BUITENLAND.
Marine en leger.
Gemengde Berichten.
Weerkundige waarnemingen.
Staten-generaal.
Algemeen Overzicht.
1 iuif. t'z. 2e kl. T. E. van Staveren, uit
Oo -lridi i in Nederland teruggekeerd, is op non-
act it gesteld.
Di kap. Hardeman, van het 3e reg. inf. te
E gen p Zoom, wordt, naar men verneemt,
overgf laatst bij het 4e reg. van het wapen.
Binnen kort kan de benoeming van de le
lnits. E G. Winckel, van het 3e reg. en M. de
Ha» het 8e reg. inf. tot kapitein-intendant
r wacht.
Door de commissie voor de oprichting te
Nieuwediep van een herinneringsteeken op 't graf
van 28 der omgekomenen bij 't vergaan van de
Adder, is besloten een eenvoudig grafteeken te
stichten. Het zal de namen van al de slachtoffers
van die ramp vermelden. De uitvoering is opge
dragen aan den steenhouwer Simon aldaar. De
onthulling zal plaats hebben op 5 Juli 1883, juist
een jaar nadat de ramp heeft plaats gehad.
- De prins van Oranje gaat voort zijne belang
stelling in de zaken der vrijmetselarij te toonen.
Mr Lewe Quintus, lid der loge te Groningen, heeft
van den prins bij gelegenheid van zijn öOjarig
meesterschap een kostbaar zilveren voorwerp ten
geschenke ontvangen en bij het feest van het
125jarig bestaan der loge la Paix te Amsterdam
zal de vorstelijke grootmeester-nationaal persoonlijk
tegenwoordig zijn.
Eergisterenavond heeft aan het pontveervan
Heemstede een droevig ongeluk plaats gehad.
Vier personen zouden over de Ringvaart worden
overgezet, toen door een noodlottig toeval het
bootje omsloeg en de zich daarin bevindende per
sonen te water raakten, waarbij drie verdronken.
Tegen de aanstaande tentoonstelling te Am
sterdam worden bij het koffiehuis Krasnapolsky
125 logeerkamers aangebouwd, terwijl nog zeven
belendende perceelen in de Warmoesstraat tot
hetzelfde doel zijn aangekocht.
Te Zaamslag sterven in den laatsten tijd
enkele paarden aan het zgn. vuur. Als oorzaak
noemt men het aanhoudende natte weer, in ver
band met het voederen van paardenpenen.
Wat er eigenlijk waar is van de beweringen
dat anarchistische of nihilistische comité's in Zwit
serland de beweging leiden, welke nu in Frankrijk
zooveel onrust baart, kunnen wij nog uit geen
enkel zeker gegeven opmaken. Velen beweren
het, anderen spreken het tegen of achten de voor
stelling zeer overdrevenmaar niemand geeft
positieve redenen voor zijn geloof.
In afwachting dat wij daaromtrent iets meer
zullen weten, vinden wij eene belangwekkende
beschrijving van prins Krapotkin, den Russischen
edelman dien men als hoofd dezer beweging
doodverwt.
»Het zou mij zeer verwonderen, zoo vertelde
een vriend van Krapotkin aan den Zwitserschen
correspondent van het Journal des Débats,
als hij zulk eene rol had op zich genomen. Men
beschuldigde hem voor zijne verdrijving uit Zwit
serland, dat hij het hoofd der gansche nihilistische
samenzwering was, en nu maakt men van hem
een hoofd der anarchistische beweging. Hij schijnt
de man niet om zooveel draden in handen te
houden. Hij is te veel een droomer, te afgetrok
ken voor zulk een werk.
»Hjj leidde een veel bewogen leven. Uit een
voornamen stam gesproten, werd hij op het .,col-
legie der pages" onderwezen, en maakte hij later
eene reis naar Siberië, waar hij geologische onder
zoekingen deed, welke later den grooten geograaf
Elisée Rectus zeer te stade kwamen. Hij werd
kamerheer der keizerin, schreef nog eene studie
over de gletschers in Finland en deed eindelijk
in 1872 eene reis door Europa. Toen kwam hij
met de Internationale in aanraking, en hij werd
op deze reis een volslagen anarchist.
