N° 51.
126c Jaargang.
1883.
Donderdag
1 Maart.
De Steen man en de Steen wow.
Middelburg 28 Februari.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.'
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent;
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.; van 1 -7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
IIIDDELBLRGSG
GRANT.
6 -
Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP: G. de Veij Mestdagh, te Goes; A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. G. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhïïijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peijl Jz.
Hoofdagenten voor bet Buitenland: de Compagnie générale de Publicilé G. L. Dame en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich, enz.
In ons nommer van Zaterdag 24 Febr. gaven
wij een uittreksel van een artikel in den Economist
over bet landbouw-verslag van 1880. Daarin werd
o. a. betreurd dat de beer Jongkindt Coninck
voor zijn doel niet overal de gewenscbe mede
werking en bulp bad ondervonden.
De Economist niet wij, zooals de Goesche
Courant abusievelijk schreef het schijnt in de
gemeenten Goes, Rilland-Bath, Heinkenszand en
's Heer Arendskerke in Zeelandeen reuzen
werk te zijn, om, evenals in alle andere Neder-
landsche gemeenten, een verdeeling der gronden
op te geven, zoodat de schrijver zich daar met de
cijfers, -tijdens de invoering van het kadaster in
1833 verkregen, heeft moeten vergenoegen."
De Goesch e courant neemt tegenover die bewering
den handschoen op voor Goes, en zegt dat het
geen bedoeld wordt geen reuzenwerk is,
maar dat het voor die gemeente, evenals voor
alle andere gemeenten onmogelijk is eene zuivere
(met het kadaster kloppende) opgave te doen,
ten gevolge van het verschil tusschen «hemels-
breedte" en »maaiersveld," Wat dit blad zegt
is waar, maar, zoo meldt men ons van eene an
dere zijde, de oorzaak is niet juist aangegeven.
Op bl. 3 van het landbouw-verslag wordt ver
langd eene opgave van de uitgestrektheid der
gemeente, verdeeld in woeste gronden, wateren,
dijken, wegen, vaarten, onbelaste gronden, met
gebouwen bezette oppervlakte, lustgronden, bouw
landen, weidelanden, beweide of behooide kwelders,
hooilanden, tuinen, boomgaarden, boomkweeke-
rijen en bosscben. Om nu eene met de waarheid
overeenkomende opgave te doen, zou ieder ge
meentebestuur jaarlijks de geheele gemeente moeten
doen opmeten. Eerst dan zou men met juistheid
kunnen weten hoeveel oppervlakte door elk dei-
genoemde soorten wordt ingenomen. Dit nu is
niet van de gemeentebesturen te vergen en wordt
ook door niet een gemeentebestuur gedaan. Liever
dan eene onware opgave te vermelden, schrijft
bet gemeentebestuur van Goes in zijn verslag
Aangezien de kadastrale registers niet elke ver
anderingdie in de bestemming der gronden,
sedert de invoering dier registers is gekomen,
aanwijzen, is splitsing der gronden in de onder
scheidene soorten onmogelijk."
Dat is de reden. In de kadastrale registers
staat nog de verdeeling aangegeven, zooals zij bij
de invoering van het kadaster was. Hoeveel bouw
land is sedert niet tot weiland gemaakt en om
gekeerd hoeveel water is niet gedempt, hoeveel
slooten zijn niet gegraven! enz.
De landbouwverslagen der gemeenten zijn geene
betrouwbare bronnen voor den schrijver van het
landbouwverslag van Nederland. Niet enkel is
dit bet geval met het bovenvermelde voorbeeld,
maar ook nog in menig ander opzicht. Daarom
is ten vorigen jare door de Vereeniging van burg.
en .secr. in Zuid- en Noord-Beveland, naar aanlei-
Eene vertelling uit de vorige eeuw.
DOOR
ERNST PASQUÉ.
1.
Twee Ond-XAeulsclie liamlelsliutzen.
