Een kalm toeschouwer. MJDDELBURGSCHE COURANT FEUILLETON. BIJVOEGSEL Maandag 30 October 1882. N°. 256. Staten-generaal. Tramwegen. Suriname. ATJEH. TWEEDE DEEL. Provinciale Staten. Gemeenteraad van Middelburg. TAN DE VAX In het antwoord van den minister van water staat op het afdeelingsverslag der tweede kamer be treffende de onteigening ten behoeve van een tram weg van Den Haag naar Scheveningen, wordt door den minister niet de noodzakelijkheid, maar wel de urgentie van wettelijke bepalingen omtrent de tramwegen betwist. De door Noord-Brabant, Zeeland en Groningen voorgestelde reglementen betrekkelijk tramwegen zijn goedgekeurd; voor Zuid-Holland is door een voorloopig reglement tijdelijk voorzien in het grondwettig toezicht van de ged. staten op de wegen. Omtrent de ongelukken op de tramwegen zegt de minister: In verhouding tot het vervoer is het aantal on gevallen, dat op stoomtrams plaats heeft, al zeer gering, en de reizigers of het bedienend personeel of anderen, die het leven verloren of werden ge wond, hadden zulks tot nog toe in den regel aan eigen onvoorzichtigheid of onoplettendheid te wij ten, oorzaken die door geen reglementaire bepa lingen weg te nemen zijn. Zoo door wijziging of aanvulling van het kon. besluit van 31 Juli 1880 nog iets, hoe gering ook, in het belang van de veiligheid der reizigers kan worden bijgebracht, zal dat geschieden. In alle afdeelingen werd gevraagd, of en zoo ja, welke stappen door de regeering gedaan zijn naar aanleiding van het votum der kamer op 24 Jan. jl., betreffende de weigering van verlenging van de pacht der firma De Jong. Gaarne ontving men eenige inlichtingen omtrent den toestand van de haven "te Curasao, ook in verband met de vooruitzichten der kolonie, met het oog op de eventueele doorgraving van het ka naal van Panama. Bij het afdeelingsverslag over hoofdstuk X (kolo niën) der staatsbegrooting over 1883, waarin in 't algemeen tegenover den pas opgetreden minister eene afwachtende houding wordt aangenomen, heeft de heer De Casembroot eene nota gevoegd, „over enkele oorzaken, kunnende aanleiding geven tot demoralisatie bij het Ned. Ind. leger en speci aal bij onze krijgsmacht in Atjeh," ter voldoe ning aan het verzoek des ministers om de feiten te preciseeren. Voor de waarheidsliefde der door hem aan te halen, doch niet te noemen brief schrijvers staat de heer d. C. in, wiens conclusie isdat onze krijgsmacht door het civiel bestuur op ergerlijke wijze aan banden wordt gelegd en haar kracht gebroken of verlamd. Alle tot demo ralisatie leidende aanleiding tot ontevredenheid moet worden weggenomen. Naar de meening van den heer d. C. is de toestand in Atjeh zeer ge vaarlijk. Na te hebben geconstateerd dat generaal v. d. Heijden het leger in Atjeh in uitmuntenden staat achterliet, betoogt de heer d. C., dat de heer Pruys v. d. Hoeven, „als civiel generalissimus," dat leger met geweld vaneen scheurde, onze troe pen miskende en machteloos maakte, onverdiend beleedigde en de gezonde regelen der oorlogvoe ring ter zijde stelde voor theoriëen van nieuwe vinding; sedert de vijand is geconverteerd in ma- raudeurs, kwaadwilligen enz. De civiele gouver neur verbood elke militaire inmenging, zelfs al 35 Door B. H. BUXTON. HOOFDSTUK I. Het model, Terwijl de klokken in de buurt tien uren slaan, klopt het nieuwe model aan de deur N° 1 der Baskerville-ateliers. Percy heeft haar met koorts achtig ongeduld gewacht. Hij is den vorigen avond heel laat in de club gebleven, heeft biljart gespeeld, gerookt, druk gepraat om de trage uren door te komen, en toen eindeljjk de nacht kwam kon hij van opgewondenheid niet slapen. Hij trachtte te