Briefwisseling. Gemeenteraad van Middelburg. Om nu na te gaan, wat de gewone middelen en behoeften zijn voor 1883, dient van de totale ontvangsten, volgens de oorspronkelijke begrooting 267,727.76, te worden afgetrokken bet daarin begrepen batig saldo rekening 1880 6673.29) en hetgeen de gasfabriek, volgens hare begroo ting, zal overhouden 14,850.98) min wat daarin als rente is begrepen, samen alzoo 14,773.39. Zoodat voor gewone inkomsten 252,954.47 blijft. Het totaal der uitgaven is 267,727.76 ofzon der Hfdst. X, onvoorziene 16,150.42) 251,577.34. Daaronder is echter begrepen de buitengewone post, aandeel restauratie stadhuistoren 3000, de gelden te verstrekken aan de gasfabriek, voor nieuwe werken f 6500, samen f 9500, zoodat de gewone uitgaven bedragen 242,077.34. De gewone ontvangsten zijn 252,954.47, zoodat f 10,877.13 meer worden ontvangen en opgebracht, dan waar voor bij de begrooting behoefte is aangewezen. Daarbij moet nog worden opgemerkt, dat onder de uitgaven zijn begrepen de aflossingen van leeningen, ten behoeve der gasfabriek gedaan, ten bedrage van f 2000, terwijl ondér de ont vangsten alleen is gebleven de rente van het haar verstrekte kapitaal en ook de f 5000 voor nieuwe straatkeien en klinkers. Op grond van deze cijfers meent dat lid, dat de tijd daar is' om over te gaan tot eenige ver mindering van de inkomsten-belastingdat dit alleszins billijk is en dat dit zonder bezwaren kan. Billijk is het toch niet te achten, dat de tegen woordige ingezetenen zooveel opbrengen, dat daaruit allerlei werken van buitengewonen aard kunnen worden bekostigd, zooals bijv. de laatste jaren de vernieuwingen der scholen en andere werken, die grootendeels zijn betaald uit gewone inkomsten en goede saldo's van rekeningen. Voert men werken uit, die hoogst zelden voor komen en die van blijvend nut zijn, dan is het billijk dat de financieele lasten, die de daarstelling veroorzaken, over eene reeks van jaren worden gedragen; met andere woorden, ze te betalen door het sluiten eener leening. Natuurlijk heeft leening het gevolg van rente en aflossing betalen, doch daartoe laten de be- grootingscijfers van 1883 ruimte over, ook al wil men in aanmerking nemen, wat volgens burg. en weth. van 1884 af als verhoogde uitgaaf, tengevolge van school B zal noodig zijn. Dit bedraagt f 3000, de verhooging ook voor '84, op hoofdst. III, door den burgemeester genoemd 1000, en de moge lijke lagere opbrengst, vergunningsrecht f 1000, of zamen 5000. Neemt men deze bezwaarposten, voor 1884 aan gegeven, reeds bij de beoordeeling van vorenstaande 10877,13 van het jaar 1883 in aanmerking, dan kan nog zonder bezwaar, de inkomsten-belasting eenigszins, bijv. met f 3000, worden verlaagd, zijnde het hier netto geraamde voor het vergun ningsrecht Hij wenscht buitendien de 4000 en 1600 voor aankoop van nieuwe straatkeien en klinkers f'et als vasten post op de begrooting te houden. erbetering van bestrating is zeker, ook na al wat daarvoor in de laatste jaren reeds is besteed, nog geen luxe te noemen, doch het behoort niet tot de dringendste behoeften, waarvoor vaste pos ten op de begrooting komen. Uit goede saldo's of disponibel komende gelden, zullen die waar schijnlijk even goed kunnen worden gevonden als in de jaren voor 1881. Nu echter tegenover afleg kapitaal van de gas fabriek (buitengewone ontvang) de buitengewone uitgaven staan van 6500 a 3000, kan geacht worden, dat bedoelde uitgaaf plaats heeft uit het batig saldo rekening '80 en kan hij daarom hier toe ditmaal medewerken. De eerst bij het bespreken der begrooting ont vangen ontstemmende mededeeling, dat de nood zakelijke veranderingen aan de scholen A en C plus het ameublement school B een zoo aanzienlijk hooger bedrag zullen vorderen dan begroot is bij het vaststellen der leening 1880 en waartoe na aftrek der 30 nog 19600 zal gevorderd wor den, bracht geene verandering in de beschouwingen van dat lid. Na uitvoering van die