Bijna negen jaar bracht juffrouw Fonson
aan de zijde van dien man door, die geen hart
bad voor zjjn jonge vrouw en slechts behagen
schepte in lekker eten en drinken. Toen bij
zeventig jaar was stierf bij en zij was vrij. Maar
wat baatte haar die vrijheid, welke zjj nu reeds
langer dan een jaar genoot Achter de gordijnen
van haar zijkamertje zat de arme nog zoo jonge
en nog zoo scboone vrouw met een warm, naar
liefde smachtend hart, en keek droomerig in de
sombere straat en op de oude buizen aan den
overkant zonder te vinden wat zij zocht. Dat
onbevredigd verlangen deed baar de lippen op
elkaar klemmen en de wenkbrauwen fronsenbet
maakte baar koud en hartvochtig in baar uiterlijk
en jegens baar omgeving, terwijl zij toch inwendig
tintelde van levenslust en er slechts een kleine
aanleiding zou noodig wezen om de yolle vlam
ding van een doorwrocht betoog van den heer
G. J. van den Bosch, burg. van Kattendijke en
beheerder van den Wilhelminapolder(wien men toch
in deze wel geen ervaring zal ontzeggen), bij den
minister van waterstaat aangedrongen), dat het
maken van het verslag niet meer aan de gemeente
besturen maar aan landbouwcommissiën zou worden
opgedragen, en werd dit punt ook ter beraadsla
ging op bet landbuishoudkundig congres te Wage-
ningen ingezonden. Yan den minister werd niets
vernomen, en in de mededeelingen der vergade
ringen van bet congres niets van eene bespreking
gevonden. En toen bet bestuur der Vereeniging
van burgemeesters en secretarissen aan den secretaris
van bet congres verzocht om eenige inlichting,
welk bet lot van het vraagpunt was geweest, ont
ving het dit antwoord: »Op de eerstealgemeene
vergadering van bet congres is bet stuk wel ter
kennis der leden gebracht met de mededeeling,
dat het op de derde algemeene vergadering zou
behandeld worden. Ook beeft bet dagelijks ter
visie gelegen, doch bet is, met andere evenzeer
belangrijke onderwerpen, niet tot behandeling ge
komen, mede zeer tot leedwezen van den beer
Jongkindt Coninck, die ook in deze zaak niets
liever wensebt dan eene bezadigde kritiek." Het
bestuur der vereeniging beeft nu bet vraagpunt
voor bet volgende congres (dit jaar te Veendam
te houden) ingezonden, overtuigd als bet is, dat
alleen door bepaalde commissiën een waar en juist
landbouwverslag is op te maken.
Op het aanstellen van die commissiën dringt
dan ook de beer Coninck in zijn verslag, zooals
men uit het door ons geleverd uittreksel zien kan,
nogmaals aan.
Yolgens ons gezonden bericht uit Den Haag
geeft men aan de zonderlinge omstandigheid, dat
de minister van binnenlandsche zaken Maandag
niet in de kamer tegenwoordig was, de verkla
ring dat die minister geneigd zou zijn geweest
om zijn aanvankelijk standpunt weder los te laten
en in uitstel van bet census-ontwerp, totdat de
andere voordracht in staat van wijzen zou zijn,
te berusten, althans zich niet sterk daartegen
te verzetten. Het luidt bijna ongelooflijk, maar
het wordt van zeer vertrouwbare zijde verzekerd-
De meerderheid in den ministerraad echter besliste
anders en oordeelde met den heer Van Lijnden,
dat de regeering niet anders doen kon dan blijven
aandringen op dadelijke behandeling van de cen-
suswet. Daar nu moeielijk de minister van bin
nenlandsche zaken in de kamer een ander advies
kon geven als het hoofd van het kabinet, noch
in de kamer zich kon verklaren in een zin, tegen
overgesteld aan zijn gevoelen, in den ministerraad
verdedigd, besloot hij zich buiten de beslissing
der kamer te houden en aan den minister Yan
Lijnden de zaak over te laten. Het hoofd van
bet kabinet beeft zich ontegenzeggelijk met takt
van zijne taak gekweten. Hij beeft bet standpunt
der regeering gehandhaafd, zonder al te sterk
bet verlangen tot dadelijke behandeling der wet
op den voorgrond te brengen.
