126\ Jaargang. 1883. Maandag 1 Januari. 18 82. N° 1 Middelburg 30 December. Benoemingen en besluiten. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per 3/m. franco* 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent: Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor bet Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. I SS5 MIDDELBURGSCHE COURANT. Het afgeloopen jaar was niet rijk aan groote gebeurtenissen van algemeen belang. Het constitutioneele en parlementaire stelsel, de leefregel der beschaafde volken van onzen tijd, die zich op de middaghoogte hunner ontwikkeling bevinden, werkte voort, met zijne reeds bekende goede eigenschappen en zijn gebreken. Het vlakke tafereel van zijne werkzaamheid geeft niet veel uitstekende punten te zien, voor wien over een gezichtsveld van wat grooter uitgebreidheid dan de geschiedenis van éenen dag het oog wil laten gaan. Niet vele vaa die punten zijn ermaar het eene, welks algemeene beteekenis niet geloo chend kan worden, boeit dan ook te meer onze aandacht. De gebeurtenissen die gedurende 1882 in Egypte zijn voorgevallen, zullen, of schoon geen gesloten geheel op zichzelf, het jaar tot een datum in de wereld-kroniek stempelen. Vraagt men waarom Ziehier het antwoord van Engeland's eersten minister op het jaar- lijksch banket in Guildhall„Egypte is de groote poort geworden tusscheu de oostelijke en westelijke wereldhèlften. De wereldhandel haDgt meer af van den doortocht door die poort, dan van eenig ander punt dat gewezen kan worden op de oppervlakte der aarde." Van die hoogte gezien krijgt de crisis, welke in het oproer te Aiexandrië op den ll*n Juni, in de daarop gevolgde vlucht der Europeanen, in het bombardement der stad op den llen Juli in de gevechten bij Tel-el-Kebir en Gassasin in 't midden van September haar keerpunten vond, eene beteekenis, welke zich beter nu dan destijds bepalen laat. Uit het veld onzer beschouwingen vallen dan weg de bij zondere belangen van het Egyptische volk, onverschillig of men daaronder versta de groote massa der landbouwende bevolking, dan wel de in de woestijn zwervende Bedouienen, de uitheemsche Turken, of het in de groote steden opeengehoopte samenraapsel van vreem delingen. Wij betwisten niet de geldigheid eener critiek, welke alleen vraagtWat heeft de Egyptenaar, de fellahdie rustig zijn land bebouwde, gewonnen bij den krijgsroem van Mehemet-Alibij den grootheids-waanzin van Ismail; bij de goede bedoelingen van Tewfik; w»t baatten hem het doorgravingsplan van De Les- seps, het gemeenschappelijk financieel beheer door Frankrijk en Engeland, de internationale rechtsspraak, de speculatiegeest waarmede Disraeli de aandeelen van het Suez-kanaai, of de „reine handen" waarmede Gladstone het geheele land heeft laten inpalmen Het is vol komen waarde fellah's waren tevreden ge bleven indien niemand hen met de opgenoemde weldaden was komen zegenen. Maar het is even ijdel op dergelijke onderstellingen een oordeel I te bouwen, als wraakkreten te doen hooren tegen het „trouwelooze Albion", of Gladstone van beginselverzaking aan te klagen, omdat beiden, geplaatst voor omstandigheden die zij niet geschapen hadden, den weg gegaan zijn welke huu de verstandigste en voordeeligste scheen Onze maatstaf kan dus niet zijn „Egypte voor de Egyptenaren", wat trouwens weer geheel iets anders zou wezen dan„des fel lah's land voor <Ien fellah" maar wij vragen: wat zal Egypte, na de gebeurtenissen van 1882, voor de wereld zijn Bij het beantwoorden dier vraag treedt de beslissende overwinning, door het Britsche staatsbeleid op het Fransche behaald, waardoor met éenen slag alle vreemde invloed op zijde gedrongen en de Engelsche overheerschend in het Nijlland gemaakt werd, op den voorgrond. Men overdrijft niet erger, wanneer men op de vraag„Wat was Engeland in Egypte bij 't begin van'82 ten antwoord