N° 267.
125e Jaargang.
1882.
Zaterdag
11 November.
Een kalm toeschouwer.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met, uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent:
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor liet, Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz.
Middelburg 10 November.
Atj eh-V ergadering.
TWEEDE DEEL.
MIDDELBIIRGSCHE COGRAMT.
Amsterdam, 10 Nov. De beer F. van der
Zee, oud Oost-Indisch officier, thans burgemeester
van Monnikendam, heeft gisteren avond in een
zeer drnk bezochte meeting, uitgeschreven door
de vereeniging de Unie„den tegenwoordigen*
toestand van Atjeh" besproken.
De vergadering was door meer dan 300 perso
nen bezocht, onder wie meer dan 100 officieren,
zoowel van bet leger hier als in Ned. Indië, en
van hen waren zeer velen gedecoreerd.
De heer Van der Zee had zijne rede, die meer
dan 2j uur duurde, doch met geen enkel teeken
van ongeduld werd aangehoord, in 5 afdeelingen
verdeeld, n. 1. a wat was Atjeh en wat het oor
deel over Atjehb een overzicht van den jongsten
Atjeh-oorlog tot op het vertrek van generaal
Van der Heydenc Atjeh onder civiel bestuur
en de noodlottige gevolgen daarvand leger en
vloot; en e de tegenwoordige toestand.
Wat Atjeh was, bleek uit een korte plaatsbe
schrijving. Het is overbodig die hier nog te
vermelden, als reeds vrij algemeen bekend, doch
sprekers oordeel over Atjeh en dat van zeer velen
die Atjeh kenden, kon niet anders zijn als dat
van generaal Michiels, die in 1849 op Bali gesneu
veld is. Deze hield dat land voor een wespennest,
waarin men niet dan van het hoofd tot de voeten
gewapend moest komen, en dat, als men het
had, wat streng moest geregeerd worden.
De aanleiding tot den oorlog moest voorname
lijk gezocht worden in de wanverhouding tussehen
Nederland en Atjeh gedurende de laatste 50 jaren.
Ook was die oorlog in een koortsachtige opge
wondenheid aangevangen toen wjj nog niet vol
doende waren voorbereid. Na uitvoerig het
krijgsbeleid van generaal Van Swieten te bebben
geschetst als dat van laisser aller, kwam spreker
op generaal Van der Heyden en op de schandelijke
kuiperijen die dezen bevelhebber uit Atjeb heb
ben verbannen, om daarna op de noodlottige
gevolge van de invoering van het civiel bestuur
te wijzen.
Die gevolgen waren dat nu 20.000 'sjaars
voor den gouverneur moeten worden uitgegeven;
dat de handel nog steeds achterwege blijft; dat
naast ons leger een ander leger van pradjoerits op
de been moet gehouden worden, dat meer dan
f 75.000 kost; dat onze vloot wordt beschoten;
dat op Atjeh onveiligheid heerschtdat de sol
daten deserteeren, de nijvere Chineezen vertrekken
en de vijand overmoediger wordt dan ooit.
Deze feiten vermeldt de Staats-Courant, al spreekt
zij dan ook van maraudeurs en niet van vijanden,
die de minister van koloniën niet kent.
Leger en vloot verkeeren in bedroevenden toestand.
In Indië is ons gezag ondermijnd door dat de be-
45
Door B. H. BUXTON.
HOOFDSTUK VI.
Kén nieuwe vriendin.
Zij lacht weet met dien helderen, blijden lach,
die voortkomt uit een jeugdig hart en een goed
geweten.
»En waar woont gij vraagt Clara.
»In de Dekenstraat bjj Soho. Ik moet er aan
het station Gowerstraat uit. En gij
Die vraag doet Clara schrikken. Zjj bloost en
krijgt een benauwd gevoel in haar keel.
Waar woont zij
Nergens. Zij heeft geen tehuis; zij is een zwer
veling, zonder vrienden, geheel alleen op de wereld.
Haar heerlijk visioeD van die reis naar Forchester,
over de Liverpoolstraat, is eensklaps verdwenen en
pet hef afnemende daglicht verandert ook haar
velhebbers worden vernederd, en de soldaten als
lastdieren gebruikt. Hierin kan het laten varen
van de tegenwoordig gevolgd wordende liberale
koloniale politiek alleen verbetering brengen.