van aangeboren vroolijkheid te doen uitslaan, dien
onnatuurlijken ernst voor altijd uit haar wezen
te verdrijven en haren trekken de oorspronkelijke
aantrekkelijkheid terug te geven. Wel bad zich
zoodra het rouwjaar om was een vrijer aangemeld,
een deftig, gezien, maar helaaswederom bejaard
man. Zij bad hem met bitterheid in het hart
aangehoord en ofschoon zij noch »ja" noch s neen"
antwoordde, maar eenigen bedenktijd vroeg, wist
hij toch reeds dat bij niets te hopen had.
Zoo was bet met juffrouw Sibylle, de weduwe
van Philip Lodewijk Fonson gesteld en zonderling
genoeg bevond zich in bet buis bijna vlak tegen
over baar iemand, die door dezelfde gedachten en
gevoelens bezield en gekweld, door hetzelfde ver
langen verteerd werd, alleen met dit onderscheid
dat dit een bepaalde persoon gold.
Het buis der weduwe lag, zooals reeds gezegd
is op den Steenweg, in dien tijd een der drukste
straten van Keulen (wij zjjn in het laatste ge
deelte der vorige eeuw), die de Gürzenich, bet
middelpunt van den groothandel binnen de stad,
verbond met de oude markt, welke weer de hoofd
plaats voor alle soorten van kleinhandel was.
Het buis van Fonson was nieuwerwetscher dan
de overige huizen der straathet was zeker afkom
stig uit den tijd der late renaissance en kenmerkte
zich nog door een eigenaardig sieraad. Naast
de straatdeur verhief zich op een voetstuk het
levensgroote steenenbeeld van een vrouw, in een
zonderlinge kleeding: een nauwaansluitenden rok
en jakje, een klein rond hoedje op het hoofd en
Het Handelsblad vindt de Maandag door de
tweede kamer genomen beslissing ook zeer ernstig,
en maakt uit de herhaaldelijk gedane ver
zekering dat de regeering prijs stelde op de open
bare behandeling der censuswet, en vooral ook uit
bet feit dat de heer Van Lijnden die verklaring
deed, opdat ook het kabinet die beslissing ernstig
opvat.
Uit het optreden van den minister van financiën,
die omtrent een onderwerp niet tot z ij n depar
tement behoorende, de wenscben der regeering
kwam mededeelen, is toch met gerustheid op te
maken dat deze als politiek hoofd, als hoofd van
het kabinet sprak.
Wanneer in dergelijke gevallen, bij verschil
over den voorrang van ontwerpen, namens de ge
heele regeering een dringend verzoek tot de kamer
wordt gericht en deze dat verzoek niet inwilligt
dan ia blijkbaar de harmonie geheel verbroken.
Een kamer weigert aan een ministerie, waarin het
vertrouwen stelt, zulk een verzoek nietdie wei
gering staat gelijk met de verklaringhet is ons
volkomen onverschillig of gij blijft, ja, liefst zagen
wij u heengaanuw behoud is ons althans geen
opoffering waard.
Nu is bet mogelijk, dat bet kabinet de weige
ring opvat als in 1881 de intrekking der rentewet.
Toen heeft het, meenende dat de kamer wegens
de motie van 25 Mei bet kiesrecht voorop wilde
stellen, de belastinghervorming, die op zijn pro
gram vooraan stond, naar achteren geschoven.
Zoo kan het thans weder, om de kamer te believen,
de volgorde nog eens omkeeren, en den minister
Pijnacker, gelijk in 1881 den heer Yissering. als
zondebok de woestijn inzenden. Wij Shnnen ook
weder een crisis krijgen, die tot het najaar duurt,
om te eindigen met een kabinet-Van Lynden
III, met den premier wellicht als minister van
oorlog en tot hertog verheven.
