bedijking zou hoogst waarschijnlijk niet zijn overge
gaan, indien de concessionaris niet tevens eigenaar
ware geweest van den Anna Jacoba-polder, die daardoor
een deel van zijn waterkeerenden dijk tot een drogen
dijk kon maken.
De beide polders kwamen onder afzonderlijk bestuur;
doch de titularissen in beide waren dezelfde personen,
en de eigendom was in éen hand. Alle uitgaven in
't belang van beide polders gedaan, werden gelijkelijk
Omgeslagen over de beide polders.
Terwijl deze twee polders administratief en water
staatkundig twee waterschappen waren, werden zij
feitelijk, wat het dragen der lasten betreft, als éen
geheel beschouwd; de beide uit de eerste bedijking
ontstane administratieve lichamen daarentegen, die
waterstaatkundig éen polder uitmaakten, droegen van
den aanvang af elk zijn eigen lasten.
De Willempolder heeft eene betrekkelijk zeer groote
uitgestrektheid zeedijk te onderhouden en zjjn zeedijk
vereischt voortdurend vrij aanzienlijke uitgaven.
Werden de gronden van dien polder alleen belast
met het dragen der uitgaven, zoo zouden deze allicht
de waarde van den grond overschrijden. Onvoldoende
verdediging van den dijk zou het onvermijdelijk
gevolg zijn; inundatie van het poldertje zou vermoede
lijk niet lang uitblijvenen de vroeger waterkeerende
dijk van den Anna Jacobapolder zou bij die inundatie
weder een natte dijk worden, die het zeewater zou
moeten keeren van de gronden in de Anna Jacoba-en
Kramerspolders.
Opneming van den Willempolder bij de beide andere
kan dus in aller belang worden geacht. Daarbij be
hoort echter in 't oog te worden gehouden dat de
Anna Jacoba-polder rechtens onderhoudsplichtige is van
den dijk thans liggende tusschen deu Willem- en de
Anna Jacoba-polder, en feitelijk steeds heeft helpen
bekostigen den zeedijk van den Willempolder.
In het besluit dat wij u hierbij aanbieden, is reke
ning gehouden mei den toestand, zooals die zich uit
het verloop der zaak heeft ontwikkeld; de afzonder
lijke artikelen van het ontwerp behoeven dan ook, nu
door het bovenstaande aanleiding tot en doel van
ons voorstel ontvouwd zijn, slechts een korte toelich
ting.
De naam van het nieuwe waterschap (art. 1) is door
ons gekozen met het oog op de benaming waaronder
van ouds de schorren tegenover het Zijpe bekend zijn
geweest; de naam Rumoirt leeft ook thans nog voort,
b. v. bij de schipperij.
De omschrijving der grenzen (art. 2) levert eigen
aardige moeilijkheid op, voor wat betreft bet aangren
zende on bedijkte terreindaar de laag waterlijn geen
onveranderlijke grens is en de teen van den dijk
onvoldoende is, zoodra werken aan deu oever zijn
verricht. Door de aanduiding van de Krammer, de
Mosselkreek en het Zijpe is het begrip naar ons voor
komt echter onvoldoende bepaald.
De in art. 6 vermelde overeenkomst maakt een einde
aan de procedures en geschillen tusschen de eigenaren
van den Anna Jacoba- en den Kramerspolder sedert
geruimen tijd aanhangig bij die overeenkomst is ook
omtrent de uitwatering voorzien.
Eveneens is het onder art. 6 b aan den Willempolder
toegekende recht bevestiging en erkenning van den
feitelijken toestand.
