N°48. 126® Jaargang. 1883. Maandag 26 Febrnari. Middelburg 24 Februari. GEEN TRANSACTIE. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent: Advertentiën: 20 Cent'-per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van i -7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. Onderwijs. Benoemingen en besluiten. Rechtszaken. MIDDELRURGSCHE COURANT. Agenten voor dit blad zijn te Vlissingen: P. G. de Veu Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peul, te Zierikzee: A. G. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peul Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M„ Berlijn, Weenen, Zurich, enz. „Wij hebben, mijnheer de president, met een oud, telkens wederkeerend thema te doen. Ik heb mij eens de verschillende bijbladen van onderscheidene jaren, waarin ik verplicht ben geweest het te behandelen, laten overleggen het getal dier bladen, het cijfer der redevoe ringen is niet klein, Evenwel komt men tel kens op dezelfde punten terug en nu meen ik te verplichten, wanneer ik, zonder aanhaling van vroegere gezegden dan waar het volstrekt noodig mocht zijn, mij houde aan hetgeen thans in het midden is gebracht „De geachte spreker uit 's Hage, de heer Yan Zuylen, droeg eene redekaveling over de grondwet en de wet van 1857 voor. Mij dunkt in zijne stellingen en redeneeringen zijn twee hoofdfouten. Vooraf eene opmerking over eene historische kritiek of verklaring; waarin de ge achte spreker getreden is betreffende art. 194 der grondwet. Hij heeft ons gezegd, dat de ver plichting om allerwege voldoend lager onder wijs te doen geven, bij dat artikel opgelegd, in 1848 in de grondwet is gebracht als correc tief tengevolge van de vrees, die toen het al gemeen, althans de kamer, bezielde voor bij zonder onderwijs. Evenmin als de geachte afgevaardigde had ik de eer destijds lid dezer vergadering te zijn, doch zooveel mij voor den geest staat is niet de schrik voor het bijzonder onderwijs de hoofdreden geweest maar wel do zorg, die men voor eene algemeene ontwikkeling van het lager onderwijs meende te moeten dragen. Liet men dit aan bijzondere personen en inrichtingen over, dan zou wellicht hier en daar het onder wijs eene behoorlijke ontwikkeling erlangen, maar op andere plaatsen zou men geen of een zeer onvoldoend onderwijs hebben. De wel daad moest door alle deelendes lands gelijkelijk worden verspreid; van daar de verplichting in de grondwet geschreven. Dat daarbij een opzien van velen tegen het bijzonder onderwijs gekomen is, wordt niet ontkend". Zoo sprak den 27 November 1865 de minister Thorbecke en in deze dagen, nu men met elkaar wedijvert in het doen van citaten uit redevoerin gen van dien staatsman, zal het ook ons zeker wel vergund wezen die woorden in herinnering te brengen, welke zoo geheel en al ook den tegenwoordigen toestand kenschetsen. De schoolwet is in dien tijd veranderd; hef tiger werd de strijd tegen het beginsel dat onze openbare school kenmerkt, maar onveran derd bleef onze grondwet. Toch is, dunkt ons, ook over haar hoofd het grootst aantal jaren heengegaan en kan in de naaste toekomst hare herziening worden verwacht. Wij zullen die begroeten met ingenomenheid maar slechts onder voorwaarde dat art. 194 der grondwet geheel ongeschonden uit den strijd te voorschijn kome. Wij weten het, het zal een der strijdpunten bij uitnemendheid wezenhet zal de groote spil zijn waaromheenalle verdere overwegingen zullen draaien, en alleen wanneer tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren, die de tegen standers ervan hebben, zullen die aan de gansche herziening onzer grondwet willen mee werken. Toch mag dit geen reden zijn om met dat artikel te transigeeren; zelfs op gevaar dat eene verdere herziening moest achterwege blijven zouden wij ernstig bezwaar koesteren tegen elke wijziging, die het beginsel, in het bewuste artikel neergelegd, aantast, of zóo den vorm zou veranderen dat daardoor eenige dubbel zinnigheid of onduidelijkheid zou ontstaan. JHet geldt een grooten