werken zal het onder wijs voldoende zijn geregeld in overeenstemming met de bestaande wetten en nu de dekking van bovengenoemde aanzienlijke uitgaven volgens die mededeolingen kunnen worden gevonden uit goede sloten van rekening, aangevulduit de hoofdst. X (onvoorziene) van 1881 en 1882. Wijl dus daarvoor niet geleend behoeft te worden, zooals nog bij het op maken der begrooting het plan was, ziet hij daarin de bevestiging zijner overtuiging, dat de laatste jaren de gewone uitgaven aanzienlijk overtroffen zijn door de gewone ontvangsten en dus eenige vermindering hierin goed bestaanbaar is. In het algemeen waren alle leden van oordeel, dat het vrij aanzienlijk saldo van de dienstjaren 1880 en 1881, en de post voor onvoorzien op de begrooting voor 1883 tot het vrij aanmerkelijk bedrag van 16150.12 uitgetrokken, niet zoozeer aan eene vermeerdering der gewone bronnen van inkomsten, maar grootendeels aan de omstandig heid waren te wijten, dat door het rijk, ofschoon het lager onderwijs in deze gemeente nog niet geheel in overeenstemming met de wet van 17 Aug. 1878 is gebracht, reeds te beginnen met even voor het einde van 1880, 30% der kosten zijn vergoed. Die kosten, meerendeels op dit oogenblik nog dezelfdewerden voor genoemd tijdstip door de gemeente alléén, of liever voor het geheel gedragen. Zij rekenden het in de eerste plaats wenscheljjk, dat de buitengewone uitgaven voor verbouw van scholen, enz. door de meerdere buitengewone inkomsten werden bestreden en konden zich daarom ook vereenigen met de hun bij nadere nota medegedeelde wijze van dekking der kosten voor den verbouw van school C, (hoofd de heer De Man) en van school A, (hoofd de heer De Jager) benevens voor de aanschaffing van nieuw meubilair op school B, te veroorzaken. Met het denkbeeld tot vermindering van het cijfer der belasting op de inkomsten, kon de groote meerderheid zich evenwel niet vereenigen. Naar haar gevoelen toch konden<de kosten van het onderwijs nog niet volledig worden overzien, zoolang nog niet tot eene school voor voorberei dend onderwijs was beslotenwaren de kosten voor verbetering der Heerengracht tot nog toe onbekend of in alle gevallen niet vastgesteld, en was de gasfabriek nog op een te hoog cijfer bij de gemeente gedebiteerd, om als eene vaste en bepaald winstgevende bron van inkomsten voor de gemeente te kunnen worden aangemerkt. Daarbij rekende zij eene vermindering van 3000 van het totaal cijfer dier belasting, a 72000, slechts een luttel voordeel voor die be lasting-schuldigen, die het eerst voor ontheffing in aanmerking moesten komen. Bij het zeer onze kere, of die vermindering op den duur zou kunnen worden bestendigd, achtte zij, bij het zeer zeker toenemen van de behoeften der gemeente, dien maatregel als tot verzwakking der middelen der gemeente leidende, ontijdig en in allen gevalle onraadzaam. Overgaande tot de behandeling der andere posten waren eenige leden van meening, dat het ter ver fraaiing van het uiterlijk aanzien der gemeente wen schelijk was, den bouwgrond van het gedempte Molenwater met plantsoen aan te leggen en, zoo die grond daarvoor nog niet geschikt kon worden ge rekend, althans bij het eventueel eindigen der pacht, een korteren termijn van verhuring te stellen. Ten opzichte van de M? voor gemeentecrediet werd de wensch te kennen gegeven de som van 14150, voor annuïteit uitgetrokken, in eene som voor rente en in eene voor aflossing kapitaal te splitsen, waardoor het overzicht over het nog door de gemeente verschuldigd kapitaal des te ge makkelijker zou worden gemaakt. Naar aanleiding van deze rapporten wordt door burg. en weth. medegedeeld dat op den wenk van de commissie van financiën omtrent het Molenwater bij het verloopen van den pachttermijn gelet zal worden. Met betrekking tot de som als inkomstenbe lasting uitgetrokken deelen burg. en weth. mede, dat eerst toen de ontwerp-begrooting voor 1883 voorloopig vastgesteld en de memorie van