Het 7e artikel regelt in bijzonderheden de verdeeling der
kosten. Dat de uitgaven voor het bestuur en beheer
over het geheele waterschap behooren te worden om
geslagen, zal wel geen nader betoog behoevende
kosten van peiling en meting zijn hierbij genoemd,
opdat niet de vraag zou kunnen worden opgeworpen
of die kosten niet moeten worden gebracht onder die
der oeververdediging
Art. 4 der reeds vermelde overeenkomst regelde tus
schen partijen (voor wat de Anna Jacoba- en Kramers
polders betreft) den onderhoudslast van de zeedijken,
wegen en waterleidingen; doch van oeververdediging
werd in die overeenkomst niet gerept. Dat in Zeeland
verdediging van den dijk op plaatsen waar de stroom
den oever nadert en aandoet ten eene male onnut
is, indien niet vooraf de oever is verdedigd, mag wel
als axioma gelden. Regeling van den onderhoudsplicht
wat oever verdediging betreft, mag dan ook bg de
vereeniging niet uitblijven. Wanneer men nu in aan
merking neemt dat de eigenaren in beide polders
bundersgewgze over en weder even groot belang hebben
in afdoende oeververdediging ten noorden en noord
oosten vóór den Anna Jacoba- en ten oosten vóór den
Kramerspolder, dan ligt het voor de hand dat de last
van oeverderdediging moet rusten op beide polders
gezamenlijk.
De Willempolder behoort o. i., als door een dijk
gescheiden van den Kramerspolder, evenmin bij te
dragen in de kosten van diens oeververdediging, als
de Kramerspolder in die van de oeververdediging
van den Willempolder.
De onder letter a aan den Willempolder tegenover
den Anna Jacoba-polder opgelegde verplichting berust
op de reeds meermalen vermelde overweging dat tot
nu toe alle kosten van beide polders gemeenschappelijk
werden gedragen.
Bij de bepaling van het onder b van art. 7 voorge
stelde is rekening gehouden eenerzgds met de zoo even
genoemde verhouding tusschen de Willem-en de Anna
Jacoba-polders,'anderzijds met de overeenkomst tusschen
de eigenaren van de Anna Jacoba-en Kramerspolders.
Op die overeenkomst berust ook het onder o van art
7 vermelde.
De artt. 8 tot 13 zijn ingericht op het voorbeeld van
vroegere besluiten, o. a. bij de vorming van het water
schap 's Heer Arendskerke.
Door art. 14 hebben wij getracht tegemoet te komen
aan het bezwaar dat in de toekomst zou kunnen ont
staan voor de ingelanden in de Willem- en Kramers
polders, die in de vergadering van ingelanden zelfs te
zamen steeds een minderheid zouden kunnen vormen
tegenover de ingelanden van den zooveel grooteren
Anna Jakoba-polder. Daar de omslag der kosten een
verschillende zal zijn, kunnen tegenstrijdige belangen
der drie deelen geboren worden, en er dient tegen te
worden gewaakt dat de geïnteresseerden bg den Anna
Jacoba-polder van hun overmacht zouden gebruik
maken om de andere deelen van het waterschap
onbillijk te bezwaren. Tot dat einde stellen wij u
voor om aan ieder ingeland stembevoegd of niet
het rechttoe te kennen onze beslissing in te roepen in
geschillen omtrent de in art. 14 genoemde onderwerpen.
Met het oog op de artt. 12 en 13 der wet van 9
October 1841 Staatsblad no. 42) kwam het ons raad
zaam voor, duidelgk te doen uitkomen dat geschillen
omtrent de hoegrootheid van den aanslag in de pol»
derlasten en omtrent het bedrag der kosten van voor
rekening van nalatigen of weigerachtigen verricht
werk en opruiming, in art. 14 niet zgn geregeld
daarom is de uitdrukking „het bedrag der aan te wenden
kosten" gebruikt. Daar ook de niet stembevoegde
ingelanden het recht hebben in de vergadering van
ingelanden als toehoorders tegenwoordig te zgn, moet
het daar beslotene worden geacht ook te hunner kennis
te zijn gekomen. Voor besluiten van het bestuur is
daarentegen aangenomen dat die moeten zgn gebracht
ter kennis van de belanghebbenden.