strijd, die al jaren wordt gestreden; het betreft hetzelfde oude, telkens wederkeerénde thema, waarop Thor becke wees, maar toch dringen de omstandig heden telkens om erop te wijzen, om eraan te herinneren en dat wij dit thans weer doen, er bestaan daartoe bijzondere redenen. Men verlieze niet uit het oog dat elk toe geven aan de eischen der tegenstanders van dat artikel te gevaarlijker zou wezen, omdat: het de kracht zou breken der voorstanders van de neutrale school; die school daardoor zou worden overgegeven aan den willekeur van elkaar opvolgende regeeringen, en de strijd onderling heftiger nog zou worden dan hij nu reeds is. Er is tot nu toe geen enkele reden opgege ven waarom dat artikel zou moeten worden gewijzigd dan een van bijzonder, van actueel belang, die geheel buiten het beginsel omgaat. Het is niet wijl het artikel niet voldoet aan de voorstanders der neutrale schoolhoogstens gaat het te ver, maar hoofdzakelijk is het de bedoeling om een onderling accoord aan te gaan met de tegenstanders. Op de waarde van het artikel valt niet af te dingenhet vormde steeds een vast bolwerk tegen de vele aanvallen, waaraan de school wetten in al hare onvolmaaktheid blootstonden; en wie dus overtuigd is dat een neutrale school een weldaad mag heeten voor een land; dat de regeering tegen armoede, slechtheid en domheid alleen kan waken door ontwikkeling, hij speelt een gevaarlijk spel door uit over dreven vrijzinnigheid dit artikel geheel of ge deeltelijk te willen nriisgeven. Hii slaat zich- zelven het wapen uit de hand, dat zulke uit stekende diensten doet om allen de weldaad te bewijzen, waarop Thorbecke doelde. Wat willekeur beteekent bij regeeringen, die minder sympathie voor de openbare school koesteren, wij behoeven slechts de geschiedenis van den dag na te gaan om daarvan op de hoogte te komen. En thans heeten het nog voor standers van openbaar onderwijs Maar nog ernstiger wordt het gevaar zoo er eens een tijd mocht komen dat onze schoolwet werd toevertrouwd aan verklaarde vijanden. Die zouden, waar zij nu nog gebonden zijn dooi de grondwet, vrij de handen kunnen slaan aan de vernietiging en opheffing van onze neutrale school. Dat men de wet niet uitvoert geheel over eenkomstig den geest, die eraan ten grondslag ligt, levert zijne gevaren op, maar ernstiger wordt het, zoo er niet eene hoogere macht is die verdere buitensporigheden kan tegenhouden. En daartoe willen wij vasthouden aan hetgeen art. 194 voorschrijft. Men vleie zich niet dat net streven alleen zal wezen om eene enkele wijziging erin te brengen, de gansche aanhoudende zorg voor het onderwijs zal moeten vervallen. De afstand tusschen voor- en tegenstanders is te groot, om met eene enkele concessie zich tevreden te stel len, want nog in onze eigen omgeving hebben wij dezer dagen de bewijzen gezien van het geen men verlangt. „Het net is gespannen, maar nog te veel kunnen er doorheen," was de openhartige bekentenis van den heer Gferth van Wijk. Trouwens aan oprechtheid ontbreekt het den tegenstanders niet, vooral waar gunstige teeke nen tegenwoordig hen overmoedig maken. Een vruchtbaar veld te bearbeiden is aan genaam en ons gewest ontvangt daarom voorzeker zulk een druk bezoek, vrienden der z. g. vrije school. Ds H. Pierson bezocht een paar gemeenten en^ wanneer wij uit het door hem gesprokene alleen zijn meening stellen tegenover die van den op voedkundige Spencer, wiens werk hij zoo afkeurde, dan ligt daarin juist de groote scheidsmuur en blijkt reeds voldoende hoe onmogelijk het is om aan de eischen van hem en zijne medestanders te voldoen. Tusschen Spencer's wensch om voor een gezond lichaam te zorgen en Pierson's eisch om de kennis van God boven aan te stellen ligt de gansche breede klove tusschen beide partijen. Is het wonder dat Spencer, die durft -"j a Als zonen en dochters ziekelijk en zwak opgroeien, beschouwen de ouders dit ge woonlijk als een boos lot, als eene bezoeking van den Heere. Nevelachtig denkend als de groote menigte, nemen zij aan, dat