N° 66. 126® Jaargang, 1883. Maandag 19 Maart. Rijks-Belastingen. Middelburg 17 Maart. Een schoolman-profeet. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent; Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. BERICHT. Zij die zich vóór 1 April op deze Courant abonneeren, ontvangen de nog in dit kwartaal verschijnende nommers gratis. Visschersrampen. MIDDELBIRGSCHE COURANT. Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Niedwenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peijl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube en Cie, te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weeneh, Zurich, enz. Door ons werd heden ontvangen voor Modder g-at vanN. N. 5, de leerlingen der Chr. burgerschool te Middelburg 5,50, op brengst van een speelpartijtje te Hulst 6,85, A. 2,50, P. en A. 2, N. W. 1,15, Q. 2, N. N. 2,50, zonder bijschrift 0,25. Totaal met het vorige 178,61. Sclie veilingen vanN. N. 2,50, dezelfde leerlingen, hierboven genoemd, 2, N. N. 2,50. Totaal ƒ17.75. Urli van N. N. 2,50, van de bovengenoemde leerlingen ƒ3,50, N. W. ƒ1,15, V. ƒ5, N. N. 1, Q. ƒ2. Totaal ƒ38,90. De burgemeester van Middelburg maakt bekend: dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger der directe belastingen ter invordering is verzon den het door den provincialen inspecteur der directe belastingen enz. te Middelburg den 14en Maart 1883 invorderbaar verklaarde kohier n° 6 van het patentrecht over het 3e kwartaal voor het dienstjaar 1882/83, met uitnoodiging aan ieder wiens zulks aangaat, om, na bekomen ken nisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens, dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten bestaan, binnen drie maanden na heden behooren te worden ingediend. Hiervan is heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 15™ Maart 1883. De burgemeester voornoemd, D. A. DRONKERS, L. B. Ervaring en gedachten van een eernaam, huisvader. Het was de eenige echte, ouderwetsche winteravond dien wij in het gansche gure jaargetij van December at hadden beleefd. Er lag sneeuw en het vroor knapjes. En dat in de maand Maart! Voor zulk een zeldzaamheid moet zelfs een huisvader, die het ernstig meent met de op voeding van zijn kroost, het hoofd buigen bij zulk een gelegenheid gevoelt hij zelfs den moed hem in de schoenen zakken om aan zijn beginselen streng de har.d te honden. En Waarlijk, er viel anders daarmee niet te gek ken Ik wil mij zeiven niet erop verhoovaar- digen maar eerlijkheidshalve en oprechtheid past ook tegenover ons zeiven, zoowel in het goede als in het kwade moet ik bekennen dat ik altijd, voor er aan uitgaan of andere ontspanning mocht gedacht worden, het afmaken van het huiswerk aan mijn kinderen als eerste voorwaarde stelde. Ik overtuigde mijzelven steeds dat daaraan voldaan was en aan mijn vaderlijk gezach werd nooit te kort gedaan. Ik geloot dan ook niet dat ik nog, trots die hoogst zeldzame gebeurtenis van sneeuw en ijs, van mijne strenge gewoonte zou zijn afgeweken, zoo niet de vaste belofte door de jongens was afgelegd, dat de vervulling van de taak, die hun was opgedragen, er niet onder lijden zou. Het mocht wat, die belofte. Toen zij eenmaal verlof hadden om weg te gaan, kwamen de jongens natuurlijk veel te laat 'thuis; zij waren doodmoe van het sleden en sneeuwballen gooien, waaraan de halve stad, paar ik hoorde, had meegedaan, en zij dachten evenmin om hun huiswerk als ik om hen te bestraffen, toen ik ze daar zag met hun frisscüe wangen en hun oogSn, die mij vertelden hoe dringend noodig rust voor ben was. Hun gezondheid ging bij mij boven hun geleerdheid, en de strafpredikatie bleef achter wege. Ik week