ten minste ƒ500. Buitendien is door den polder nog
af te lossen de laatste termijn ad ƒ52.45 wegens
teruggaaf van een renteloos voorschot van de provin
cie ad ƒ1049, tot wegsverbetering.
Volgens de verklaring van het bestuur bezit de
polder geen eigendommen. Van vervreemding is niet
gebleken.
Aan ons verslag van 17 October 1879 kunnen wij
ons gedragen voor wat betreft zoowel het vermoede
lijk bedrag van het dijkgeschot gedurende de eerste
jaren na de calamiteus-verklaring en vervolgens,
als de bijdragen van de aangrenzende polders.
Overeenkomstig de laatste zinsnede van art. 4 van
het reglement zijn de belanghebbende besturen eu
bijzondere personen in 't algemeen, door nederlegging
der stukken ten raadhuize te Cats, in de gelegenheid
gesteld hunne bezwaren mede te deelenen tevens
1b te dezen aanzien het gevoelen gevraagd van de
besturen en van de vergaderingen van ingelanden of
de eigenaren van den Alteklein-, den Oud-Noordbeve-
land- en den Catspolder.
De besturen hebben ons bericht dat zoowel zij als
de vergaderingen van ingelanden van de polders Oud-
Noordbeveland en Cats en de eigenaar van den Alte-
kleinpolder inwilliging van het verzoek wenschelijk
achten.
Ware de zaak voor het eerst aangebracht, dan zouden
wij nu onze beschouwing omtrent haar behooren mede
te deelen, doch thans meenen wij ons te mogen ge
dragen zoowel aan ons verslag van 17 October 1879
als aan ons schrijven van 11 Juni 1880 en tevens aan
de ambtsberichten van den provincialen hoofdingenieur
van 21 September jl. en 7 Juni te voren, al welke
stukken reeds hier voren zijn vermeld.
Door de ambtsberichten van den hoofdingenieur zijn
wij versterkt in de overtuiging, die reeds vroeger bij
ons bestond, dat de calamiteusverklaring niet alleen
raadzaam maar zelfs noodzakelijk is, tot behoud van
den Leendert Abraham-polder en tot beveiliging van
de polders wier oevers in gevaar zullen komen,
indien de Leendert Abraham-polder aan zijn lot wordt
overgelaten.
Het bijzonder belang van dien polder, maar vooral
de algemeene belangen die bij zijn behoud betrokken
zijn, maken naar onze meening calamiteusverklaring
dan ook noodzakelijk.
Wij meenen ten slotte te moeten aanstippen, dat de
gedachten wisseling tusschen het polderbestuur en den
hoofdingenieur aangaande het denkbeeld eener veree-
niging van de polders Nieuw-Noordbeveland, Oud-
Noordbeveland, Alteklein en Leendert-Abraham tot
éen waterschap, haren oorsprong heeft in een opmer
king van den hoofdingenieur in zijn ambtsbericht van
7 Juni, welke opmerking betrekking had op den toen-
maligen toestand, toen nog geen nieuw verzoek tot
calamiteusverklaring was gedaan.
In 't belang der verdediging van de noordkust van
Noordbeveland zou een nog uitgebreidere vereeniging,
nm. van alle polders aan die kust gelegen, wensche
lijk zijü, zooals de hoofdingenieur in zijn bericht van
21 September dan ook aangeeft, onder de juiste op
merking evenwel dat thans, nu een nieuwe aanvraag
om calamiteusverklaring wordt gedaan, dit denkbeeld
verder buiten beschouwing kan blijven. Het zal wel
onnoodig zijn in het breede te betoogen dat bij de
beslissing op het in behandeling zijnde verzoek er
geen sprake van kan zijn om dergelijke vereeniging
aan die polders in de gegeven omstandigheden op te
leggen.
De heer Brevet brengt het algemeen ver
slag der afdeelingen uit;
Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben deel
genomen 36 leden, waaronder 6 leden van gedeputeerde
staten.
In eene der afdeelingen kon na breedvoerige be
sprekingen de groote meerderheid der leden, zich met
het voorstel vereenigen, terwijl de overigen bezwaar
vonden om onvoorwaardelijk met dit voorstel mede te
gaan en wel
1® met het oog op het onbepaald en zeer hoog
bedrag der kosteD, die de calamiteusverklaring zoude
kunnen na zich sleepen, en
2® omdat het moeilijk schijnt om zoo dadelijk de
inzichten van een enkel persoon te kunnen deelen;
weshalve eene commissie tot nader onderzoek en rap
port alzoo wenschelijk zon wezen.
In eene andere afdeeling konden zich al de leden
op éen na met dit verzoek vereenigen hoofdzakelijk
op grond dat deze polder zich steeds heeft beijverd
om datgene te verrichten waartoe hij geroepen was,
en nooit uit het oog heeft verloren de nuttige wenken
hem gegeven.
Ingelanden hebben zich dan ook jaren achtereen
een dijkgeschot getroost, dat bijna boven hunne krach
ten was; en sedert de laatste drie jaren zelfs met
circa f 3.50 per H. A. verhoogd.
Nu het algemeen belang vordert dat, zooal niet de
polder zelf, dan ten minste het vooruitstekend ooste
lijk punt van den polder wordt behouden valt er niet
aan te denken die kostbare werken te leggen op den
schouder van een polder van zoo geringe opper
vlakte.
Het overige lid dezer afdeeling had de navolgende
bezwaren om zijne goedkeurende stem over dat voor
stel te geven.
De oeververdediging was, evenals in tal van polders
in Noord-Beveland, verwaarloosd;
de toestand van den Leendert Abraham-polder was
in de twee laatste jaren niet zoo veranderd om alsnu
het verzoek te kunnen toestaan; het dijkgeschot was
ook niet zoo aanmerkelijk verhoogd
de vrees voorernstige calamiteiten berustte op geen den
minsten grond en de voorstellingen van heeren ambtena
ren van den waterstaat bleken niet zelden te falen.
In eene andere afdeeling had een der leden bezwa
ren met het oog op de wijze van bedijking van den
Leendert Abraham-polder en twijfelde omtrent het
algemeen belang eener calamiteusverklaring.
Een ander lid daarentegen stelde de noodzakelijk
heid van het voortbestaan van den polder in het licht
tot behoud van vaste verdedigingspunten tusschen de
oevers van oud Noord-Beveland en Oost-Beveland.
De overige leden dier afdeeling hadden geen bezwaar
tegen de inwilliging van het onderhavig verzoek tot
calamiteusverklaring.
Het ontwerp bijzonder reglement voor het bestuur
en beheer der waterkeering van dezen polder gaf tot
geene op- of aanmerkingen aanleiding.
De voorzitter deelt mede dat gedeputeerde staten
in dit verslag geene aanleiding hebben gevonden tot
wijziging van hun voorstel.
Niemand het woord verlangende te voeren, wordt
het ontwerp-besluit in stemming gebracht en met 34
stemmen tegen 6 aangenomen.
De heeren Hammacher, Snijders, Hombach, Mazure,
De Smidt en Kisseeuw stemden tegen.
Wijl geen der leden over het bijzonder reglement
in 't algemeen, noch over een der artikelen daarvan
beraadslaging wenscht, wordt het in zijn geheel in
stemming gebracht en met algemeene stemmen aan
genomen.
Door den voorzifter wordt mededeeling gedaan
dat van den heer Wagtho bericht is ingekomen, dat