N° 287.
125e Jaargang.
1882.
Dinsdag
5 December.
Middelburg 4 December.
De Les der Ervaring.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent:
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend nagr plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
1III>DELBURGSCHE COURANT.
De minister van marine heeft ons, even als
aan andere dagbladen, een exemplaar gezonden
van het rapport der ^^er-commissie, en die
commissie zegt zelve aan het einde van haar
verslag
„Niemand meer dan uwe commissie is over
tuigd van het onvolledige en weinig bevredi
gende van haar werk. Zij zal gaarne zien, dat
hare meeningen en conclusien worden bestreden,
want uit een eerlijken strijd kunnen slechts
goede vruchten worden geboren."
Dit kennelijk beroep op, deze erkentenis der
macht van de openbare meening, verdient waar
deering. Heeft de minister gehoor gegeven
aan de stem, die opging uit de natie, zoodra
de ontzetting over de ramp van 5 Juli haar
toeliet zich te doen hooren, de commissie heeft
begrepen dat met eene uitspraak van speciali
teiten, met eene zeevaartkundige beschouwing
van de ramp in hare vermoedelijke oorzaken,
deze zaak niet afgedaan was. De natie heeft
recht op iets meer dan de oplossing van een
nautisch vraagstuk. Zij verlangt antwoord op
hare angstige vragen had het verlies dezer
65 merischenlevens voorkomen kunnen worden
en zal eene herhaling dezer ramp, zoo ver
menschelijke voorzorg zulks vermag, in 't ver
volg onmogelijk gemaakt worden
Bij deze laatste vraag staan wij het eerst
stil, omdat het op haar te geven antwoord eene
instemming met, of eene critiek op het enquête
rapport in zich sluit. De persoonlijke verant
woordelijkheid voor hetgeen gebeurd is, kan,
als van ondergeschikt belang tegenover de
noodzakelijkheid om te voorkomen wat nog zou
kunnen gebeuren, in de tweede plaats behan
deld worden.
Het meest voor de hand liggende en geheel
afdoende middel om te maken, dat ram-monitors
niet meer in zee zullen omkantelen en zinken,
is te verbieden, dat deze „drijvende doodkisten",
zooals men ze, in een maar al te waar geble
ken profetischen geest, genoemd beeft, in 't
vervolg den steven naar zee zullen wenden.
Door dit verbod zou slechts voldaan worden
aan de bedoeling, waarmede de scheepsbouw
meester, die deze drijvende batterijen heeft uit
gedacht, ze heeft ontworpen.
Er bestonden reeds monitors tweede klasse,
zeegevaarten die door hun pantsering en boven-
last vrij wat te kort schoten aan de vereischten
voor ieder drijvend lichaam, dat de zee beva
ren moet, toen men in 1869 op het denkbeeld
kwam van een nog minder zeewaardig voor
werp te ontwerpen, dat door zijn geringen
diepgang, bij gelijk verwoestings-vermogen, den
vijand in onze ondiepe wateren nog geduchter
zou kunnen zijn.
De taak om dat denkbeeld uit te werken,
viel ten deel aan den hoofdingenieur Turk. In
welken geest hij haar opnam, blijkt zoo ondub
belzinnig mogelijk uit deze zinsnede in zijn
brief van 18 Januari 1869 aan den minister
van marine Verslat/ bladz. 5, Noot 3)
»Ia dit project-rammcmitor is het denkbeeld van een
zeeschip geheel ter zijde gesteld, wordende hier
mede bedoeld, dat hoewel het vaartuig niet geeigend is
om tochten op de Noordzee te maken, het
echter bekwaam is om bijvoorbeeld op dereede
van Texel dienst te verrichten.
Kan het duidelijker uitgesproken worden dat
wanneer, blijkens den staat voorkomende op
bl. 8 van het verslag, door de Adder, de Panter
de Haai en de Hyena, te samen 39 reizen in
de Noordzee gemaakt zijn, daarmede 39 maal
gehandeld is tegen de bestemming dier ge
vaarten, en telkens in den wind geslagen is
wat door den bouwmeester zoo uitdrukkelijk
mogelijk als de leidende gedachte voor zijn
pptwerp op den voorgrond is gesteld
Toch kan niet beweerd worden dat, waa
neer men met dit roekeloos waagstuk zeven jaren
lang is voortgegaan, het geschied is omdat de proef
telkens zoo buitengewoon goed gelukte. Kom-
mandant Marinkeile rapporteert van de Adder
in 1876„Neemt buitengaats, bij de minste
zee, enorm veel water over alles aan
dek is nu en dan onder water." In het volgende
jaar bevestigt de luitenant Winkelman, die
herhaaldelijk eene reis had moeten uitstel
len wegens het slechte weder, de waarneming
van zijn voorganger aldus„Bezwaar van
loefgierigheid als er een koelte dwars over
het schip staat, en lastig sturen. Bij de minste
zee neemt het veel water over en moet alles
goed vastgesjord zijn, de luiken en kleeden
over de koekoeken, de toegangen gesloten.