geeftNiets, dan wanneer men de tweede vraag „Wat is het bij het einde des jaars beantwoordt met Alles. De beide woorden zijn ongetwijfeld te sterk. Maar Engeland was dan toch, een jaar geleden, aan Frankrijk gebonden voor het gemeenschappelijk toezicht op Egypte'e geld middelen aan Frankrijk en twee anderen voor het beheer der staatsschuldaan nog meer mogendheden voor de internationale rechts spraak; het had den sultan te ontzien als suze- rein over het Nijlland en als geestelijk opper hoofd over al de Muzelmannen in Noord-Afrika het mocht Italië niet ergeren, dat den aanwas van de macht der Westelijke mogendheden, na de vestiging van hetFransch protectoraat over Tunis, met een jaloersch oog aanzag het kon Duitschland en Oostenrijk niet voor 'thootd stooten, wier bewindslieden reeds kalm, maar verstaanbaar, te kennen hadden gegeven bij een ontwarring van het Egyptisch kluwen hun woord te willen medespreken het wist einde lijk niet waar Rusland toe in staat zou zijn, bij eene machts-vermeerdering van den gehaten mededinger. Zoo wart a inderdaad de Engelsche regeering de handen t oor een net van draden gebonden. En nu Al drukt het straks ge bezigde alles de volle waarheid niet uit, toch ziet men in de toekomst van Egypte vruchteloos naar een invloed om, in staat den Britschen ook maar in de verte te evenaren. Vraagt men hoe het zoo ver gekomen is, dan moet het antwoord zijn dat ongetwijfeld het ge luk, het toeval, den overwinnaar voortreffelijk ge diend heeftmaar moet toch ook erkend worden dat slechts het doorzicht en het beleid, de veel jarige ondervinding in het bestuur van groote staatszaken, waardoor alle Britsche gouverne menten, ook bij afwisseling van personen, zich onderscheiden, aan het geluk en het toeval deze uitkomst hebben kunnen afdwingen. Men heeft de Egyptische crisis een chaos, den loop der Oostersche zaken, ook in het Nijlland, een doolhof genoemd. Misschien niet ten onrechte maar wanneer men nubij het licht der allengs aan het lieht gekomen diplomatieke stukken, den loop der gebeurtenissen overziet, dan ontstaat een sterk vermoeden, dat indien ergens een ontwikkelingskern te midden van dien chaoseen doel te midden van dien doolhof steeds in 't oog gehouden is het geweest is in het kabinet der Britsche staats lieden. Het jaar begint met de poging van het Fransche „groote" ministerie, om samen met Engeland, „groote" politiek in het Oosten te drijven. Een circulaire wordt in Parijs opge steld, waarin de twee mogendheden den khédive edelmoedig haar bescherming tegen zijn oproerige soldaten, den sultan vriendelijk ont heffing van alle bemoeiing met Egypte aanbieden. De Engelsche minister weigert niet zijn naam te zettenmaar hij voegt er de onnoozele opmerking bij, dat die gemeenschappelijke onder- teekening tot geenerlei gemeenschappelijke handeling verbindt. Men zag te Londen reeds, duidelijker dan te Parijs, hoelang het kabinet- Gambetta nog te leven had, Het viel. Zijn opvolger, het ministerie-De Freycinet, erfde de moeilijke taak om de Fransche diplomatie uit de seheeve positie, waarin zij zich vast gewerkt had, los te maken. Wat later heeft de Fransche kamer de Brit sche staatslieden een handje geholpen. Deze leenden zich, goedmoedig, tot de gemeenschap pelijke vloten-demonstratie voor Aiexandrië. Niet lang geleden had men te Dulcigno gezien hoe weinig zulk een vertooning, als de Engel sche Admiraal, knappe diplomaten als ze zijn, het niet hebben wil, uitwerkt. Het Fransch- Engelsch eskader jag dan ook voor Aiexandrië zonder dat de toon der Egyptische oproerma kers iets lager gestemd werd. Zelfs werd aan de demonstratie de schuld gegeven van het bloed, dat in de straten vloeide en verlangde Arabi zoowel als de sultan, als eerste waar borg voor 't fierste! der rust, vertrek der vloten, Nu echter raakte de goedmoedigheid op en •schud da Britsche leeuw