lezen, maar dat ging ook niet en eindelijk kwam hij.op het denkbeeld om zich aan te kleeden en te gaan wandelen. Misschien zou het gezicht van het huisje, dat haar herbergde, hem kalineeren. Wat bezielde hem dan toch Zou Cupido, die ondeugende guit, hem in zijn strikken gevangen hebben Percy had nooit de ware beteekenis van het werd die door bevriende Atjehers ingeroepen, en stelde een hoofdofficier onder een jong, onervaren controleur. Trillende van verontwaardiging, moes ten de troepen allerlei aanvallen aanzien en alles heette van geen politieke beteekenis. Hierna volgen in de nota 27 citaten over aan vallen enz,, van Juni 1881 tot 14 Juli 1882, waarna de heer d. C. concludeert „Ik heb hiermede voldaan aan mijn belofte om den minister van koloniën door feiten aan te too- nen, al zij het dat deze op niet-officieele gegevens berusten, bestaande uit zich onderling en weder- keerig bevestigende uittreksels van brieven van hoofdofficieren en hooggeplaatste personen, alles zins bevoegd een oordeel te vellen over 't geen in hun nabijheid voorvalt, welke berichten helaas, ook in Nederland, soms meer waarde hebben dan de offlcieele waarheid; aan te toonen, herhaal ik, dat ons zoo schoon en dapper leger in Atjeh met of zonder toeleg door de ontijdige in voering van het civiel bestuur aldaar, van den beginne af tot en met September 11., is geknakt geworden in zijn energie en dientengevolge weldra totaal gedemoraliseerd zal zijn." Onder de voorstellen welke in de aanstaande najaarsvergadering der staten van Zeeland zullen worden behandeld, zijn er wederom drie die getuigen hoe verbetering der middelen van gemeenschap in de provincie een voortdurend onderwerp van zorg en oorzaak van kosten voor het provinciaal bestuur is. Het eerste voorstel betreft eene oude quaestie, den tramweg met stoom gedreven van Bres- kens naar Maldeghem, met een zijtak naar Sluis. De zaak is onzen lezers bekend. Aan Boers en Lebaigue werd in Mei van het vorige jaar subsidie toegezegd onder zekere voor waarden, o. a. dat de weg 1 October 1881 zou in exploitatie worden gebracht. De onderneming bleek niet ernstig te zijn, en de toezegging van de prov. staten vervielevenals later de rijks vergunning om de rails in den rijksweg te leggen door den minister werd ingetrokken. De zaak scheen vooreerst verloren, toen een krachtig ini tiatief van de overzijde der Schelde haar deed herleven, zoodat thans een comité van zeven heeren, in het bezit der toezegging van eene tienjarige subsidie van 5445.90 jaarlijks van verschillende belanghebbende publiekrechtelijke lichamen, aan de staten komt vragen hun woord van 1881 ge stand te doen en aan ingezetenen der provincie den bijstand te verleenen om een nuttig werk tot stand te brengen, welke aan vreemde speculanten niet werd geweigerd. Gedeputeerde staten adviseeren gunstig op dit verzoek. De bijdragende gemeenten en de sommen tot welker jaarlijksche betaling zij zich gedu rende tien jaren hebben verbonden, zijn Breskens ƒ700, Schoondijke ƒ400, Oostburg ƒ750, Zuid- zande 75, Aardenburg ƒ1250, St. Kruis 25, Sluis 1000, Nieuwvliet 100, Yzendijke 125 en Maldeghem 375. Daarbij voegden de vol gende polders de toezegging eener jaarlijksche bijdrage van 30 ct. per bunderWillem Leopold (Ned. ged.), Maria, Kleine Lodijk, Austerlitz, Stam- pershoek, van der Linge, Jong Baarzande, Nieuwer- haven, Lapschuurschegat, Isabella en Groote Boom Goodsvliet. Het kapitaal zal moeten bedragen ƒ550.000, terwijl men rekent op de exploitatie-rekening een jaarlijksch overschot van ongeveer 14.000 te zullen hebben. Wat daaraan ontbreekt om eene rente van 4§ ten honderd te betalen, moet nu door