Dan nög komt er eenig water in het beneden
schip. Het dek is dan altijd onder water en
er komen zeeën, zelfs over toren en koekoeken."
Een jaar lang heeft men toen den monitor
binnengaats gehouden. In '79 probeert men
het weer en onmiddellijk vat kommandant Ten
Bosch, die overigens ten hoogste ingenomen is
met het vernielingswerktuig op de binnenwate
ren, zijn oordeel omtrent het vaartuig aldus sa
men: „Voor onze zeegaten is de zeewaardigheid
mijns inziens onvoldoende. Het binnen-
loopen in enkele onzer zeegaten is niet zonder
gevaar, daar men bij slecht weder geen mees
ter is van het schip om het in den rechten
koers te houden." Aan den directeur en kom
mandant verklaart dezelfde bevelhebber nog:
„op deze reis overtuigd te zijn, dat de Adder
op zee niet te huis is. Het schip werd door
de achterop loopende zeeën weggeslagen, lag
dan geruimen tijd dwarszee, alvorens het op
koers gebracht kon worden."
Tot dien tijd bezat de Adder nog niet de
centraalkiel en de stoom-stuurinrichting, van
welke zij in 1879 voorzien werd en aan welke
twee voorzieningen de enquête-commissie zoo
veel gewicht hecht, dat zij verzekert dat de
monitor daardoor„eene betrekkelijke en be
perkte zeewaardigheid" verkregen heeft.
Met deze voor een zeeman inderdaad gerust
stellende eigenschap toegerust, vond men in
Den Haag den monitor in 1880 weder geschikt
om hem zesmaal het ruime sop in te sturen.
De kommandant Willekens vertrouwde echter
de „beperkte en betrekkelijke zeewaardigheid"
niet genoeg om haar te beproeven onder
ongunstige omstandigheden. Want, schrijft hij,
„ik vond het niet verantwoord, omdat ik bij hooge
zee vrees voor het uitdooven der vuren, door
het instroomende water langs de openingen der
machinekamer. Men kan (wel) gerust alles
voor eenige uren schalmen, maar niet de ge
noemde ruimte, daar deze slechts twee lucht
kokers heeft en de exhauster niet doorloopt.
Bij het schalmen der machinekamer zouden de
daarin zich bevindende personen al spoedig
uitgeput raken door gebrek aan lucht."
Het volgende jaar is het weder de komman
dant Arriens, die na telkens door het onstui
mige weder tot den terugtocht genoodzaakt te
zijn, in zijn rapport wijst op het slechte sturen
en de loefgierigheid van het schip, op de groote
hoeveelheden water die over het dek spoelen,
waarbij ook water omlaag komt, over de ver
breking van alle communicatie met het bene
denschip, dewijl het niet mogelijk is dan een
der trappen open te maken.
Dit is het laatste rapport. Het volgende
jaar had men de machinekamer toegerust met
den exhauster, waar kommandant Willekens
van sprak. Daarentegen plaatste men toen in
die machinekamer, in plaats van tien stokers,
er twee, benevens acht miliciens om als stoker
dienst te doen, waarvan er vier nooit op een
schip den voet gezet haddenOf de exhauster
deze acht jongelieden voor uitputting en zee
ziekte heeft kunnen bewaren
Laat ons echter niet vergeten dat wij ditmaal
niet over het verleden, maar over de toekomst
spreken. Bij bet behandelen van dat onder
werp, is het inderdaad mogelijk, zonder ver
ontwaardiging het woord te voeren.
Met groote verbazing zien wij de enquête
commissie nu nog tot de slotsom komen, dat
„er geen bezwaar is om rammonitors bij goed
zomerweder en bij het in acht nemen der
noodige maatregelen van voorzorg, over zee te
zenden van de eene haven naar de andere."
