N° 261.
125e Jaargang.
1882.
Zaterdag
4 November.
Een kalm toeschouwer.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent:
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van -7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor liet Buitenland: de Compagnie générale de Publicité 6. L. Daure.'& Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz.
Middelburg 3 November.
TWEEDE DEEL.
MIDDELBIIRGSCHE COURANT.
%i4 v.
De beer Job. Dyserinck heeft in den Gids van
November zijne historische nasporingen betreffende
»de vrijstelling van den eed voor de doopsgezin
den" ten einde gebracht, in afwachting van eene
latere, nu reeds door hem aangekondigde studie
over den eed zeiven, ook in verhand met de
handhaving of opheffing daarvan.
Waren wjj in het eerste gedeelte zijner studie (zie
M. Gt. van 7 Oct. jl.) als 't ware getuigen van de
geboorte van het beginsel der vrijstelling van
het zweren, de geschiedvorscher doet ons thans
dat beginsel op zijne omzwervingen, door alle
tijden en plaatsen in ons land, op den voet vol
gen. In de notulen der vergaderingen van Schout,
burgemeester en schepenen van Amsterdam; in
de briefwisseling van P. C. Hooft als drossaart
van Muiden; in het gemeente-archief van Rot
terdam; in de resolutiën van het hof van Holland
en van Friesland; in allerlei boeken en hand
schriften, wordt al wat gedurende drie eeuwen
betreffende den eed der dissenters" besloten en
besproken is, opgespoord. Er blijkt uit dat het
beginsel van de eerbiediging der gewetensvrijheid,
ook in het vrijlaten van het zweren, door prins
Willem I als regeeringsbeginsel gesteld, zich wel
in den loop der eeuwen in ons land meer
en meer bevestigd heeft, maar toch ook niet
ontkenning en onklaarheid te worstelen heeft
gehad. Bij de omwenteling op het einde dei-
vorige eeuw scheen het alsof de aanroeping
van Gods naam al dan niet gepaard met het
over zich inroepen van Zijn oordeel, voor alle
Nederlanders plaats zou maken voor het van de
Franschen ontleende „ik zweer het". Doch ook
nu sprongen de Doopsgezinden voor hun aloude
vrijheid in de bres, en daar zij mannen van groo-
ten invloed onder hunne broederschap telden, was
hun verzet weder niet te vergeefs. Door al de
verschillende regeeringen, van 1795 tot 1814, werd
op hun gemoedsbezwaar gelet, totdat in de staats
regeling van laatstgenoemd jaar, even als in alle
latere wetten, behoudens eenige tegenstrijdig-
en onduidelijkheden, bij den eisch van eenen
eed steeds, bepaaldelijk ten behoeve van de Doops
gezinden, het voorbehoud „of belofte" opgeno
men is geworden.
„Bij het licht der geschiedenis, -- zoo besluit
de heer D. zijne studie, zien wij, ook buiten
de grenzen onzer Doopsgezinde broederschap, wat
de gezegende macht is van dat beginsel van ge
wetensvrijheid, dat de kern en de kracht van ons
volksbestaan was en is sedert den tachtigjarigen
krijg.
„De grondwet, waaronder wij thans leven, waar
borgt iederen burger dat hij zijne godsdienstige
meeningen met volkomen vrijheid belijdt, d. i.
openbaart hij monde, hij geschrifte, bij daden. Is
nu de eed in strijd met de meeningen van wien
ook, en acht iemand zich door zijn geweten ge-
sa
Door B. H. BUXTON.
HOOFDSTUK III.
Kevaar.
Lord Vestrum Omaar zij wil noch Harold,
noch Percy de schande aandoen van de leelijke
complimenten en beleedigende aanbiedingen van
dien ouden losbol zelfs maar in gedachten te ver
gelijken met de zoete woorden, welke die twee
jongelieden tot haar gefluisterd hebben.
Ja; ook de woorden van Percy waren liefelijk
om aan te hooren, al vonden zij geen weerklank
in haar hart.
Te weten dat men bewonderd en bemind wordt
is altijd streelend voor een vrouw en Clara mag
Percy gaarne lijden; zij bewondert zijn talent,
zijn levendige conversatie en aangename manieren
maar zij vertrouwt hem niet recht.
Al nadenkende komt zij tot het besef dat zij
eigenlijk nooit geheel op haar gemak is geweest
bonden om God niet aan te roepen, hetzij bij de
aanvaarding van eenig ambt, hetzij bij eene ge
tuigenis voor de rechtbank; verlangt hij om der
consciëntie wille geloofd te worden op zijne belofte
of verklaring, dan kan de staat de aflegging
van den eed niet eischen zonder de godsdienstige
vrijheid van zijn burger te verkorten."