ongeduldig zijne manèiï. Er waren Engelsche onderdanen ge hoond en gedoodEngelsche kooplieden tot vluchten gedwongen, onder den mond van En gelsche kanonnen. Wie den Britschen volks aard eenigszins kende, kon toen reeds met zekerheid voorspellen dat het bij praten en demonstreeren niet blijven zou, al had des noods een ministerie er voor moeten vallen. Dat oogen- blik gebruikte de Fransche volksvertegenwoor diging om hare regeering het erediet te weigeren, dat haar in staat gesteld zou hebben aan het handelend optreden in Egypte deel te nemen! De Freycinet viel Gladstone bleef. Onder zijn verantwoordelijkheid zou Aiexandrië plat geschoten worden. Een kreet van ontzetting ging de wereld door. Nu echter was de tijd van werkeloos heid voor de Britsche staatslieden voorbij. Met de eene hand schreven zij een beroep op den raad der mogendheden. Zij begrepen dat de leden van dien raad, onderling verdeeld en op elkander naijverig, hen minder hinderpalen in den weg zouden leggen dan wanneer het over leg bepaald bleef tot het machtelooze en be- sluitelooze Frankrijk. De conferentie wist dan ook niets anders te weeg te brengen dan eene uitnoodiging aan den sultan om zich met het herstel der orde in Ejypte te belasten maar de Groote Heer, weinig tuk op het ten onder brengen zijner eigen geloofsgenooten en onderdanen, liet alles op het schrijven van fraaie nota's, meesterstukken uit de Konstantinopoli- faaniche diplomatie-fabriek, neerkomen. Intusschen rustte het Engelsche kabinet, met eene vaardigheid en een talent, die zelfs de bewondering van Pruisische leger-organisateurs gaande maakten, eene machtige militaire expe ditie uit. Eer de sultan de sterkte van het legerkorps bepaald had dat hij zenden zou, stonden meer dan £0,000 red-coats en blue jackets, met al wat er bij behoorde van leger trein, ammunitie, mondvoorraad en ziekenver pleging, op den Egyptischen wal. Weinige weken later had generaal Wolseley Arabi gevonden, verslagen en gevangen, ter plaatse waar, verhaalt men, de opperbevelhebber in een kabinetsraad vóór zijn vertrek uit Engeland, op eene kaart de plek had gewezen waar hij zijn vijand zou aantreffen en vernietigen. Na dien tijd is het Egyptische vraagstuk zijne oplossing, voor zoover de buitenwereld oordeelen kan, niet veel nader gekomen. Dat verklaart zich. De Engelschen hebben, gedu rende den geheelen loop dezer ontwikkeling, den vorm zooveel zij slechts konden, ont zien ter wille van het wezen. Zij werkten samen met Frankrijkzoo lang de samenwerking niets uitrichtte. Zij beriepen zich op het Europeesch concert maar bombardeerden Aiexandrië. Zij erkenden het suzereiniteitsrecht des sultansmaar zon den een leger. Zoo moeten ook thans weder, nu het wapengeweld hen tot heerschers over Egypte gemaakt heeft, met dubbele zorg de vormen bewaard blijven. De regeling van den toestand in het land, dat „de groote poort van het wereldverkeer" geworden is, zal niet ge schieden zonder zorgvuldig en wijdloopig overleg met alle regeeringen. Er zal geen stap gedaan worden of hij zal door welspre kende, belangloosheid en humaniteit ademende redevoeringen uit Engeland, in een der wereld welgevallig licht geplaatst worden. Intusschen is de Franschman van de baan, de Turk weg gecijferd, geen der andere mogendheden in staat om in te grijpen, en geen Egyptenaar bij machte om den overwinnaar een; dest a, vous d'en sortir, vous qui paries en maitre toe te voegen. Wie dus de „groote poort" veiligst acht onder Engelsche bewaking, kan gerust zijn. En dat dóet natuurlijk ieder Engelschman. Met éen verlies heeft het kabinet-Gladstone zijn overwinningen moeten koopen. Zijn ach tenswaardigst medelid, de oudste vriend en geestverwant van den eersten minister, John Bright, heeft na het bombardement zich van hem afgescheiden, omdat, verklaarde hij in lie} lagerhuis, „in het tegenwoordig geval eene