„In Rusland teruggekeerd, hield hij in het
geheim voordrachten voor werklieden. Spoedig
werd hij door de politie nagespoord, gevangen
genomen en in de vesting Peter en Paul opgeslo
ten, waar hij drie jaren bleef en voortwerkte aan
zijne studie over de Finlandsche gletschers. In
1876 werd de jonge man, die nooit zeer sterk
geweest was, ziek en men vervoerde hem naar
een hospitaal, waaruit hij de gelegenheid wist te
vinden om te ontsnappen. Sedert leefde hij in
Europa, waar hij voortdurend sprak, schreef en
agiteerde voor de leer van het nihilisme. Maar
hij is geen samenzweerderde praetische geest
van een Mazzini ontbreekt hem ten eenenmale.
„Misschien kan hij een school stichten en jon
geren kweeken van zijne leer maar het is hem
ondoenlijk zich naar anderen te schikken en ge
duld te oefenen.
„Krapotkin is een groot redenaar, en zijn warm
woord oefent vooral grooten invloed op vrouwen
uit. Ik heb zeer brave meisjes gekend, wier ge
moedsrust verstoord was door de verleidelijke
theorieën van dezen anarchist. Als hij in vuur
geraakt, trilt zijn gansche lichaam van aandoening.
Zijne dweepzucht beheerscht hem dan geheel.
vroeger verzocht", zegt Suzie bijna verwijtend.
„Al wat ik ooit gezegd heb is dat grootmoeder
en ik een meisje kenden, dat bij ons in huis
woonde, maar verder niemand van de bewoners."
>En hebt gij anders niets over mij gezegd?"
Niets. Hij scheen blij te zijn dat ik nie
mand van de overige huisgenooten kende en vroeg
niet verder. Hij is heusch even bang dat ik over
hem zal praten, Mand, als gij voor u zelf zijt. Ik
vind het zoo grappig dat de mensehen zoo veel
van geheimen houden."
(Wordt vervolgd.)
Zjjne historische kennis maakt hem tot een sterk,
debaterdoch hij erkent soms eerlijk zijn ongelijk
ten slottehij is de openhartigheid en eerlijkheid
zelfik zie dus in hem niets gemeens met het
beestachtig volk dat met dynamiet speelt, pour
faire sauter le bourgeois."
'Amsterdam. De tabaks- en sigarenfabriek van
den heer Justus van Maurik alhier, bestaande uit
vijf verdiepingen vol tabak, is heden ochtend ge
heel afgebrand. Persoonlijke onheilen zijn niet te
betreuren, dank zij de voortreffelijke diensten dei-
brandweer.
'Brouwershaven. Bij een heden nacht alhier
gewoed hebbenden brand zijn vijf boerenschuren
(groote en kleine) verbrand, meest met al de
daarin geborgen goederen.
Tweede kamer. De heer Godin de Beau
fort werd als lid toegelaten. Vóór den aanvang
der behandeling van de Indische begrooting werd
op voorstel van den voorzitter besloten de over
gelegde en nog over te leggen stukken betrekke
lijk het contract met de Billiton-Maatschappij te
stellen in handen eener commissie, bestaande uit
de heeren Wintgens, Mirandolle, Keuelhenius, Van
Houten en Van Dedem. Door de drie eerstgenoemde
leden werd vooral aangedrongen op het overleg
gen der koninklijke machtiging tot verlenging van
het contract en op het verstrekken van inlichtin
gen over de vroegtijdige en onderhandsche hernieu
wing der overeenkomst.
De heer Wintgens opende het begrootings-debat
met eene uitvoerige rede tot kenschetsing van
den treurigen financieelen en politieken toe
stand van Nederlandsch-Indië, als het gevolg der
liberale politiek, ondanks de sedert twintig jaren
gedane waarschuwingen. Door liberalen, als de
heeren Haakman en Van Kesteren, wordt de groote
achteruitgang erkend. Op grond hiervan, moet de
kamer wellicht niet langer afwachten, maar over
eenkomstig haar eigen, in de stukken uitgespro
ken ongunstig oordeel, door afstemming der Indi
sche begrooting den minister gelegenheid geven
om deze en den geheelen toestand flink te
herzien.
