N° 255. 125e Jaargang. 1882. Zaterdag 28 October. Een kalm toeschouwer. FEUILLETON. Dit blad verschijnt dagelijks^ met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers verkrijgbaar a 5 Cent; Advertentiën; 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor liet Bu&ejikndde Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz. Middelburg 27 October. Door B. H. BUXTON. Einde van liet Eerste Deel. MIDDELBURGS» COURANT. Het Vaderland levert een op geconstateerde feiten en op aanhalingen uit officieele stukken gegrond betoog, dat de toestand in Atjeh van dien aard, is, dat de tweede kamer zich, zoodra zij weder bijeenkomt, met ernst daarmede be moeien en de regeering tot het nemen van krachtige maatregelen aansporen moet. Het Vad. herinnert aan den staat van zaken van 1880, toen de legerkommandant na zijn be zoek in Atjeh kon rapporteeren: »Een feit is het, dat ik geheel Groot-Atjeh, voor zoover het door ons bezet is, heb doorkruist, in de XXII Moekims tot onzen uitersten wachtpost Djerir, in de XXY Moekims tot Kroeng-Kali in het noorden, tot Tjot Lepong in het oosten en in de XXV Moekims tot Kroeng-Raba en dat ik, hoezeer slechts vergezeld door een twaalftal cava leristen, nergens een schot gehoord of een gewa pend Atjeher gezien heb." Toen heette het dat men in een «oorlogstoe stand" verkeerde en om aan dien toestand een einde te maken, moest een burgerlijk bestuur worden ingevoerd. Thans daarentegen, nu de onveiligheid sedert de laatste tijden al erger en erger is geworden nu niemand zonder sterke patrouille zijn neus zelfs buiten Kotta Radja durft te stekennu onder de wallen van onzen hoofdzetel geplunderd, gemoord en brand gesticht wordtnu alle transporten, ook die op de hoofdwegen, met zeer sterke patrouilles moeten worden gedektnu legerafdeelingen van 100 man door de Atjehers worden geslagennu onze legerbenden worden overvallen en terugtrekkende het moeten aanzien, dat hun gewonden op de gruwelijkste wijze worden mishandeld en verminkt door den vijand, nu heet de toestand een van vrede, hoogstens een »tusschentoestand," die ons spoedig van den oorlog naar den vollen vrede zal voeren. Nader wordt die tegenstrijdigheid bewezen uit hetgeen voorgevallen is met het sluiten van de Atjehsche havens. Toen generaal Van der Heyden die sluiting beval en handhaafde, tot wering van den invoer van oorlogsbehoeften, werd hem dat zeer kwalijk genomen en zelfs belet. Na zijne aftreding was men echter genoodzaakt de havens weder te sluiten en op dit oogenblik is de scheep vaart over de geheele kust van Oleh-leh tot Dia- mantpunt weder niet geoorloofd dan na een streng onderzoek door oorlogsschepen, naar opium en oorlogs-contrabande. Uit het jongste Koloniaal Verslag haalt het Vad. eene zinsnede aan, ten bewijze dat de regeering zich den toestand geheel verkeerd voorstelt, en komt dan tot deze slotsom „Wij gelooven niet dat er meer noodig is om 34 HOOFDSTUK XVII. In liet atelier. »Wilt gij niet blijven en met mij ontbijten?" vraagt hij, «mijn goede moeder, die van Fransche afkomst is, voorziet mijn provisiekast steeds van bouillon en patés en allerlei lekkers. Ik geloof dat die soep van gisteren avond u goed smaakte «Ja heerlijk," zegt zij lachend, «maar ik wil nu liever naa,r huis gaan. Daar ik eenigen tijd bij juffrouw Andries hoop te blijven moet ik trachten eenige der benoodigdheden die ik ver loren heb te vervangen." «Gij zult geldt noodig hebben", zegt hij, een paar goudstukken uit zijn beurs nemende. «Als ik u mijn schuld afbetaald en meer Verdiend heb, zal ik het gaarne aannemen," zegt zij. «Voorloopig heb ik al wat ik noodig heb. Hoe laat moet ik morgen komen «Is tien uur te vroeg?" vraagt hij, met leedwezen beseffende dat hij haar nu moet laten gaan, daar hij haar niet durft te zeggen hoe gaarne hij zou wenschen dat Zij bleef. Zij heeft het hoedje opgezet dat bij haar costuum Jioort en zegt: aan te toonen, dat de regeering den toestand in Atjeh miskent. Zij decreteert, dat niets aan een herleving van den eigenlijken oorlog zou kunnen doen denken kleedt de feiten, die voorvallen, in den zachtsten vorm. maar neemt aan den anderen kant, te midden van haar hardnekkig vasthouden aan het uiterlijjk vertoon van civiel bestuur, een maatregel, dien zij vroeger zelf een „zeer tijdelijken oorlogsmaatregel" heeft genoemd, welke bij de invoering van het civiel bestuur niet meer mocht worden gehandhaafd. „Alles toont en de regeering levert zelf mede de bewijzen daarvoor, dat de gouv.