dit kwaad geene oorzaken heeft of dat deze oorzaken boven natuurlijk zijn" geen genade kan vinden in de oogen van een man als Pierson Is het niet te verklaren dat de groote Engelsche op voedkundige, die wetenschap bovenaan stelt ook in zijn werk, voor de aanhangers der orthodoxe scholen een gruwel is. Maar niet te verdedigen is het dat men zulk een man eenzijdig voor stelt. En dat was de grove fout van den keer Pierson toen hij zijn hoorders ook onthield het ernstig streven van den Engelschen opvoed kundige, die zelf erkende dat „slechts de echte man der wetenschap hij die door lagere waarheden naar hoogere, misschien naar de hoogste tracht, naar waarheid kan erkennen^ hoe de Almacht, waarvan natuur, leven en gedachte de openbaringen zijn, niet alleen buiten den kring van 't menschelijk weten, maar ook buiten de menschelijke bevatting ligt." Waarom wees de heer Pierson niet op zoo menige bladzijde in het hoofdstuk de zede- 1 ij k e o p v o e d i n g, die de degelijkheid van den schrijver openbaart Wij vinden voor ons zeiven het antwoord op die vraag in het eenzijdig streven van de gansche beweging der tegenstanders van onze openbare school, die alles onderwerpen willen aan de macht van een kerkelijk dogma. - En iv-V,r °H'evan zal men onF ÜUIY g vinden zelfs vuur 0 !t« con cessie, die aan 194 der grondwet zijn kracht zou kunnen ontnemen, te meer wijl wij daarin een gevaar zouden zien voor de grootste weldaad, die ons land bezit in de gelegenheid tot vrij zinnige ontwikkeling, wars van allen kerkelijken invloed. Ter \euzen, 23 Febr. In de zitting van den ge meenteraad alhier, op heden, is o. a. besloten van het rijk aan te koopen eenige perceelen do meingrond, gelegen aan den Oost-kanaalarm, in de nabijheid van de binnensluis, en zulks ten behoeve van den publieken dienst. Tot gemeente-vroedvrouw is benoemd, mej. A. Porreij, te Reeuwijk. Biervliet, 23 Febr. De verkiezing op Dinsdag jl. in deze gemeente heeft een gevoeligen knak aan den invloed der demonstreerende partij toegebracht. Eenige weken geleden noemden wij die partij machtiger dan ooit, daar ze hetverzet" tegenover de regeering meer dan 2 jaren handhaafde. Verleden zomer bewerkte die partij de verkie zing van den heer J. F. Calon, een katholiek, tot raadslid, om alle mogelijke ontevredenheid bij de katholieken tijdens, den abnormalen toestand der gemeente weg te nemen. Deze laatste partij was zeer ingenomen met den tweeden zetel in den raadze bleef als éen man met de demonstree rende partij medegaan, ja telde de felste strijders, èn op de vergadering der kiezers èn bij de stem ming. Uit onbekende oorzaken zijn nu de hekken ver hangen, en stellen de katholieken onder de grootste geheimhouding een eigen candidaat, den heer Sturm, die nog zeer kort in de gemeente gevestigd is. Men had hierop niet gerekend, en was zeer zorgeloos, wijl men vast op de verkiezing van den heer V. d. Hooft rekende. Gelukkig bestaat er nog gelegenheid bij de herstemming om het grootste gevaar te voorkomen. In eene openbare vergadering van de Vrijzinnige kiesvereeniging te Rotterdam is Vrijdag avond de muntquaestie behandeld. Inleider van het debat was prof. N. G. Pierson, op wiens rede wij nader terugkomen. Plaats gebrek belet ons dit heden. De St. Ct. bevat het verslag van de werkzaam heden aan het koninklijk Nederlandseh meteoro logisch instituut, verricht van 1 Januari 1882 tot 1 Januari 1883 door den hoofddirecteur prof. Buis Ballot, uitgebracht aan den minister van water staat enz. boegen raad der Nederlanden m' M. A. Van den Acker, thans raadsheer in het gerechtshof te 's Hertogenbosch. Zie laatste berichten van gisteren.) onderwijs. Benoemd tot leeraar aan de R. H. B. S te Gouda, H. Pol, thans leeraar aan de R. H. B. S. te Sappemeer, uit welke betrekking hem eervol ontslag wordt verleend, en genoemde lee raar gemachtigd tot gelijktijdige waarneming dei- betrekking van leeraar aan het pro-gymnasium te Gouda. ridderorden. Benoemd tot kommandeur in de orde van den Nederlandschen