dus weer af van mijn principe Den anderen dag kon geen der jongens nieuwsgieriger zijn naar den afloop der geschie denis dan ik, want er was natuurlijk bij hen geen sprake geweest van nog huiswerk te maken voor zij naar de Hoogere burgerschool gingen. En de gevolgen De een kwam veel vroeger te huis dan ge woonlijk! Hij was weggezonden omdat hij zijn werk niet had gemaakt» En de ander, die in eene hoogere klasse zat, verzekerde mij dat mijnheer, de leeraar, hem zijne over treding voor ditmaal niet kwalijk genomen en zelfs beweerd had dat hij het zich best kon begrijpen dat het huiswerk erbij ingeschoten was. Beide jongens vroegen mij mijn oordeel over die verschillende handelwijzen en ik weet niet dat ik ooit in lastiger toestand ben geweest. Dit was zeker wel de grootste straf voor eene enkele afwijking van mijn eenmaal aangenomen stel regel. Ik ontweek het antwoord op die vragen door enkel te verzekeren dat het in mijn jeugd nog veel gestrenger toeging. En dat was ook zoo. In die dagen, toen de kostscholen nog hun hoogsten bloei hadden bereikt, toen die africh- tings instituten, meer dan nu gelukkig, het beste toevluchtsoord waren voor ouders, die liefst niet veel last van hun kinderen wilden hebben en van jongens die een bepaalde car rière kozen, waarbij een examen voor de denr stond, toen werd er nog meer geëischt dan tegenwoordig. Ik wist dat zelf te goed, en toch had ik een model-kostschool doorloopen, welks hoofd ik nog eerbiedig en waardeer, 's Morgens te zeven uren, winter en zomer, begonnen de lessen, en tot 's avonds vóór het naar bed gaan zat men nog verdiept in de lessen, die den volgenden dag moesten gekend zijn, terwijl de eenige afwisseling was een uur wandelen onder toezicht van een monsieur en eenige lichaamsbeweging op een speelplaats. Geen enkele afwijking van de gewoonte werd geoorloofd en men was meer bedacht op ver schillende middelen om overtredingen te straffen, soms zelfs ten koste van het noodige voedsel, dan men zich bezighield met het nagaan en leiden van de verschillende karakters. Dit kon trouwens op groote kostscholen niet. Dan zijn wij thans ten minste vooruitgegaan. Wij behoeven onze jongens en meisjes niet meer van huis te zenden, of het moest wezen om z. g. manieren te leeren, wanneer wij het zeiven daarin niet ver genoeg gebracht hebben om hen ervan op de hoogte te brengen. Men kan goedkooper en beter nu zijn kin deren opvoeden, en waarlijk er was toen onder de onderwijzers even goed verschil als tegen woordig. De een had meer of minder slag dan zijn collega om met zijne leerlingen om te gaanjuist zooals het voorbeeld van het ge beurde met mijne jongens zoo duidelijk aan wees. Ik hoop dat geen van beiden het zal lezen, maar ik wil bekennen dat ik meer sym pathie gevoel voor den leeraar die de overtre ding van het niet maken van huiswerk door de vingers zag dan voor den ander, die dit verzuim strafte. Men kan zoo'n leeraar slag ontzeggen om met de jongens om te gaan, maar evenzeer moet men erkennen dat zulke verschillen toch ook reeds vroeger onder het personeel van het lager onderwijs waren aan te wijzen of misschien thans nog te vinden zijn. En juist toen ik met mijne gedachten daar over bezig was, en ik tot de conclusie kwam dat er bij het vele dat ontbrak toch nog zeer veel was, waarop wij in onzen tijd, ten opzichte van het onderwijs, ons kunnen be roemen, kreeg ik den tijdspiegel van Maart in hauden, waarin eene beschouwing van den heer H. G. Boodhuyzen uit Amsterdam voor komt ovei overlading in het middelbaar onder wijs. En de gansche beweging van voor- en tegenstanders in die quaestie kwam mij weer voor den geest. De geneeskundige raad