N°j6.
126e Jaargang.
1883.
Maandag
8 Januari.
Middelburg 6 Januari.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent;
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
Rivierberichten.
MIÖDELBU
OlIRANT.
De Amsterdammer deelt volledig de lede mede,
door mr J. A. Levy in Burgerplicht over art. 194
der grondwet gehouden. Den hoofd-inhoud dier
schoone toespraak hebben wij gisteren uit de N.
R. Ct getrokken, doch op éen belangrijk punt,
waar ook deze bron beknopt moest zijn, waren
wij tot onvolledigheid gedwongen. Wij bedoelen
de toelichting der stelling »de staat behoeft in
de school een middel van afweer tegen het machts
misbruik der kerk." Dit gedeelte der rede laten
wij, zoo weinig verkort als onze ruimte toelaat)
hier volgen.
»Men kent het geschil tusschen den heer Bor-
gesius en den minister Pijnacker.
«De heer Borgesius verweet den minister incon
sequentie omdat zijn tegenwoordig standpunt niet
overeenkomt met dat, door hem als voorzitter der
maatschappij Tot Nut van 't Algemeen in een rede
van 1877 ingenomen. Dit punt is mij nu onver
schillig. Men mag inconsequent zijnals men
daarvan maar redenen geeft. Niet onverschillig
echter zijn mij de redenen, die aangegeven zijn dooi
den minister en die zijne tegenwoordige overtui
ging uitdrukken.
«De minister zegt uitdrukkelijk:
«Waarom handhaaft hij a's minister op dit oogenbük
nog wat hij bij een vorige gelegenheid reeds verklaard
heeft: dat het openbaar onderwijs thans niet kan worden
gemist
«Slechts om éen reden, mijnheer de voorzitter. (En
daarbij blijkt l et verschil tusschen den geachten afge
vaardigde uit Winschoten en den minister. Ik handhaaf
het openbaar onderwijs, omdat het bijzonder onderwijs
niet voldoende is orndat niet overal voldoend lager on
derwijs gegeven zou kunnen worden, indien de staat zich
onttrok. Ik denk in dit opzicht nog eveneeus als in 1877'
"Ik meen nog, dat de 400,000 kinderen, die thans
openbaar onderwijs genieten, niet eenvoudig op straat
kunnen gezonden worden."
„Daarom handhaaft hij derhalve het openbaar
onderwijs.
«Doch waarom zjjn anderen daarvoor?
»De minister geeft het volgende antwoord
«Tevens wordt de staatsschool gehandhaafd, omdat
anders bet gebied van de school door de kerk zou veroverd
worden. Die vrees voor de kerk, door mij niet
in de rede van 1877 vermeld, evenmin gedeeld door de
maatschappij Tot Nut ven 'i Algemeen, zij kenmerkt uw
standpunt, mijnheer de afgevaardigde uit Winschoten."
Beide redenen correspondeeren letterlijk met de
2e en 3e alinea van art. 194 der grondwet.
«De onderstelling is dus niet gewaagd, dat de
minister eventueel geneigd ware de 2" alinea van
art. 194 op te offeren.
„Stel: de 400,000 kinderen genoten voldoend
bijzonder onderwijs, de minister ware bevredigd.
Hij hecht aan het voldoend.
„Dat het gegeven worde, «met eerbiediging van
ieders godsdienstige begrippen," daaraan hecht hij
niet.
Hij noemt het Vrees voor de Kerk:" daaraan
te hechten,
Bp ons te lande kan men met dergelijke aan
tijging ver komen.
«Als de 2e alinea 194 der grondwet steunt op
Vrees voor de Kerk", is het pleit harer tegen
standers gewonnen.
«Noodig daarom is het te preciseeren en wensch
ik onbewimpeld mijne meening te zeggen.
«In mijne schatting is de zucht naar het onuit
sprekelijke, noem haar idealisme, noem haar streven
naar het absolute, noem haar godsdienstzin, (in
ieder geval de zucht naar het onnaspeurlijke),
een onuitwischbare neiging van het menschelijk
gemoed.