Bjj al zulke onderstellingen heeft men echter
geen hoogen dunk van het staatkundig eergevoel
van het ministerie. Het meest voor de hand ligt,
dat het zijn toestand hopeloos acht en zich niet
meer in staat gevoelt met eere en kracht te re-
geeren.
Het Handelsblad gelooft dat de kamer wijs ge
handeld heeft met thans een crisis uit te lokken.
Wat het ministerie wilde is een censusverlaging
waarop een ontbinding behoort te volgen zal
de kamer niet voor de helft door slechts een deel
der kiezers gekozen zijn dan een nieuwe districts-
indeeling, waarna evenzeer een ontbinding noodig
isvervolgens belangrijke veranderingen in de
directe belastingen, die mede het kiezerspersoneel
aanmerkelijk kunnen wijzigen en dus ook een
ontbinding mogelijk maken, eindelijk wellicht
grondwetsherziening, welke van zelf een ontbin
ding medebrengt. Dit voornemen is terecht zoodra
doenlijk onmogelijk gemaakt. Wil men de kies
wet allereerst wijzigen, dan wjjzige men alles te
gelijk, om dan op de nieuwe grondslagen te zamen
een geheele kamer te doen verkiezen.
Wat thans vereischt wordt is volgens het blad
een kabinet dat vóór alles de financiën regelt, de
een tonnetje op zijde, dat aan een band over haar
rechte/ schouder hing.
Bijna vlak tegenover het huis stond een derge
lijk, zonderling steenenbeeld, voor een zeer oud
gebouw, waarvan de zware gevel met somberen
ernst op de straat neerzag en met zijn hooge
vensters aan het Keulen uit de middeleeuwen
herinnerde. Naast de groote, steeds openstaande
voordeur bevond zich eveneens een steenenbeeld
doch slechts aan de omtrekken kon men nog na
gaan dat het een gewapenden man met een zak
naast zich voorstelde. Het had veel van weer
en wind geleden, zoodat het erg verweerd en af
gesleten wasalleen de groote neus stak nog uit
het vormelooze gezicht uit. Het was het uithang
bord van het huis en van de zaak, die »In den
Steenen man" heette evenals die aan den over
kant »In de Steenen vrouw." Doch zoo ruw, zoo
plomp en verweerd als het mannelijke beeld er
uitzag, zoo keurig afgewerkt was het vrouwen
beeld. Dat lachte zelfs zeer nuffig en uittartend
tegen haren overbuuren het was jammer dat
men niet meer kon onderscheiden of hij haar met
een vriendelijk gelaat beantwoordde. Die beide
steenenbeelden waren uithangteekens der oude
rijksstad Keulen en nog voor twintig of dertig
jaar kon men hen tegenover elkaar zien staan.
Het huis der Steenen vrouw heeft echter plaats
moeten maken voor een prachtig nieuw gebouw
en thans versieren de beide beelden, die insgélijks
vernieuwd zjjn, den voorgevel daarvan.
»In den Steenen man" werd dezelfde zaak ge-
muntquaestie dragelijk maakt en de leeningswet
met beleid uitvoert, maar zich tevens wijdt aan
het ontwerpen eener grondwetsherziening, en tij
dens de voorbereiding daarvan voor invoering van
het strafwetboek, afdoening van aanhangige ont
werpen en versterking der middelen zorgt.
Een oesterkweeker, pachter van de in Juni 1882
verpachte Yerseke oesterbanken wijst in het Vader
land erop dat bij de, eenige maanden geleden
gehouden, verpachting der oesterbanken te Yerseke
art. 19 van de pachtconditiën luidde:
»Het is verboden oesters, uit den vreemde
ingevoerd, op de verpachte perceelen te brengen.
Door deze bepaling wilde de regeering blijkbaar
de Nederlandsche oesterkweekers, die voor hooge
pachtsommen de oesterperceelen pachten, vrij
waren van concurrentie met oesters van vreemden
oorsprong, welke zeer inferieur in qualiteit zijn,
in vergelijking van het product der Zeeuwsche
banken.