Nadat de kapitein Kleij en de officier van ge
zondheid Vorst, beide van het Ind. leger, hunne
grieven tegen het tegenwoordig slecht beleid van
den min. van kol. hadden kenbaar gemaakt en
zekere Fortuijn, een sociaal-democraat, verklaard
had tegen de uitbreiding van de militaire macht
in Indië te zijn, werd de volgende motie met
acclamatie aangenomen
De openbare vergadering der Unie, vereeniging tot op
wekking vanstaatkundig leven en bevordering van maat
schappelijke belangen, afdeeling Amsterdam,
geboord, hebbende de inededeeliugen van den spreker van
heden avond, welke mededeelingen, grooteudeels door In
dische- en Hollandsehe biaden onder de oogen der natie
werden gebracht, en die in de tweede kamer der staten-
geueraal reeds stemmen hebben doen opgaan voldoende
bewezen achtende
dat de toestand te Atjeh zorgwekkend is
dat Neêrland's zonen tegenwoordig daar blootgesteld zijn
aan martelingen, waarvan men in geen der annalen van
ons land en zijne koloniën de weerga vindt
dat het leger in Indië thans niet die behandeling onder
vindt, waarop het rechtmatig kan en mag aanspraak
maken, en, dat ten slotte,
leger en vloot niet kunnen gerekend worden genoeg
zaam weerstandsvermogen te bezitten voor de taak, die ze
te vervullen hebben.
Overwegende, dat door een en ander ons prestige in
Indië ten zeerste wordt geschaad en het Vaderland wordt
bedreigd met een onoverkomelijke ramp
dat de vernederingen waaraan het leger in de laatste
tijden is blootgesteld geweest en de behandeling die,
na zooveel jaren trouwe plichtsbetrachting en edele zelf
opoffering, zijn deel na is, verlammend moeten werken
op den geest in dat leger
dat leger en vloot in zoodanigen staat dienen te ver
keeren, dat de natie, meer dan thans het geval is, ge
waarborgd zij voor de dingen, die kunnen komen en waar
aan iedere koloniale mogendheid dagelijks is blootgesteld,
en Nederland thans in het bijzonder,
Besluit
het bestuur Mezer vereenigfDg uit te noodigen zich tot
de regeering te wenden, met het eerbiedig doch dringend
verzoek,
«dat er maatregelen worden genomen, waardoor de
natie met meer vertrouwen de 'toekomst daar ginds te
gemoet kan zien, en dat het Nederlandsch-Indiscbe leger,
waaraan bet vaderland zooveel verschuldigd is, worde
opgebeurd door herstel van zijne grieven en met de vloot
}n een staat worde gebracht, evenredig aan hunne zware
taak."
Slechts 7 personen, onder wie de verslaggever
der N. R. Ct de heer Haverkorn van Reiswijk,
verklaarden zich door op te staan tegen de motie-
Wij hebben onze lezers mede te deelen dat de
heer H. L. F. Pisuisse, hoofdredacteur der Middel-
burgsche Courant, eervol ontslag als zoodanig ver
zocht heeft en voornemens is de betrekking van
redacteur en eersten verslaggever der Nieuwe
Rotter dams clie Courant te Amsterdam te gaan
aanvaarden.
hóóp op de toekomst in grooten angst voor het
tegenwoordige. Wat moet er van haar worden als
zij laat in den avond te Forchester aankomt
Hoe zal zij in 't donker een fatsoenlijke woning
vinden Wie zal haar zoo in eens zonder aanbe
veling, of bagage, in buis nemen
Zij zou een bed in een hotel kunnen krijgen,
maar zij weet het een en ander van hotelprijzen
door de luide bittere klachten van mevrouw Steele
op dat punt. En hoe spoedig zal haar geld op
zijn als zij met zulke buitensporigheden begint
»Grij ziet er zoo bedroefd uit; gij hebt zeker
verdriet," zegt haar reisgenootje vriendelijk. »Kan
ik iets voor u doen?"
Go werstraatGo werstraat 1" gilt de con-
dnctenr.
»Kom met mij mee naar grootmama," zegt
het meisje ernstig.
Zij springt den trein uit en houdt het portier
open om er Clara uit te laten.
»Mijn naam is Suzie Delane," zegt zij schielijk.
„Gij kunt mij den uwen zeggen, terwijl wij voort-
loopen; maar kom mee. Ik weet zeker dat grootje
met u ingenomen zal zijn en als gij niet trotsch
zijt en hulp óf werk noodig hebt, kunnen wij zeker
helpen, toe kom mee I"
»Ja," zegt Clara »ik wil gaarne meekomen.'
Zij spreekt in een opwelling van dankbaarheid
en volgt haar opgewekte geleidster over het per
ron en langs de lange, donkere, steile trap, die
haar uit den benauwden dampkring weer in de
frissche avondlucht brengt. De wind is westelijk
Wij kunnen moeilijk tot den aftredende den
afscheidsgroet richten, dien wij gewoon zijn aan
onze,-,^eengaande medewerkers mede te geven
Daarentegen moge hier de betuiging eene plaats
vinden, dat het den heer Pisuisse niet mogelijk
zal zijn, zonder leedgevoel, in menig opzicht, de
taak neder te leggen, aan welke hij gedurende
negen jaren zijne beste krachten heeft gewijd.