Ongelukkigerwijze echter staat naast die ware
reden voor het bestaan der kerk, een ander element,
dat zij zich heeft aangematigd. Dat element is voor
iedere kerk de meening, dat zij alleen de waar
heid, en de geheele waarheid verkondigt.
«Welnu, het behoort niet te worden verheeld
Zoo schoon als het le element is, zoo diep af
keurenswaard is het tweede.
De kwalijk begrepen kerk is de onverzoenlijke
Vijandin van het vrije onderzoek en het vrije denken.
„De wetenschap in vollen omvang heeft van de
kwalijk begrepen kerk niets te hopen, alles te
Vreezen.
«Vraagt men bewijzen, ze zijn voor het grijpen.
„Het was de katholieke kerk, die Giordano
Bruno naar den brandstapel verwees, omdat zijne
geschriften kettersehe leeringen behelzen (1600),
I
«Hetwasde katholieke kerk, die Galilei gebood
zijne leer, dat de zon stilstaat en de aarde zich
beweegt als doemwaardig af te zweren (1633).
«Zij was het tevens, die het werk van den grond
legger dier leer, Copernicus, op den Index plaatste
en handhaafde tot 1835 toe.
«Hetwasde Joodsche kerk, die door hare sma
delijke bejegening Uriel Acosta tot zelfmoord bracht.
«Zij was het tevens die haren banbliksem naai
den reuzengeest van Spinoza slingerde.
«Daarin vond zij weerklank bij een ijverig leeraar
der hervormde kerk, die een halve eeuw na
Spinoza's dood zijne lier tot de hoogpoëtische ont
boezeming stemde! «Spuw op dat graf, daar ligt
Spinoza."
«Het was de protestantsche kerk, die den wijs
geer Christiaan Wolff nit Halle verwees, op straf
van geworgd te worden, omdat hij in zijn verme
telheid het had gewaagd een wetenschappelijke
parallel te trekken tusschen de Christelijke en de
Chineesche zedeleer.
«Het was de protestantsche kerk, die den edelsten
der edelen, Emanuel Kant, gebood zich van alle
openbaar onderwijs betreffende religie, hetzij
natuurlijke, hetzij geopenbaarde te ontbonden,
omdat men in zijne critiek ontwijding zag.
Het was de protestantsche kerk, die den braven
Johann Gotlieb Fichte ontzette uit zijn leerambt
te Jena, omdat hij in 'zijne geschriften van eene
zedelijke wereldorde in plaats van eene goddelijke
voorzienigheid had gewaagd.
«Zie, dat alles heeft de kwalijk begrepen kerk,
niet de kerk der idee, maar de kerk der menschen
gedaan.
«Hebben wij recht in de toekomst iets anders
van haar te verwachten
«Laat ons getuigen doen spreken.
«De katholieke kerk beroemt er zich op vast te
zijn als de rots van Petrus. Semper eadem, is op
haar banier geschreven.
«In den Syllabus van 8 Dec. 1864 wordt het dan
ook als dwaling gebrandmerkt, dat het bestuur
der openbare scholen uitsluitend bij de burgerlijke
overheid berust (45e stelling), en als dwaling tevens
dat in onze dagen het katholicisme ophouden moet
te zijn uitsluitend religie van staat,
«Wilt gij den weerklank dier stellingen hooren
van de pauselijke curie in de protestantsche kerk
«Laat ons opslaan Ons Programvan dr Kuyper
en lezen art. 4
"77e stelling. De overheid is als dienaresse Gods, in
eene christelijke en dus niet godsdienstlooze natie, gehouden
tot verheerlijking van Gods naam en hehoort diensvolgens:
"h zich zelve, els daartoe in volstrekten zin onbevoegd,
te onthouden van elke rechtstreeksche bemoeiing roet de
gee.telijke ontwikkeling der natie."
«De slotsom van dit alles is gemakkelijk te trekken.