de subsidiën worden gedekt. Gedeputeerde staten stellen voor de subsidie der provincie gedurende 10 jaren op 6000 jaarlijks te bepalen, onder voorwaarde dat de weg uiterlijk 15 November 1883 in exploitatie kome, dat de reeds genoemde bijdragen van polders en gemeenten gedurenden dien tijd worden verstrekt, drie ritten heen en weer dagelijks en goedkeuring van tarieven en dienstregeling. Uit het voorstel zou men op maken dat de vergadering der provinciale staten deze beide laatste zaken moeten beslissen dit zal echter wel eene vergissing zijn. Het behoort meer eigenaardig tot de taak der gedeputeerden. Yan de gemeente St Kruis en Kattendijke zijn aanvragen ingekomen om renteloos voor schot te verkrijgen tot verbetering van wegen. Nadat in 1852 daarvoor het eerst gelden waren beschikbaar gesteld en de provincie voor dit doel 1.100.000 had uitgeleend, werd in de najaarsvergadering van 1874 besloten, met het oog op de financiën der provincie, deze voor schotten te staken. De financieele toestand dei- provincie is nu echter veel gunstiger geworden werkwoord »beminnen" leeren kennen. Hij had het op allerlei luchthartige wijzen vervoegd, er meê geschertst hartelijk gelachen om menschen die zich slachtoffers van la grande passion noemden. Hij had zijn geheele leven met vuur gespeeld, maar was er tot nog toe altijd afgekomen zonder zijne vingers te branden. Nu waren zij echter bepaald gezengd en hij ver zette zich woedend tegen de pijn die hem dit veroorzaakte. Het is niet veel mannen gegeven geduldig en onderworpen te lijdende meeste schreeuwen het bij de eerste pijnlijke aandoe ning uit. Percy bracht dus een zeer onrustigen nacht door, doch juist toen hij over die wandeling begon te denken viel hij in slaap en bleef dooslapen tot negen uren. Hij sprong verschrikt het bed uit en bedacht met blijdschap dat Maud nu over een uur zou komen. Zij heeft blijkbaar besloten om al de ver trouwelijkheden van gisteren geheel te ver geten. Zjj zinspeelt niet op zijn gedane belofte, op haar dankbaarheid of haar belangstelling in zijn werk. Zij volgt met buitengewone nauw gezetheid zijne aanwijzingen over de houding die zij moet aannemen. Als hij haar verzoekt haar hals en haar arm te ontblooten doet zij dat zonder aarzeling. Zij wil zichzelf geheel vergeten zoolang zjj tot model dient. Zij wordt goed be taald en zij wil haar loon eerlijk verdienen. Zóo heeft zij het accoord. opgevat dat zij met haar patroon heeft aangegaan en het ia haar plicht om door de conversie der schuld, en gedeputeerde staten zien geen bezwaar om voor tfe stellen wederom eene som van 100.000 beschikbaar te stellen voor rentelooze voorschotten. Om echter billijk te wezen tegenover andere gemeenten, zal over de nu inge komen aanvragen, indien de vergadering de ziens wijze van haar gedeputeerd college volgt, geene beslissing genomen worden vóór de aanstaande zomervergadering. Wordt dus het voorstel aange nomen, dan is de concurrentie open. Betreffende den stoombootdienst Wal- z o o r d e nY lake bestaat een contract, door de provincie in 1879,gesloten met de heeren J.Smit Y, B. J. Diepeveen en C. van der Bent, waarbij bepaald is dat deze ondernemers tot 1 September 1883- een jaarlijksch subsidie zullen genieten, onder voorwaarde van getrouwe vervulling van den dienst, tot een maximum van ƒ11.000. Over de nakoming der verplichtingen door de ondernemers zijn verschillende klachten gerezen, en het is nog niet lang geleden sedert een der leden van de provinciale staten in de vergadering eene schets van den dienst gaf, die den treurigen indruk maakte dat de provincie voor een hooge subsidie al bitter slechte waar ontving. Ook