-generaal Van Lansberge en de minister Van Goltstein met hun verandering van bestuur in Atjeh een groote fout hebben begaan. „Er hangt te veel van den toestand in Atjeh af, dan dat de regeering op die wijze zou mogen voortgaan. Demoralisatie van ons leger, dat is van de macht, waarop onze koloniale heerschappij berustgevaar van rustverstoringen in andere streken van Indië, dat bij een thans steeds mo gelijk belangrijk échec in Atjeh zeer groote afme tingen zou kunnen aannemen een steeds stijgend oorlogsbudget in Indië, die drie rampen zullen het noodzakelijk gevolg zijn van het hardnekkig vasthouden aan den toestand, waarin een voor barig beslnit ons gebracht heeft. „Wij hopen, dat zoodra de kamer weder bijeen komt en de Indische begrooting aan de orde wordt gesteld, de toestand in Atjeh dan het eerste onder werp zal uitmaken van een ernstig debat, waarin men alle persoonlijke consideratiën zal ter zijde stellen en zonder om te zien naar hen, die ons in dien toestand gebracht hebben, zal overwegen, hoe wij er uit kunnen komen. Het belang van onze overzeesche bezittingen en van het moederland eischt een ernstiger bemoeiing met den toestand in Atjeh, dan de tweede kamer bij het adres van antwoord op de troonrede aan de zaak wijdde. Het heet altijd dat de kamer, zelfs de minister, niet over de te nemen maatregelen kan oordeelen, maar dat men alles aan de Indische regeering, dat wil zeggen aan den gouverneur-generaal moet overlaten. Die redeneering is wel heel gemakke lijk, vooral voor den minister van koloniën, maar zij gaat te ver. De kamer heeft toch het recht om den toestand in Atjeh ongunstig en gevaarlijk te noemen en aan de regeering te kennen te ge ven, dat zij geen vertrouwen in haar politiek en haar maatregelen heeft." Wij hadden gisteren heusch geen oog in 't nog niet verschenen afdeelings-verslag der tweede kamer, bevattende de algemeene beschouwingen over de staatsbegrooting, geslagen» Het is dus puur toeval, wanneer éen van de afdeelingen zich, even als wij, nieuwsgierig getoond heeft naar de verhou ding van den minister van binnenlandsche zaken, met zijn programma van „beperking der staats zorg," tot de andere leden van 't kabinet. «Van een streven naar beperking van staatszorg, «Goeden morgen, ik zal zorgen op mijn tijd hier te zijn." Zij geeft hem geen hand en spoedt zich weg, zij loopt haastig den nauwen gang door die naar den winkel van vrouw Spruce leidt en is reeds op straat eer hij goed begrijpt dat zij hem verlaten heeft en dat het overige gedeelte van den dag zonder eenig aangenaam vooruitzicht voor hem ligt. Als zij gebleven was had hij kunnen voortgaan met die lastige schets en dan was die morgen op hout gebracht, zooals de uitgevers van De Ezel van hem verwachtten maar zij is weg Het zout is smakeloos geworden, het werk heeft zijn bekoring verloren. Hij snakt naar morgendan is zij weer bier, dan wordt er een nieuw doek opgezet; de bezieling kan niet uitblijven en het nieuwe stuk zal met verbazenden ijver en lust begonnen worden. Oware het slechts morgen "Nu wordt de lucht in het atelier hem te be nauwd het is hem onmogelijk er langer te blijven. Hij zal elders gaan ontbijten. Lady Annette ziet hem altijd gaarne komen en is dus ook heden aangenaam verrast als hij onverwachts aangediend wordt. «Gij zijt heden dubbel welkom, gij trouwe- looze," zegt zij, hem met haar blanken vinger dreigende, „omdat Olly Lee den dag bij mij door brengt en ik er bijzonder op gesteld ben dat gij mijn protégéè leert kennen en bewonderen. Als gij u van daag aangenaam weet te maken, willen wij u zelfs vergeven dat gij gisteren avond zoo onbeleefd weggeloopen zijt." klaagt die aldeeling, getuigen de door dit kabinet aanhangig gemaakte wetsontwerpen