Dit gevoelen staaft de schrijver door eene korte
verwijzing naar de geschriften van jhr m' J. de
Bosch Kemper, mr L. E. Denting, mr L. G. Greeve,
mr J. A. Levy, mT S. Gratama (in 't begin dezer
eeuw), prof. Rauwenhoff, van Leiden, m' O. Q.
van Swinderen en mr A. A. de Pinto.
Daarna, niet zonder eene herinnering dat
in het afgeloopen zittingjaar der staten-generaal,
vooral ook door des ministers bekende rede, op
den sedert de 16e eeuw bewandelden weg van
vooruitgang in dit opzicht „een slagboom is ge
steld", eindigt de heer Dyserinck aldus
iWaar zóo tal van mannen, gedragen door de
heilige traditie onzer geschiedenis, de banier der
gewetensvrijheid omhoog heffen, daar meen ik
met hen instemmende deze slotsom te mogen op
maken, dat de vrijstelling van den eed, die tot
hiertoe bij uitsluiting het voorrecht der
doopsgezinden was, eenmaal het recht moet
worden van eiken burger in den Nederlandschen
staat."
De Standaard ontwikkelt nader haar protest
tegen de uitzending van dr Jonkman als commis
saris der Ned. Zuid-Afrik. Vereeniging naar de
Transvaal, bijzonder ook op grond dat de liefde
giften, door het Amsterdamsche Transvaal-comité
ter beschikking der Vereeniging gesteld, niet tot
het bekostigen van eene op deze wijze opgevatte
zending besteed mochten worden.
Zooals men zich misschien herinneren zal, zijn
wij het met dit protest eens.
De gunstige en alleraangenaamste indruk, dien
ieder, die het voorrecht hebben mocht met den
gewezen secretaris van het Harting-comité in per
soonlijke aanraking te komen, van die kennisma
king mede heeft moeten brengen, kan in deze
onze instemming niet de minste wijziging brengen.
Voor ons ligt de kern van het uitvoerig betoog
van de Standaard in deze woorden
Men lette er wel op, dat men niet zeggen kan: »Ja,
het is zoo, dr Jonkman is wel modern, maar in elk
ander opzicht is hij zoo de geknipte man voor deze
zending, dat men om zijn bijzondere geschiktheid op
elk ander punt, hierover heen moest stappen
Dit slaat den spijker vlak op den kop. D' Jonk
man is geen handelsman, geen landhuishoudkun
dige, geen bijzonder kenner van de Transvaal,
geen man die zich door opgedane ervaring in het
besturen en behandelen van velerlei zaken speciaal
aanbeveelt. Hij is een verdienstelijk kruidkundige,
die wat hij aan kennis van menschen, zaken en
toestanden bezit, voor een goed deel moet hebben
opgedaan in den omgang met Utrecht's hoogleeraren
en studenten.
Er bestaat dus geen reden om over het, op
zichzelf geenszins onbeteekenende bezwaar, dat hij
door zijne denkwjjs in 't godsdienstige en staat-
op het atelier en dat de dwang, dien zij zich op
gelegd had, een gevolg was van een onbestemde
vrees voor hetgeen bij zou zeggen of doen.
En van daag heeft hij den scheidsmuur, dien zij
zoo zorgvuldig had opgetrokken, omver geworpen en
haar zijn liefde verklaard.
Zijn liefde
Voelt zij liefde voor hem
Dat is de groote vraag; maar het antwoord is
niet twijfelachtig. Clara is best in staat om uit
zekere gegevens een gevolgtrekking te maken. Zij
weet wel dat, indien haar oogenblikkelijke aan
doening het gevolg ware van een diep gevoel, zij
er niet over zou zitten peinzen, noch zijne woor
den wikken en wegen.
Toen Harold zei»ik bemin u", was dat genoeg;
zij leefde voort in het genot van die zekerheid
en hoopte blijmoedig op de toekomst. Nu had
Percy gezegd »ik bemin u" met hartstochteljjken
gloed, maar in plaats van haar genoegen te doen
had dit slechts haar wantrouwen opgewekt. Eens
klaps nemen hare gedachten een anderen loop.
Veronderstel dat Percy haar wilde huwen, zou
zij daarin toestemmen
Zij is alleen op haar kamertje terwijl zij zich
dit afvraagt en toch wordt haar gelaat met een
blos overdekt. Zij voelt zich alleen. Zij heeft
getracht te leeren inzien dat Harold voor altijd
voor haar verloren is, dat zij zich in het onver
mijdelijke moet schikken en het verledene ver
geten.
kundige met de meerderheid der Transvalers niet
overeenstemt, heen te stappen.