Waarop baseert de commissie die uitspraak
Niet op de ervaring, want bij de wisselvallig
heid van wind en weder op onze kusten, kan
niemand er voor instaan dat het „goede zomer
weder" van den morgen, des middags niet ver
anderd zijn zal, en bovendien niet iedere
kommandant en iedere loods een betrouwbaar
weer-voorspeller behoeft te wezen. En hij
ongunstig weder, het staat op dezelfde
bladzijde 7 te lezen, hebben alle getuigen
eenparig verklaard, „zelfs kleine tochten over
zee af te raden, vermits monitors dan niet
vertrouwbaar zijn."
Waarom dan, heeft de commissie er niets
tegen, dat nog langer voortgegaan worde met
het wagen van schatten geld en kostbaarder
menschenlevens aan al de kwade kansen, die
de wispelturigheid van het weder, de eene of
andere, licht te bekomen, averij, de (altijd denk
bare) onvoorzichtigheid, ongeoefendheid of on
bekwaamheid van bevelhebber, loods of beman
ning, bij de erkende onzeewaardigheid dezer
gevaarten, kunnen doen geboren worden
Toch niet omdat de commissie het bezit van
zee-bouwende ram-monitors voor de verdedig!
baarheid van onze zeegaten als onvermijdelijk, als
eene levensvraag, beschouwt. Herhaaldelijk (bl. 6
en bl. 23) verklaart zij zich onbevoegd om eenjoor-
deel uit te spreken over de vraag „in hoeverre
vaartuigen van eene zoo betwistbare zeewaar
digheid een geschikt materieel voor onze de
fensie uitmaken."
Maar dan had, naar onze bescheiden meening,
hare uitspraak vjak andersom moeten zijn. Zij
had dan moeten zeggen „Met het oog op de
ervaring sedert zeven jaren opgedaan, gelet op
de eenstemmige verklaring van alle getuigen
betrelfende de onzeewaardigheid, en gewaar
schuwd door de vreeselijke ramp van 5 Juli
1882, verklaren wij, die over de bruikbaarheid
van rammonitors als oorlogswerktuigen niet
kunnen oordeelen, het langer wagen van deze
vaartuigen en hunne bemanning aan de onge
wisse kansen eener zeereis onveiant-
woordelij k."
Aan de krijgskundigen van beroep, die geen
zitting hebben in de commissie, ware het dan
geweest te beslissen of de zekerheid van
de geduchtheid der monitors voor den vijand
zoo ontwijfelbaar vaststaat en of die geducht
heid door het doen van zeetochtjes zóoonweder-
sprekelijk bevorderd wordt, dat het noodig is,
uit dien hoofde alleen, eene overigens onverant
woordelijke daad te blijven plegen.
De commissie verklaart echter weerhouden
te zijn van het afraden der zeereizen, dewijl zij
zich verplicht zou rekenen aan zoodanigen raad
tevens te verbinden dien van alle ram monitors te
verkoopen. Zonder oefening in vr«destijd, zegt
zij, zullen die vaartuigen onbruikbaar zijn in
den oorlog. „Stelt men geen vertrouwen in
gepantserde vaartuigen van zoo voorwaardelijke
zeewaardigheid, men wijzige ons defensiestelsel.
Maar zoolang dit niet geschiedt, gebruike men
ze, mits de noodige maatregelen van voorzorg
worden genomen."