De heer Kool achtte den hoogst treurigen
toestand in Atjeh, den achteruitgang van ons
prestige en gezag aldaar, ontegensprekelijk. De
oorzaak daarvan is de miskenning van de om
standigheden en militaire eischen aldaar. Herstel
is alleen mogelijk door een krachtig optreden en
sterke machtsontwikkeling, met eenheid van het
gezag, onder leiding van een militair hoofd van
het bestaande burgerlijk en militair bestuur.
De heer Kops zag een middel tot verbetering
van den algemeenen toestand van Indië in den
particulieren aanleg van openbare werken en
spoorwegen, die goedkooper en productiever zijn.
De heer De Casembroot teekende ernstig pro
test aan tegen het schriftelijk antwoord van den
minister van koloniën op zijn nota betreffende
Atjeh. Dat antwoord bewijst dat de minister bij
gebrek van beter door den heer Van Lijnden is
voorgedragen en zich op zijn hoog standpunt,
verzet tegen een volksvertegenwoordiger; die met
vaderlandsliefde zijn plicht doet. Spreker zette
nader zijn bedoelingen en bezwaren niteen en
beriep zich op de eenstemmigheid van alle berichten.
De heer W. Van Dedem drong tot herstel van
den financieelen toestand aan, op losmaking der
financieele eenheid met Indie, vrijmaking van den
grond in Indie van de daarop drukkende lasten,
meer bescherming der bevolking en minder weelde
in de Indische staatshuishouding.
I.omlen. De Times bevat een brief van
Arabi-bey, waariu hij zegt dat de oorlog werd
verklaard overeenkomstig een dekreet van den
ministerraad, die gepresideerd werd door den khe-
dive en Derwisch-pacha.
Pietermaritzburg. Mapoch begrijpt dat
de boeren hem te sterk zijn; in een te houden
bijeenkomst zullen vredesvoorwaarden besproken
worden.
14 November des morgens te 8 uren.
NAMEN
DER
PLAATSEN.
Ba-
rora.
stand.
Wind-
richt.
Toe
stand^
Tem
pera-
kracht.j lacht. j
Cel s.
Delfzijl
Groningen
Den Helder
Vlissingen
Maastricht
766.9
766.5
764.2
758.7
758.5
O
O
ONO
ONO
ONO
bew.
z. bew.
bew.
betr.
betr.
Eene depressie bevindt zich vrij uabij en Z.
waarts van ons.
Een centrum van hooge drukking bevindt zich
vrij nabij en NO. waarts van ons.
Grootste verschil
gisteren avond 8 u. H. 10.0 V.
heden morgen 8 H. 7.0 V.
Barometer-aanwijzing te Utrecht te half éen
760.2 m. m.
Verwachtkrachtigen O. wind.
Thermometerstand te Middelburg.
13 Nov. 's avonds 11 uren 38 gr.
14 i, 's morgens 8 uren 35 gr. '3 middags 1 uur 33 gr.
'9 avonds 5 uren 30 gr. 4'.
TWEEDE KAMEK.
Overeenkomst met de Kon. Maatschappij de Schelde
te Vlissingen, betreffende de exploitatie van een
gedeelte der havens en haventerreinen aldaar.
(Memorie van Beantwoording.)
Het was de ministers van waterstaat en van
financiën aangenaam uit het voorloopig verslag
te vernemen, dat het voornemen om de exploi
tatie van een gedeelte der havens en haven
terreinen te Vlissingen aan eene bijzondere onder
neming op te dragen, in de afdeelingen der kamer
bij de meerderheid der leden bijval heeft gevonden.
Wat betreft de meening dat de ontwikkeling
van het verkeer te Vlissingen spoedig had kunnen
zijn verkregen, indien de tot expl. van Staats
spoorwegen van den aanvang af in gebruik hadde
gekregen alle sporen die langs de havens van
Vlissingen waren aangelegd, moeten de ministers
opmerken, dat eenvoudige exploitatie der sporen
naar en langs de binnenhavens daartoe niet vol
doende zou zijn geweest. Voor de ontwikkeling
van het verkeer moeten op de terreinen langs de
havens allerlei inrichtingen voor de bediening van
schepen en ladingen gemaakt worden. De opvol
gende regeeringen zijn van oordeel geweest, en
de ministers deelen dit gevoelen, dat eene
overdracht der werken, in den omvang waarin
zij voor een en ander noodig is, aan de Exploitatie
maatschappij geene aanbeveling verdiende. Bij
die werken toch is het vervoer te water evenzeer
betrokken als het vervoer te land, en de beharti
ging der belangen van het eerste kon niet wel
worden opgedragen aan een lichaam, dat uit
den aard van zijnen werkkring laatstgemeld ver
voer meer dan het eerste moest begunstigen.
