N° 278. 125e Jaargang. 1882. Vrijdag 24 November. Een kalm toeschouw. FEUILLETON. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor liet Buitenland; de Compagnie générale de Publicité G. L. Daübe Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz. Middelburg 23 November. Door B. H. BUXTON. TWEEDE DEEL. C0URA1MT. De Vereeniging van gepensioneerde onderofficieren en minderen van het Ned. Leger lieeft andermaal een beroep op »de kern der natie" gedaan en ook ons dat toegezonden. Het doel dezer Yereeniging is, zooals men mis schien weet»binnen de grens van haar vermogen, onderstand te verleenen aan hare leden en zoo mogelijk ook aan hunne weduwen en weezen." Ook herinnert men zich wellicht onder welke omstandigheden de Vereeniging geboren is. Bij de wet van 29 Mei 1877 werden de pensioenen der militairen beneden den rang van officier ver hoogd. Die regeling kon echter alleen voor de toekomst dienst doenzij had geen terugwerkende kracht. De wetgever, die erkende dat de pen sioenen, welke uitgekeerd werden, te laag 'waren in verhouding tot de behoeften der pensioentrek- kenden en tot hunne bewezen diensten, was niet bij machte iets te veranderen in den toestand van hen, die reeds op een onvoldoend pensioen, hetzij met of tegen hun verkiezing, den dienst verlaten hadden. Het onvermijdelijke dezer hard heid werd door hen, die daarvan de slachtoffers waren, evenmin aanstonds ingezien als zulks gedaan was door die personen, welke bij Vroegere soortgelijke gelegenheden op gelijke wjjze de voordeelen van nieuwe regelingen hadden moeten missen. De Vereeniging werd dan ook opgericht met het doel, door te werken op de openbare meening, de wetge vende macht te bewegen haar aangenomen be ginsel ten aanzien van de niet-terugwerkende kracht van pensioensverhooging 'los te laten. Dit streven vond weerklank bij de militaire leden der tweede kamer. Door hun invloed werd den 7en Juli 1880 door vier leden een voorstel in dien geest gedaan, doch het werd andermaal dooi de kamer verworpen. Met die verwerping stemden wij onvoorwaarde lijk in en wij blijven aan die zienswijze getrouw. Zoo lang daaróm de Vereeniging op eene, van haar standpunt gerechtvaardigde en steeds met wettelijke middelen nagestreefde, omverwer ping van het voor hare leden onvoordeelig beginsel uit was, hebben wjj ons onthouden haar te onder steunen. Thans is echter de toestand veranderd. In de oproeping wordt uitdrukkelijk verklaard»Wij betoonen eerbied voor en berusten in de wet, die niet toestaat dat men de verdienste van het ver leden erkent en die alleen en uitsluitend reke ning houdt met het heden." Ofschoon niet volkomen juist gekozen, bevatten deze woorden de verklaring dat de Vereeniging ervan afziet, de wet van 1877 tot de vóór dat jaar gepensioneerden te willen uitstrekken. Voortaan heeft de Vereeniging uitsluitend een mensch- en vaderlandslievend doel. Menschlievend omdat mannen, die trouw hun plicht gedaan en op gevorderden leeftjjd hulp noodig hebben, aan spraak kunnen doen gelden op den bijstand van SS HOOFDSTUK XII. Gevonden. Thans beeft zij niet. Zij ziet Maurits kalm in het aandachtige gelaat en vat met de rechterhand den ring dien Harold aan haar vinger gestoken heeft. »Voor immer", zegt zij bij zich zelf; en aldus versterkt, vertelt zij Maurits al hare lotge vallen. Vluchtig enkiesch, met vrouwelijken tact, roert zij de bijzonderheden van haar omgang met Hetheringham aan. Zij beschuldigt zich zelf van het misverstand dat tot hun vredebreuk leidde. Zij zinspeelt erop dat hij haar beminde, maar doet hem niet het minste verwijt. „Hjj heeft mij trouw geholpen, zooveel hij kon", zegt zij, »ik ging eiken dag naar hem toe gn poseerde voor hem. Hij betaalde mij rijkelijk menechenvrienden. Vaderlandslievend, omdat het goed en noodig is, te doen zien dat aan het land bewezen diensten door de natie dankbaar erkend worden, ook wanneer de wetgever niet anders dan te kort kan schieten. Wij steunen daarom van ganscher harte dit beroep," der Vereeniging, dat te lang is om door ons te worden opgenomen. Dezen raad neme zjj van ons aan wil zij werkelijk medewerking