MIDDELBURGSCHECOURANT BIJVOEGSEL Vrijdag 16 Maart 1883. N°. 64. Kamer van koophandel en fabrieken, te Middelburg. Rapport der Jaouari-commissie naar aanleiding der missive van den heer minister van waterstaat, handel en nijverheid van den 2™ Februari jl. n°. 43, betreffende expertise van zeeschepen. TAN Dl TAN Uwe commissie meent in de eerste plaats te moeten herinneren wat tot deze missive aanlei ding gaf. De permanente commissie nit de Amsterdamsche reederijen heeft zich bij adres van 23 Juni 1881 gewend tot de heeren ministers van waterstaat, handel en nijverheid en van koloniën over zekere besluiten van de Nederl. vereen, van assuradeuren van 6 December 1880, welke de Nederl. regeering en de Nederl. handelsmaatschappij ertoe geleid hebben hare voorwaarden voor den overvoer der producten van Ned. Indië naar Europa en van geheele of gedeeltelijke ladingen van Europa naar Indië met die bepalingen in overeenstem ming te brengen en het certificaat dier vereeni- ging voor bevrachting van Ned. schepen, zoowel hier telande als in Indië verplichtend te stellen. Van dit adres en van de over dit onderwerp met genoemde vereeniging gevoerde correspon dentie, is afschrift gezonden aan heeren reeders. De permanente commissie ontving alléén ant woord van den heer minister van koloniën, waarbij de algemeene regel werd gehandhaafd doch met voorbehoud om in bijzondere gevallen en wanneer ernstige gronden van beklag werden aangevoerd, aan belanghebbenden op hunne kosten toe te staan een nader onderzoek naar de zeewaardig heid hunner schepen te doen instellen door een of meer ingenieurs der marine. Daar deze beschikking niet aan de bezwaren dier commissie te gemoet kwam, wendde zij zich bij adres van 29 Oct. 1881 tot de tweede kamer der staten generaal met dringend verzoek dat zij, op de wijze, gelijk zij zal vermeenen, en daar, waar zulks behoort, moge waken voor de rechten en belangen van handel en scheepvaart, en geene subsidiën van rijkswege aan instellingen verleene, welke den bloei van de scheepvaart belemmeren en de reederijen onrechtmatig en onnoodig drukken. In de kamerzitting van 25 Nov. 1881 gaf de commissie van rapporteurs het volgende te kennen „Naar aanleiding van het vorenstaande is uwe commissie van oordeel, dat voor zooverre door het besluit der Vereeniging van assuradeuren exceptioneele eischen aan de scheepvaart onder Nederlandsche vlag worden gesteld, het wenschelijk voorkomt, ter beoordeeling van het verzoek van adressante, het gevoelen van de regeering te vernemen, in hoeverre de bezwaren gegrond zjjn, welke adressante beweert dat daaruit voor de scheepvaart onder Nederlandsche vlag ontstaan. Door de beschikking van den minister van koloniën wordt over deze zjjde van het vraagstuk geen genoegzaam licht verspreid, terwijl het ook niet onverschillig is daarover het gevoelen van den minister van waterstaat, handel en nijverheid te vernemen, aan wien de zorg over de daarbij be trokken belangen meer in het bijzonder is toe vertrouwd." De commissie stelde mitsdien aan de kamer voor het vermelde verzoekschrift te verzenden aan de ministers van waterstaat, handel en nij verheid en van koloniën, met verzoek om inlich tingen; die vergadering vereenigde zich met de voorgestelde conclusie. De eerste kamer gaf bij haar voorloopig verslag over de Indische begrooting voor 1882 te kennen dat zij met belangstelling van deze zaak had kennis genomen. „In afwachting der inlichtingen die de regeering verzocht is te verstrekken, verklaarde men nu reeds dat de kennisneming van dat rapport den indruk had gegeven, dat de klacht der adressante gegrond voorkwam tegen het bekende besluit der Amsterdamsche Vereeniging van. assuradeuren en tegen een eisch, naar aanleiding van dat besluit door de regeering en door de Handelmaatschappij gesteld; dat zelfs voor bijlading van een gering gedeelte gouvernements- of maatschappij-lading de Nederlandsche schepen zoowel van hier als van Indië voorzien moeten zijn van een certificaat der genoemde vereeniging." Het door den minister van koloniën bij zjjne memorie gegeven antwoord „Het zal wel niet worden ontkend dat het de plicht der regeering is om te zorgen