toe lichting reeds ter drukkerij waren, het aanzien lijke cijfer van het goed slot der rekening over 1881 bekend werd. Bij de voorloopige vaststel ling van die begrooting was de vraag, of al dan lid van de prov. staten te Groningen; rar. B. H. Pekelharing, hoogleeraar te Delftmr N. G. Pier- son, hoogleeraar te Amsterdam; mr S. Ie Poole, te Leiden; mr H. P. G. Quack, te Amsterdam; Jos. van Raalte, direct, der kon. my. de Schelde te Ylissingenmr W. J. van Weideren baron Rengers, te Leeuwarden; O. Rommerts, voorz. van de prov. friesche werkliedenvereen. te Leeuwarden; A. J. Rooseboom, fabrikant te LeeuwardenTh. de Rot, bestuurder van werklieden-vereenigingen te Rotter dam dr M. Salverda, te 's GravenhageArmand Sassen, directeur van de rijks-postspaarbank te AmsterdamC. C. Schlencker, schoolopziener te EnschedeS. P. Sieuwert, grondeigenaar te Oos- beek A. H. van Slooten, burgemeester en lid van de prov. staten te LeeuwardenW. Sluijs, land bouwer te Beemster; J. Stam, lid van den ge meenteraad te 's Gravenhage mr E. Star Busman, schoolopziener te LeeuwardenD. W. Stork, machinefabrikant te Hengelo (O.); J. E. Stork, fabrikant te Hengelo (O.); jhr mr H. B. van Tets, schoolopziener te ZutfenF. C. L. Urban, secre taris van de alg. Gron. werklieden vereeniging en van het prov. Groninger werklieden-verhond te Groningenmr B. P. baron van Verschuer, te ArnhemJ. Visser, hoofd eener openbare school te SneekP. F. L. Waldeck, te LoosduinenTh. J. Waller, grondeigenaar en landbouwer te Anna Paulowna; C. L.Walther, schoolopziener te's Gra venhage J. Weelink, secretaris van het alg. Ned. werkl.-verhond te Amsterdam mr. D. Wicherlink, wethouder te Zwollemr M. Jacques de Witt Hamer, advocaat en procureur te Middelburg; D. L. Wolfson, lid van de prov. staten van Zuid- Holland en oud-directeur van de Ned. stoomboot mij en het etablissement Fijenoord te 's Gravenhage; K. Wijbrandi Jza, meelfabrikant te Leeuwarden; dr. J. Zaaijer Azn, leeraar aan de hoogere burger school te Leeuwarden; J. Zijp Kzn, te Abbekerk. De rapporten der commissiën van fabricage en financiën omtrent de gemeente-begrooting voor 1883 zijn verschenen. Eerstgenoemde commissie kan zich met de voor gestelde herstellingen of verbeteringen aan gebou wen en werken vereenigen. Alleen acht zij de voorgestelde verhooging van 68 der jaarwedde van den tuinman voor de wandelingen enz. onnoo- dig en het traktement van 400 voldoende. De financiëele commissie zegt dat zij vrij een stemmig van gevoelen was, dat het in het alge meen wenschelijker ware geweest, dat de vraag of al dan niet tot vermindering der belasting op de inkomsten zou kunnen worden overgegaan, dadelijk bij de memorie van toelichting der be grooting ware behandeld en niet eerst bij eene afzonderlijke mededeeling. Ofschoon dan ook beide stukken te gelijk aan de leden van den raad waren toegezonden, meende de commissie dat hieruit moest worden opgemaakt, dat omtrent dit zoo gewichtig punt eerst later verschil van gevoelen in het college van burg. en weth. was ontstaan, waardoor weder de uiteen zetting der gronden, die voor eene vermindering zouden pleiten, had moeten lijden. Een lid wenschte, omtrent die vermindering, het volgende in het midden te brengen. Nu aan de onderwijswet zoover is uitvoering gegeven, dat de verdere behoeften daarvoor beter kunnen worden overzien en de burgemeester de vaste uitgaven daartoe voor 1884 reeds meent te kunnen aangeven, kan geacht worden dat thans een veel beter overzicht te verkr jjgen is over de ge wone ontvangsten en uitgaven dan de vooraf gaande jaren, toen nog zooveel was daar te stellen en er in het algemeen zooveel onzekers was. Daarbij komt, dat voor 1883 voor het eerst een blijvende inkomstpost op de begrooting voorkomt, nl. voor de vergunningsrechten tot drankverkoop. De opbrengst daarvan voor 1883, bruto geraamd op ƒ4000, zal waarschijnlijk eenige wijziging onder gaan in het volgende jaar (84), doch het blijft