van de pers, »dien machtigen hefboom, heet het in de oproeping, van al wat goed^ en edel is," dan streve het bestuur naar kortheid in zijne publicatiën. Zulke lange stukken als haar zend brief, zijn voor de gr'oote pers niet te verteren en voor de kleinere zelfs niet te slikken. In de circulaire worden belangwekkende mede- deelingen gedaan omtrent den werkkring der vereeniging en het nut dat zij reeds sticht. Ook deerniswekkende voorbeelden van den nooddruft, waarin sommige brave oudgedienden verkeeren> worden erin beschreven. Dat onze militairen niet maar alleen vragen, maar ook bereid zijn zelve te doen wat zij kunnen, blijkt hieruit dat de Ver eeniging onder de officieren van het leger 232 beschermers of donateurs en onder de mindere rangen 1020 donateurs (van 50 cent of meer per jaar) telt. De Vereeniging ondervindt medewerking van de generaals Van Swieten, Knoop, Delprat, Engelvaart, Weitzél, Booms, Enderlein, Van Merlen en vele andere aanzienlijke en achtenswaardige personen. Voorzitter van haar bestuur is de heer H. J. Steenbergen te Gouda algemeen secretaris de heer L. Zeiler te Amsterdam. In een aantal gemeenten zijn afdeelingen opgerichtook te Middelburg eene met den heer H. F. W. Hering als voorzitter en den heer W. C. Gort als secretaris. Tot deze bestuurders of afdeelingen wende men zich, wan neer men de Vereeniging door toetreding of bijdrage steunen wil. De volgende zinsneden uit het beroep" laten wij hier nog volgen »Kern der Neder] andsche natie", onze hoop is op u gevestigd en die zult ge niet beschamen, dat weten wij. Gij bracht tonnen gouds bijeen tot leniging van den watersnood; de strijders voor de Trans- vaalsche onafhankelijkheid ondervonden uwe be langstelling gij hielpt de uit Rusland verdreven Israëlieten met raad en daad voor de slachtoffers der Adder bracht ge spoedig 70 mille bijeen; de Nederlandsche oud-gedienden zult ge evenmin vergeten. »De eer van Nederland is in gevaar," sprak prof. Buijs Ballot, toen er 50,000 moest zijn voor de handhaving van onzen alouden roem in de Noordpoolstreken. »Weinige weken daarna kon hij met voldoening uitroepen: »de eer van Neerland is gered! De natie en de regeering beide hebben er voor ge zorgd." Thans zeggen wij »de eer en het prestige van Neêrland loopen gevaar, als het buitenland, als Europa gewaar wordt, dat men te onzent den oud-gediende aan zijn lot overlaat, wanneer de en eerbiedigde mij. Indien hij een oogenblik vergeten heeft wat'hij mij verschuldigd was, moet dat mijn schuld geweest zijn. Maar zoodra ik begreep dat de toestand hachelijk begon te worden, ging ik heen en vond gelukkig een kalm, vreedzaam verblijf bij mevrouw Delane, die mij sedert onder haar bescherming heeft genomen. Ik voel voor mijnheer Hetheringham niets dan een dankbare herinnering aan al de goedheid die hij mij bewezen en voor de uitstekende lessen die hij mij gegeven heeft. Gelooft gij mij, mijnheer Steele?" Zij staat op en ziet hem vragend aan. »Toen ik heel boos op u was, juffrouw Redmond, en ook op mijn broeder, over hetgeen ik zijn blind vertrouwen in u noemde, heb ik hem hevig berispt en gezegd dat ik vond dat ware liefde niet zonder achting kon bestaan." „Dat weet ik", zegt Clara kalm. „Vergun mij u plechtig te verklaren, dat ik de liefde van mijn broeder en zijn vertrouwen in u volkomen gerechtvaardigd vind." Hij gaat naar haar toe en biedt haar zijn hand aan, met een statigheid, die Clara nog meer van haar stuk brengt dan zijne woordem Zij wil hem juist antwoorden als Suzie op den drempel ver schijnt. O roept zij uit en blijft mijnheer Steele met verlegen oogen aanstaren, »ik wist niet dat gij bezoek hadt." „Ik kwam om u te spreken, juffrouw Delane", ouderdom zijn rug doet krommen en hem ongeschikt voor allen arbeid heeft gemaakt." Dat wij dan weldra met prof. Buijs Ballot (zij het dan ook op een ander terrein) mogen uitroe pen»de eer van Nederland is gered! De natie alléén heeft er voor gezorgd, dat in Nederland geen oud-gediende meer gebrek lijdt Het Dagblad heeft bezwaar tegen de door het bestuur van 't Haagsche Gebouw v. K. en W. ver leende vergunning aan