BUITENLAND.
KnnsUritiel ii Fraakrüt
Gemengde Berichten.
7erkoopingen en aanbestedingen.
de heeren P. Melis, voor 6100, M. Verburg, voor
ƒ5500, J. Rijnberg, te Ellewoutsdijk, voor f 4940, J. de
Vriend, voor 4930, A. J. de Muijnck, voor 4924, G.
Faas, te 's Heerenhoek voor 4799, en P. Dronkers, te
Kapelle, voor f 4595.
De personen, wier woonplaats niet genoemdis, wonen
alhier.
Al heeft men in den laatsten tijd veel gesproken
over de kritiek en hare rechten, toch is het onder
werp niet geheel uitgeput. Het zou bij voorbeeld
wel de moeite loonen, na te gaan wat de kritiek
geweest is vóór zij was hetgeen zij thans is. Men
behoeft om hare geboorte te ontdekken niet op
te klimmen tot de tijden van den zondvloedzelfs
de klassieke oudheid levert niet veel personen op,
die met kunstkritiek zich afgaven. De geschie
denis meldt Zoïlos, een zoo kleingeestig beoordee-
laar van den Griekschen dichter Homerus, dat hij
de patroon is geworden van de nijdigaards, de
afgunstigen en kleinzieligen onder de kunstrechters.
Doch deze Zoïlos was literarisch beoordeelaar, en
thans willen wij iets zeggen over eene andere
kunstkritiek.
In karakter en in middelen zeer verschillend
van gene is deze kritiek geheel modern van oor
sprong. Onze voorouders, al waren zij door talrijke
kunstwerken omringd, hebben niet eiaan gedacht
hunne indrukken te ontleden, noch ze te uiten.
Noch in de middeleeuwen, noch in de 16e eeuw,
noch zelfs in den tijd, toen aan het Fransche hof
kunstenaars als Benvenuto Cellini en Leonardo da
Vinei vereenigd waren, vinden wij sporen van de
uitingen, die men aan de bewondering dier werken
gaf. De geleerde schrijvers bekommerden er zich
niet om wie de scheppers waren der kunstwerken,
die thans voorwerpen van langdurige en dikwijls
vergeefsche onderzoekingen zijn. Rabelais spreekt
in zijne brieven met geestdrift over de archaeolo-
gische schatten, die hij te Rome gevonden heeft,
doch over het toenmalige Rome, het Rome van
Leo X geen enkel woord. Montaigne, al merkt
hij de beelden van Michel-Angelo en het graf der
Medicis op, gaat de fresco 's in de Sixtjjnsche
kapel voorbij. Eerst in de 17= eeuw is men be
gonnen met het ontleden der indrukkenmen
besprak de verdienstende geest van vergelijking
werd allengs geborensympathie en het tegen
overgestelde daarvan gaven zich lucht. Rubens
werd in 't geheel niet algemeen bewonderd, toen hij
op verzoek van Maria de Medicis naar Frankrijk
kwam. En later zou Lodewjjk XIV bij een stukje van
Teniers het bekende woord uiten „Neem die be
spottelijke figuren wegZeker, dit was geen
bewijs van grooten smaak, maar wel van een kri-
tischen geest.
In diezelfde eeuw begon men ook te schrijven
over algemeene quaesties betreffende de schoone
kunstendoch men mag deze werken niet bestem
pelen met den naam van wezenlijke kritiek Het
waren koude en drooge verhandelingen, een soort
van levensbeschrijvingen, waarin men te vergeefs
naar onafhankelijkheid van oordeel zocht. De
hoogste lof, die toen werd toegekend, was „gratie."
En dan, welke vooroordeelen De gothische kunst
werd met eene souvereine minachting beschouwd
zelfs de weL'ken der Renaissance vonden geen genade
men zwoer bij de Romeinsche oudheid. In de schil
derkunst werden Italië en Frankrijk alleen eenigs-
zins gewaardeerd, en van de Hollandsche en
Vlaamsche scholen waren alleen de kleinere
meesters gezocht.