betreffende het krank zinnigenwezen en de verwaarloozing van kindefen, of de thans ingediende staatsbegrooting evenmin als de vroeger tot stand gebrachte postspaarbank en drankwet." Gelukkig voor den minister, hebben er geen „andere leden" ontbroken, die geneigd waren eene verklaring, als de heer Pijnacker Hordijk heeft afgelegd, te beschouwen «Meer als een protest tegen eene wetenschappelijke rich ting, die als haar ideaal het staats-socialisme predikt, dan als grondslag van een programma van practische staatkunde, als hoedanig het reeds daarom niet kan dienen, omdat alle afgeronde stelsels omtrent de grenzen der staatsbe moeiing tegenover de afwisselende behoefte der menschelijke samenleving in de toepassing plegen te falen." Grijpt de minister deze hem toegestoken red dingsplank aan, dan is alles in orde. We hebben dan, blijkens de in de kamerzitting van 28 Sept. afgelegde verklaring, een minister-president„de beginselen der antirevolutionaire richting toege daan, zij het ook dat hij in de practische toepassing, ook in de schoolquaestievan de meeste leden dier partij afwijkt." En daar nevens een minister van binnenlandsche zaken, die tegen eene wetenschappelijke richting een protest richt, dat echter niet „als grondslag van een programma van practische staatkunde" beschouwd mag worden. Het geheel zal dan een politiek hocus pocus uitmaken, dat inderdaad tot eene gewenschte hervorming van onzen staat kundigen toestand op de meest heilzame manier kan werkzaam zijn In het Paleis van Justitie komt een ingezonden stuk voor van m' L. Stevens, waarin de schrijver zegt uit goede bron te vernemen, „dat de officier van justitie te Amsterdam verschillende advocaten aan zijn parket heeft ontboden, hun heeft gevraagd of de notaris De Haan of zijn vrouw bij hen om advies zijn geweest, waarover dat advies liep, en dat de officier hun zijn ontevredenheid heeft te kennen gegeven, omdat zij hem niet dadelijk van het voorgevallene kennis hadden gegeven. Hoe ongeloofelijk dit klinken moge, sedert men in de zaak van mr Ketwich Verschuur heeft gezien, hoezeer het openbaar ministerie op de vrijheid van de advocaten inbreuk durft maken, kunnen wij het bericht niet terstond als ongerijmd ver werpen. Wij hopen echter dat de schrijver, die niet schroomt de verantwoordelijkheid voor het bericht te dragen, verkeerd zal zijn ingelicht. Met hem zijn wij van oordeel, dat opheldering dringend noodzakelijk is. NR. Ct.) Op eene klacht van het Amsterdamsche raadslid dr Berns over de onveiligheid der straten, bij avond, voor dames, heeft de burgemeester der hoofdstad geantwoord, dat het beste middel hiertegen is des avonds niet onverzeld over straat te gaan. Dit is een waarheid als een molensteenmaar het ziet er dan maar treurig uit voor die dames, »Ik moet u mijne welgemeende gelukwen- sehen en hartelijken dank aanbieden, juffrouw Lee, voor uw uitstekende voordracht van een overheer lijk gedicht," zegt Percy op zijn innemendste ma nier zoodra Olympia binnen komt. Zij heeft haar fluweeletr kleed verwisseld voor een eenvoudig cashmere' japonnetje, waarin zij er nog veel klei ner en tengerderuitziet. „Maar hpt bezielde u toch om zoo spoedig mogelijk weg te loopen", zegt zij lachend, met gefronsde wenkbrauwen. «Ik was inderdaad bezield," zegt hij zeer ernstig. „En de tijd zal komen, waarop gij dit erkennen zult." «O! mij! Wat is hij ernstig!" roept zij uit. Haar gewone taal is bepaald minder gekuischt dan haar voordracht; maar zij is zoo grappig, zoo kinderlijk, zoo klein in alle opzichten, dat Percy met al zijn verw.endheid toch iets pikants in die Amerikaansche vindt. «Na het ontbijt zal ik u verzoeken eenwei- nig met mij over Maud Muller te praten," zegt hij, «om mij te zeggen al wat het gedicht u te denken geeftom mij de belangrijkste regels nog eens te herhalen en mij te zeggen hoe de heldin met de hark er behoort uit te zien, gesteld dat men haar zou willen schilderen. Wilt gij mij vergeven dat ik als vreemdeling zooveel van uw goedheid durf vergen Juffrouw Lee ziet lady Annette aan «Lady Annette zal ons wel verlof geven om een poos te