Louise Michel, om aldaar een lezing te houden. Het conservatieve hoofdor gaan heeft eerst niet kunnen gelooven, dat dit »vrouwmensch" daar zou worden toegelaten. Het verwondert zich, zelfs nu de voorwaarde gesteld is dat geen politieke onderwerpen, maar alleen de rechten der vrouw besproken zullen worden, dat het bestuur zijn gebouw heeft afgestaan zonder den minsten waarborg, »dat door dien mond geen denkbeelden en woorden zullen geuit worden, welke in een fatsoenlijk lokaal niet geduld kunnen worden." Deze betoogtrant is dezelfde, welke het Gentsch gepeupel onlangs tegen de communarde richtte uitschelden om te wederleggen. Wij wisten nog niet dat het orgaan der Haagsche aristocratie in dien trant zoo goed thuis was. Wij voelen ons in 't minst niet geroepen om Louise Michel tegen eenigen aanval te verdedigen. Maar wij moeten toch vragen op welken grond eene redactie het recht heeft, aan deze in Neder land persoonlijk onbekende vrouw, die gebruik komt maken van het door onze wetten aan ieder toegekende recht om zijne denkbeelden vrijelijk te verkondigen, uitdrukkingen naar 't hoofd te werpen als »vrouwmensch", en van »dien mond" te spreken, als van eene bron waar noodzakelijk iets uit moet wellen dat onbehoorlijk genoemd mag worden. Op den .Sagst, die deze redactie bekruipt bij bet denkbeeld dat Louise Miehei in ons land hare stem zal doen hooren, past overigens, even als op de dwaze voorzorg der directie van het Gebouw v. K. en W. om haar niet over politiek te laten praten, de in een ander verband tot anderen somtijds gerichte vraag: »Zijt gijlieden stapelgek, heeren Wat vreest men dan toch eigenlijk Dat die Nederlanders, welke uit zullen gaan om, tegen een vermoedelijk niet zeer laag- entreegeld, eene voordracht in het Fransch te hooren, zich door de spreekster tot hare zienswijze zullen laten overhalen Maar als men daarvoor hang is, laat men dan toch aanstonds de censuur over boeken instellenlaat men onze grenzen aan alle kanten sluiten voor den invoer van „verboden" ge schriften laat men de lucht, die ons omgeeft, zuiveren van de daarin rondzwervende gevaarlijke kiemen. Want voorwaar, erger, dringender en overtuigender dan deze geestverwante der commune het vermag, kan het kwaad, dat men ducht, dag aan dag, langs al de wegen waarop wij doelen, in de gedachten en gemoederen van onze land en tijdgenooten uitgestrooid worden. Wil, kan of durft men dat niet, wanhoopt men eraan, Nederland door een Chineeschen muur af zegt Maurits, »maai\ het toeval deed mij een oude, lang verloren vriendin onder uw dak vinden." Suzie is zoodanig vervuld met hare eigen aan gelegenheden dat zij niet veel tijd heeft om over iets anders na te denken. Gisteren zou het feit dat zij Clara in gesprek vond met den man, die den gevaarlijken naam van Steele draagthaar verschrikt en verbaasd hebbenmaar heden is zij over niets of niemand meer verbaasd. Clara weet van lord Kempton af en van al wat ik hoopte en geloofde", zegt zij, »misschien hebt gij haar uw beschouwing over de zaak reeds meegedeeld, mijnheer Steele?" Er is iets in het droevige gelaat van haar vrien dinnetje dat de aandacht van Clara trekt. •Mijnheer Steele heeft uw naam niet genoemd Suzie", zegt zij. »Wat is er gebeurd, kind? Hebt gij verdriet?" »Ik heb den raad van mijnheer Steele opge volgd en gedaan 'tgeen ik meende dat het beste was voor mijn lieven ik bedoel voor den eeni gen zoon van den graaf van Fermanagh. Ik heb den lord gezegd dat OClara, het was zoo hard, maar het is gedaan. Alles is uit tusschen ons. Ik heb lord Kempton opgegeven en zal hem wel nooit weer terugzien Haar stem begeeft haar door het luide snikken. Zij slaat haar arm om den hals harer vriendin en verbergt haar beschreid gelaat. O het was zoo vreeselijk hardmaar ik geloof toch dat het voor hem het beste is. Hjj was altijd te hoog voor te sluiten, waarom wil men ons dan het voor recht' betwisten van een. der weinige landen te zijn, waar ieder, onder bescherming en met eer biediging van de wet, kan betoogen wat hij wil, zonder ander gevaar 'te loopen dan zijn betoog, met de wapens der critiek, der minachting