«Wie tegen dit alles zich verzet, vreest niet de
kerk, maar vreest haar machtsmisbruik.
«Daartegen is art. 194 gericht en gericht in zijn
beide alinea's gelijkelijk.
«Dat art. proclameert de hoogheid van den mo
dernen rechtsstaat, zijn roeping, zijn plicht.
«De moderne staat heeft geen taak, indien het
niet is te waken dat niemands rechten worden
verkorten tot die rechten behoort het heilige
recht op de eigen overtuiging.
«De moderne staat zegt in de 2" alinea tot de
kerkgenootschappen ik eerbiedig uw godsdien
stige begrippen, maar uw uitsluitingszucht eer
biedig ik niet. Daarom zal ik in de openbare
school een terrein scheppen, waarop alle burgers
gemeenschappelijk elkander kunnen ontmoeten."
De accijns op het gedestilleerd heeft in de
jongste maand December 146.000 minder opge
bracht dan in December 1881.
De totale vermindering over 1882 bedraagt
ruim zes ton, aanwijzend een minder gebruik van
één millioen zeven en vijftig duizend zes honderd
vier en vijftig liters.
In de volgende week wordt te Amsterdam het
comité verwacht, door den president der Fransche
republiek benoemd, om de belangen van Fransche
inzenders op de aanstaande koloniale tentoonstel
ling te behartigen.
De kamer van koophandel te Rotterdam heeft,
gelijk in 't kort reeds in ons Bijvoegsel van heden
is gemeld, in een adres aan den minister van
waterstaat aangedrongen op het nemen van af
doende maatregelen tot verbetering van de
telegrafische gemeenschap met Engeland.
«Het komt ons voor, schrijft zij, dat de
afhankelijkheid waarin wij in dit opzicht verkee-
rennoch overeenstemt met onze waardigheid,
üoch met de plaats die wij in de handelswereld
innemen.
„Deze toch vereischen onzes inziens zoo niet
een eigen dan toch minstens een gemeenschappe-
ljjken kabel.
„De beide kabels die wij thans bezitten, zjjn
indien wij wel ingelicht zijn, noch het een noch
het ander.
„Immers de éenige kabels die Nederland met
Engeland verbinden, zijn die tusschen Lowestofï
en Zandvoort en zijn het eigendom van den En-
gelschen staatdie de exploitatie daarvan aan
eene maatschappij heeft opgedragen. Zij zijn oud
en bijna regelmatig in herstelling.
„Het gevolg daarvan is, dat nu wederom sedert
geruimen tijd onze telegrammen over België moe
ten gaan en komen. Wij erkennen gaarne dat
vanwege de Belgische regeering het mogelijke
wordt gedaan om de vertraging zoo min mogelijk
te doen zijn, doch wanneer men dan desniettemin
moet ondervinden dat voor de overbrenging van
een bericht de dubbele tijd vereischt wordt van
dien, welke noodig zou zijn, zoo wij rechtstreeks
waren aangesloten, dan schijnt het ons overbodig
hier verder nog veel bij te voegen, om uwe ex
cellentie op de hooge noodzakelijkheid te wijzen,
dat met den meesten spoed, door het leggen van
nieuwe kabels, aan de bestaande gewichtige be
zwaren worde tegemoet gekomen. Immers niet
alleen ..lijdt onder den tegenwoordigen toestand
onze geheele telegrafische correspondentie met
Groot-Brittannie, maar ook die welke over Enge
land met Noord-Amerika gevoerd wordt en met
alle andere landen waarmede het verkeer dezer
zijds hoofdzakelijk via Londen plaats vindt. En
men aebte de nadeelen, die uit de vertraging
noodwendig moeten voortspruiten, niet gering.
Gedurende dat gedeelte van den dag, waarop het
meest gebruik wordt gemaakt van de telegraaf,
ligt Nederland het meest achter, en in vele ge
vallen kan de vreemdeling reeds de zaken gedaan
hebben en het anwoord afgezonden, eer een
gelijktijdig verzonden telegram te onzent zelfs nog
is ontvangen.