De werkelijke kunstkritiek werd eerst tegen het
midden der 18e eeuw geboren met de stichting
van het Louvre en het houden van openbare ten
toonstellingen. Aanstonds zette men zich aan het
schrijven over kunst en kunstenaars, in proza en
in poëzie. Het gevolg er van was, dat de leden
der Académiedie alleen mochten inzenden, zich
begonnen te beklagen over de vrije uitingen van
het publiek, en dat de Académie het gedaan kreeg,
dat er onderdrukkende maatregelen werden ge
nomen tegen de verwatenen, die hare majesteit
niet genoegzaam eerbiedigden. Er werd eene
commissie van onderzoek, een soort van censuur
ingesteld.
Daar verscheen eensklaps Diderot, de vader der
kunstkritiek, zooals zij nog wordt in praktijk ge
bracht door mannen als Uharles Blanc, Thoré,
Edmond About, Ernest Chesneau. Hij hief de
kritiek op door zijn juist oordeel, door zijnen
hartstocht voor het schoone, door de warmte die
in zijn werk doorstraalde, dat verheven was boven
de gewone alledaagsche harrewarrerjjen over de
kunst. Wat nieuwe denkbeelden bracht hij! Wat
ongedwongen schoone taalMen kan zich den
indruk voorstellen, dien midden in de 18e eeuw
deze schrijver maakte, toen hij den kunstenaars
ried alleen de natuur te nemen als onderwerp voor
hunne studie. Zoo iets had men nog nooit
gehoord.
Na Diderot gaat men eene andere richting uit.
Van ernstig werd de kritiek spotziek. Tal van
berijmde en ook wel ongerijmde boekjes zagen het
licht, allen tamelijk onschuldig en de aandacht
trekkend door zeer zonderlijke titels. Eenige
critici classificeeren de artistep naar de uitgangen
van hunne namen éen klasse op ard, éen op el
enz. De geheele Salon werd beoordeeld met de
woorden: goed, tamelijk goed, droog, zwak, aar
dig. Hoe vreemd 't ook schijne, deze zelfde me
thode is door Wiertz in praktijk gebracht, toen
hij in le National een vlug beredeneerden catalo
gus gaf van de tentoonstelling van 1848. Ver
makelijk was de lectuur niet, en 't is de vraag of
de kunstenaars zeiven voldaan zullen zijn geweest.
Deze wijze van beoordeelen, welke men ook nog
in de eerste jaren van onze eeuw aantreft, duurde
gelukkig niet heel lang. In 1810 gaf Guizot zjjne
studie over de schoone kunsten in Frankrijk uit.
Later leverde Thiers zijn debuut met artikelen
over kunst in le Constitutionnel. Toen kwam in
1821 Gustave Planche, die spoedig aan het hoofd
der Fransche kritiek stond. De overigen, zij die
thans zich toeleggen op de moeilijke taak van
't beoordeelen der werken van tijdgenooten, kent
menverschillende verdiensten hebben zijen niet
gering is hun aantal.
De kritiek zelve is vaak blootgesteld geweest
aan ruwe aanvallen. Men heeft zich afgevraagd
is zij nuttig En vele kunstenaars, ook zij die
met reden gespaard werden, hebben ronduit ont
kennend geantwoord. Van hunne meening was
ook Wiertz, die 't meest hechtte aan het oordeel
van keukenmeiden en schoenmakers. Eens in een
oogenblik van wanhoop stelde hij de volgende
prijsvraag ter beantwoording over den verderfe-
lijken invloed van de dagbladen op kunst en let
teren. Als prijs loofde hij zijn groot doek uitde
Grieken strijdende om het lijk van Patroclus. En
'twas een journalist, Louis Labarre, die den prjjs
behaalde
De kritiek, zegt men, heeft de kunst niet voor-
uitgebracht doch dit is niet bewezen. Al heeft
hare afwezigheid in vroegere tijden den roem der
groote meesters niet tegengehouden, daarom is het
nog niet zeker, dat hare tegenwoordigheid thans
niet een goeden invloed heeft. Bovendien, de
kritiek dient niet voor de artisten alleen, maar
ook voor het publiek en hier speelt zij een
waarlijk nuttige rol, hier heeft zij een schoonen
plicht te vervullen. Honderd malen heeft men
de neiging der menigte opgemerkt, om vooral
het gemeene, het gebrekkige en lage te bewonde
ren. Welnu, dien wansmaak moet de kritiek verbete
ren, zij moet de redenen meedeelen, waarom hetgeen
het volk liefheeft geen liefde waard is, en waarom
hetgeen het mishaagt bewondering verdient. Dan
zal het langzaam de richting uitgaan naar de
schoone, de ernstige zijde der kunsthet zal be
lang gaan stellen en genoegen vinden in hetgeen
het voorheen niet gevoelde. Het bewijs is gele
verd. Heeft niet sedert eene eeuw de smaak voor
de kunst aanmerkelijke vorderingen gemaakt?
