126e Jaargang.
1883.
Maandag
15 Januari.
N° 12.
Middelburg 13 Januari.
Z-
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent:
A d vertentiën 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van i -7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
IN HOOGER BEROEP.
IIDDELBIMSCK COURAIMT.
Onder de onaangenaamste politieke erfenis
sen, welke het jaar 1882 aan zijn opvolger
vermaakt heeft, behoort zeker de Adder-zaak.
Smartelijk door hare oorzaak, heeft zij een
ergerlijk karakter gekregen door hetgeen er
met haar voorgevallen is. Zij is behandeld,
maar niet afgedaan hangende gebleven, maar
niet onaangeroerd gelatengepraejudicieerd,
maar niet opgelost. Wie een middel wist aan
te wijzen om haar uit den weg te ruimen, zou
het land een dienst bewijzen.
Van de beraadslaging in de tweede kamer
op den 15n December jl. kan gezegd worden,
dat geen mensch den mond heeft open gedaan
om den minister van marine te verdedigen
tegenover de vele monden, die zich openden
om hem te beschuldigen. Ook de minister
zelf niet Wij zouden dat fierheid willen noe
men, indien de minister over hetgeen voor
hem het hoofdpunt van beschuldiging zijn
moest, niet gezwegen en daarentegen niet de
enkele woorden die hij sprak, aan punten be
steed bad, die eerst in de tweede plaats in
aanmerking behoorden te komen. De minister
heeft iets gezegd over de ongeoefendheid van
kommandant, officieren en bemanning; over 't
incompleet van officieren, waardoor de keuze
bij plaatsingen niet onbeperkt isover het
medenemen van een loods voor beide zeegaten;
over zwemgordels over de kennisgevingen
van vertrek en aankomst, en in 't voorbijgaan,
om aan to toonen dat men aan 't ministerie
van marine wèl denkt aan voorbereidende oefe
ningen, wanneer die noodig zijn, over den
kruistocht, door een nieuw gebouwden ijzeron
schoener in de Zuiderzee gemaakt.
De inlichtingen over dit een en ander waren
verre van voldoende, gelijk aanstonds bleek
uit eene warme ontboezeming van den beer
Van Wassenaer, die schoon „niet wraakzuchtig
van karakter," tocli „als voldoening voor't ge
schokt gemoed van den minister" en als weer
klank op „den kreet van verontwaardiging die
opgegaan is in de natie," eenige demissies
verwacht had. De chef van 't personeel aan
't departement, de twee directeuren-komman
danten, de chef van het loodswezen en eindelijk
de visscherlieden Den Duik e. s., waren de
offers, welke de heer Yan Wassenaer „ten
minste" aan het nationaal gevoel gebracht
had willen zien.
Wij kunnen de meer of minder voldoende
opmerkingen van den minister over al deze
onderwerpen laten voor 't geen ze zijn. Geen
woord heeft het hoofd van het departement
van marine gezegd over hetgeen de hoofdzaak
was voor hem, wien jarenlang het bestuur
over ons zeewezen toevertrouwd is geweest.
Het is het punt van bezwaar, in ons opstel
van 6 December jl. aldus geformuleerd„ge
durende eene reeks van jaren, onzeewaar
dige vaartuigen, in strijd met hun bestemming
en met de ervaring, door de opvolgende be
velhebbers in hun rapporten medegedeeld,
zeereizen te doen maken/'
Het punt was door de verschillende sprekers
niet onaangeroerd gelaten. De heer Lieftinck
stelde het in zijne schoone, van gevoel en
welsprekendheid tintelende rede, op den voor
grond. De heer Van der Hoop zeide dat er
bij de marine „geen kind" was, of het wist
wel dat de Adder niet zeewaardig was, en hij
voegde er in éen adem bij, dat de taak om
zich te verantwoorden over het naar zee zen
den van de Adder, onder omstandigheden als
geschied was, hem te zwaar zou vallen. De
minister sprak daarover echter geen enkel
woord. Eene onbeduidende opheldering over
pde reden van de indienststelling der monitors,
gedurende eenige maanden des zomers," was j
al wat men vernam. Om „het gelijkmatig
slijten van vaartuigen en ketels te bevorderen,"
had men ze 39maal, trots zeemansschap erf
ervaring, aan de kans van kantelen en zinken
blootgesteld
Het verdient opmerking, dat na de mededee-
lingen des ministers, de aanvallen niet zwak
ker werdenmaar toenamen in hevigheid.