„De kamer, bij ervaring wetende hoezeer uwe
excellentie begrijpt dat een handelsvolk in den
tegenwoordigen tijd de mededinging alleen dan
kan volhouden, wanneer het ook in gemeen
schapsmiddelen en snelheid van vervoer minstens
gelijk staat met zijne mededingers, en dat met
den spoed, waarmede alles tegenwoordig ten
uitvoer moet worden gebracht, ieder oogenblik van
gewicht is te achten, behoeft uwe excellentie
daarom niet lastig te vallen met een nadere
blootlegging van het ongerief, dat thans onder
vonden wordt, en dat bij een herstelling van de
bestaande kabels tusschen Lowestoff en Zandvoort
misschien tijdelijk doch niet licht blijvend zal op
te heffen zijn".
Een inzender somt in het Vaderlandna weder
legging van epnige tegen het gebruik van turf-
strooisel in de paardenstallen geopperde bezwaren,
de voordeelen daarvan op. Hij heeft die alle op
gemerkt in de stallen der cavalerie-kazerne te
Amersfoort. Ze zijn de volgende
1° is het turfstrooisel zeer spoedig en zonder
veel moeite te leggen
2° het onderhoud is gemakkelijker dan dat
van het permanente legstroo
3° hoewel iii de eerste 4 a 5 dagen zich eenige
zure lucht in de stallen ontwikkelt, volgens
'het oordeel van vele deskundigen in het geheel
niet schadelijk voor de gezondheid der paarden
verdwijnt die spoedig geheel en al en maakt
plaats voor een aangename, frissche atmospheer.
Dit laatste is vooral zeer merkbaar, wanneer men
uit een stal, waar turfstrooisel ligt, onmiddellijk
komt in een stal, waar permanent legstroo wordt
aangewend
4" de paarden zijn zindelijker, gladder in het
haar en gemakkelijker schoon te houden. De
witte beenen, sokjes, enz. van sommige paarden
zijn zelfs voortdurend Zoo schoon, alsof ze dage
lijks met zeep gereinigd worden
5° blijkt proefondervindelijk, dat de paarden
zich liever op turfstrooisel dan op stroo nederleggen.
Het is echter volstrekt niet onverschillig door
welke fabriek het turfstrooisel geleverd wordt.
De bevolking van Amsterdam is in het jaar 1882
vermeerderd, van 338.047, tot 349.581 inwoners
Op eene vergadering te Bloemfontein, die den
2e* December jl. gehouden werd, is, naar aanlei
ding van de pogingen die te Amsterdam worden
aangewend, om den stroom van landverhuizers
van Amerika naar Zuid-Afrika te leiden, de emi
gratie naar Oranje-Vrijstaat en de Transvaal uit
voerig besproken, Het debat werd ingeleid door
dr Brill, die een groot voorstander van particuliere
emigratie, maar een tegenstander van den aanvoer
van emigranten op groote schaal bleek te zijn.
Nu men bezig is een spoorweg naar de Delagoa-
baai te maken, bood z. i. de Transvaal gunstiger
uitzichten dan de Vrijstaat. Handen voor veld
arbeid achtte hij minder noodig dat werk werd
door de Kaffers verricht. Het boerenbedrijf kon
alleen op groote schaal geschieden en daarvoor
was geld noodig. In de eerste plaats had men
behoefte aan bereikbare markten, aan verbindings
wegen. Men had behoefte aan ingenieurs, mijn
werkers en spoorwegarbeiders, die metNederlandsch
geld de verschillende werken ten uitvoer brengen.
Bekwame artsen kunnen in Zuid-Afrika een rijke
bron van inkomsten vinden. Emigranten zullen
zich teleurgesteld gevoelen.
Ook de consul-generaal der Nederlanden, de
heer Canisius, achtte een landverhuizing op groote
schaal naar Zuid-Afrika, inzonderheid naar Oranje-
Vrijstaat, bedenkelijk. Alleen individueele emi
gratie: van geneesheeren, rechtsgeleerden, bekwame
ambachtslieden van allerlei soort, dienstboden,
tuinlieden, enz. zou weldadig kunnen werken.