eene bron van inkomst tot een betrekkelijk niet onbelangrijk bedrag. van dat hij zijn gevoelens aldus verraden heeft. Als hij niet beter oppast, zal zij weigeren om voor hem te poseeren en wat moet er dan van Maud Muller worden «Mag ik het dus voor afgesproken houden dat gij eiken morgen hier komt?" zegt hij na een lange, pijnlijke stilte, waarin zij beiden hun ge dragslijn voor het vervolg bepaald hebben. Hij neemt weer denzelfden drogen, zakelijken toon aan en zij, daardoor gerustgesteld, antwoordt eenvoudig: Bepaal zelf maar den tijd en ik zal er zijn. Ik zou gaarne zoo spoedig mogelijk beginnen, want ik kan mij niet vrij voelen zoolang ik u het geld niet teruggegeven heb, dat gij mij gisteren geleend hebt." «Welk een trots 1 Zal het mij ooit gelukken dien te overwinnen denkt hij met verbazing. Hij heeft vele vrouwen gekend, maar niet een zooals deze. Waar komt zij van daan? Zij is een dame zij is welopgevoedzij heeft veel gelezen en ook nagedacht. Hoe kan hij haar dan in zulke benarde omstandigheden gevonden hebben? Wie en waar zijn hare vrienden Zij staat toch zeker niet geheel alleen op de wereld Eigenlijk gaat het hem wel niet aan, maar het brengt hem toch in verlegenheid. Zal er ooit een tijd komen, waarin zij hem haar vertrouwen schenkt? Het is alsof zij zijne gedachten raadt, want zij zegt; «Ik weet bijna niet meer wat en hoeveel ik u gisteren avond van mjjne lotgevallen verteld heb, mijnheer Hetheringham, maar van morgen heb ik den moed om u een gunst te vragen. Vertrouw mij mijn leven is ongelukkig, doch hoogst eenvoudig geweest. Er is niets geheim zinnigs en al heel weinig romantisch aanmaar de omstandigheden hebben het bepaald noodzake lijk gemaakt dat ik nog eenigen tijd verborgen blijf. Ik heb niets gedaan waarover ik mij be hoef te schamen" (hoe fier en oprecht kijkt zij bij die verklaring«ik vlucht voor anderen en niet voor de gevolgen mijner eigen handelingen; die zal ik, hoop ik, steeds met moed onder de oogen durven zien. Wilt gij, kunt gij dit ge- looven Bij die laatste woorden zou zij hem weer smee- kend willen aanzienmaar zij bedenkt in tijds hoe verkeerd haar gevoelsuiting van zooeven uitgekomen is, bedwingt zich en doet haar laatste vraag koel en kalm, meer als een onverschillig rechtsgeleerde dan als eene bezielde vrouw. Percy volgt haar voorbeeld en ziet haar in het open gelaat met dien doordringenden blik, die zulk een macht heeft om alles in zich op te nemen. «Niemand, die u aanziet, kan aan u twijfelen", zegt hij met overtuiging. En onderwijl denkt hij „Hoe zal ik die prachtige gelaatskleur recht doen wedervaren Hoe kan ik die doorzichtige huid weergeven? Welk penseel kan dien veelzjjdigen glans der heerlijke oogen nabootsen Gelukkig voor hem zjjn zjjne bewonderende ge dachten van de sentimenteele zijde naar de practische overgegaan. Met den wensch om haar schoonheid te schil deren, zooals hij die ziet, verrijzen ook voor zijn oog de moeilijkheden, aan die taak verbonden, en als zij weer begint te spreken, heeft hij haar vraag en zijn antwoord erop bijna geheel vergeten. «Dat is goed," zegt zij, «ik zal niet meer woor den daaraan besteden. De tijd zal mij hierin helpen en u leeren dat gij welgedaan hebt met in mij te gelooven. Gij zoudt denken dat ik nu tevreden moest zjjn," vervolgt zjj na een poos, «maar ik heb u nog iets vragenhet is het verzoek om een volstrekt stilzwijgen omtrent mij te bewaren." Zijne oogen vragen eenige verklaring. »Ik moet u verzoeken," zegt zij, «om mij uw eerewoord te geven dat gij tegen niemand over mij, over uw nieuw model spreekt. En gijmoogt aan niemand de schilderij laten zien, waaraan gij bezig zjjt, als zij op mij gelijken moet, wel te verstaan." «Maar zij moet mijn groote schilderij worden; zij gaat naar de tentoonstellingroept hjj blijk baar teleurgesteld uit. «O! dat is pas het volgende jaar," zegt zjj, «en tegen dien tjjd kan ik zal ik ja zal iedereen mjj vergeten zjjn." Zjj stamelt