dat voor het vervoer van gouvernements-producten en andere goederen, waarmede zoo groote geldelijke belan gen gemoeid zijn, uitsluitend volkomen betrouw bare schepen gebezigd wordende certificaten der Nederlandsche vereeniging van assuradeuren leveren aan de regeering den besten waarborg tegen teleurstellingen op dit punt" vond in de zitting van 7 Dec. krachtige tegen spraak van de heeren Blussé en Borsius, die er beiden op wezen dat de Amsterdamsche vereeni ging slechts een zeer geringe bekendheid had, en hare certificaten buitenslands volstrekt geene waarde hadden (eerstgenoemde spreker stelde hare waarde gelijk aan die van een pas van den bur gemeester van Urk), terwijl daarentegen Veritas en Lloyd wereldinrichtingen zijn, welker experts in geen enkel opzicht voor die der Amstvereeni ging moeten onderdoenzij noemden het een noodeloozen druk voor de Ned. scheepvaart, dat regeering en maatschappij een uitsluitend privi lege gaven aan de certificaten dier vereeniging, terwijl de schepen toch verplicht waren in hun belang zich bovendien van andere te voorzien. Aan het bovenaangehaald verzoek der tweede kamer om inlichtingen van beide ministers werd alléén door dien van koloniën voldaanbij mis sive van 25 Febr. 1882 zond hij aan den voor zitter dier kamer eene nota van inlichtingen, vergezeld van een historisch overzicht betreffende de expertise der schepen van gouvernementswege bevracht in de O.-Indische vaart." Vooral dit laatste stuk is merkwaardig: het getuigt van een voortdurenden strijd tusschen de vereeniging en de regeering, waarbij de Handel maatschappij nu eens naar de eene, dan weder naar de andere zijde overhelde, terwijl de opvol gende ministers meer of minder aan de eischen dier vereeniging toegaven in de omgekeerde ver houding van hunne meerdere of mindere kennis van dit speciale onderwerp. Zoo gaf de minister Pa- hud in 1855 toe dat men om voor gouvernemeDtsbe- vrachting in aanmerking te komen volstaan kon met een certificaat, h e t z ij van eene der Neder landsche commissiën, h e t z ij van Veritas. Te dien tijde genoot de (door combinatie der Amsterdamsche en Rotterdamsche commissie tot stand gebrachte) Ned. vereeniging van assuradeuren uit 's rijks kas eene bijdrage van 2000. Voortdurend openbaarde zich bij die vereeniging een streven tot verkrijging zoo van monopolie als van verhoogde subsidiezoomin bij den minister Mijer als bij diens opvolger, den heer Loudon, kon zij erin slagen haar geloof aan eigen onmis baarheid, of hare aanspraak op meer subsidie door de regeering te doen deelen. In 1862 was zij, gedurende het kort minister schap van den heer Uhlenbeck, gelukkiger; deze stelde voor de Handelmaatschappij-bevruchtingen het gelijktijdig bezit van twee certificaten èn van Veritas èn van de Nederl. vereeniging ver plichtend, terwijl ook het subsidie op ƒ3000 werd gebracht. Nauwelijks was echter in 1863 de minister Fransen van de Putte aan het hoofd van het departement van koloniën geroepen, of eerstge noemde maatregel werd ingetrokkende minister was van oordeel dat Veritas „voldoende in de behoefde aan expertises voorzag," en het was alleen aan de krachtige voorspraak der Nederl. handelmaatschappij te danken, dat die minister geen gevolg gaf aan zijn aanvankelijk voornemen tot geheele intrekking der subsidie. Toen in 1865 en 1866 het plan, om het stelsel van beurtbevrachtingen door aanbestedingen van scheepsruimte voor het transport van gouverne ments-producten te vervangen, nader in behan deling werd genomen, drong de Handelmaatschappij er op aan om weder het bezit van twee certifi caten verplichtend te stellen, doch de minister Trakranen sloot zich aan bij het gevoelen der daar over gehoorde kamers van koophandel; hij achtte „de beide expertise-inrichtingen voldoende geac crediteerd om aan de verklaringen van ieder afzon derlijk vertrouwen te schenken." De steller van het Historisch Overzicht bewijst aan de Midd. kamer de eer, haar toen gegeven advies aan te halen, luidende„Een van beide is waar: óf de beide instellingen zijn even goed, óf de eene verdient de voorkeur boven de andere. In het eerste geval late men den reeders de keuze; in het andere