Men houde overigens in het oog, dat de Expl
Mij wel degelijk de exploitatie van den spoorweg
tot aan de buitenhaven heeft verkregen. Het valt
echter niet te ontkennen, dat die maatschappij den
bloei van de Vlissingsehe haven tot dusver niet
in die mate heeft bevorderd, als had mogen wor
den gewenscht.
Het zal geen breedvoerig betoog behoeven, dat
het lokken van handel en scheepvaart door het
aanknoopen van betrekkingen met kooplieden,
industrieelen en stoomvaartmaatschappijen, niet
op den weg van den staat ligt. De ondervinding
nu heeft geleerddat zonder eene exploitatie der
havens in dien zin hare opkomst onmogelijk is.
De maatschappij die de exploitatie aanvaardt,
erlangt door de gestelde voorwaarden de gelegen
heid het verkeer in de havens te voorschijn te
roepen door de onkosten van het goederenvervoer,
voor het in- en ontschepen en voor opslag zoo
laag mogelijk te stellen, de noodige inrichtingen
voor dit doel te doen verrijzenin éen woord het
ontbrekende te verschaffen en scheepvaart te lokken.
Het spoorweg- en watervervoer kan door de
maatschappij worden bevorderd door het sluiten
van contracten met spoorweg- en stoomvaart
maatschappijen, waartoe tijdens het voeren der
onderhandelingen reeds door haar pogingen waren
in het werk gesteld.
Dat het de maatschappij ernst zal zijn om, ge
holpen door de gunstige natuurlijke ligging der
havens en met de hulpmiddelen waarover zij
reeds door het bezit harer fabriek en werkplaatsen
kan beschikken, de exploitatie der havens tot haar
recht te doen komen, daarvoor is haar eigen be
lang zeker de beste waarborg.
Aan scherpe concurrentie op zoo eng terrein be
staat minder behoefteoverdracht der werken aan
twee verschillende maatschappijen zou veeleer tot
een nadeelige versnippering van krachten aan
leiding geven.
Het is de regeering in dit geval niet noodig
voorgekomen, van de maatschappij een waarborg
kapitaal te vorderen. Er moet niet uit het oog
worden verloren, dat in de bezittingen der maat
schappij op de terreinen die zij nu reeds in erf
pacht heeft, waarop gebouwen zijn gesticht en
werken aangelegd, reeds een onderpand voorhanden
is. Bij art. 20 is overigens gewaakt tegen het
niet nakomen door de maatschappij van hare
verplichtigen.
De thans op de in erfpacht te geven terreinen
staande gebouwen zijn noch van grooten omvang,
noch van veel waarde. Uit art. 22 vloeit echter
voort, dat voor zoover zij door brand mochten
vernield of beschadigd worden, de schade bij het
eindigen der overeenkomst voor rekening der maat
schappij komt.
Deze is overigens voornemens de gebouwen op
de haventerreinen tegen brandschade te verzekeren,
even als zij steeds gedaan heeft met betrekking
tot de gebouwen op de terreinen die zij nu reeds
in erfpacht heeft.
De artikelen.
In art. 2 worden alleen terreinen in erfpacht
gegeven, doch in art. 6 worden ook de binnen
havens in gebruik gegeven.
De oppervlakte die in erfpacht gegeven wordt,
bedraagt 18 hectaren, 11 aren, 43 centiaren.
De maatschappij heeft uitdrukkelijk bezwaar ge
maakt de exploitatie voor een korteren termijn
dan 50 jaren te aanvaarden, en deze schijnt ook
niet te lang met het oog op eene onderneming
van dezen omvang en risico, die slechts allengs
vruchten kan opleveren van de daarin te steken
kapitalen.