Eertijds was zij aristocratisch, het eigendom van
een kleinen kring bevoorrechten; de anderen kenden
haar niet, men sprak er hun niet over. Thans
is zij democratisch, onder het bereik van een
ieder. Weldra zullen allen haar kennen, en allen,
laat ons 't hopen, haar liefhebben.
unnen drukken. Hier hebben wij slechts met
bepaald gedeelte zijner werkzaamheid te
en.
ïeds bij eene vroegere gelegenheid gaven wij
de Cantates, die door Brahms muzikaal be
rt zijn, den naam van «wjjsgeerige muziek",
'talgémeen neemt deze componist voor zijne
.-werken bij voorkeur teksten van een ernstig,
ber, niet gemakkelijk verstaanbaar karakter.
herinneren aan de Klage aus Ossian, het
icksalslied, de rhapsodie uit Goethe's Earzreise,
ral echter het Duitsche Requiem. Het is deze
rt van denkbeelden, voor welke de meester
1 bij voorkeur geroepen voelt ze in tonen uit
drukken. In vele zijner instrumentale werken
rscht diezelfde zwaarmoedige, haast schreven
»tobberige" stemming en niet zonder reden
•ft men een daarvan, (het klavier-concert in
rol, op 15) het „triomflied van het pessimisme"
loeind.
)ok in het kleine gedicht Nanie straalt het
ilancholisch gesternte, waardoor Brahms zich
voorkeur bezielen laat. In veertien versregels
vat het de gedachte, dat ook de schoonheid,
2 ook door goden en menschen geliefd, even
al het aardsche aan de wet der vergankelijk-
id onderworpen en tot sterven gedoemd is.
dichter laat echter op zijne bespiegeling over
t doodvonnis, dat over het schoone geveld is,
ae opbeurende gedachte volgen. „Goden en
odinnen, zingt hij, treuren, wijl het schoone
ergaat en het volkomene sterft. Maar ook een
aaglied te zijn in den mond van hen die ons
innen, is iets heerlijks. Want het gemeene, het
ledaagsche, verzinkt z w ij g e n d in den af-
Axnd der vergetelheid".
Wanneer zulke gedachten uit de duidelijk be-
aalde taal des woords in de meer onbestemde
ier tonen overgezet worden, kunnen ze niet anders
lan iets van hare verstaanbaarheid verliezen.
Tooral indien de overzetter een kunstenaar is als
■rahms, wien, naar de bekentenis zijner warmste
ewonderaars, de gave der melodische gedachte
iet in ruime mate geschonken is. Men moet in
nkele der best geslaagde liederen van Brahms,
.oo als Wie hist du meine Königin, of O versenk
versenk dein Liedmein Kind, (beide door Hill's
onvergetelijke voordracht hier bekend) of ook, bij
hitzondering in den Bmol-.STue in het Requiem
zoeken, om eene aangrijpende, op 't eerste gehoor
„pakkende" melodie aan te treffen. Dit gemis
van eene dadelijk in't oor vallende melodie, welke
de grootste aantrekkelijkheid voor de meerderheid
der toehoorders is, maakt dat men tegenover vele
van Brahms' werken zich in den aanvang voelt als
tegenover iemand, die karig is met zijne woorden,
maar wiens blik en gelaatstrekken een ongewoon
vernuft verraden. Men durft niet vertrouwelijk
zijn en voelt zich toch weder tot het raadselachtige
wezen aangetrokken, zoolang tot men het in zijn
diepste schuilhoeken doorgrond heeft. Dan maakt
de schroomvalligheid van weleer voor de warmste
toewijding plaats. Zoo gaat het met de meeste
melodieën van Brahms hoe meer men ze hoort,
hoe meer men ervan gaaf houdenterwijl met
vele meer populaire werken juist het omgekeerde
het geval is.
