N° 296.
125e JatTrgang.
1882.
Vrijdag
15 December.
Middelburg 14 December.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent:
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité 6. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz.
MIDDELRURGSCHE COURANT.
_y
Door de aanneming van het wetsontwerp
tot goedkeuring der overeenkomst tusscben den
staat en de maatschappij De Scheldebetref
fende de exploitatie der Vlissingsche havens
enz., heeft de eerste kamer gisteren de kroon
gezet op het veeljarig streven van Vlissingen's
burgemeester, den heer A, Smit, en van allen
die met hem, tot bevordering van den bloei
dier gemeente en van het algemeen belang des
lands, voor de bereiking van hetzelfde doel
hunne krachten ingespannen hebben.
Terwijl wij Vlissingen en het bestuur der
maatschappij De Schelde met dezen heugelijken
uitslag oprecht geluk wenschen, maken wij
van deze gelegenheid tevens gebruik om aan
de overeenkomst en aan de vooruitzichten die
zij opent, enkele woorden te wijden. Zoo lang
over het wetsontwerp niet beslist was, leek het
ons beter erover te zwijgen. De bedenkingen
die in de tweede kamer aangevoerd waren,
schenen van weinig gewicht. Iedere poging
om ze te wederleggen, had slechts tot gevolg
kunnen hebben dat ze meer beteekenis hadden
gekregen, dan bedoeld was eraan te geven.
Het ontwerp is dan ook zonder tegenspraak
in de beide kamers aangenomen. Zeker is
ieder overtuigd geweest, dat de tijd der tegen
werpingen voorbij was. Men moge, jaren ge
leden, bezwaren gekoesterd hebben tegen het in
exploitatie geven van door den staat gemaakte
haven-inrichtingen aan bijzondere ondernemers
men moge die bezwaren hebben doen gelden het
zij :.ls algemeen beginsel,! hetzij met betrekking
tot Vlissingen in 't bijzonder; op ditoogen
blik, na de opgedane ervaring van zoovele
jaren, kan niemand meer getwijfeld hebben of
door langer werkeloos afwachten zou van
Vlissingen zeker niets, door het thans voor
gestelde middel zou zeker meer dan tot
dusverre van de haven gemaakt kunnen wor
den.
Van de wijze waarop het middel gebruikt
zal worden, zal het dan nu grootendeels af
hangen of Vlissingen zijne door ieder zoo vurig
gewenschte toekomst als zeehaven voor zich
geopend zal zien. Zeker valt daarbij niet te
vergeten, dat ook de fortuin zal moeten helpen.
„Zonder geluk vaart niemand wèl," zegt niet
ten onrechte een zeemans-spreekwoord. Maar
wie een weinig gelet heeft op hen, wie de
fortuin, zooals het heet, meeloopt, zal niet on
opgemerkt hebben gelaten dat de door haar
begunstigden, in den regel, door hun voorbe
reiding en aangeboren of verworven eigenschap
pen, zich te voren in staat gesteld hebben om
van de gunstige kans het best en voordeeligst
gebruik te maken. Voor bijna al zulke „ge
lukkigen" is het „geluk" wel een onmisbaar,
maar lang niet het eenige, dikwijls zelfs niet
het voornaamste bestanddeel van hun lateren
voorspoed. De fortuin, zegt men, is blind
maar zij, die door haar bezocht worden, moe
ten uitgeslapen wezen, opdat zij de oogen open
en de handen gereed hebben wanneer de godin
bij hen komt aankloppen.
Passen wij deze gedachten op Vlissingen
toe, dan twijfelen wij geen oogenblik of de
maatschappij De Schelde zal in staat zijn, de
fortuin niet alleen naar behooren te ontvan
gen, maar ook haar met gepasten drang tot
een bezoek te nopen en haar tot blijven te
bewegen. De geestkracht en de ondernemings
geest, door de bestuurders dier maatschappij
tot dusver aan den dag gelegd, strekken daar
voor tot waarborg. Vinden zij steun en mede
werking bij Vlissingen's ingezetenen en bij allen
die de beteekenis der voortreffelijke haven
voor onze provincie beseffen, dan is er bijna
geen twijfel mogelijk, of de aan De Schelde
verleende concessie zal het punt van uitgang
zijn voor eene betere toekomst. Daartoe is
echter noodig dat ieder bereid zij, niet alleen
om te werken, maar ook om iets van zijne
eigen opvattingen, omtrent de beste manier
van te werken, op te offeren aan de noodza
kelijkheid van same n-werking. Het zal
noodig zijn, de gunstige kansen, die zich zullen
voordoen, voorzichtig te behamielerV; niet aan
stonds al het voordeel, dat ze kunnen aan
bieden, uit te puttendikwijls eenige winst
zich te ontzeggen en aanvankelijk eenig nadeel
te wagen, teneinde de goede kansen geboren
te doen worden en blijvend te maken.