op de klachten, door de dagbladen openbaar gemaakt, werd door het gedeputeerd college gelet, en van dat alles was het gevolg dat een onderzoek werd ingesteld naar den tegenwoordigen staat en de mogelijke verbeteringen. Uit dit onderzoek is een voorstel gesproten om met de tegenwoordige ondernemers een nieuw contract aan te gaan, waarvan de hoofdbepalingen zijn De ondernemers leveren, voor kosteloos vervoer van passagiers en bagage tusschen Hansweert en Vlake een goed ingerichten omnibus voor 12 per sonen in twee afdeelingen; zij laten voor zware goederen de boot doorvaren naar Ylake. Tusschen Hulst en Walzoorden wordt eveneens door de ondernemers een omnibusdienst opgerichtdeze echter tegen betaling van een vrachtprijs. Buiten de schutsluis te Hansweert wordt door de onder nemers een steiger gebouwd, geschikt om bij hoog water aan te leggen. Tegenover die verplichtingen stelt het voorstel van gedeputeerde staten eene subsidie van 15.000, volgens eene vastgestelde schaal te verminderen, naarmate de ontvangsten der ondernemers vooruitgaan. Thans bedragen die ontvangsten ongeveer 5000 in het jaar. De juiste cijfers waren Passagiers, Goederen Totaal. GD VöG 1879/80 3940.74 660.67 ƒ4601.41 1880/81 4829.75 1881/82 4497.07 444.60 4941.67 De eubsidie zou nog verminderd worden met het eventueel door den staat voor postvervoer te be talen bedrag, en de overeenkomst gesloten worden voor tien jaren. Het hooger cijfer der subsidie is gegrond op de beide wagendiensten die van de ondernemers eene jaarlijksche uitgave van 5000 zullen vorderen. Zitting van Vrijdag 27 October. Voorzitter de heer Pické. Tegenwoordig al de leden. Na mededeeling van eenige ingekomen stukken en na de behandeling van het voorstel van burg. en weth. tot verbouwing van school G, gaat de vergadering over in eene met gesloten deuren. De zitting heropend zijnde, komt in behande ling de begrooting van het burgerlijk armbestuur voor 1883, met een subsidie van 26,650 uit de gemeentekas. Die begrooting wordt goedgekeurd, evenals de begrooting der gasfabriek. Thans komt aan de orde de behandeling van de gemeente-begrooting voor 1883. Van de gelegenheid om omtrent de begrooting in algemeene beschouwingen te treden, wordt ge bruik gemaakt door den heer mr J. A. van Hoek. Ofschoon in den regel de aanleiding tot dergelijke beschouwingen ontbreekt, meent spreker dat dit thans niet het geval is, aangezien men voor het feit staat dat de vraag kan worden gedaanis de tijd niet gekomen om de gemeente-belastingen te verminderen Het is een gelukkig verschijn sel dat, in tegenstelling van vorige jaren, toen er alleen quaestie van vermeerdering der inkomsten was, thans over vermindering kan gesproken wor den eene vermindering waartoenaar spreker meent, alle aanleiding bestaat. De heer Van Hoek wijst erop dat de oorspronkelijke begrooting sluit met een post voor onvoorziene uitgaven van ruim 16,000, welke post, ofschoon tengevolge van de nader voorgestelde wijziging met ongeveer 9000 verminderende, toch nog vrij aanzienlijk blijven zal. Hij herinnert verder dat bij deze begroo ting eene som van 28,000 wordt gevraagd voor den aanleg van nieuwe werken, dat dit bedrag zich daaraan te houden; zoodra zij haar plicht goed afgebakend voor zich ziet weet zij altjjd wat haar te doen staat. Haar koelheid, haar zelfbeheersching, haar ge dweeheid verbazen Percy ten hoogste. Hjj had er zich op voorbereid om allerlei verontschuldigin gen te maken, te pleiten en zoo noodig te smeeken. Maar al zijne plannen vallen in duigen, door haar bedaardheid, die ook een heilzame uitwerking op hem heeft en zijn opgewondenheid bekoelt. Hij tracht haar