Voor de muzikale karakteristiek van Nanie
maken wij er alleen opmerkzaam op, dat de eerste
muzikale volzin Satzder compositie, die ten
jjSlotte als Coda gedeeltelijk herhaald wordt, in
strengen contrapunt-stijl geschreven is. De meeste
componisten vervallen, wanneer zij dit op eenigs-
zins ruime schaal beproeven, in iets droogs en
vormelijks, waarin men het technisch «geknutsel"
bij den eersten oogopslag herkent. Brahms
daarentegen weet. en deze eigenaardigheid heeft
hij met Handel gemeen, de poëzie zijner ge
dachte in al hare frischheid te bewaren en die,
geheel natuurlijk, bij het karakter van het gedicht
te doen aansluiten.
Wij laten het bij deze aanteekeningen omtrent
het belangrijkste dat het programma, naar onze
meening, bevat. Overtuigd dat ook de andere n",
twee a capella-liederen voor koor en een paar
instrumentale werken, tot een goed geheel zullen
bijdragen, vertrouwen wij dat reeds het hier op
genoemde voldoende zal zijn om de muzieklief
hebbers met verlangen naar de uitvoering en naar
Ik heb er nooit gelegenheid noch lust toe gehad."
Wilt gjj uw hand opgindschen bjjbel leggen
en zeggen: zoo waarlijk helpe mjj God dat gij Alfred
Marson niet gedood heb wilt gij vroeg zjj
dringend.
Ik ging naar den bijbel, die mooi in paarsch
fluweel gebonden was, en dien zij altijd mee nam
naar de kerk, en legde er mijn gerimpelde hand op.
«Zoo waarlijk helpe mij God, ik heb Alfred
Marson niet gedoodzei ik heel duidelijk en
zonder trilling in mijn stem.
Zjj slaakte een zucht van verlichting.
«Ik ben zoo blij zoo blij en gelukkig,"
prevelde zij. Dank u, Bickers. Ik geloof u. Hij
is dus bjj ongeluk gestorven, de arme jongen
die arme jongen
Ik vertelde haar niet van Clara Eggleton. Ik was
zeer bezorgd over haar. Zij wenkte mij weer bij
het bed te komen.
»Ik geloof dat gjj mij gered hebt, Bickers,"
fluisterde zij, »ik geloof dat gij dat gedaan hebt,
door over mijne kinderen te sprekenwant ofschoon
ik zeer veel van hem hield, hield ik toch nog
meer van hen, zooals ik merkteen ik zei hem
dat het mijn dood zou zijn als zij later moesten
weten welk een slechte moeder zij gehad hadden.
Hjj begreep mij en zei mij voor goed vaarwel
voor goed en voor altijd. Dienzelfden avond is
hij gestorven."
»Dus waart gij daar?"
»Ja. Maar al was hjj bljjven leven, zou hjj
de algemeene repetitie op den vorigen dag,
eene herhaalde auditie is, voor het werk van
Brahms althans, werkeljjk eene behoefte, te
doen uitzien.
P.
Tot secretaris-penningmeester bjj het burgerljjk
armbestuur te 's Gravenpolder, ter vervanging van
den heer G. H. Kakebeeke, is benoemd de heer
D. P. Prumers.
Door gedeputeerde staten van Zeeland is in
hunne vergadering van gisteren benoemd tot op
zichter le klasse van' den provincialen waterstaat
de civiel-ingenieur J. A. J. Sibmacher Zjjnen. Zijn
standplaats zal voorloopig te Wissekerke in Noord-
Beveland zjjn.