Voor de wakkere mannen, aan wie het te
danken is dat de maatschappij De Schelde
gekomen is op het punt waar ze zich op 't
oogenblik bevindt, is het uitspreken dezer ge
dachten zeker overbodig. Zij beseffen beter dan
wij wat van hen gevorderd wordt. Niet aldus
is het echter voor anderen. Lang wachten en
veel teleurstelling ontmoedigen, maken bekrom
pen en wantrouwend. Noch het wachten, noch
de teleurstellingen, zijn aan Vlissingen tot dus
ver gespaard gebleven. Zonder vrees iemand
te beleedigen, durven wij daarom op de moge
lijkheid zinspelen dat de goede vooruitzichten,
thans voor Vlissingen geopend, op ontmoedi
ging, bekrompenheid of wantrouwen schip
breuk zouden kunnen lijden. Het is daarom
dat wij, bij het uitspreken van onzen geluk-
wensch, tevens uiting willen geven aan onze
hoop, dat allen in Vlissingen, in Zeeland en
daarbuiten, die tot de bereiking van het goede
doel geroepen zijn mede te werken, thans met
frisschen moed aan den arbeid zullen gaan.
Wie in den tegenwoordigen tijd van scherpe
concurrentie zich staande wil houden, kan
slechts door hard werken daarin slagen. Laat
staan dan hij die zich eene plaats te midden
van machtige concurrenten te veroveren heeft.
Slechts door samenwerking, zonder zelfzucht,
en door te beseffen dat in nieuwe toestanden
het vasthouden aan verouderde denkbeelden
noodlottig is, kunnen, naar onze overtuiging,
zij die Vlissingen een goed hart toedragen,
voor Vlissingen eene schoone toekomst geboren
doen worden.
Ingevolge de opdracht van de vergadering van
23 October jl., had het bestuur der afd. Middel
burg van de Vereen, t. b. v. fabrieks- en handw.
nijv. in Nederland gisteren avond in het Schutters
hof eene vergadering belegd, ter bijwoning waar
van alle handelaren waren uitgenoodigd, die
belang stellen bij het tot stand komen van vaart
op eenige tegenwoordig verlaten havens in Zeeland.
Een vrij groot getal handelaren had aan de uit-
noodiging gevolg gegeven.
Nadat het bestuur mededeeling gedaan had
van het in boven bedoelde vergadering behan
delde, (zie Midd Ct. van 25 Oct. n° 252) werden
door een der bestuursleden eenige inlichtingen
gegeven omtrent een door hem ingesteld onderzoek,
in hoe verre het mogelijk zijn zou met sommige
schippers eene overeenkomst te sluiten tot het
geregeld varen tusschen Middelburg en een of
ander haventje. Die inlichtingen luidden zeer
bevredigendzoowel aan de Paal, de natuurlijke
haven van het land van Hulst, als voor Stavenisse
en 'St. Maartensdijk is iemand te vinden, die
zonder te bezwarende voorwaarden bereid is op
bepaalde tijden te varen, terwijl ook voor de
andere haventjes datzelfde te verwachten is.
Na deze inlichtingen gegeven te hebben, meende
het bestuur dat thans zijn mandaat eindigde en
stelde het voor eene commissie uit den han
del te benoemen, die op de verkregen inlich
tingen voortbouwende, na onderzoek, nadere voor
stellen, die het tot stand komen dezer belangrijke
zaak kunnen bevorderen, zal behooren te doen.
Het bestuur stelde verder voor de bedoelde
commissie te doen bestaan nit 5 leden, waaronder
een door het bestuur der afd. aan te wijzen. Dit
goedgevonden zijnde, werd de heer A. A. Mes Gz.
als zoodanig aangewezen, terwijl de vergadering,
bij meerderheid van stemmen daartoe de heeren
J. H. Snijders, G. Alberts Lz., C. M. Dommisse
te Vlissingen en J. J. Ceulen benoemde.
De heer Snijders verklaarde, ofschoon de zaak
zijn volle sympathie heeft, de benoeming niet te
kunnen aannemen, wijl hij van meening is dat de
commissie nit handelaren dient te bestaan en hij
zich sedert jaren uit de zaken heeft terugge -
trokken. In zijne plaats benoemde de vergadering
alsnu den beer J. Borsius. De heeren Dommisse
en Ceulen namen de opdracht aanterwjjl de
heeren Alberts en Borsius, niet ter vergadering
tegenwoordig van die benoeming zal worden kenni»
gegeven.
In de »vraagbus" werd de volgende vraag ge
vonden
»In de laatste dagen werden, terecht of ten
oiirèchU*, klachten vernomen over het lichtgevend
vermogen van het gas, door de gemeente-gasfa
briek alhier geleverd.