Opgave van brieven, geadresseerd aan onbe
kenden, verzonden door het postkantoor te Mid
delburg, gedurende de le helft van October 1882.
P. Laaon, Goes; J. Huberikse, Kralingen; J. W.
Weykamps, Leiden; Koppeil, Rotterdam.
Door het hulpkantoor St Laurens; J. Man
nessen Jz., ArnhemP. Bosselaar, Oostkapelle.
f lake, 9 Nov. De werkzaamheden aan de
spoorweghalte alhier vorderenondanks het on
gunstige weder, naar wensch. De wissel is zoo
goed als gereed en binnen een paar weken zal
ook de goederenloods voltooid zijn, zoodat er
alle kans bestaat primo December goederen te
kunnen vervoeren.
Naar wij vernemen is de regeering voornemens
den aanstaanden gedenkdag van het bombardement
der citadel van Antwerpen (3 December 1832) voor
de weinige overgeblevenen van de citadel-verde
digers tot een waardig herinneringsfeest te maken.
(NR. Ct.)
Uit een brief, door het HU. van den reeder
van de Dymphna ontvangen, blijkt dat het be
kende onrustbarende bericht betreffende de Noord-
pool-expeditie enkel werd medegedeeld op gezag
van mededeelingen door Samojeden gedaan aan
de Novaja Vremjadoch dat geen rechtstreeks uit
Archangel ontvangen telegrammen het nog be
vestigd hebben, terwijl mededeelingen van Samo
jeden dikwijls leugenachtig zijn gebleken.
De Lnxemburgsehe minister van staat, baron
De Blochausen, heeft op een jaarlijks gegeven
wordend officieel banket in een feestdronk gezegd
dat Z. M. de koning-groothertog zijn voornemen
heeft te kennen gegeven om, bij de verdeeling der
nalatenschap van prins Hendrik, het koninklijk
domein in Luxemburg weder in bezit te nemen, en
dat de koning en de koningin tevens het plan
hebben jaarlijks een maand op het kasteel van
Berg te komen doorbrengen.
'Amsterdam, 10 Nov. De kiezersvereenigin-
gen Burgerplicht en Grondwet hebben gisteren beide
den heer J. A. Sillem tot candidaat gesteld voor
den gemeenteraad in de vacature-Engels.
Voor de provinciale staten (dezelfde vacature)
stelde Grondwet den heer J. Boissevain en Bur
gerplicht den heer mf F. S. van Nierop.
De fabeldichter La Fontaine was het onderwerp
waar de heer J. Van Loenen Martinet, predikant
te Zwolle, gisteren avond de leden van bet Nuts-
departement Middelburg, op de eerste winter
en schijnt een volle lading bloemengeur mede te
brengen van al de velden buiten. De beide
meisjes .ademen met welgevallen en verlichting
dien heerlijken geur in.
»De onderaardsche mag op sommige oogen-
blikken gemakkelijk zijn," zegt Suzie lachend
maaV hij is bepaald dompig."
Daaïop herinnert zij zich de vraag, die zij straks
gedaan heeft en die nog altijd niet beantwoord
is. Zij herhaalt haar nu in een anderen vorm
Gij woont zeker in de buurt van dit sta
tion? Ik hoop het, want ik zou gaarne eene vrien
din, van u worden, als gij ten minste wilt. Mag
ik u een arm geven Het is gezelliger als we
naast elkaar loopen."
Clara antwoordt alleen door een klein drukje
van de vingers, die op haar arm rusten. Suzie, die
een beetje bang begon te worden voor haar stille
deftige vriendin, voelt zich hierdoor gerustgesteld
en hervat haar gekeuvel.
»Gij hebt mij uw naam nog niet gezegd",
zegt zij, zonder te vermoeden dat iemand met
opzet zulk een eenvoudig feit kan verzwijgen.
»Toe zeg hem mij, dan weet ik wat ik tegen
grootje moet zeggen. Zij houdt van vormen en
plichtplegingen, zooals de meeste vreemden geloof
ik, en ik wil u in alle deftigheid voorstellen.
Dat zal de oude dame terstond gunstig voor u
doen stemmen. Haar naam is eigenlijk madame
la Marquise de Laigne, moet gij weten, maar zij
vergenoegt zich nil met zich Delane te noemen."
Suzie spelt de beide namen en slaat de uitwerking
vergadering met dameszeer boeiend mede be
zig hield.
Hij voerde ons eerst naar Parijs, in Boileau's
kamertje in de Hue du Vieux Colombier, waar
omstreeks het jaar 1665, meermalen in de week,
vier van de grootste genieën die Frankrijk op
dat tijdstip bezat, Molière, Racine, La Fontaine
en Boileau, bijeenkwamen om gezellig te praten
en met elkander te soupeeren. Nu en dan was
ook Chapelle, destijds als de schrijver eener
Relation d'un voyage fait en France (1662) in de
letterkundige wereld bekend, van de partij.