De heer Yan Wassenaer kwam uit zijne tent
de admiraal De Casembroot, die begonnen was
den heer Taalman Kip zachtelijk te verwijlen
dat hij te ridderlijk de schuld van zijne onder
geschikten op zich genomen had, liet den
minister na zijn repliek los. De heer Lief
tinck, de heer Van der Hoop, handhaafden
hun beschuldigingen tegen „den verantwoor
delijken minister." Wanneer van de 47 leden,
die in de avondzitting de behandeling der
begrooting tot het einde toe bijwoonden (24
hadden zich reeds verwijderd) slechts 12 zich
tegen hoofdstuk VI verklaarden, mag dat zeker
niet als eene eindstemming over de Adder-zaak
beschouwd worden.
Er was dan ook, onder de discussie, een
reddingboei uitgeworpen om den minister boven
water te houden. Het bleek dat de kamer
niet gezind was ditmaal iemands dood te willen,
zelfs al hield zij hem voor een zondaar. De
heer Van der Hoop was, niettegenstaande zijne
bezwaren in kracht toenamen naarmate hij er
op terugkwam, tot eene ontdekking gekomen,
welke tot het door bijna alle vergaderingen meest
gewenschte gevolg leiden kon, namelijk van
eene onaangename zaak voorloopig te laten zooals
zij is. Er moet, na 't vertrek van de Adder uit
IJmuiden, nog een stoombarkas den monitor
achterna gezonden zijn met de eene of andere
boodschap. Wat deze bijzonderheid met de
beoordeeling der geheele toedracht van zaken,
tegenover den minister, te maken kon hebben,
had tot dusver geen mensch bevroed en blijft ons
duister. De heer Van der Hoop echter ver
langde plotseling een tweede onderzoek, door
een commissie van vijf kamerleden, want, zeide
hij „de zaak kan van belang wezen." Nu
bleek, dat het rapport nog niet eens officieel
aan de kamer was overgelegd. Er was een
belofte noodig van den minister, en zoodra
die afgelegd was kwam de heer Lohman met
het voorstel om, nu aan het verzoek van zijn
politieken marine-geestverwant voldaan zou
worden, „het debat over deze zaak te staken."
Aldus geschiedde het.
Wij krijgen dus eene tweede commissie en
een tweede rapport, Daarna, over maanden
misschien, als de kamer te midden van de
politieke beslommeringen die haar in dit ver
kiezingsjaar wachten, tijd vindt, zal zij over
deze nationale ramp, waarin zij tot oordeelen
geroepen is, uitspraak doen
Deze afloop is door ons ergerlijk genoemd
en wij herhalen het. De kamer laadt op zich
de verdenking dat zij, tegenover de duidelijk
hoorbare stem der natie, den minister niet
heeft durven vrijspreken maar tevens, om
politieke of welke andere redenen ook, hem
niet heeft willen schuldig verklaren.
Waarom wij nu dezen stand van zaken in
herinnering brengen Omdat in de volgende
week de eerste kamer andermaal de verschil
lende hoofdstukken der staatsbegrooting te
behandelen heeft, en hare uitspraak over
hoofdstuk VI in hoogste instantie het om be
vrediging roepend rechtsgevoel der natie vol
doening kan schenken.
Geen andere reden drijft ons om recht
tegenover den minister van marine te blijven
verzoeken. Wij hebben jarenlang den heer
Taalman Kip gehouden voor een verdienstelijk
chef onzer zeemacht, voor den aangewezen man
om, naarmate de beweging der politieke wip
plank een ander zeeofficier aan 't hoofd der
marine noodig maakte, met den heer Wichers op
dien post van standplaats te verwisselen. Nu er
een verschrikkelijk ongeluk gebeurd is, waar
voor het hoofd van het departement van
marine de verantwoordelijkheid draagt, doch de
heer Kip niet bij machte is geweest zich te
verantwoorden, nu is het billijk dat hij den last
drage van 't ambt, waarvan hij zoovele
jaren den lust en de eer genoten heeft. Wat
de heer Gratama in de Kamer gezegd heeft:
„ieder wil maar ambtenaar zijn en een hoog
traktement genieten; maar ik eisch beleid, over
leg, onverdeelde toewijding en onvermoeiden
ijver in de waarneming van 's lands belangen,"
dat is ook de cisch des volks. Wanneer de
Volksvertegenwoordiginghetzij danhaareene,
of haar andere „tak," niet het eenige doet,
wat zij bij machte is tegenover plichtverzuim
te doen; wanneer zij om politieke beweegre
denen, of om de theoretische bedenking dat
eene begrooting niet verworpen mag worden
wegens redenen daarbuiten gelegen, geen
middel weet te vinden om een bewindsman te
veroordeelen die van plichtverzuim beschuldigd
wordt en buiten staat is zich daarvan vrij te
pleiten, dan is zij rechtstreeks oorzaak,
dat aan het rechtsbesef van het volk een
gevoelige schok wordt toegebracht, en dat
andermaal de eerbied voor de volksvertegen
woordiging, als handhaafster van recht en wet,
merkelijk zal dalen. „Groote honden bijten
elkaar niet," zegt het volk reeds lang, in zijn
bittere, maar op ervaring rustende logica.