Zoude het op den weg onzer vereeniging liggen,
aan de commissie voor de gasfabriek beleefd te
verzoeken om, evenals dat in andere plaatsen ge
schiedt, periodiek in de nieuwspapieren de uit
komst van de analyse van het gas te willen mede-
deelen, ten einde dergelijke beweringen als boven
vermeld, te ontzenuwen
Deze vraag zal gedrukt, bjj de leden rondge
zonden en in de volgende vergadering behandeld
worden.
Wij vernemen dat bet de Vereeniging t. b. v.
g. v. o. k. gelukt is zich voor de voorstelling in
den schouwburg op 27 dezer de opvoering te
verzekeren van het nieuw, de vorige week te
Amsterdam met ongewoon succes voor bet eerst
gespeelde blijspel van Justus van Maurik jr., ge
titeld Fijne Beschuiten
Vlissingen, 14 Dec. Gisteren namiddag te
drie uren ongeveer, werd de vlag gehescben van
de gebouwen der kon. maatschappij de Schelde,
als teeken dat de eerste kamer het wetsontwerp
had aangenomen, waarbij de havenwerken alhier
in exploitatie overgaan onder beheer van de
bovengenoemde maatschappij. Weldra wapperde
onze driekleur uit veler woningen en van de
openbare gebouwen.
Eene commissie uit de kamer van koophandel
begaf zich des avonds tot den heer A. Smit, presi
dent-commissaris der maatschappij en leider der
onderhandelingen betreffende de overname dei-
exploitatie, om hem met den goeden uitslag zijner
pogingen geluk te wenschen en hem de belangen
dlr stad met warmte aan te bevelen.
Omstreeks acht uren hadden zich ten huize van
den beer Jos. van Kaalte, directeur der maat
schappij, een veertigtal ingezetenen van allerlei
rang en stand vereenigd, voorgegaan door eene
commissie, bestaande nit de heeren Van Dalsum,
dr Hazenberg, C. Mortier, Jos. van Raalte en Joh.
Dyserinck, begaven zij zich gezamenlijk tot
den heer Smit om hem uit naam der bur
gerij een geschenk aan te bieden, als blijvende
berinnering aan de bekroning van zijn volhardend
en energiek werken. Het bestaat uit een fraai
Mercurius-beeld, ten gebruike op zijn schrijftafel
en een pièce de milieu, meer bijzonder toegedacht
aan mevrouw Smit, terwjjl daaraan werd toege
voegd een album, bevattende de namen van ben
die dit geschenk kwamen aanbieden.
Door den heer Joh* Dyserinck werd in eene
sierlijke rede het geschenk aangeboden en in
krachtige bewoordingen herinnerd wat de heer
Smit reeds in het belang dezer stad.heeft verricht
en welke verwachting van zijn initiatief wordt
gekoesterd voor de toekomst. Volkomen juist en
waar, voegde de heer Dyserinck er aan toe,
dat hij overtuigd was dat tal van ingezetenen
gaarne zouden hebben medegewerkt aan dit hul
debetoon, maar dat de tijd ontbrak om tot berei
king van dat doel zich tot uitgebreider kring in
betrekking te stellen.
De heer Smit sprak zijn hartelijken dank uit
voor dit blijk van waardeering der ingezetenen,
dat hem eene waarlijk ongewachte verrassing was,
terwijl de heer Van Uije Pieterse den heer Dyse
rinck dank zegde voor den ijver en moeite, ge
toond om dit huldeblijk mogelijk te maken.
Door het muziekgezelschap Ons Genoegen, onder
leiding van den heer Geysen, werd des avonds
eene serenade gebracht ten huize van onzen bur
gemeester.
Met 1 Januari a. wordt naar Vlissingen over
gebracht het tot nu toe te Utrecht gehouden
bureau (controle) behoorende tot de administratie
der stoomvaartmaatschappij Zeeland. In verband
daarmede zijn benoemd tot chef de bureau, de
beer J. M. Hessing, thans le klerktot le klerk,
waarn. chef de bureau, de beer M. Laernoes,
thans 2e klerk; terwijl zijn aangesteld tot 1'
klerk de heeren J. G. F. Schilfer te Amsterdam
en F. W. Steuer te Londentot 3e klerk de heer
G. H. Cornelissen te Amsterdam, en tot surnu
merairs de heeren A. J. C. van Diggelen te Zut-
fen, J. Scherer te Vlissingen, N. H. Paling te
Woerden, N. Bremer te Dordrecht en Ch. Ph. de
Leef te Vlissingen (VI. Ct.)
does, 14 December. Het eerste concert van
de zangvereeniging werd gisteren avond door een
vrjj talrijk publiek met onverdeeld genoegen aan
gehoord. Het programma bevatte allerliefste stuk
ken bij de keuze was men blijkbaar met de be
schikbare krachten te rade gegaan. De directeur
heeft weder het bewijs geleverd, dat hij met die
aanwezige krachten iets goeds weet tot stand te
brengen, en tevens eene proeve van zijn scheppend
vermogen gegeven. Een paar liederen door den
heer Samans zeiven vervaardigd, Mondlicht voor
gemengd en Musik voor vrouwenkoor werden met
veel genoegen gehoord. Vooral het laatste geeft
op treffende wijze uitdrukking aan de schoone
woorden
Musik, du Machtige, vor dir entschwindet
Der armen Sprache ausdruckvollstes Wort
Wanim avich sagen, was das Herz empfindet,
Tont doch in dir die ganze Seele forf!