Men disputeerde vriendschappelijk, zei elkaar de
waarheid en leerde van elkander. Men had zich
klassiek-klinkende bijnamen aangeschaftMolière-
Geraste, Boileau Ariste, Racine Acante, La Fon
taine Polyphile, d. i. »die alles liefheeft." Die bij
naam teekent den man. Misdeed iemand wat in
dien kring, hij werd gestraft met het lezen van
éen, bij doodzonden tweebladzijden uit het „hel
dendicht" La Pucelle, van Chapelain, den letterkun
digen blaaskaak, wien Boileau zoo scherp in de kui
ten geprikt heeft. La Fontaine heeft eene beschrij
ving van die avonden gegeven in den aanhef van
zijn gedicht Les Amours de Psyche, dat even als
alles wat aan zijn pen ontvloeid is, onsterfelijk is
geworden en voor ons de herinnering bewaard
heeft aan deze „academische bijeenkomsten, die
alles misten wat aan eene academie denken doet."
Met La Fontaine, den goedigenafgetrokken
Bonhomme, stak men veeltijds den draak. Maar
Molière wist het wel, toen hij zeide Laten onze
fijnste geesten schrijven wat ze willen, den Bonhomme
doen vergeten kunnen ze niet." Bij alles wat in
de werken van Racine, Molière en Boileau onster
felijk is gebleven, veel is er toch in verouderd.
Lafontaine's Fabelen daarentegen noemt Nisard, de
grondigste en meest wijsgeerige kenner der Fransche
letterkunde, nog in onzen tijd„de melk van den
zuigeling, het brood van den volwassene, de laatste
vaste spijs, die de grijsaard kan verteren." (Hist,
de la litt. Franf. II Ch. 10).
Eene beknopte levensschets van den zonderlingen,
onbezorgden, door het leven „boemelenden" dichter,
liet de heer Yan Loenen Martinet voorafgaan aan
eene ontleding van zijn hoofdwerk, de Fabelen.
De aanhalingen welke hij deed, waren alle ont
leend aan de vertaling van onzen dichter Ten
Kate en opnieuw moet het aan de opgetogen
toehoorders gebleken zijn, welk een meester onzer
taal wij in dezen onvergelijkelijken vertaler bezitten.
La Fontaine's onnavolgbare manier van zeggen
in eene andere taal volkomen weder te geven
moge niet mogelijk zijn, haar zóo nabij te komen
als alleen een dichter kan, die geheel in den geest
van het oorspronkelijke weet door te dringen, is
stellig Ten Kate gelukt.
Het tweede gedeelte van des heeren Martinet's
voordracht bedierf voor ons in zeker opzicht
hetgeen er schoons was voorafgegaan. Wij had
den ons gevleid nu eensvoor een enkele
maal, iemand te zullen hooren die de naieveteit
had van geheel met het voorwerp zijner be
wondering ingenomen te zijn, althans geen be-
van die mededeeling Op haar tochtgenoot gade»
»Mijn arme moeder is beneden haar stand ge
trouwd, zegt grootmoeder en ik moet bekennen
dat mijn vaders naam, Jan Robinson, niet aristo
cratisch klinkt. Toen ik op het tooneel ging wilde
ik mij Suzanne de Laigne noemenmaar groot
moeder wilde haar naam niet zoo wegwerpen en
de directeur vond dat Suzie veel beter op het
affiche stondwant ik was maar een heel klein
ding toen ik begon. Ik schikte mij natuurlijk in
de omstandigheden, zooals we vroeg of laat allen
moeten doen en maakte de zaak eindelijk uit door
mij op de affiche Yivia Delane te noemen. En
dien naam heb ik altijd behouden. Niemand,
ten minste slechts éen persoon, weet van de mar
kiezin of Robinson. En die persoon weet alles
van mij in alle opzichten."
Clara glimlacht en denkt dat het zeker nooit
heel moeilijk zal zijn om achter Snzie's grootste
geheimen te komen.
»Mijn naam is Maud Smith", zegt zij na
eenige aarzeling. Zij zou dit lieve, knappe en
eenvoudige meisje gaarne terstond de geheele waar
heid gezegd hebbenmaar haar laatste ervaring
heeft haar bijzonder voorzichtig gemaakt. Het
noemen van den Kaleidoscoop heeft haar ook
doen ontstellenwant zij herinnert zich heel goed
dat dit de naam is van den lievelingsschouwburg
van lord Vestrutn.
»Ik ben blij dat gij Maud heet," zegt Suzie.
»Gij ziet er uit als de heldin van een roman of
de hoofdpersoon in een aandoenlijk drama -