voorbeeld te volgen en begint met ernst aan zijn werk. Zij poseert heel mooi en door haar grootere ontwikkeling onderscheid t zij zich zeer van de gewone modellen. Zij voelt wat er van haar gevorderd wordt, anderen kun nen niet meer dan de houding aannemen, die hij hun geeft. Hij is weldra zoo verdiept in zijn werk dat hij zijn model geheel vergeet. Die eerste zitting wordt gedurende verscheiden volgende dagen met weinig wijziging herhaald. Clara, die eens het gevaarlijke van aandoening op te wekken gezien heeft, zorgt er voor die te ver mijden en zij ziet met genoegen dat zij hem, door zich streng aan hare plichten te houdennoopt om snelle vorderingen met zijn werk te maken. Zij is ook weer begonnen te schetsen en heett een paar maal zijn oordeel over haar werk ge vraagd. Hij heeft haar eenige wenken gegeven die zij gretig heeft opgevolgd. Hij heeft gezegd, dat zij aanleg had en haar aangemoedigd om voort te gaan. Hij heeft bloemen voor haar gekocht ij vrouw Spruce en haar geraden en geholpen door aftrek van rijks-subsidie tot 19,000 ver mindert en dat voorgesteld wordt die som uit de gewone uitkomsten te bestrijden. Is dat noodig vraagt spreker, en zijn antwoord is neenbuiten gewone werken toch moeten uit buitengewone ontvangsten gekweten worden. Onze voorouders hebben ons een zwaren schuldenlast nagelaten, dien moeten wij betalen, maar het is toch niet noodig ook de lasten voor het nageslacht op onze schou ders te nemen. De werken zullen geruimen tijd in stand blijven, de lasten behooren dus ook over verscheiden jaren verdeeld en de benoodigde sommen uit buitengewone ontvangsten verkregen te worden. Spreker kan wel toegeven dat men voor die werken de batige sloten van vorige dienstjaren aanwijstomdat daarin misschien ook sommen begrepen zijn, voorkomende uit verkoop van eigen dommen enz., maar verklaart er zich tegen om bovendien nog op deze begrooting ruim 9000 uit de gewone inkomsten beschikbaar te stellen, wijl het niet aangaat de belastingschuldigen in 1883 te laten betalen voor werken van blijvend nut. Verder is de heer Yan Hoek ook van oordeel dat de voor onvoorzien geraamde som te hoog is en nimmer nog een zoodanig bedrag werd voor gesteld. Voor 1882 bedroeg die post slechts 8000 en volgens mededeeling van burg. en weth. zal daarvan nog ongeveer 4000 worden overgehouden. Op grond van het aangevoerde acht de heer Yan Hoek den tijd gekomen om tot belasting-ver mindering over te gaan, welk gevoelen ook is uitgesproken door een lid der fin. comm., dat de inkomsten-belasting wenschte verminderd te zien. Vermindering dier belasting is mogelijk op tweeë- lei manierde laagste klasse te doen vervallen of de percentage te verminderen. Spreker acht echter geen dier middelen wenschelijk. De laagste klasse zou hjj willen behouden, omdat het billijk is dat ieder naar vermogen in de gemeentelijke lasten bijdraagt, en vermindering der percentage gelooft hij niet geraden, zoolang nog belastingen worden geheven, die vrij wat meer drukken dan de in komsten-belasting. Eene zoodanige belasting is die op het personeel, waarop in deze gemeente 50 opcenten, ten bate der gemeente-kas, worden geheven. Eene vermin dering, ook al was die b. v. 5 opcenten, zou voor velen van groot gewicht zijn. Werd daartoe be sloten, dan zou de opbrengst dier belasting voor de gemeente ongeveer 3219 minder bedragen en de post voor onvoorzien, dan op ongeveer 7000 komende, nog groot genoeg zijn. De heer Luteijn, daarna het woord verkregen hebbende, zegt het lid te zijn geweest dat in de fin. comm. de vermindering van de inkomsten-be lasting ter sprake gebracht heeft en zich voor te stellen bij het des