Indien het zich nog herinneren mocht dat
de minister Van Goltstein weg moest van de
tafel waar de heer Kip zitten bleef, dan zal
het volk aan zijn spreekwoord deze moraal
toevoegen: „Het is gevaarlijker kwaad te
spreken van een levenden generaal, dan aan
sprakelijk te zijn voor den dood van 66
zeelieden, waarvan de hoogste maar een lui
tenant was."
Op het rijkstelegraafkantoor te Vlissingen wer
den gedurende het jaar 1882 54,284 telegram
men behandeld, waarvan 26,425 stuks werden
verzonden, 11,664 ontvangen en overgenomen
16,195 telegrammen. De vermeerdering met het
jaar 1881 bedraagt 2211 telegrammen.
De voorbereidende werkzaamheden der restau
ratie van den grooten toren te Zierikzee zijn aan
gevangen met het aanvoeren der materialen voor
de besteigering. Naar wij vernemen zal de besteige-
ring plaats hebben niet den geheelen toren rond,
maar telkens om een der contreforten te gelijk,
zoodat de met bouten en schroeven in elkaar te
werken steiger achtmaal zal moeten verplaatst
worden. Het werk zal bij het Z.W. contrefort,
dat het meest gehavend is, worden aangevat, en
de herstelling zal allereerst moeten strekken om
het gebouw voor verdere slooping door weer
en wind te dekken. In het restauratieplan is
echter ook opgenomen de vervanging van het
bestaande geheel onpassende dak en kroonlijst-
werk, door een trans en spits. (Z. Ct
*G»es 12 Jan. De bevolking dezer gemeente,
die op 31 Dec. 1881 uit 6301 zielen bestond, is
in den loop van 1882 met 147 personen, en dus
tot 6458 vermeerderd. Geboren werden 133 kinderen
van het mannelijk en 114 van het vrouwelijk geslacht,
terwijl het aantal overledenen 120, 70 mannen en
50 vrouwen, bedroeg. In de gemeente vestigden
zich 460 personen, terwijl 440 inwoners haar ver
lieten.
ïieiidijke, 12 Januari. Met den ingang
van dit jaar hebben twee der drie hier wonende
geneeskundigen zich belast bij beurten, telken» voor
een jaar, de armenpraktijk waar te nemen. De
belooning bedraagt 400 'sjaars vast, verder
f 1 voor elke vaccinatie, 3 voor elke lijk
schouwing in de kom der gemeente of minder
dan een half uur gaans daarbuiten, en 5 voor
iedere lijkschouwing op een afstand van meer dan
een half uur gaans buiten de kom der gemeente.
De volks-leesbibliotheek van het IVbZsdeparte-
ment gaat goed vooruit. Eerst half November
geopend, telt zij thans reeds 175 nummers. De
leeslust neemt gaandeweg toe.
Het Duitsche expeditiehuis Fr. Naumanns te Ham
burg, waarvan een filiale te Vlissingen gevestigd
is, heeft twee Engelsche stoombooten gecharterd,
welke ieder tweemaal in de week zullen varen
tusschen VlissingenLonden en VlissingenHuil,
met vee en stukgoederen. Om den handel hier
over te krijgen zijn de tarieven zoo laag mogelijk
gesteld. Naai- alle waarschijnlijkheid zal de dienst
de volgende week reeds geopend worden. GCt.)
In de St. Ct is^ opgenomen de wet tot ver
hooging van het voorschot uit 's rijks schatkist.
(Wijziging van art. 3 der wet van 11 December
1881, Stbl. n° 236)alsmede een kon. besluit, houdende
machtiging tot uitgifte van 20,000,000 in schat-
kistpromessen, volgens de wet van den 5en Decem
ber 1881 {Stbl. n° 185).