De directeuren van het proefstation te Wage-
ningen waarschuwen tegen het misbruik dat
van den naam van het proefstation is gemaakt,
in twee advertentiën, voorkomende in couranten
van Staats-Vlaanderen, omtrent klaver-guano en
chili-salpeter. Geen der beide firma's A. Diele-
man te Axel en E. C. Verwilghen bij Hulst, staat,
zooals uit de halfjaarlijksche gepubliceerde lijst
der garandeerende firma's bljjkt, onder controle
van het proefstation.
Tot lid van den raad der gemeente Meliskerke
is, bjj herstemming, de heer S. Wisse gekozen
met 30 van de 45 geldige stemmen. De heer
J. Francke verkreeg 15 stemmen.
Wees voorzichtig met uwe of eene vrouw
te kussenTe Weenen heeft een liefhebbend
gemaal zich een ziekte op de hals gehaald door
zjjn echtgenoote, die een schoonheids watertje ge
bruikte, een zoen te geven. Dat watertje bleek
kwik te bevatten. De man wordt gelukkig beter.
Eene belangrijke vergadering werd eergister
avond te Manchester gehouden. Zjj was bjjeenge-
roepen door de Internationale Vereeniging tot
geheele onderdrukking der vivisectie, ten einde
te protesteeren tegen deze wetenschappeljjke
methode. Het voorstel, dat de praktjjk der vivi
sectie veroordeelde, werd gedaan door een predikant,
die de vivisectionisten beschuldigde van kennis te
zoeken door goedkoope kwelling der meest gevoe
lige dieren. Professor Gamgee, die met een groot
aantal geneesheeren en studenten tegenwoordig
was, verzette zich tegen dit voorstel van den heer
Oxenham. Hjj verdedigde de physiologen tegen
de beschuldigingen van onmenscheljjkheid, en legde
de methode uit die bjj de proefnemingen wordt
toegepast, waardoor de pijn tot een minimum wordt
teruggebracht. De professor zeide, dat in 999 van
de duizend gevallen geen pjjn werd aangedaan, en
de oefeningen der studenten zeer door deze methode
werden geholpen. Het voorstel van den predikant
werd met groote meerderheid, zelfs met gejuich,
verworpen.
Mad. Sarah Damala-Bernhardt zal opnieuw
een bewjjs geven van haar werkzaamheid en
veelzjjdigheid. Binnen kort zullen twee deelen
Mémoires verschjjnen, onder den titel van Ma
Vie au Theatre.
In het Noorden van Mexico heerscht tegen
woordig de cholera. Te Tehuantepec sterven
dagelijks 25 personen. De door de epidemie ge
teisterde streken zjjn zoo dicht bjj de havens van
Guatemala en centraal Amerika gelegen, dat de
schepen gemakkelijk de ziekte naar San Francisco
en de andere havens kunnen overbrengen. Het
is eene dwaling om te veronderstellen dat ons
klimaat ons genoegzaam beschermt tegen de
cholera. Zjj heeft reeds de reis om de wereld
gemaakt, en, hoewel liefst in warme streken hui
zend, is zjj toch niet door de groote koude van
Petersburg en Montreal verdreven. Niet zooals
de geele koorts verdwjjnt zjj door de vorst.
fiSorssele, 2 Feb. Heileu werd alhier aanbesteed,
liet verbouwen der directiekeet aun den zeedijk van den
Borsselepolder, raming ƒ4425. Er is ingeschreven door
toch nooit meer in de kerk gespeeld hebben. Hjj
ging om mjjnentwil heen."
Nu begreep ik dat hjj zelfmoord gepleegd had,
maar ik wilde haar daarmede nu niet kwellen,
ofschoon hij gezegd had dat hjj het doen zou.
«Mijn arme man heeft nooit vermoed welke
slechte gedachten ik gekoesterd heb en God
dank, „liet varen," zei zjj, «en hjj zal het nooit,
nooit weten. Gjj zult mjjn geheim bewaren, Bic
kers, en niemand anders zal er iets van vermoeden.
En als ik nu weer sterker wordt, zooals ik hoop,
zooals ik wil, als ik maar kan, om zjjnentwil, zal
ik een heel andere vrouw zjjn en hem zooveel
gelukkiger maken. Ga nu heen en zjj hield
even op om adem te scheppen: «Neem dien bjj
bel mee, om mjj pleizier te doen en ook om uwent
wil om daardoor aan vanavond te denken.