geval kieze de Handelmaatschappij, maar in ieder geval moet éen certificaat voldoende geacht worden". Deze minister bleef bij dat gevoelen volharden, niettegenstaande de voortdurend daartegen door de Ned. Handelmaatschappij gevoerde oppositiebij de in het voorjaar van 1868 ingevoerde openbare aanbesteding werd slechts de overlegging gevor derd van éen certificaat van zeewaardigheid, óf van Veritas óf van de Ned. Vereeniging. Zonder gevolg werd de strijd tegen den minister Hasselman voortgezet, en aanvankelijk ook tegen den min. De Waal, die evenwel later gedeeltelijk toegaf, door de Handelmaatschappij uit te noodi- gen van 1 Jan. 1870 af bij de bevrachting van scheepsruimte voor den overvoer van gouvernements producten de voorkeur te geven aan die schepen, waarvoor twee certificaten van zeewaar digheid (van de Ned. Ver. en van Veritas) werden overgelegd. Die min. vond daartoe vrijheid omdat de Han delmaatschappij eene statistiek had overgelegd, waaruit zou blijken dat toen van de 105 reede rijen, bezittende 336 schepen, die voor gouverne- ments-bevrachtingen in aanmerking kwamen, en te zamen 123,625 lasten maten, zich reeds 68 perc. van de reederijen voor 75 perc. van de schepen en 7 6 perc. van den lasten-inhoud vrjjwillig van de beide certificaten voorzagen. Maar weldra deed zich nóg een krachtige concurrent gelden De oude deftige Eng. assur. vereeniging Lloyds Register had, geruggesteund door het Britsche gouvernement, herhaald bij de regeering pogingen aangewend om de certificaten harer vereeniging op gelijken lijn te stellen met die van Veritas De minister De Waal leende het oor aan het afwij zend advies der Ned Handelmaatschappij, maar zijn opvolger de minister Van Bosse dacht er anders over, en »op zijn verlangen gaf de Ned. Handelmaatschappij bij circulaire van 4 Sept. 1871 aan belanghebbenden kennis, dat voortaan de voorkeur zou worden toegekend aan schepen die certificaten hadden van twee der drie genoemde vereenigingen, onverschillig welke twee." Nu was bij de Vereeniging de nood aan den man Bij die vrijheid begreep zij, dat ieder niet direct of indirect van haren invloed afhankelijk reeder nooit meer een buitenslands waardeloos certificaat zou nemen, daar Lloyds en Veritas voor de geheele wereld voldoende zijn. Onophoudelijk bleef de vereeniging dan ook tegen die vrijheid reclameeren, vruchteloos! Toen zij dus bemerkte dat zij in haar ééne strevenverkrijging van monopolie niet kon slagen, legde zij zich meer op haar ander doel toe, n. 1. het verkrijgen van meer subsidie, en hierin was zij gelukkigerhet werd bij kon. besluit van 5 Juni 1877 tot ƒ6000 'sjaars verhoogd; op die verhooging wordt later in dit rapport terug gekomen. Zoo bleef de zaak in statu quo tot in Dec. 1880 tot dusverre hadden de individueele assuradeuren nimmer geweigerd verzekeringen te sluiten op posten, gedekt door certificaten van Veritas of van Lloyds Register, maar daaraan maakte een door hen in die maand genomen besluit een einde; de vereeniging besloot o. a. (haar suikerladingen betreffend besluit blijft hier buiten beschouwing) „geene verzekeringen te sluiten wanneer de schepen niet voorzien waren van een zwart certificaat der commissie" d. i. van hare vereeniging zelve. Na deze mededeelingen vervolgt het historisch overzicht aldus „Thans had dus de regeering slechts de keus om van alle verzekeringen van de uit Indië aan gevoerde gouvernements-producten hier te lande af te zien, of wel ook voor de toekenning van gouvernements-bevrachtingen als voorwaarde te stellen het bezit van een zwart certificaat der Ned. vereeniging van assuradeuren. Het is bekend dat de minister van Goltstein tot dat laatste beslootomtrent de gronden, door dien minister bij zijne Inlichtingen" aangevoerd, meent uwe commissie met verwijzing naar dat stuk te kunnen volstaan. De commissie uit de tweede kamer, in welker handen deze stukken waren gesteld, was niet geheel eenstemmig; de meerderheid deelde de zienswijze van den min., om, wanneer reeders zich door eene expertise bezwaard achten, een soort van appèl, althans een nader onderzoek door ingenieurs van de marine toe te laten, terwijl het bezwaar, dat door