Daarom achten wij zijne uitzending eene daad
welke- aan het.doel, dat de Ned. Zuid.-Afr. Ver
eeniging beoogtniet bevorderlijk dreigt te zijn.
Heden middag werd m de vergadering van de
commissie tot behartiging der belangen van den
dienstbaren stand alhier een loffelijk getuigschrift
en een boekgeschenk uitgereikt aan Maria Su-
zanna Kaase, gedurende ruim 10 jaren onafgebro
ken met trouw en ijver als dienstbode werkzaa m
geweest bij de familie Verhulstden Boer.
Ooes, 2 November. De nieuwe schouwburg
zaal de Prins van Oranje werd heden avond in
gewijd met eene opvoering door de Rotterdamsche
afdeeling van het Nederlandsch Tooneel.
Het bekende blijspel De dochters van Hazem'tnn,
door l'Arronge, werd ten tooneele gevoerd. Kon
het talent niet beter besteed worden is de vraag,
die na het vallen van de gordijn, u op de lippen
komt en die zoowel den schrijver als den ver-
tooners geldt.
De weinige malen dat het Nederlandsch Tooneel
in den loop van den winter ons publiek, dat voor
het meerendeel van degelijk kunstgenot versto
ken blijft, op eene voorstelling onthaalt, bieze
het degelijker stukken. Zjjn repertoire is daar
aan rijk genoeg.
De nieuwe schouwburgzaal van den heer Mol
hoek is een flink lokaal, goed verlicht, doch iet
wat pijpela-achtig. Deze vorm maakt het dubbel
wenschelijk dat de plaatsen amphitheatersgewijze,
in plaat» van gelijkvloers, zooals thans, worden
gesteld. Koffiekamer en vestiaire bieden geen ge
noegzame ruimte aan. Doch in stede van te kla
gen over gebreken van ondergeschikten aard,
moeten wij waardeeren dat wij ons, ofschoon de
komediezaal der sociëteit V. O. V. de hemel
wete om welke reden nog niet in orde ge
bracht is, waartoe ten vorigen jare besloten is,
niet gelijk den vorigen winter, van tooneelvoor-
stellingen behoeven te spenen en tevens den heer
Molhoek bewijzen, dat zijn ondernemingsgeest op
prijs gesteld wordt.
Den heer Faassen was eene verrassing bereid.
Door de rederijkerskamer Aurora werd hem een
lauwerkrans aangeboden en de heer V. d. Pauwert
bracht namens haar in welgekozen bewoordingen
hulde aan den verdienstelijken acteur en aan den
schrijver van talent. Heeft een tooneelspeler met
goeden wijn dit gemeen, dat hij geen krans be
hoeft, een blijk van waardeering van hen, die de
kunst om de kunst beoefenen, is niet het minste,
dat den kunstenaar kan te beurt vallen.
WzendijUe, 2 Nov. Alhier is bericht ont
vangen dat de heer Schaepman, lid der tweede
kamer, plotseling ongesteld is geworden, en dus
de aangekondigde lezing op Zondag a. weder niet
zal doorgaan.
Opgave van brieven, geadresseerd aan onbe-
Als de vrouw van Percy
O haar geloof aan zichzelf is geschokt. Zij heeft
te lang over al die pijnlijke onderwerpen zitten
peinzen. Het is niet goed zoo lang alleen te zijn
en om een einde te maken aan dit zelfonderzoek,
neemt zij haar werk en gaat naar beneden, in de
kamer waar juffrouw Andries zit. Zij zitten te
genwoordig veel bij elkaar als Clara 's middags
en 's avonds thuis is.
Juffrouw Andries, ofschoon altijd even beschei
den, merkt dat er een wolk op het voorhoofd
harer logee ligt en maakt zich ongerust over het
geen aanleiding daartoe gegeven heeft.
Zij heeft gaandeweg geleerd Clara geheel te
vertrouwen en te eerbiedigen en zich zeer gehecht
aan het zachte, ijverige meisje. Onder het werken
hebben zij vaak samen gepraat, zonder afspraak het
tegenwoordige vermeden, maar het verleden opge
haald en zich verdiept in gissingen over de toe
komst of over de huisgenooten, die Clara nu en
dan op de trap tegenkwam.
Somtijds leest zij de courant voor en dat geeft
altjjd veel stof tot gesprek.
Maar van middag legt Clara de courant neer,
daar zij met iets vervuld is dat veel belangrijker
voor haar is dan het nieuws van den dag. Zij is
op het denkbeeld gekomen, dat zij in de vroegere
ervaring der oude juffrouw misschien wel iets zou
kunnen ontdekken dat haar tot leiddraad in haar
doolhof kon strekken.
„Juffrouw Andries," zegt zij van haar werk
kenden, verzonden door het postkantoor Middelburg,
gedurende het 3e kwartaal 1882.