van Friesland en Groningen, met het bekende rapport, waarin verklaard werd, dat na een onderzoek van 43 scholen over een aantal leerlingen van meer dan 10.000 er 25 gevallen waren aan het licht gekomen dat jongens tengevolge van het on derwijs op een midd. school of een gymnasium lichamelijk waren achteruitgegaan. De Olijmpia-veA'eeniging met den heer Bientjes aan het hoofd, Jan Holland met zijne scherpe uitvallen, dr. J. Menno Huizinga met zijn be toog: En toch lijden wij, zij allen stonden daar lijnrecht tegenover. En nu voegde zich bij die laatsten de heer Roodhuyzen, die met zelfvoldoening wijst op zijn profetie, in'63 geuit: „dat de wet op ons middelbaar onderwijs twee geslachten in Neder land tot hare slachtoffers zou maken dat dan de oogen der natie zouden opengaan en de geneesheeren de eersten zouden wezen om krachtig aan te dringen op vermindering der eischen, die de jeugd worden gesteld." Wel niet in alle deelen is die profetie bewaarheid, maar er zijn toch verschijnselen genoeg om het vroeger geuit gevoelen tot waarheid te maken. Er worden ernstige bezwaren tegen ons middelbaar onderwijs aangevoerder wordt te veel gevergd, zegt menen zoo dit het geval is dan is er voorzeker geen excuus te vinden in de verklaring dat er vroeger evenzeer 'van de hersenen der leerlingen te veel werd ge- eischt. Wij moeten vooruitwanneer er gebreken zijn aan te wijzen, dan moeten wij trachten die op te lossen, maar niet door de gansche wet op het middelbaar onderwijs in aller oog in miscrediet te brengen. Daarvoor zullen de tegenstanders van die wet wel zorgen. Maar wij die sympathie gevoelen voor den stap, welke den 2e" Mei 1863 door de nieuwe wet gezet werd op den goeden weg tot betere en ge makkelijke ontwikkeling onzer jongelui, wij dienen ons te wachten, dat wij zeiven voor die per sé bestrijders de stokken komen aandragen om het gebouw, waarvoor de fundamenten goed gelegd zijn, te vernielen. Een volmaakte wet in het leven te roepen was evenmin in 1863 als tegenwoordig moge lijk en de ervaring van twintig jaren alleen heeft kunnen leeren wat er aan die wet ont brak. Als wij dit vooral op den voorgrond stellen tegenover hen die alle onderwijs willen tegenwerken, dan kunnen wij rustig voortgaan om de wette verbeteren waar zij dat noodig heeft. En dan heeft een stem als die van den heer Roodhuyzen daarbij voor mij hooge waarde. Hij is schoolman en ik heb met zulke men- schen op het gebied van onderwijs veel op omdat zij kannen oordeelen door eigen ervaring. De heer Roodhuyzen verklaart dat de wet gever bij het maken der wet van 1863 geen paedagogen heeft geraadpleegd, of als die ge raadpleegd zijn, waren zij wel langemessen- dragers maar geen koks, ten minste als zij invloed uitgeoefend hebben op de wording der wet. Dat is een klip, waarvoor men zich bij eene eventueele herziening kan wachten. Er moest, zegt de heer Roodhuyzen, een klassenleeraar wezen, een maitre d'études, alias de pion, een vaste onderwijzer, die geheel het leven der klasse medeleeft. Hij wone elke les van eiken leeraar bij, repeteere met de leer lingen; het opgegeven werk worde onder zijn toezicht en niet tehuis verrichthet worde door hem beoordeeldopgegeven geheugenwerk worde door hem verhoord hij kan door den man der wetenschap geraadpleegd worden om trent de mate van kennis, die aanwezig geacht mag worden. Zulk een leeraar zou weten wat gevorderd mag worden. Dit alles komt mij nog zoo slecht niet voor omdat de hand tusschen leeraar en leerlingen, gunstige uitzonderingen daargelaten, mij vaak niet nauw genoeg schijnt. Menig leeraar trekt zich zoo weinig van zijne discipelen aan. Maar of dit plan uitvoerbaar is