het volstrekt eischen van een certificaat der Ned. Ver. eene onbillijkheid en achterstelling der Nederlandsche schepen tegenover de eoncurreerende vreemde schepen zou zijn, door hen niet werd gedeeld. Eén lid kon zich echter met die beschouwingen niet geheel vereenigen. Hij meende o. a. dat moeielijk ontkend kan worden, »dat er werkelijk bezwaar mag gelden tegen het verband, hetwelk tusschen de maatregelen der Ned. Ver. van Assur. en de regelingen omtrent gouvernements-bevrach tingen door de regeering is geschapenverder achtte hij het wenschelijk dat het ten onrechte gelegd verband alsnog werde opgeheven, en dat van regeeringswege ten behoeve der gouvernements bevrachtingen door afzonderlijk daarmede belaste deskundigen, zoo hier te lande als in Ned.-Indië, onafhankelijk van de certificaten eener expertise- vereeniging, telkens naarmate de behoeften zich voordoen en het aanbod strekt, een zelfstandig on derzoek omtrent de zeewaardigheid der te be vrachte schepen werd ingesteld." Bjj de op 22/23 Nov. 11. daarover in de tweede kamer gehouden discussie gaf de heer Wichers de volgende zeer juiste omschrijving van de wijze, waarop door Lloyd en Veritas de expertise wordt uitgeoefend. Die collegiën hebben een centraal bureau en verder inspecteurs en experts, die over den geheelen aardbodem verspreid zijn, en die als zoodanig niet worden aangenomen, dan na gedurende geruimen tijd proeven van voldongen kennis, geschiktheid en soliditeit voor die betrekking te hebben afgelegd. »Het geheele lichaam werkt naar vaste regle menten en voorschriften en met eene boekhouding van de geheele geschiedenis van elk schip, voor zoover dat maar mogelijk is, betreffende den bouw en de samenstelling, de avarijen die het schip beloopen heeft en de groote reparatiën die het ondergaan heeft, zoodat de experts, wanneer zij geroepen worden om een bewijs van zeewaardig heid af te geven, reeds dadelijk kunnen nagaan, wat de zwakke, wat de sterke punten van het schip zijn en waar iu het bijzonder op dient te worden gelet. »Men behoeft dus daardoor volstrekt niet bevreesd te zijn dat zij onnoodige eischen zullen stellen in bet geldelijke nadeel van de reederijen op die wijze wordt het mogelijk dat de scheepvaart, zonder gevaar van onnoodige kosten, zich steeds aan de controle van Lloyd en Veritas kan onder werpen." De spreker voerde merkwaardige voor beelden aan, hoe door de regeering én bij de keuring van stoomschepen voor de 2e expeditie naar Atjeh, én bij de zeerampen van de schepen Noach V, India en Kinderdijk en nog in 1881 door de Ned. Handelmaatschappij bij de schade aan gouvernements-koffielading het onderzoek uitsluitend aan experts van Veritas, en niet aan die der Ned. vereeniging werd opgedragen. Zoowel hij als de heer Tak van Poort vliet drongen ernstig aan op het opheffen van het verband tusschen de expertise der Ned. vereeniging van assuradeuren, terwijl de laatste »een onafhankelijk lichaam voor expertise en classificatie van zeeschepen hier te lande hoogst wenschelijk" achtteeerstgenoemde verklaarde echter in zijne tweede rede, dat »niets verder buiten zijne bedoeling had kunnen liggen" dan dat hij »een voorstander zou zijn van het op richten van een collegie van expertise van gou vernementswege." Alleen de heer Blussé liet zich in meer ongunstigen zin over de expertises van Veritas uit en toonde zich voorstander van de bestaande Ned. vereeniging. De (sedert afgetreden) minister van koloniën liet zich over de hoofdzaak weinig uit, maar, en hierin onderscheidde hij zich zeer gunstig van zijnen ambtsvoorganger, op aandrang van den heer Tak van Poorvliet verbond hij zich over deze zaak in nader overleg te treden ook met den min. van waterst., handel en nijv. Blijkens het schrijven van laatstgenoemden min. aan deze kamer van 2 Febr. n° 43 wenscht deze hare voorlichting op de volgende vragen: I. Bestaat er hier te lande behoefte aan het tot stand komen van een nationaal college voor de expertise en classificatie van zeeschepen, ge schoeid op den voet van Lloyds Register en bureau Veritas II. Is dit denkbeeld voor uitvoering vatbaar en zoo ja, op welke wijze a d I. Uwe commissie beantwoordt deze