en is meer verlegen dan hjj haar tot nogtoe gezien heeeft. Allerlei gedachten zjjn haar door het hoofd gegaan. Eer het Mei is zal lord Vestrum zeker ophouden met aan haar te niet tot vermindering der belasting op de inkom sten zou kunnen worden overgegaan, niet behan deld. De meerderheid van het college van burg. en weth. is thans met de groote meerderheid van de commissie van financiën van oordeel, dat deze vraag in ontkennenden zin moet beantwoord worden Naar aanleiding van de opmerking van de com missie van fabricage nemen burg. en weth. hun voorstel tot verhooging der jaarwedde van den tuinman terug. Ganzen-polemiek. Wjj kunnen voor de ganzen, mitsgaders hare vrienden en bestrijders, geen ruimte meer open stellen. Voor't laatst ont- leenen wjj aan eene ons gezonden dupliek van H. te Zierikzee nog het volgende. »De advocaat van Moeder de Gans vergist zich deerlijk als hij meent, dat ik den hoogen raad liet aannemen, dat men ganzen schieten kan met een ongeladen geweer. En hoe kwam hij tot die vergissing? Wel eenvoudig, omdat hij daarbij redeneerde uit zijne op den voorgrond gestelde, gratuite gevolgtrekkingals iemand zich in het veld be vindt tot het schieten van ganzen, m. a. w. op ganzen jaagt, dan moet zijn geweer geladen zijn. «Met uw verlof, dat moet volstrekt niet, evenmin als iemand die aan tafel gaat een leege maag moet hebben, of iemand die een examen gaat doen van gevulde hersenen voorzien moet zijn. «Het kan en zal wel veelal het geval zijn, maar de voorzichtige, aan enge omschrijving der feiten gehouden hooge raad zal zich wel wachten om de beschuldiging gij bevindt u in 't veld om te schieten, als syno niem te beschouwen aangij waart daar met geladen geweer. Die sprong zou dat college niet meemaken. En ik doe het ook niet." H. beroept zich verder, tot betoog van de on juistheid der door den advocaat gegeven uitlegging aan art. 20 der jachtwet, op een arrest van den hoogen raad van 20 Oct. 1873 (Wbl. v. h. R. n° 3660.) «Een beklaagde was door de rechtbank te 's Bosch ver oordeeld omdat hij, nog wel houder van een groote jacht akte, in gesloten jachttijd, zonder consent of buitengewone machtiging, met geladen geweer, in het jachtveld op post gestaan had om konijnen (d. w. z. schadelijk gedierte) te schietenen zulks op grond van art. 20 al. 2 der jacht wet. "De beklaagde kwam in cassatie en nu overwoog de hooge raad: «Dat volgens dat art" (nl. 20 al. 2) »is verboden in gesloten jachttijd, zonder het consent of de machtiging bovenbedoeld, met geladen schietgeweer zich in het veld (te) bevinden; dat die bepaling is algemeen, en bijgevolg zoowel den houder eener jacht-akte treft als hem, die daarvan niet is voorzien, terwijl zij niet onderscheidt met welk doel men in het veld is gekomen, hetzij om wild te schieten, h e t z ij enkel schadelijk gedierte" en voorts: •Terwijl het verder beweerde, betreffende den zin en de strekking der artt. 16 en 26 niets kan afdoen, omdat de wet de bevoegdheid om in gesloten jachttijd met geladen geweer in het veld te komen, uitsluitend van het bezit van het in die artikelen bedoeld consent of mach tiging afhankelijk stelt." Duidelijker kan het wel niet. denben en als Harold dan terug mocht zijn, wie weet of die schilderij hem dan niet juist een aan wijzing zou zijn waar zij zich ophoudt. Als hij wil kan hij haar dan vinden, «Ik verlang stellig niet mij te bemoeien met de plannen die gij voor uzelf gemaakt hebt, mijnheer Hetheringham," zegt zij. «Al wat ik van u durf vragen is stilzwijgendheid en geheimhou ding voor het oogenblik." sjk zweer u dat ik de bescheidenheid in persoon zal zijn," zegt hij en zij ziet dat hjj het ernstig meent. ,NU dit afgesproken is, zal ik naar huis gaan," zegt zij; «want ik heb hongeren juffrouw Andries zeide nog dat het eten om twee uur ge reed zou zjjn." (Wordt vervolgd.) GSDBUUT BIJ DE GEBROEDERS JLBBAHAM# XI ïttDDBDBUa».

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 6