Der Frenndschaft Worte haben oft gelogen,
Es tauscht die Liebe durch Beredtsamkeit
Musik allein hat nie das Herz betrogen
Und tausend en hocherfreut.
Benoemd tot ontvanger-griffier van den Nieuwen
polder de heer J. Butijn, te Rilland.
Volgens de N. II. Ct. bestaat het voornemen
bij het centraal-comité in zake de Adder, om, in
verband met de belangrijke som die ontvangen is
ten behoeve der nagelaten betrekkingen, een blij
vend fonds uit die gelden te stichten, teneinde
daaruit later bij vrijvalling van renten op andere
menschlievende wijze te kunnen beschikken.
In April a. s. zal een vergelijkend onderzoek
plaats hebben van aspiranten voor de betrekking
van surnumerair bij de posterjjen, waartoe vijf
tien plaatsen ter vervulling zijn opengesteld. (Voor
de voorwaarden zie St. Ct. n°. 295.)
De St. Ct. bevat verslagen omtrent 's rijks oude
archieven over 1881.
De eerste kamer beeft in haar afdeelingsverslag
omtrent de Indische begrooting eenige beschou
wingen over den toestand in Atjeh ontwikkeld,
welke een volledig stelsel van Atjeh-politiek
vormen en als zoodanig, naar 't ons voorkomt,
zeer de aandacht verdienen.
»Het had, lezen wij in den aanhef dier be
schouwingen, zeer de aandacht getrokken, dat
er eene beweging in den lande is ontstaan, die,
voornamelijk opgewekt door boogleeraren van
naam en van autoriteit (zij het dan ook meer
speciaal op philosophiseh en meteorologisch gebied),
zich uitte in vergaderingen en in adressen en die
de strekking bad om er bij de regeering op aan
te dringen den civielen gouverneur van Atjeh zoo
dra mogelijk door een militairen te vervangen.
»Men prees de regeering, dat zij aan dien aan
drang heeft weten weerstand te bieden. Dat de
tegenwoordige toestand in Atjeh te wenschen
overlaat, ja onhoudbaar is, werd vrij algemeen
toegestemd. Doch men zou zich zeer bedriegen,
indien men meende dat het slechts noodig is het
militair gouvernement in te voeren, om den waar-,
borg van een beteren toestand te verkrijgen.
Alleen de oppervlakkigheid kan zoo oordeelen.
Inderdaad ligt de quaestie dieper. De groote
vraag is niet, of hij, die in Atjeh met het hoogste
gezag is bekleed, civiele of militaire bevoegdheid
heeft, maar wèl of hij de eigenschappen bezit,
vereischt om op dien moeielijken post te staan.
De tegenwoordige gouverneur heeft niet getoond,
dat hij tegen zijne taak niet is opgewassen. Men
zou het daarom betreuren indien hij op
losse gronden afgezet werd. Van dezelfde
zienswijze waren ook enkele ledenwelke
de bestuursverandering in Atjeh in zoover sterk
hadden betreurd, als daarvan het gevolg geweest
was, dat de generaal Van der Heyden, in den lof
van wiens dapperheid en krijgskundige bekwaam
heden allen samenstemden, het bewind bad moe
ten nederleggen. Deze krijgsoverste toch had dit
op ieder ander voor, dat de Atjehers eene bijge-
loovige vrees voor hem koesterden, zoodat zijne
tegenwoordigheid alleen van beslissenden invloed
was. Doch nu de generaal vertrokken en het
civiel bestuur eenmaal ingevoerd is, bedenke men
zich tweemaal alvorens tot de wederinvoering
van het militair bestuur over te gaan.
Na den wensch uitgesproken te hebben dat
voortaan, in de beoordeeling der Atjehschezaken,
eindelijk de geschillen van persoonlijken aard op
den achtergrond mogen raken, vestigt het verslag
vervolgens de aandacht op de noodzakelijkheid om,
als richtsnoer voor 't vervolg, eene keuze te doen
tusschen eene politiek van zelfbeperking of van
verdere bestoking onzer vijanden.
De voorkeur wordt ondubbelzinnig aan zelfbe
perking gegeven. Herinnerd wordt aan de in»-