Den 28el Dec. is te Bolsward eene vergadering
gehouden in verband met de invoering der zegel
wet. Ten gevolge daarvan is eene vraag gericht
aan den minister van financiën en deze heeft
daarop te kennen gegeven „dat eene rekening,
waaronder niets anders voorkomt dan de geschre
ven woorden hierop betaald" »hierop ontvangen,"
»in mindering ontvangen," »in mindering voldaan,"
en dergelijke, zonder onderteekening, niet kan
aangemerkt worden als eene quitantie, akte of
geschrift, bevattende de erkenning van het geheel
of gedeeltelijk te niet gaan eener geldschuld, en
dus ook niet onderworpen is aan het zegelrecht
van 5 cent, bepaald bij art. 1 der wet van 11 Juli
1882 (Slbl. n°. 93).
Hetzelfde geldt uit den aard der zaak, wanneer
op de rekening, na de bedoelde aanteekeningen
van gedane betalingen, nieuwe posten worden
gehoekt, vermits daardoor de bedoelde aanteeke
ningen niet meer kracht erlangen.
Worden de bedoelde aanteekeningen door eene
handteekening, paraaf of door een ander herken-
ningsteeken der gedane betaling, bijv. door een
gestempelde naamteekening. bekrachtigd, dan zal
de aanteekening inderdaad eene - quitantie en
dus ook aan het bedoelde zegelrecht onderworpen
wezen.
De koningin van Zweden verkeert in zorgwek-
kenden toestand en vertrekt eerstdaags uit Kopen
hagen naar Amsterdam om zich onder behandeling
te stellen van dr Metzger. De kroonprins, die
eveneens lijdende is, gaat met haar mede.
Door 29 Zuid-Hollandsche fabrikanten van IJsel-
steen is een adres aan de tweede kamer ingediend.
Zij brengen in de eerste plaats in herinnering dat
door hen in Mei 1882 aan den minister van bin-
nenlandsche zaken een verzoekschrift gericht is
van den volgenden inhoud
„De ondergeteekenden veroorloven zich uwer
exellentie's aandacht te vragen voor het feit, dat
zoowel 's rijks als hunne bijzondere belangen wor
den benadeeld door het gebruik van Belgische
steen.
»Het is hun namelijk gebleken, dat voor de
nieuw gebouwd wordende school te Krabbendijke,
en voor de te verbouwen school te Hansweert,
is voorgeschreven het gebruik van Belgische'steen
(ook wel genaamd klampsteen), een voorschrift
waardoor de inlandsche industrie wordt uitgesloten
en grootelijks benadeeld, terwijl het allerminst
in 's rijks belang kan worden geacht, dat, zoo
als hier geschiedt, soliditeit aan eenige meerdere
goedkoopheid wordt opgeofferd.
»Dat de Belgische steen minder net afgewerkt
en geheel niet gesorteerd is, kan ieder leek dui
delijk zien; dat deze steen in soliditeit verre ach
terstaat bij ons inlandsch fabrikaat, wordt bewezen
»1° door het oordeel van alle technici daar
omtrent
>2° doordien de muren, ervan gebouwd, geport-
landcement zijnde (zooals altijd geschiedt om a den
slechten vorm en de wankleur te bedekkenb de
muren althans tijdelijk te beschermen tegen het
regenwater), binnen korte jaren de portlandcement
van den muur afvalt, met zich nemende een ver
teerd laagje steen;
»3° doordien de steen niet speciehoudend is
of met andere woorden, doordien de steen zich
nimmer innig verbindt met de kalk en tras, het
geen bij ons inlandsch fabrikaat wel het geval is
»4° door het feitdat daar waar soliditeit
der steen dadelijk onmisbaar is, het Belgische
gouvernement zelf Hollandsche steen voorschrijft,
zooals onder meer plaats had bij den houw der
Kattendijksche dokken te Antwerpen voor twee
jaar, aan welken bouw circa 1£ millioen lJsel-
steen werd verwerkt.
Ondergeteekenden zouden zich betrekkelijk deze
zaak niet tot uwe excellentie hebben gewend,
indien het hier niet had gegolden den bouw van
twee scholen, waarvoor belangrijke rijkssubsidie
is toegestaan, zelfs wel voor de school te Krab
bendijke, die werd aanbesteed voor 25,000, eene
subsidie van 22,000.
»Zij vertrouwen dat het te uwer excellentie's
kennisse brengen van bovenvermelde daadzaken,
voldoende zal mogen zijn, om in het vervolg bij'
het verleenen van rijkssubsidie, acht te doen slaan
op de belangen van het rijk zelf, die in dezeï?