Een aandenken, als gjj wilt, van de oude dominees
vrouw, als zjj sterven moet. Goeden nacht! roep
de verpleegster!"
Ik sloop de kamer uit; met den bjjbel in de
hand en op het portaal vond ik mjjnheer Tyke,
die mjj opwachte. Eerst dacht ik dat het zjjn
geest was, zoo vreeseljjk zag bjj er uit.
»Wat wilde zjj van u? Wat had zjj u te
zeggen?" vroeg hjj op schorren, fluisterenden
toon, «ik heb getracht te luisteren, maar ik kon
geen woord verstaan."
«Ik kan het u niet zeggen, mjjnheer. Ik
heb beloofd het niet te zeggen,"
»Kom, kom," zei hij mjj verder wegtrekkende,
»ik heb alles gemerkt, alles van Marson en haar,
ofschoon zjj het niet vermoedt en ik er tegen
haar nooit een woord over gesproken heb. Ik
wist dat zjj een vrouw was, die ik altijd kon ver
trouwen. En ik wist dat gjj het wistIk was
op dien wintermorgen op de orgelgalerjj."
«Goede God!"
„Maar zeg mij, in naam van dien God, wat
heeft zjj gezegd?" vroeg hjj plechtig. «Er mag
geen geheimzinnigheid meer bestaan. Wat heeft
zjj gezegd 1"
Ik hield hem den paarsch fluweelen bjjbel voor.
Ik zal nooit vergeten hoe hjj daarop staarde en
achteruit deinsde.
„Wilt gij uw hand op den bjjbel leggen en zeg
gen zoo waarlijk helpe mjj God, dat gij Alfred
Marson niet gedood hebt Dat zei zjj mjjnheer 1"
Maar hjj had mjj niet tot het einde toe aan
gehoord; hjj was op mjj toegesprongen en had
zjjn hand op mjjn mond gelegd.
«Stil, stil! Zjj zal u hooren," riep hjj. «Ik
wil zulk een eed niet doen ik wil niet. Wat
deed u u denken dat ik het gedaan heb
Ik gat geen antwoord. Nu doorzag ik alles,
van het begin tot het einde. Ik weet dat gjj het
gedaan hebt, mjjnheer Tyke," zei ik hem aan het
oor, «maar ik zal het nooit vertellen."
„Dus hebt gjj mjj bespied. En gjj Hjj
kon niet meer zeggen. Dank u, Bickers, danku,
dat gjj u stil gehouden hebt, dat gjj mjj gespaard
hebt." Daarop gaf hjj mjj voor de derde maal
in mjjn leven de hand en wenkte mij om heen te
gaan. Ik ging weg doch hjj riep mjj terug
«Wat wilde zjj van u?" 7roeg hij weer, «dat
hebt gjj mjj nog niet gezegd."
„Zjj wilde mjj vragen of ik hem vermoord
had. Ik moest zweren dat ik het niet deed."
„O ja, nu begrijp ik het. Ik had er rjjpt-
ljjk over nagedacht en het scheen mjj toen toe",
voegde hjj er nog zachter fluisterend bjj, «dat het
voor de kinderen beter zou zjjn en voor de
moeder en voor mij dat hij heen ging I"
«En hjj ging heen."
«God helpe mjjJa," mompelde hjj.
De verpleegster kwam de trap op en zag ons
een voor een wantrouwend aan.
«Goeden avond mjjnheer," zei ik hardop. „Ik
hoop mevrouw met Kerstmis weer hersteld te
zien
«En dat was een goede wensch want ik zag
haar hersteld, vóórdat zjj Whangdale Scar verlie
ten om elders te gaan wonen en ik hoor dat zjj
heel kort daarna gestorven is
«Dank u, Bickers, dank u," antwoordde hjj
ook hard op en op zjjn gewonen toon.
«Goeden avond
EI SUE.
ttïDRUKT BIJ DS GEBROEDERS ABRAHAMS
TB MIDDELBUR».