praten," zegt Percy, met zijn pretti- gen jongenslach, «ik twjjfel er zelfs niet aan of en haar aantal wordt hoe langer hoe grooter, welke door beroep of betrekking genoodzaakt worden om, nadat de duisternis ge vallen is, zich op straat te begeven. Niet allen hebben een gedienstigen broer tot haar beschikking en tot het betalen van een gehuurd geleider zijn niet allen in staat. De oude wereld heeft in dat opzicht van de Nieuwe veel te leeren. In Amerika vindt eene vrouw in ieder fatsoenlijk man haar natuurlijken bescher mer, en ook de niet-fatsoenlijken worden door dat ridderlijk gevoel eenigszins in bedwang gehouden. In afwachting dat wij deze zeden van de Ame rikaansche democratie overnemen, ware het te wenschen dat althans de hoofden der politie zich wat minder lakoniek over den onduldbaren toe stand van onbeschermde vrouwen in de straten onzer grootste steden uitlieten, dan Amsterdams burgervader gedaan heeft. In de heden namiddag gehouden zitting van den gemeenteraad van Middelburg is, zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming, aangenomen het voorstel van burg. en weth. om de school C in den Langedelft (hoofd de heer De Man) te verbouwen. De kosten worden geraamd op 16800. Daarna is aangevangen met de behandeling van de gemeente-begrooting voor 1883, waarvan wij in een volgend nommer het gewone verslag geven. Voorloopig vermelden wij dat op voorstel van den heer mr J. A. van Hoek besloten is den post voor jaarwedden van agenten van politie met 1650 te verhoogen, teneinde het personeel met 3 agenten te kunnen vermeerderen. Het voorstel van burg. en weth. om de jaar wedde van mej. Van der Keilen, leerares aan de middelb. meisjesschool, met 200 te verhoogen is verworpen. De jaarwedde van den heer J. L. van Wuijckhuijse, leeraar aan de burger avond school is met 100 en die van den heer J. Sanders, onderwijzer aan school E, met f 50 verhoogd. Met uitzondering van den post voor «onvoor zien" zijn de uitgaven afgehandeld en wegens het late uur is de behandeling der inkomsten tot aanstaanden Maandag te twee uren aangehouden. De heer J. van Rossum du Chattel is definitief tot leeraar aan de middelbare meisjesschool be noemd. Koes, 26 October. Op eenvoudige wijze werd heden het stoffelijk omhulsel van dr Persant Snoep te Wolfaartsdijk ter aarde besteld. De loge De Opgaande Ster van Goes volgde den stoet en hare jongste leden in jaren droegen de baar. De loges La Compagnie Durable van Middelburg, De Ster in het Oosten van Zierikzee en UInsepa rable uit Bergen op Zoom, bij welke laatste dr Snoep aangenomen werd, waren bij de plechtigheid ver tegenwoordigd. Collega 's van den overledene be wezen hem mede de laatste eer. Aan de groeve werd het woord gevoerd door den waarnemenden voorzitter der Goesche loge, zij zal ons haar hulp verleenen bij onzen kunste- naarskout." „Zeer gaarne", zegt de lady hartelijk, want ik zie dat gij ditmaal voornemens zijt iets uit te voeren, vriend Percy. Gij hebt al te lang geluierd en als gjj eindelijk eens een ingeving gekregen hebt, zal dat een weldaad voor ons allen zijn. Op dit oogenblik worden er andere bezoekers aangediend en lady Annette heeft nog slechts den tijd om Percy de volgende woorden toe te fluisteren, terwijl hij juffrouw Lee in de bibliotheek volgt en mevrouw hare nieuwe gasten te gemoet gaat „Moed, mijn vriend Een angstvallig gemoed heeft nooit een blonde of bruine schoone veroverd Lang nadat de kunstenaar en de andere gasten afscheid genomen hebben, het ontbijt, het gedicht, het daaropvolgende gesprek en alles zoo goed als vergeten is, neemt Lady Annette het smalle ge laat van Olly tusschen hare handen, drukt een kua op hare fijne lippen en zegt «Gij hebt een schilder bezield, mijn kind, en een verovering gemaakt." «Hij is allerliefst, dat moet ik zeggen", zegt Olly, «en toen ik met hem in de bibliotheek zat te praten over allerlei dingen, vond ik hem heel aardigmaar ik houd het er toch bepaald voor' dat hij veel meer aan de schilderij denkt, die hij wil ontwerpen, dan aan eenige vrouw ter wereld.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 1