Doch wat gebeurt er? Onder den wal reser
veerde de regeering zich een strook gronds of
schor om later te verpachten, om daar oesterputten
te maken. Het bestuur der visscherijen regelde
dezer dagen de conditiën, waaronder deze stukjes
grond zullen verpacht worden, in zeer kleine
perceeltjes, en daarbij wordt bepaald, dat met toe
stemming van het bestuur der visscherijen in die
putjes oesters van vreemden oorsprong mogen
gecultiveerd worden. Zijn de inlichtingen van
schrijver juist, dan is deze bepaling op specialen
last van het departement van financiën in de
pachtvoorwaarden opgenomen. Wat dus weinige
maanden geleden aan de pachters van de Yerseke
oesterbank in het algemeen is verboden, zal nu
hij de aanstaande verpachting van vloeiputgronden
worden toegestaan.
De schrijver zegt dat de toestanden onveranderd
zijn en er kan geen enkele billijke reden voor
deze verandering in zienswijze worden opgegeven,
dan alleen dat daardoor wellicht deze putgronden
in pacht wat meer zullen opbrengen.
Door dien maatregel nu worden de in Juni ge
pachte perceelen in waarde zeer belangrijk ver
minderd. Schrijver weet niet of het bestuur der
visscherijen te Tholen met de noodige kracht en
met ernst de regeering op het inconsequente en on
billijke der bevolen pachtconditiën heeft gewezen.
Maar wel weet hjj dat een zestal pachters, die te
zamen circa 21/, ton gouds aan jaarpacht betalen,
ernstig bij den minister van financiën hebben
geprotesteerd tegen de bevolen pachtsvoorwaarden.
Yolgens het Dagblad heeft mr J. W. Schuur
man ontslag gevraagd als lid van den hoogen
raad.
Ter vervulling van de vacature-Jolles heeft de
hooge raad voor de op te maken nominatie aan
de tweede kamer aanbevolen de heeren m" jhr
B. C. De Jonge, president der rechtbank te 's Gra-
venhageS. J. Hingst, rechter te Amsterdam
A. J. Clant van der Mijll, secretaris-generaal bjj
het dep. van justitieP. Van Blom, president der
dreven als »In de Steenen vrouw;" het was een
overoude kruidenierswinkel onder de firma Johan
Jacob Tilsen tot in deze eeuw bleef het de
grootste zaak in zijn soort in geheel Keulen. De
eigenaar, mijnbeer Johan Jacob Tils, was ten tjjde
van ons verhaal een vrijgezel van ongev®er vijf
en dertig jaar en een opvallende, ja zelfs zeer
zeldzame verschijning. Groot en sterk als een
reus, doch zeer wel gevormd, was hij evenwel zóo
bedeesd, verlegen en onbeholpen als een jong
meisje, of liever als een kind. Wanneer er een
mooie, welbespraakte jonge dame in zijn winkel
kwam, bloosde hij tot achter de ooren, ja zelfs
tot onder het sierlijk gevlochten staartje in zijn
nek en dan staarden zijne groote, blauwe oogen
de klant verschrikt aan, terwijl zijn mond te ver
geefs trachtte een woord te uiten. Dan moest
zijn factotum, de oude Lorenz, hem uit den brand
helpen. Die ontfermde zich met den meesten ijver,
met groote drukte en galanterie over het ver
baasde meisje, schoof zijn langen, onbeholpen pa
troon op zijde en terwijl deze beschaamd naar zijn
kantoortje vluchtte, hielp de oude man met
allerlei mooie praatjes en complimentjes de jeug
dige koopster, die wellicht bij liet verlaten van
den winkel de verzuchting slaakte »Ach, was de
Jongheer" maar half zoo galant als de oude
heer Lorenz, dan was er nog een woordje met
hem te praten en wie weet hij is toch een
knappe jongen en nog altijd ongehuwd
Wordt vervolgd.)