Art. 7. De in erfpacht te geven terreinen zullen
in particuliere handen overgaan; de exploitatie
daarvan wordt eene particuliere onderneming. Dit
in aanmerking nemende, schijnt er geen voldoende
grond te bestaan om voor oorlogsschepen en andere
rijks vaartuigen, dan die reeds in art. 7 zijn genoemd,
vrijstelling van de betaling van havengeld te
bedingen.
In de practijk zal betaling aan de maatschappij
door oorlogsschepen weinig behoeven voor te
komen, omdat die schepen veelal wel van andere
ligplaatsen dan de handelshavens gebruik zullen
maken.
Art. 8, alin. 3 en 4. Door de hierbedoelde
bepaling verbindt zich de maatschappij tegenover
den staat om de thans door de maatschappij
Zeeland van den staat gehuurde gronden, voor
zoover die in de erfpacht begrepen zijn, zoolang de
erfpacht duurt telkens weder op niet bezwarender
voorwaarden aan die maatschappij te verhuren.
Hierin is, naar de ministers meenen, geen onbil
lijke bevoordeeling van die maatschappjj gelegen.
Er wordt alleen door gezorgd, dat die maatschap
pij, welke sedert jaren van de haven van Vlissin
gen geregeld gebruik maakt, door de voorgenomen
erfpachtsuitgifte aan de maatschappij de Schelde
van geen slechter conditie werddan zij (de
Zeeland) tot hiertoe is geweest. Zoowel de bil
lijkheid als het groote belang dat bij deze stoom
vaartmaatschappij is betrokken, eischten en wet
tigden dit.
De loop der onderhandelingen heeft den minis
ters de overtuiging gegeven, dat grootere gelde
lijke baten voor den staat niet waren te bedingen.
Bij de beoordeeling van het cijfer van den canon
Yerlieze men evenwel, behalve het uitzicht op
latere verhooging, niet uit het oog de indirect
voordeelen, al ware het alleen ten gevolge vai
de meerdere opbrengst van het Zuidernet de
staatsspoorwegen, door de verlevendiging van he;
verkeer te Vlissingen voor den staat te verwachten
Voor de berekening van den vasten canon is
de opbrengst over het jaar 1878, zijnde de laatsi
bekende uitkomst waarop in 1879 de onderhan
delingen zijn aangevangen en sedert voortgezet
als grondslag aangenomen.
De berekening en splitsing der cijfers van ont
vangsten in die welke voor de berekening vai
den canon wel, en in die welke als ten bate vah
den staat blijvende daarvoor niet in aanmerking
kwamen, is destijds met veel zorg gemaakt dooi
den toenmaligen, sedert overleden directeur der
registratie en domeinen te Middelburg.
Voor de jaren 1879, 1880 en 1881 zou dit werk.
zoo het niet ondoenlijk bleek, in ieder geval een
niet te rechtvaardigen tijdverlies veroorzaken.
Zooveel is evenwel zeker, dat uit een ingesteld
onderzoek is gebleken, dat, indien het jaar 1880,
toen de strenge winter de ontvangsten met on
geveer een vijfde deed klimmen, buiten beschou
wing wordt gelaten, de gemiddelde totale ont
vangst over de jaren 1878, 1879 en 1881 geen
hooger cijfer aantoont dan over 1878, uit welk
laatste het bedrag van den canon is afgeleid.
De voordeelen uit de tegenwoordige overeen
komst voor de maatschappij Zeeland voortvloeiende
zijn geenszins van dien aard dat daardoor vrees
zou ontstaan, dat ter praejudicie van het alge
meen belang het tot stand komen van coucur-
reerende lijnen zou worden belemmerd.
Het onderhoud der bazaltmuren enz. schijnt om
de ook in het voorloopig verslag aangegeven
redenen liever bij den staat te moeten blijven.
Die onderhoudskosten kunnen geacht worden
gemiddeld per jaar te bedragen 2000.
Het drinkwatergebouw behoort tot de op de
erfpachtsterreinen aanwezige gebouwen en is mits
dien begrepen onder de in de 4e al. van dit art.
vermelde zaken, waarvan het onderhoud ten laste
der maatschappij komt.
Sluis en brug zijn in art. 15 genoemd omdat
de staat voor de bediening daarvan blijft zorgen.
Uit deze bepaling kan geenszins worden afgeleid
dat de maatschappij, wegens ongevallen van an
deren aard, aanspraak op schadeloosstelling zou
kunnen doen gelden.