De hoofdrechter Reitz wilde nog verder gaan
en de menschen in Europa niet eens aanmoedigen
over te komen. Tegen individueele emigratie zou
hij zich echter niet verzetten. In den regel krijgt
men bjj een meer algemeene landverhuizing meer
schuim dan degelijke mannen. Het eenige prac-
tische wat de maatschappij doen kan, is z. i. geld
zenden. Voorts wil de heer Reitz de duizenden
Kaffers, die rond loopen, beschaven en leeren ar
beiden.
De heer Fruster, president van den Afrikaan-
schen bond voor den Vrijstaat, was erg hang voor
«opvullers". Klerken ook, zeide hij, konden wel
thuis blijven, doch mannen met sterke handen,
een goeden wil, die een ambacht kennen, komen
goed terecht en vinden een ruim bestaan.
Hij haalde nog een paar voorbeelden aan van
Nederlanders, die zeer goed geslaagd waren, maar
zooals hij het uitdrukte als Kaffers waren uitge
komen. Daarmede bedoelde hij dat zij bij een boer
als eenvoudig arbeider waren begonnen om
met de practijk gemeenzaam te worden. Een smid,
die voor 6 a 7 jaren uitgekomen was, had hij ook
tot een welgesteld man zich zien opwerken.
Verder sprak nog de heer IJssel de Schepper,
die heel veel af te dingen had op de verdiensten
der Kaffers, en het voor ongehuwde lui niet noodig
achtte met eenige honderde ponden te beginnen.
Men moest niet met een huisgezin komen. Heeft
men zich als vrijgezel opgewerkt, dan kan men
zich een vrouw kiezen. Er waren in Zuid-Afrika
jonge meisjes genoeg. De heer Iddekinge
meende dat men, 't zij men als kleermaker
komt of als landbouwer, met 500 p. st. weinig
uitvoeren kon. De heer Westerouen van Mee-
teren kon niet inzien waarom er geen maat
schappij bestaan kon, die goede personen kon uit
zenden. Hij wees op 'tgeen Australië door emi
gratie geworden is. De heer Olland meende ook
dat, als de Amsterdamsche maatschappij den stroom
der emigratie naar Zuid-Afrika wilde leiden, die
stroom niet terstond zoo breed behoefde te zijn.
Gelukzoekers, en deze meende hjj dat de heer
Brill op het oog had, kon men er echter niet ge
bruiken.
Met ieder bekwaam of fatsoenlijk persoon was
Zuid-Afrika echter een werkkracht rijker.
Dr Brill sloot het debat en constateerde dat
de meeste sprekers het met hem eens waren dat
individueele emigratie 't wenschelijkst is.
Vervolg binnenland zie het Bijvoegsel.)
In weerwil de Maas in de bovendistricteïi val
lende is, wordt de toestand te 's Hertogenbosch en
omstreken voortdurend hachelijker. Gisteren och
tend werd uit Hedikhuyzen bericht dat eene be
langrijke afschuiving aan den Maasdijk onder die
gemeente had plaats gehad, en wel op een zeer
gevaarlijk punt, ongeveer op dezelfde plaats waar
in 1825 een doorbraak viel. Indien de dijk be
zwijkt, wordt het land van Hensden en Alten»
evenals in 1880, diep onder water gezet.
Al het mogelijke wordt gedaan om het gevaar,
dat Noord-Brabant van verschillende zijden dreigt,-
te keeren. De ingenieurs van den rijks- en pro
vincialen waterstaat zijn voortdurend op de meest
gevaarlijke punten aanwezig. Een aantal militairen
zijn gerequireerd om hulp te verleenen. Te's Bosch
teekende de peilschaal gisteren ochtend 8 uur
6.44 M. of 7 cM. was in de laatste 24 urenjn
de stad 4.50 M,