betwijfel ik. Er is nog steeds gebrek aan leeraars, en aan goede leeraars die tevens onderwijzers zijn nog meer. Een middel om vooreerst in dat ge brek te voorzien zou mij beter voorkomen. Als ik eens geraadpleegd werd over eene herziening der bewuste wet, ik zon den minis ter voorstellen de voorbereiding daartoe op te dragen aan eene commissie, bestaande uit de heeren prof. A. P. Fokker, dr Vitus Brninsma, Jan Holland, J. A. Bientjes, H. G. Roodhuyzen, dr J. Menno Huizinga en eenige directeuren van H. B. scholen en gymnasia. Er is nu genoeg geschreven, dunkt mij; men zal nu moeten handelen, wil onze jeugd weldra vruchten ervan kunnen plukken. En vooral zouden wij dr Vifringa in die commissie stem willen doen hebben met het oog op onze meisjes. Het vraagpunt, dat aan de orde van den dag is, bleef omtrent haar onaangeroerd. De com missie uit den geneeskundigen raad sprak over het middelbaar onderwijs voor meisjes geen oordeel uit, omdat zij, op grond van onvolle dige antwoorden, haar onderzoek daarover liet varen. En toch geloof ik dat bij haar, vooral op een leeftijd van 1416, overlading van werk meer schaadt dan bij de jongens, en ben ik overtuigd dat bij haar de eisch om alles te vermijden wat haar gezondheid in gevaar kan brengen zich het dringendst doet gelden. Dat heeft Jan Holland in zijne Moderne heksen op zijne gewone wijze duidelijk aangetoond en hij is door zijn warm hart voor de jeugd een onmisbaar element geworden voor een commissie, die bij herziening der wet op het Middelbaar onderwijs van hare waarachtige belangstelling zoowel in de lichamelijke als in de verstande lijke ontwikkeling van het opkomende geslacht blijk moet geven. Wij vestigen de aandacht op achterstaande ad vertentie betreffende de voorwaarden waarop men hij abonnement toegangskaarten tot de Int. Kol. en uitvoerhandel-tentoonstelling te Amsterdam ver krijgen kan. j Voor hen, die geruimen tijd in Amsterdam vertoeven is zulk een abonnementskaart zeker voordeelig. Na 15 April worden de prijzen met|50 verhoogd. Vlissingen, 17 Maart. Men verneemt, dat waarschijnlijk de werkzaamheden voor het te water laten van het stoomschip Batavia, op de werf der Schelde, niet ver genoeg gevorderd zullen zijn om dit op den voorloopig vastgestelden datum van 24 Maart a. te doen plaats vinden. Het ongunstige weder der laatste dagen is daarvan oorzaak, terwijl er evenwel met alle kracht wordt doorgewerkt om het schip zoo kort moge lijk na genoemden datum te doen afloopen. Vlissingen. Heden is op de werf der konink lijke maatschappij De Schelde onder een der kap pen de kiel gelegd van de stalen salonboot Luctor ff Emergo, welke, zooals men weet, voor rekening der heeren G. Alberts Lzn O. te Mid delburg zal worden gebouwd. Bergen op ÜKoom» 16 Maart. Aangezien de toepassing der tegenwoordig voorgeschreven veiligheidsmaatregelen bij het schijfschieten oor zaak is dat niet de geheele aandacht van den onderwijzer op den schutter kan gevestigd zijn, en de oefeningen, bij groote getalsterkte, langer duren dan om verschillende redenen wenschelijk is, heeft de minister van oorlog bepaald, dat een nieuw systeem schijven zal worden beproefd. Deze proef zal worden genomen met de sehjjf- Wulfers door de onderdeelen van het 3e regiment infanterie te Bergen op Zoom. Den 18eB Januari jl. werd, zooals bekend is, te Utrecht een vergadering gehouden van een 30 belangstellenden-specialiteiten op het gebied van armenzorg. Na langdurige discussie werd een motie, luidende: »De vergadering acht de natio nale organisatie van de particuliere armenzorg wenschelijk," aangenomen, Aan een comité vag

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 1