schending van het internationale recht en van de zedewet beeft plaats gegrepen." Geen gering verwijt; maar een waartegen een minister moet zijn opgewassen. Het ant woord ligt voor de hand. Dat recht en zede- delijkheid ook in de staatkunde den weg moeten voorschrijven, ontkent allerminst de minister Gladstone. Maar in ieder bijzonder geval moe ten de eischen der zedewet en des rechts ge toetst worden aan die considerations of higher policywaar alle Britsche diplomatieke ver- toogen zoo vol van zijn. Kent men die consi derations dan blijft men eerste minister, met steeds wassende populariteit en prestigeals Gladstone. Kent men ze niet, dan gaat men naar huis, als John Bright. De heden namiddag gehouden zitting van de kamer van koophandel en fabrieken te Middel burg was, behalve aan de mededeeling van eenige ingekomen stukken, gewijd aan de opmaking van eene voordracht ter voorziening in de vacature die door het periodiek aftreden van den heer mr. W. C. Borsins op 1 Maart 1883 ontstaan zal in de directie van het vrijhandels entrepot alhier. Als eerste candidaat werd op die voordracht geplaatst de heer Borsius en als tweede candidaat de heer J. P. Fokker. Te Zierikzee ligt bij den boekhandelaar Van Dishoeck ter teekening een adres van ingezetenen aan de tweede kamer, om niet alleen voor fa brieksarbeiders van 12löjarigen leeftijd regee- ringszorg te bekomen, maar ook voor kinderen van denzelfden leeftijd, die veldarbeid verrichten. In den wedstrijd, uitgeschreven door het blad De Echote Amsterdam, is in de rubriek »nuttige handwerken," uitgeschreven voor meisjes van 15 tot 20 jaar de eerste prijs, voor een dames nacht japon" behaald door het 15 jarig weesmeisje lop 'tHof te Goes. De prijs bestond in eene Singer- naaimachine. I. van Aken, eveneens in bet wees buis te Goes, verkreeg eene eervolle vermelding. Men verneemt dat er weldra eene vergadering van aandeelhouders van de Ned. centraal spoorwegm zal worden bijeengeroepen. Zijn wij wèl onderricht, dan zou in die vergadering het voorstel worden gedaan, om den centraal noch aan den rjjnspoor® weg, noch aan de Expl. maatschappy over te doen ,4 maar de eigen exploitatie voort te zetten. Ter Xeuzen, 29 December. Door het ge-' meentebestunr alhier werd heden aan den veld wachter J. Hirt eene gratificatie van 40 geschon ken, ter gelegenheid zijner 40jarige ambtsvervul ling. Bij Kon. besluit zijn de post- en hulpkantoren in plaatsen, waar geen registratiekantoor is ge vestigd, met 1°. Januari a. aangewezen voor den verkoop van 5-cents plakzegels. De kantoren zullen voor den verkoop open zijn op dezelfde uren als voor de uitgifte van postzegels. Voor* de bemoeiingen te dier zake genieten de post ambtenaren een belooning van, 2 ten honderd der- ontvangsten. Zooals gisteren onder de Laatste berichten werd gemeld heeft de gemeenteraad van 's Gravenhage, op voorstel van den heer Schimmelpenninck van der Oye, met 20 tegen 15 stemmen, besloten tot' afbraak van al den opstal op de van den ko ning aangekochte terreinen in het Noordeinde,, daar onder begrepen de Gothische zaal. De discussie over de bebouwingsplannen is daarop aangehou den tot later. De directeur van den Franschen schouwburg heeft op nieuw een subsidie bekomen voor het volgend jaar. hotabissen. Op verzoek, eervol ontslag verleend aan J. A. Groshans, als notaris te Rotterdam, Benoemd tot notaris binnen bet arr. Leeuwarden, ter standplaats St. Jacobi-Farochie, gemeente het Bildt, S. Mossel, candidaat-notaris te Grouw. btjegemeesteks. Benoemd tot burgemeester van Zevenbergen J. van der Minne; van Jutphaas W. F. Smits, met toekenning van eervol ontslag als burgemeester der gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel, van Vreeland en Nigtevecht J. A. F. Backer, van Hoensbroek W. Horstmans, en van Noorbeek' G. T«cy.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 1