betreffende artikel daarop terug te komen. Voorts zegt spreker, met genoegen gehoord te hebben dat ook de heer Van Hoek van meening is dat minder inkomsten noodig zijn. Het plan echter om de 9000 niet van onvoor zien te nemen acht hij niet practisch, want wan neer die. post blijft zoo als hij nu is, zou waar schijnlijk de begrooting niet goedgekeurd worden. De heer Luteijn verklaart verder zich er ook mede te vereenigen dat de oude saldo's voor de be doelde werken besteed wordenwel zijn die som men uit de gewone inkomsten gesproten, maar, doordien het overschotten zijn, buitengewone in komsten geworden. Daarna wijst de heer Tak erop dat de fin. comm. in haar rapport opmerkt, dat de aanzien lijke sloten voor een groot deel te danken zijn aan de door het rijk verleende subsidie aan het lager onderwijs, doordien, ofschoon het lager on derwijs nog niet geheel in overeenstemming was met de wet van 17 Aug. 1878, reeds sedert 1880 de 30 der kosten zijn vergoed. Verder verklaart de heer Tak in te stemmen met de meening van den heer Van Hoek dat, indien tot afschaffing van belasting besloten wordt, in de eerste plaats de personeele belasting daar voor in aanmerking behoort te komen. Die be lasting wordt door velen gedragen, doch er zijn ook velen die er niet in deelen en in de eerste plaats dienen de lasten, die niet op allen drukken, verminderd te worden. Voor het geval echter tot vermindering der inkomsten-belasting besloten worden mocht, zou spreker de voorkeur geven aan het laten vervallen van de laagste klasse. In het gedrukte kohier, 92 bladzijden groot, worden 35 bladz. ingenomen door de eerste klasse en de opbrengst van al die aangeslagenen, zuiver 800, staat niet in ver houding tot de moeite die aan de inning ver bonden is, terwijl bovendien het betalen der belasting in die klasse voor velen drukkend is. Aangezien niemand meer algemeene beschou wingen wenscht te voeren, wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behandeling der begrooting en, als naar gewoonte, aangevangen met de uit gaven. Wijl de begrooting reeds vroeger in haar geheel bij het nateekenen er van. Later heeft hij haar verzocht hem een schets, met haar handteekening y>Maud Mullerte schenken, die hij bij zijne kunstschatten in zijn voorkamer heeft opgehangen. Zij werken zeer ijverig voort en dank zij de voortdurende waakzaamheid van Clara, blijven zij steeds goede vrienden, maar ook slechts vrienden. Percy voelt dat hij op een afstand gehouden wordt; maar hij kan zich niet verzetten tegen den dwang dien haar ingetogenheid hem oplegt. Er is inderdaad iets pikants in dit nieuwe gevoel want hij heeft dit nooit te voren gekend in zij* omgang met dames. Terwijl hij schildert en Clara poseert, hebben zij veel met elkaar te praten. Cla ra vertelt hem het een en ander van hare onder vindingen zij spreekt van haar leven en hare studies te Forchester, van de school, de meesters en de scholierenmaar zij noemt geen namen en na drie maanden dagelijkschen omgang heeft Percy nog niet de minste opheldering ontvangen aangaande dien zwaren ring met dat geheimzin nig »Voor immer", die hem steeds zoo intrigeert. Clara boezemt hem zooveel ontzag in, dat hij haar geen vraag durft doen over onderwerpen, waarover zij zwijgt. Hij vertelt haar van zijne reizen in 't buitenland. Zij luistert met belangstelling en toont door hare vragen, hoe zeer het reizen haar aantrekt. Hij vertelt haar van de wereldberoemde schilderijen, die hij te Parijs, Kome en Madrid gezien heeft van de met sneeuw bedekte Alpenvan de dorre, zonnige woestijn; van zjjne lotgevallen onder de

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 5