Het komt den minister boven bedenking voor,
dat de maatschappij ook zonder dat dit contractueel
wordt bedongen, gelijk ieder ander, verplicht is tot
naleving van de reeds vastgestelde of nader vast
te stellen bepalingen van politie voor het rijks
kanaal en zijne havens.
Met de aan het slot bedoelde politiebepalingen
zijn bedoeld de voorwaarden, welke iedere maat
schappij of bijzondere persoon stellen kan voor
het gebruik van hare terreinen, en waartoe de
bevoegdheid niet aan eenige bijzondere wettelijke
bepaling behoeft te worden ontleend. De maat
schappij zal orde en toezicht op hare terreinen
door hare eigen beambten kunnen doen handha
ven, en desvereischt kunnen sommigen daarvan
van eene aanstelling als onbezoldigd rijksveld
wachter worden voorzien.
Blijkens de tweede alinea van artikel 20 blijft
ten slotte aan de regeering de bevoegdheid om
te beslissen of de maatschappij hare verplichtingen
al dan niet is nagekomen. Zoo neen, dan neemt
ten gevolge van de opzegging de erfpacht een
einde, zonder dat eene rechterlijke beslissing
wordt vereischt.
De bepaling der derde alinea kan niet geacht
worden uitsluitend in het voordeel- der maat
schappij te zijn, in aanmerking nemende, dat op
den duur geen heil te verwachten is van exploi
tatie door eene maatschappij die zware verliezen
lijdt.
Art. 22. Vrees, dat de voorgestelde bepaling
aan de maatschappij een middel in de hand zou
geven om den staat financieel gevoelig te bena-
deelen, behoeft niet te bestaan. Welk belang
zou de maatschappij er bij kunnen hebben om gebou
wen, werken of toestellen te doen plaatsen, die voor
de exploitatie der havens en terreinen geen waarde
hebben, onder het vooruitzicht van daarvan slechts
drie vierden der te schatten waarde terug te
erlangen Men verlieze daarbij niet uit het oog,
dat bij deze schatting volgens het ook hier toe
passelijke 5e lid van art. 21 acht zal worden ge
slagen op de waarde van het voorwerp ten dienste
van de havenexploitatie, zoodat het gevreesde
kwaad inderdaad de maatschappij op eene voor
haar gevoelige wijze straffen zou.
De waarborg gelegen in het beding van
's koning3 machtiging is, naar de ministers mee
nen, voldoende te achten.
Voor nieuwe tusschenkomst der wetgevende
macht schijnen eerst termen te bestaan, wanneer
de thans ter goedkeuring aan die macht aangebo
den overeenkomst een einde neemt.
De verzekering behoeft nauweljjks gegeven, dat
de regeering nauwlettend zal waken tegen de
mogelijkheid van misbruik der aan de maatschappij
te verleenen rechten of vcrwaarloozing van hare
verplichtingen. De bepaling alleen, dat aan het
hoofd der maatschappij altijd Nederlanders zullen
staan, zou tegen zoodanig misbruik of verwaar-
loozing geen afdoenden waarborg opleveren.
In tijden van oorlogsgevaar heeft de regeering
geheel de vrije hand om zoodanige verordeningen
uit te vaardigen als 's lands belang zal vereischen.
De heer Roche heeft gisteren in de kamer zijn
kruistocht tegen de staatsuitgaven voor de katho
lieke kerk voortgezet.
Bij de derde afdeeling van het hoofdstuk eere-
dienst, waarbij het traktement van. Frankrijks
eersten prelaat, den bisschop van Bar ijs, wordt
geregeld, stelde hij voor deze bezoldiging te ver
minderen tot f 30.000 en dus te brengen op de
helft van het voorgestelde cijfer. Kortelijk toonde
hij aan dat hij daarmede bleef binnen de door
het concordaat aan Frankrijk opgelegde verplich
tingen.
Op de tegenspraak van den ondersecretaris van
staat Develle, verdedigde de voorsteller nader zijn
wettelijk standpunt, en hij wees erop waarvoor
de bisschoppen 's lands geld gebruiken. Hij her
innerde aan de circulaire, waarbij bisschop Freppel
tegen den last zijner chefs De paus is mijn chef",
riep de bisschop vertoornd uit,) het nationale