Naar BelgieM. Breukelman, Antwerpen, mej.
B. Westdorp, idem.
Naar DuitschlandHenri Tak, Gotha, A. Far-
nauw, Weenen, W. M. Matthes, Wiesbaden.
Naar Frankrijk: L. Lollies, Montruil, Florence
Wells, Parijs.
Te Rotterdam bestaat eene Vereeniging voor
Geschiedenis en Kunst, die blijkens haar jaarver
slag, wel vooruitgaat, maar in den afgeloopen
zomer toch de nadeelen ondervonden heeft van
het slechte weer envan de lijn Vlissingen
Queenborough." Het verband, dat men misschien
zoo spoedig niet vatten zou, ligt vermoedelijk
hierin, dat reizigers naar en van Engeland meer
en meer over Ylissingen trekken en dus geen
aanleiding meer vinden om museums en andere
merkwaardigheden te Rotterdam te bezoeken.
't Spijt ons oprecht voor de Rotterdamsche veree
niging; maar voor de Zeeland doet het ons toch
alweer genoegen dat de reizigersstroom zich zoo
zichtbaar over Vlissingen verlegd heeft.
Op uitnoodiging der afdeeling Zwolle van de
vereeniging Kiesrechthervorming werd Woensdag
avond te Zwolle eene meeting gehouden, ten doel
hebbende om van gedachten te wisselen over het
al dan niet wenschelijke van grondwets-herziening,
ter verkrijging eener billijke regeling van het
kiesrecht. Ruim 150 belangstellenden uit alle
standen woonden deze bijeenkomst bij en het onder
werp werd ingeleid door den heer m' P. J. G. van
Diggelen, waarna door 7 der aanwezigen aan het
debat werd deelgenomen, waaronder ook de
president en de secretaris der werklieden-veree-
niging Patrimonium. Het bleekdat men
algemeen in hoofdzaak voor grondwets-herziening
was, en met groote meerderheid van stemmen werd
de volgende motie aangenomen
De vergadering, overwegende dat de census niet
mag zijn de grondslag voor de kiesbevoegdheid,
acht voor eene billijke regeling van het kiesrecht
grondwets-herziening dringend noodzakelijk."
Te Zuidlaren in Groningen is op zijne buiten
plaats plotseling aan eene beroerte overleden de
commissaris des konings in de provincie Groningen,
mr L. graaf van Heiden Reinestein.
Het hoofdbestuur der Holl. Mvan Landbouw
heeft bij adres aan den minister van financiën
verzocht in verschillende gemeenten zout-depots
voor den landbouw te vestigen en teruggaaf van
zout-accijns te doen plaats hebben bij den uitvoer
van boter en kaas.
De waarneming van het keizerlijk-Duitsche ge
zantschap te 's Gravenhage door den zaakgelastigde
graaf d'Arco wordt nog tot de helft dezer maand
verlengd, tegen welk tijdstip de gezant van het
keizerrijk, graaf Von Alvensleben, den post zal
aanvaarden.
Eene bijdrage tot de fiere" balie.
Het is misschien al dertig jaren geleden, iets
opziende, »hebt gij veel van uw man gehouden
»Lieve juffrouwHet is bijna dertig jaar
geleden dat Jaap en ik samen trouwden, die
arme jongenHij was matroos zooals gij weet en
na ons huwelijk ging hij naar zee."
Clara schrikt. Was het een ingeving die haar
noopte deze herinnering aan den armen jongen, die
naar zee ging op te wekken
»Ik weef niets van hem, juffrouw Andries
achvertel mij alles wat gij u herinneren kunt",
zegt zij ernstig, »ik hoor zoo graag liefdesge
schiedenissen, dat is veel beter dan die te lezen,
dan weet men nooit of het waar is. Vooral als
de held een zeeman is, stel ik er belang in; want
ik houd veel van zeelieden."
»Des te erger; want als gij hen liefhebt,
staat u niet veel meer dan zorg en verdriet te
wachten. Zij hebben het hard te verantwoorden
op zee en de meisjes die van hen houden, hebben
rust noch duur aan den wal. Mijn Jaap was
matroos op een van de schepen van mijnheer
Bacchelier. Ik was tweede meid toen hij mij het
hof begon te makenmaar mijnheer Bacchelier
was heel goed voor ons en zei dat Jaap nog slechts
éen reis vóór ons huWeljjk en éen erna behoefde
te doen. Dan zou hij zorgen dat hij een postje
kreeg. Daarop ging Jaap naar China en bleef
meer dan een jaar weg. In dien tijd kwam er
een hoedenmaker uit Brixton, die- een mooie zaak
had, die mij vertelde dat het niet de moeite waard
was om op een zeeman te wachten, daar die in