Bijvoegsel van de Middelburgsche Courant van Donderdag 16 November 1882. Art. 7. De kosten van peiling en meting en alle andere kosten welke nit het bestnur en beheer voort vloeien, komen voor rekening van het waterschap in zijn geheel. De kosten van onderhoud en die van aanleg en vernieuwing van werken worden gedragen in overeen stemming met den onderhoudsplicht. De onderhoudsplicht rust a op de gronden thans uitmakende de Anna Ja cobs- en Kramerspolders gezamenlijk, voor wat betreft de oeververdediging van die beide polders, behoudens verplichting van den Willempolder om met den Anna Jacoba-polder te zamen hectare-gewijze te dragen het aandeel van laatstgenoemden polder in de kosten van oeververdediging van de Anna Jacoba- en Kramers- polders op de gronden thans uitmakende de Anna Ja coba- en Willempolders gezamenlijk voor wat betreft: 1° de oever verdediging van den Willempolder; 2» d« verdediging der dijken met de bermen van de Anna Jacoba- en Willempolders; 3° de wegen en waterleidingen met de daartoe be- hoorende kunstwerken binnensdijks, in beide polders; 4* de haven en havenwerken van den Anna Jacoba- polder 5«. de uitwatering van het waterschap op het gebied van den Anna Jacobapolder, daaronder begrepen de uitwateringsluis en haar waterkecrend vermogen; c. op de gronden thans uitmakende den Kramers polder, voor wat betreft de verdediging van den dijk, met de bermen, alsmede de wegen en waterleidingen met de daartoe behoorende kunstwerken binnensdijks voor zoover een en ander gelegen is binnen het tegen woordig gebied van dien polder. De grensscheiding tusschen de gronden thans respec tievelijk uitmakende de Anna Jacoba- en Kramers polders, en evenzeer de plaats waar de dijk van den Anna Jacoba-polder begint en die van den Kramers- polder eindigt, blijven bepaald zoo als die omschreven zijn in de in art. 6 vermelde overeenkomst. Art. 8. Het dijkgeschot ter bestrijding der uitgaven wordt, met inachtneming van de regeling van den onderhoudsplicht in art. 7, omgeslagen op den voet van hoofdstak X van het algemeen reglement voor de polders of waterschappen. Art. 9. De archieven van de in art. 1 bedoelde polders worden bij het bestuur van het nieuwe water schap overgebracht binnen een maand nadat het is opgetreden. Art. 10. De rekening en verantwoording van de in komsten en uitgaven van elk dier polders over het laatste dienstjaar door hunne ontvangers-griffier opge maakt en door hunne bestaren afgelegd, wordt door de eigenaren van elk dier polders vóór of op 30 April 1883 vastgesteld. De saldo's worden vóór 1 Juni van dat jaar in de kas van het nieuwe waterschap gestort. Art. 11. Binnen een maand na de af kondiging van dit besluit worden de eigenaren van de in art. 1 ge noemde polders in vereenigde vergadering bijeenge roepen door den dijkgraaf van den Anna Jacoba-pol der, teneinde onder zijne leiding voor het nieuwe waterschapsbestuur het aantal gezworenen te bepalen en een voorstel op te maken tot vaststelling van het hectarental, bedoeld in art. 42 van het algemeen re glement. Nadat door gedeputeerde staten het aantal gezwo renen goedgekeurd en bet bedoeld hectarental bepaald is, wordt door den genoemden dijkgraaf de vergadering van ingelanden van het nieuwe waterschap bijeenge roepen en onder zijne leiding overgegaan tot het vast stellen der bezoldiging van de leden van het polder bestuur en van den ontvanger-griffier en tot het opmaken van voordrachten ter benoeming van dijk graaf en gezworenen. Deze voordrachten geschieden zoo tijdig, dat de benoemden op 1 Mei 1883 in betrekking kunnen treden. De vergaderingen in dit artikel bedoeld, worden gehouden te St. Philipsland, met inachtneming der regelen voorkomende ^in hoofdstuk V van het alge meen reglement. Elk dezer vergaderingen wijst den persoon aan, die haar als secretaris zal bijstaan. Art. 12. Nadat het bestuur van het nieuwe waterschap is opgetreden, wordt zoodra mogelijk door de vergadering van ingelanden van dat waterschap een ontvanger» griffier benoemd en inmiddels in de tijdelijke waar neming der betrekking voorzien. Opheffing van door ontvangers-griffier gestelde zekerheid wordt door de vergadering der ingelanden van het nieuwe waterschap verleend binnen éen maand na het overstorten van de saldo's. Art. 13. De staat in art. 23 en de polderligger in art. 103 van bet algemeen reglement bedoeld, worden opgemaakt binnen zes maanden na bet optreden van het bestuur van het nieuwe waterschap. Art. 14. Onverminderd het bepaalde in art. 118 van het algemeen reglement, worden door gedepu teerde staten beslist de geschillen omtrent het onderhoud, de inrichting en de uitvoering van werken van aan leg en vernieuwing, en omtrent hat bedrag der voor eèn en ander aan te wenden kosten, gerezen, 't zij tusschen het in art. 35 van het algemeen reglement voor de polders of waterschappen genoemd bestuur en de vergadering van ingelanden, 't zij tusschen een of meer ingelanden eenerzijds en het voornoemde bestuur of de vergadering van ingelanden anderzijds. Ieder ingeland die zich ter zake van die werken en van het bedrag dier kosten bezwaard acht door besluiten van het voornoemde bestuur of de vergade ring van ingelanden, alsmede het voornoemde bestuur, indien zich dit ter zake als voren bezwaard acht door besluiten van de vergadering van ingelanden, kan de beslissing inroepen van gedeputeerde staten binnen dertig dagen nadat die besluiten ter zijner kennis ge bracht of in de in 't openbaar aangekondigde verga dering van ingelanden genomen zijn. Art. 15. Voor zooveel noodig worden door gede puteerde staten nader voorschriften gegeven ter uit voering van dit besluit. Onder dagteekening van 13/20 October berichten gedeputeerde staten nog het volgende: Ons voorstel is overeenkomstig art. 28 onzer instruc tie aan de besturen der drie polders toegezonden, met verzoek eventueel vóór 8 October bedenkingen van bestuur of ingelanden mede te deelen. Daarop zijn wederom twee brieven ontvangen, die ons tot slechts enkele opmerkingen aanleiding geven. Het hoofdbezwaar van de ingelanden der Willem- en Anna Jacoba-polders is thans gelegen in art. 14, van welks bepaling vertraging in de uitvoering van nut tige en noodzakelijke werken, en voortdurende on- eenigheden worden gedueht. Het zal geen opmerking behoeven dat die oneenig- heid niet het gevolg zal zijn van de toegekende be voegdheid om beslissing van ons college in te roepen; zij zal slechts, indien zij bestaat, uiting, en door onze beslissing oplossing kunnen vinden. Vertraging in de uitvoering van werken is o. i. niet te duchtende voorgestelde termijn is van 30 dagen nadat de openbare vergadering gehouden is, en in den regel zal binnen 30 dagen nadat het besluit genomen is, het onderzoek door ons college niet afge- 4

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 9