard en onaangenaam; deze ramp had voorkomen kunnen worden. Hadden de hoeren, die op hunne bureaux zaten, met ernst en nauw gezetheid de rapporten overwogen die zij onder de oogen kregen hadden zij zich rekenschap gegeven van wat het, blijkens die rapporten, eigenlijk beteekende een rammonitor in zee te zendenhadden zij, door den brief van Janu ari 1869 in te zien, zich herinnerd dat het doen van zeereizen niet de bestemming dier ge vaarten was, de last tot het ondernemen der reis van 4 Juli 1882 ware niet gegeven. Want de schuld moge door het ministerieele rapport vastgesteld zijn, aan moedwil heb ben wij toch zeker niet te denken. Dit zij zoo als het wil. De aansprakelijk heid van het ongeluk is teu slotte eene bijzaak. Niet voor ons genoegen hebben wij voor een groot deel herhaald, wat wij vóór bijna vier maanden reeds geschreven hebben. Wij laten het daarom voorloopig hierbij, niettegenstaande het ministerieele rapport in ieder zijner onder- deelen tot tegenwerpingen in menigte aanlei ding geeft. Wij hopen tot het maken dier tegenwerpingen niet genoodzaakt te worden. Maar wat wij van onze tweede kamer bidden, die beslist heeft dat de Adder-zaak nog een maal voor eene commissie uit haar midden gebracht zal worden, is dat zij door eene krach tige en stellige uitspraak deze woorden van het ministerieel rapport logenstraffe «Op grond van al het bovenstaande meent de minister te kunnen volhouden het bevel aan de Adder gegeven om, bij gunstige gelegenheid, buitenom, vau IJmuiden naar Hellevoetsluis te gaan, is volkomen te verantwoorden." De kamer verklare die woorden onjuist niet om een minister, of wien ook, te straffen, maar om eene herhaling van de ramp, waar onder ons land nog bloedt, in het vervolg zeker te voorkomen. In een bijvoegsel tot de Staatscourant van 6 dezer wordt medegedeeld een staat van afkoop van tien den, over het jaar 1882. Het totaal der afkoop- prijzen is 114,679,67waarvan: staatsdomein 21,478,441kroondomein 4217,61tienden van particulieren 88,983,62. Onder die van het kroondomein komt Zeeland voor tot een bedrag van 421,97*, waarvan 402.77 in 1882 niet is overgeschreven. Aan tienden van particulieren werd afgekocht voor een bedrag van 21745,391 en wel te: Dreischor 63 H. 32 A. 72 C. voor 6,336,55, Duivendijke 1 H. 20 A. 30 C. 239,104, 's Heer Arendskerke 5 H. 29 A. 42 C. 290, Kapelle 1 H. 41 A. 20 C. voor 201,30 en ƒ20,18, Kerk- werve 1 H. 15 A. 30 C. 55, Nieuwerkerk 22 H. 1 A. 60 C. ƒ1,900,081, Ovezand 65 A. 26 C. ƒ65, Tholen 12 H. 3 A. 10 C. ƒ1,010,00 en te Wolfaartsdijk voor een bedrag van ƒ11,628,17 4. De Sc. Ct. bevat het rapport van de natuur kundige afd. der kon. academie van wetenschappen naar aanleiding van verzoeken aan Z. M. den koning van de besturen der Nederlandsehe ver eeniging en der Sophiavereeniging tot bescherming van dieren, om wettelijke voorziening tegen mis bruik van vivisectie. Vlissingen, 6 April. Z. D. H. de erfprins van Waldeck Pyrmont, broeder van H. M. de koningin, is Donderdag avond met het stoomschip Prinses Marie van de maatschappij Zeeland van hier, via Queenboro-piernaar Engeland ver trokken, Z. K. H. was begeleid door zijn gouver neur en éen bediende. Vlissingen, 6 April. Naar wij vernemen is door de eigenaren van het badhuis en de daarbjj behoorende terreinen met de gemeente overeenge komen tot overdracht ervan aan de gemeente, behoudens goedkeuring van den raad en van ge deputeerde staten. Te* Neuzen, 5 April. In de vergadering van den gemeenteraad op heden alhier, is, na voorafgaande installatie van het nieuw gekozen lid, den heer C. van der Hooft, tot wethouder benoemd de heer Jac. de Fejjter Pz., ter vervan ging van wijlen den heer J. de Jonge. Wijders is in beginsel besloten tot den aanleg van een toegangsweg van af den weg langs de begraafplaats naar het station van den spoorweg, uithoofde van de onveiligheid van den thans ge bruikten weg daarheen. Na ontvangen goedkeuring der bestekken voor het bouwen van eene tweede openbare lagere school en het doen van veranderingen aan de bestaande, beiden in de kom der gemeente, is de aanbesteding daarvan bepaald op den 27" April aanstaande. De te Yzendijke gestationeerde brigadier der maréchaussée Hontelé is bevorderd tot wacht meester ter standplaats Yzendijke. De uitgevers van het Sluisch Weekblad hebben besloten die uitgave, die onder veel moeite en vaak onder allerlei tegenkanting zijn vier en twintigsten jaar ingetreden was," te staken, wegens gemis aan belangstelling. Naar Het Vaderland verneemt, heeft nu ook de candidaat voor de portefeuille van financiën in de ministerieele combinatie van den heer Heems kerk, de heer Hart sen, zich eergisteren terugge trokken, zoodat de heer Heemskerk thans naar een geheel nieuw stel ambtgenooten zoekende ie, Volgens Daily Telegraph zou het bezoek onzer vorstelijke familie van langer duur zijn dan eerst bepaald was. HH. MM. zouden tjjdens hun ver blijf in Engeland alle belangrijke plaatsen van Londen bezoeken. Z. M. de koning heeft «aan het Engelsche hof doen weten, dat hij gedurende zijn verbljjf in Engeland strikt incognito in acht zal nemen. Volgens het Vaderland zou echter waarschijn lijk de koning weldra het tot hiertoe in acht genomen incognito laten varen. Z. K. H de prins van Oranje vereenigde Don derdag verschillende hooge diplomatieke en staats ambtenaren aan zijn tafel. Zr M' gezant te Brussel, baron Gericke van Herwjjnen, behoorde tot 'i Prinses; gasten.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 1