of der spotternjj, maar altijd alleen door tegen-b e- toog, te zien ontzenuwen? De minister van waterstaat heeft in een brief aan het bestuur van de Rijnspoorwegmaatschappij niet alleen de beschuldiging der rotte dwarsliggers gelogenstraft, maar ook zijn verontschuldigingen aangeboden omdat er buiten 't ministerie men- schen geweest zijn, die aan 'de gaafheid van den Rijnspoorweg hebben durven twijfelen. „Maakt, schreef de minister, de ijver en de toe wijding, waarmede door het rijkstoezïcht op de uitoefening van den dienst wordt toegezien, een zoo ernstig verzuim reeds niet mogelijk, wegens de mij bekende zorg waar mede hij de 'Rijnspoorwegmaatschappij steeds voor de veiligheid van het verkeer wordt gewaakt, zou ik ook de juistheid van eene zoo zware beschuldiging slechts na voorafgaand degelijk en deskundig onderzoek hebben kun nen gelooven. Mij was het vooruitzicht geopend, om in de 2e kamer der staten-generaal omtrent de bevinding van den toestand van den weg mededeeling te kunnen doen, doch gisteren heeft jhr C. van Nispen vau Sevenaer uwe directie daar ter plaatse reeds recht lateu wedervaren. Het is mij aangenaam hier te kunnen bijvoegen, dat ook uit het door het rijkstoezicht op de spoorwegdiensten in gesteld onderzoek, is gebleken, dat de beschuldigingen wegens verwaarloozing van het onderhoud van den weg eiken redelijken grond missen". Vriendelijker kan 't wel niet 1 De redactie van t Nieuivs van den Dag mag nu wel, op de plaats die door lichtvaardige berichtgevers in haar kolom men van voosheid beschuldigd is, een boet- en rouwkapel doen oprichten. Misschien geeft de mi nister Klerck zijn toestemming dan wel dat daarin, bij wijze van liturgie, 's morgens .en 's avonds de ministerieele brief worde voorgelezen, telkens on der 't branden van een maagdelijken dwarslig ger als zoenoffer. In Den Haag wordt op 't oogenblik een bazar gehouden, waarvan de opbrengst bestemd is voor het stichten van evangelische scholen in Macedonië. En dan te hooren dat er nog altijd zoo'n groot gebrek is aan scholen met den bijbel in Nederland 1 Tot groot genoegen stellig van allen die in onze vaderlandsche kunst belang stellen, is het geschil tusschen den heer Verhulst en het bestuur van het Haagsche Concert Düigentia op voor beide partijen eervolle wijze beslecht. Het bestuur heeft namelijk vastgehouden aan zijn voornemen om op een der concerten ook wer ken van Berlioz, Lizt en Wagner te doen uit voeren maar tevens den heer Verhuist vergund voor dat concert den dirigeerstok aan een anderen leider af te staan. Aan de verdiensten van den eenigen toondichter van Europeesche bekendheid, die ons land op 't oogenblik bezit, was het bestuur van het Concert mij en ik kon hem toch geeh gevaar laten loopen dat hij zijn plaats onder de groote lui om mijnent wil zou verliezen. Zulk een offer ben ik niet waard. Ik ben noch mooi noch voornaam, noch knap, noch geleerd zooals gij. Dan zou het natuurlijk heel iets anders geweest zijn en al is hjj nog zoo goed en lief en edelmoedig en al heeft hij in alle op zichten edel en trouw jegens mij gehandeld, hij weet toch wel dat ik geen meisje hen, dat zijn familie welkom kan zijn. Zij zouden mij minach ten en hem bespotten en dat ware nog erger. Hij heeft mij beloofd dat hij een jaar op reis zal gaan, zooals zijn vader verlangt. De oude heer wil na tuurlijk dat zijn zoon mjj vergeet en dat zal hij ookofschoon hij zegt dat hij stellig eenmaal tot mij zal wederkeeren, maar ik weet het wel beter. In alle geval nu is het uit." Daarop vervolgt zij met een poging om te glimlachen „Heb ik mij nu uw goede meening waardig betoond, mijnheer Steele Hij neemt hare heide handjes in de zijnen en zegt plechtig »Gij en Clara hebt mij van daag een goede les gegeven." Daarop vervolgt hij»Ik moet u morgen meênemen naar Portsmouth. Er zijn weinig treinen op Zondag; wij zullen dus vroeg weg moeten. Zult gij gereed zijn als ik u kom afhalen »Ik ben hier veilig", zegt Clara. Harold zal mij nu wel weten te vinden. Ik zal thans, hoop ik, voor niemand meer behoeven weg t§

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 1