Leeuw mr K. A. Meeussen, oud-lid van den raad van state, en jhr mr W. A. C. De Jonge, lid van dien raad, en tot ridder in die orde, jhr J. De la Court, lid van ged. staten van Noord-Brabant. (Zie laatste berichten van gisteren ministers. Op verzoek, eervol ontslag verleend aan jhr mr W. M. De Brauw, als minister van koloniën, met dankbetuiging voor de gewichtige diensten door hem aan Z. M. en aan den lande bewezen, en aan den minister van marine W. F. Van Erp Taalman Kip tijdelijk de functiën van minister van koloniën opgedragen. (Zie laatste berichten van gisteren.) consuls. De heer M. F. C. Mundt, benoemd tot vice-consul der Nederlanden te Porto-Alegre, is in die hoedanigheid door de Braziliaansche regeering erkend. hooge raad, Benoemd tot raadsheer in den Arnemtiiden, 23 Febr. Tot onderwijzer aan de openbare lagere school alhier is benoemd de heer A. Brakman, te Groede. iocaf1 ni™. TWhT feesfeV—1^-4ewijd. Sedert de heer H. van Strien is opgetreden als burgemeester van Wolfaartsdijk, hebben de raadszittingen aldaar voor de gemeentenaren een zekere aantrekkelijkheid gekregen en worden de openbare bijeenkomsten der vroede mannen gere geld door belangstellende ingezetenen bijgewoond. Naar het schijnt stelt de burgemeester geen bijzonder hoogen prijs op de tegenwoordigheid der toehoorders, want toen bij de Maandag 29 Januari plaats gehad hebbende gemeenteraadszitting weder eenige dorpelingen in het vergaderlokaal kwamen luisteren naar de beraadslagingen van hunne ver tegenwoordigers en meenden zich op de in de zaal staande ledige stoelen neder te vleien, om gemakkelijk de wijze woorden te kunnen genieten, werd hun dit dadelijk door den voorzitter verbo den en hun gelast te staan. Zelfs een voorstel van een raadslid om, terwijl die stoelen toch ledig stonden, het publiek toe te laten ervan gebruik te maken, weigerde de voorzitter in behandeling te brengen. Het publiek stelde echter zooveel belang in de dingen die komen zouden dat het zijn gemak ten offer bracht en staande of op den grond zittende de behandeling der zaken volgde. Het werd voor die moeite beloond door zeer interessante discussion en verwijten tusschen de raadsleden en den voorzitter onderling, tot ten slotte de voorzitter een wethouder beschul digde dat deze zelf burgemeester wilde wezen, dat hij jl. zomer met den heer De Jager naar den commissaris des konings was geweestdat zij met hun vieren in complot waren, en dat zij vergade ringen met elkander hielden. Hij wendde zich vervolgens naar het publiek en beschuldigde een paar personen dat zij hierin medededen, noemde hunne namen, en zeide dat zij rustverstoorders en opstokers in de gemeente waren, omdat zij iederen keer kwamen luisteren. Hiermede was de zitting uit, maar niet de zaak, want de betrokken personen dienden eene klaohte bij de justitie in en heden stond de burgemeester voor de rechtbank alhier terecht om zich over het voorgevallene te verantwoorden. De verdediger, mr M. J. d» Witt Hamer, conclu deerde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaai- ministerie en gevolgelijk tot incompetentie van de rechtbank en lichtte die conclusie in het breede toe. Aan beklaagde, die lid van den raad is, wordt te laste gelegd in de openbare raadsvergadering der gemeente Wolfaartsdijk beleedigende woorden te hebben gezegd ten opzichte van twee personen. Volgens pleiter is art. 47 gemeentewet op hem toepasselijk en hij dus niet vervolgbaar. Wel is waar hebben bij verschillende gelegen heden verschillende rechtscolleges, waaronder ook de Hooge Raad, die onvervolgbaarkeid van leden van den raad beperkt en een onderscheid gemaakt tusschen beleedigende uitdrukkingen die binnen en andere die buiten dat kader vielen, doch die uitlegging is volgens pleiter in strijd met den geest, in strijd met de bewoordingen der wet. Welke is de bedoeling van den wetgever ge weest met de onschendbaarheid van den volks vertegenwoordiger ten opzichte van het door hem

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 1