vraag bepaald ontkennend. Behoefte kan eerst gezegd worden aanwezig te zijn, waar het bestaande niet voldoet. Waar nu de geheele handelswereld, ook buiten Europa, volkomen vertrouwen stelt in de expertises en certificaten van Lloyds en Veritas, welke beide cosmopolitische inrichtingen in alle handels havens der wereld hare kundige en vertrouwbare agenten en experts hebben, bestaat er voor de helaas smeltende Nederlandsche koopvaardijvloot volstrekt geene behoefte aan eene soortgelijke nationale inrichting. Al kon men haar op denzelfden grootschen voet als de beide genoemde inrichten, hoevele jaren zouden er moeten verloopen, eer zij zich een gelijken gevestigden naam had verworven, ja men maakt zich eene illusie, wanneer men gelooft dat zelfs bij belangrijke offers een Hol- landsch certificaat zich ooit in den vreemde tot het standpunt van het Fransch of Engelsch cer tificaat zal kunnen opwerken. Is de Nederlandsche vloot gering tegenover die der groote Handelsmogendheden, nog treuriger is het met het Nederlandsche assurantiewezen gesteld. Uit het vorenaangehaald historisch overzicht ontleent uwe commissie het volgende: „Terwijl in 1863 het eerste jaar nadat het subsidie op ƒ3000 waB gebracht het saldo der jaarlijksche uitgaven (na aftrekking der subsidie uit Rotterdam) ƒ8693 bedroeg en over 115 Am sterdamsche assuradeuren moest worden omge slagen, zoodat ieder van hen toen omstreeks ƒ76 had te contribueerenwees de begrooting van 1877 een saldo van uitgaven aan ten bedrage van ƒ11480 en door den achteruitgang van het assuradeurs-bed rijf was het getal leden der vereeniging te Amsterdam tot 60 ge slonken, zoodat elk hunner omstreeks ƒ191 zou hebben te betalen." Die finantiëele nood schijnt toen voor de regeering een afdoende grond geweest te zijn om de sub sidie te verdubbelen en op ƒ6000 te stellen. In de regeeringsbescheiden wordt dit cijfer erkend; het is begrepen onder de „Onsplitsbare uitgaven" bij de Indische begrooting onder de uitgaven in Nederland, (waarover later), op het hoofd koffie vermeld. De heer Wichers stelde het op ƒ8000, terwijl de permanente commissie in haar adres ƒ12000 noemde; het is uwe commissie niet gelukt dit cijfer in de begrooting vermeld te vinden. Wanneer men den officieelen, door het bestuur van Zeemanshoop uitgegevenen, Amsterd. Almanak voor Koophandel en Zeevaart 1882 opslaat, dan vindt men dat daar thans slechts 36 Holl. Zeeassurantie- maatschappijen zijn gevestigd, terwijl uit het bij ons rapport gevoegd lijstje blijkt dat in het geheel slechts 33 voor de HandelmP-polissen in aanmerking komen. De te Amsterdam gevestigde Nederlandsche ver eeniging, die zich een monopolie heeft weten te verschaffen en zich thans als nationale inrichting wil doen gelden, vertegenwoordigde in 1863 115 assuradeuren 1876 61 1882 hoogstens 36 Daarentegen bevat dezelfde almanak eene reek» agenten van legio buitenlandsche assurantie-maat schappijen; het gevolg dier wanverhouding is, dat op alle ter Amsterdamsche beurze gesloten verzekeringen verre verreweg het meerendeel namens buitenlandsche assurantie-maatschappijen wordt geteekend. Alle assurantie-maatschappijen vragen natuur lijk waarborgen voor de geschiktheid en zeewaar digheid der schepen, welker casco's of lading haar ter verzekering wordt aangeboden, en die allen, allen zonder uitzondering nemen ge noegen met de certificaten van Veritas en Lloyd. Bij de deugdelijkheid dier beide cosmopolitische inrichtingen bestaat er dus niet alleen geene be hoefte, maar zelfs geene enkele reden om uit een zeker chauvinisme nog eene soortgelijke nationale inrichting, geschoeid op denzelfden leest, op te richten. Om dit goed te doen, met vertakkingen over de geheele wereld, worden belangrijke kapitalen gevorderd, boven de kraclitcn der steeds achter uitgaande, steeds klagende Nederlandsche vereeni ging eene vertiendubbeling der genoten regee- ringssubsidie zou daartoe waarschijnlijk nog on voldoende zijn. Er zou dus alleen directe staatsbemoeiing over blijven met het noodwendig aantal kf ambtenaren en administratieven nasleepv missie acht het overbodig in een betoog

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 5