De commissie schijnt over het hoofd te zien
dat blijkens de door haarzelve medegedeelde
missive van den hoofdingenieur Turkde
plaats, welke de rammonitors in ons defensie
stelsel innemen, niet door hun zeewaardigheid
bepaald wordt. Ze ontwerpende, heeft deze
bouwmeester „het denkbeeld van zeeschip ge
heel ter zijde gesteld"ze alleen bekwaam
willen maken om „bij voorbeeld op de reede
van Texel dienst te verrichten." Het doen
van zeetochten is eene afwijking geweest van
het grond-denkbeeld van den ontwerper. Blij
kens de opgedane ervaring, is men echter niet
bij machte geweest dat grond-denkbeeld, die
owzeewaardigheid, uit de schepping van den
ontwerper weg te nemen of onschadelijk te
maken. Al het knutselen en knoeien dat men
aan de ram-monitors gedaan heeft, al de stuur1
inrichtingen, centrale kielen, exhausters en hoe
de toestellen verder heeten mogen die men,
op de aanhoudende voorslagen der bevelvoe
rende officieren, heeft laten aanbrengen, heb
ben niet kunnen voorkomen dat, van den eerste
tot den laatste, hun advies zich laat samen
vatten in deze woorden„zelfs kleine tochten
over zee zijn af te raden, vermits monitors bij
slecht weder of andere ongunstige omstandig
heden, welke ieder oogenblik kunnen opkomen,
niet vertrouwbaar zijn." De ramp van 5 Juli
heeft cp deze adviezen het zegel van den
rouw gedrukt. Wil men dan nu nóg meer er
varing, of is het niet veeleer raadzaam terug
te keeren tot de bedoeling van den ontwerper,
die voor zijne vaartuigen geen ageeren in zee
bedoelde en dus ook geen exerceeren in zee
noodig kan hebben geacht
Ware het dilemmadoor de commissie
gesteld, juist: Gebruik de ram-monitors in zee
of verkoop ze, dan zou ons antwoord zijn
Welnu, verkoop ze. Na zeven jaren mislukte
proefnemingen en éen nationale ramp, hebben
wij er genoeg van. Maar nu deze monitors
voor den dienst op binnenwateren en reeden
bestemd zijn geworden en aan deze bestem
ming kunnen blijven voldoen, nu is de bede,
die wij, in strijd met het advies harer staats
commissie, tot onze regeering durven richten,
dezeLaat eindelijk af van het roekeloos
bestaan om onzeewaardige lichamen de geva
ren der zee te doen trotseeren. Voorkom eene
herhaling der ramp van 5 Juli door den eeni-
gen maatregel, waardoor die absoluut te be
letten isverbied, dat ram-monitors voortaan
buitengaats zullen komen.
In het lokaal der Ambachtsschool alhier werd
heden eene openbare vergadering van het bestuur
dier inrichting gehouden, waarbij voor de eerste
maal de bekendmaking plaats had van den uitslag
der door de leerlingen afgelegde examens.
De vice-voorzitter, de heer P. M. de Ligny, wees er
in zijne voorafspraak op, dat aangezien de school
nog slechts een jaar bestaat, het onderzoek naar
de door de leerlingen gemaakte vorderingen zich
vooral op practisch terrein bewegen moest. Daar
om had het bestuur besloten een wedstrijd uit te
schrijven tusschen de leerlingen van iedere klasse,
met bepaling dat aan de vervaardigers van het
beste werk eene belooning zou worden toegekend.
Alvorens aan de ter beoordeeling van het ver-
vaardigde werk benoemde jury het woord te ver-
leenen, betuigde de voorzitter tevredenheid over
den door de leerlingen aan den dag gelegden ijver
en maakte hij er met genoegen melding van, dat
slechts zeer zelden klachten bij het bestuur in
komen.
Het een zoowel als het ander meent het be
stuur hoofdzakelijk te moeten danken aan het
goede onderwijs, dat aan de inrichting gegeven
wordt.
In de eerste plaats bracht het dan ook hulde
aan den directeur, den heer Ganderheijden, die de
hoog gestemde verwachtingen, welke men van hem
koesterde, niet heeft beschaamd. Den heer Vla-
mings, die zijn vrijen tijd aan het teeken-onder-
wijs ten beste gaf, werd mede dank gezegd voor
zijn uitstekend onderwijs. Ook omtrent de werk
zaamheden van den onlangs benoemden onderwij
zer in het schilderen, den heer Neugebauer, sprak
het bestuur lijn tevredenheid uit»
Daarna bracht de jury, bestaande uit deheeren
d* G. van Hennekeler, G. J. Will en W. van Uije,
bij monde van eerstgenoemde, haar rapport uit.
Aan de leerlingen der 2e kl., ten getale van 3,
was het maken van een kleerbak opgedragen.
Het werk van twee hunner, H. J. Keulemans en
J. de Priester, was zoo goed geslaagd dat de jury
beide voor eene bekroning voordroeg. De eerste
ontving als prijs een waterpas, de laatste eene
eervolle vermelding. Het werkstuk van den 3es
leerling, hoezeer niet geheel onvoldoendeliet te
veel te wenschen over om voor eene vermelding
in aanmerking te komen.
De leerlingen der le kl., 13 in getal, waren
niet alle even ver gevorderd, zoodat die in ver
schillende afdeelingen werden verdeeld.
De 3 meest gevorderden hadden het maken van
een raamverbinding en een raamkruisje tot taak
gekregen. Het werk van den leerling A. W. In-
gelse werd bekroond. Hij ontving als prijs een
veerploeg.
Twee minder gevorderde scholieren moesten ee*l