N°. 254. 125e Jaargang. 1882
Vrijdag 27 October.
BRANDWEER.
Een kalm toeschouwer.
FEUILLETON.
Inspectie en Exercitie
Middelburg 26 October.
KINDER-ARBEID.
Door B. H. BUXTON.
BIJ VOEGSEL
middelbiirgsche courant.
BIJ DB
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
gelet op art. 20 der verordening op de brand
weer in deze gemeente, van den 24 Mei/2 Augus
tus 1882
maken bekend
dat de inspectie en exercitie met een gedeelte
der brandspuiten, volgens voordracht van het be
stuur over de brandweer, zal plaats hebben Vrij
dag den 3 November a. met de spuit E te 9j, L
te ÏOL S te 11) en W te 1) uur.
Weshalve de bedienden, aan die spuiten ge
plaatst, opgeroepen worden zich ten voorschre
ven uren aan de onderscheidene brandspuithuisj es
te bevinden, zullende bij niet verschijning tegen
hen proces-verbaal worden opgemaakt tot toepas
sing der bij de verordening vastgestelde straffen,
bestaande in eene geldboete van f 1 tot f 25 en
eene gevangenisstraf van éen tot drie dagen, te
zamen of afzonderlijk.
Hiervan is afgekondiging geschied waar het be
hoort, den 23 October 1882.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
P I C K
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Aan de tweede kamer is het volgende adres
ingediend, waarvan wij gisteren reeds met een
enkel woord melding hebben gemaakt
Geven met verschuldigden eerbied te kennen de
ondergeteekenden, dat zij zich gedrongen gevoelen,
het onderstaande onder uwe, naar zij hopen, wel
willende aandacht te brengen.
»Het tot stand komen van de wet van 19 Sep
tember 1874 (Stbl. n° 130), tot het tegengaan van
overmatigen arbeid en verwaarloozing van kinde
ren, hebben adressanten destijds met warme inge
nomenheid begroet, als den eersten stap op een
gebied, waar de beschermende tusschenkomst van
den staat door de omstandigheden dringend werd
geëischt. Doch tevens waren zij van stonde aan
overtuigd, dat het bij dien eersten stap niet zou
mogen blijven; een overtuiging, die door het
nauwlettend gadeslaan van de werking der wet
niet verzwakt, maar veeleer nog versterkt is.
«Adressanten zijn de eersten om te erkennen,
dat voornoemde wet invloed ten goede heeft uit
geoefend. Doch die invloed zou grooter zijn ge-
83
HOOFDSTUK XVII.
In liet atelier.
»Mjjn moeilijkheid is thans", vervolgt hij
op zeer zakelijken toon, »dat hier noodzakelijk
de natuur bij te pas moet komen. Om de plooien
van het kleed van die vrouw, die op den voor
grond geknield ligt, te kunnen teekenen, moet ik
die zien. Er zijn effecten die men niet alleen
met de verbeelding kan te weeg brengen en daar
onder is de drapeering een van de lastigste. Zoudt
gij mij willen en kunnen helpen door een paar
minuten op dat kussen daar neer te knielen en
uwe armen en handen zóo omhoog te houden?
Zij smeekt om vergiffenis. Ik ken de geschie
denis niet; maar dat is de houding. Een barsch
uitziend man moet rechts tegen den boom leunen
dat zijn mjjne aanwjjzingen. Wilt gij voor mij
poseeren
«Ik wil het gaarne beproeven", zegt Clara
laohende en heeft in een oogwenk de gewenschte
houding aangenomen. Haar kle»d valt in schil-
weest, indien niet gebreken in de wet zelve tot
bestendiging van misbruiken aanleiding hadden
gegeven; indien niet op het verbod van arbeid,
zoowel ten aanzien van den veldarbeid als in an
dere opzichten, betreurenswaardige uitzonderingen
waren toegelatenindien niet tengevolge van de
ontstentenis van afzonderlijke ambtenaren, met
het toezicht belast, de handhaving der wet in
menige gemeente en in meer dan éen opzicht veel
te wensohen had overgelaten. Trouwens kon de
staat niet geacht worden, ten deze zijn plicht naar
behooren te vérvullen, zoolang hij tot den ^jari
gen leeftijd zjjn zorg beperkte.
»Datr;,de regeering omtrent elk der aangeduide
punten met adressanten eenstemmig oordeelt, be
wijst het wetsontwerp, hetwelk door haar, bij
koninklijke boodschap van 23 April jl., bij uwé
vergadering is* aanhangig gemaakt. En geen
wonder anderzijds, dat, op grond dier overeen
stemming, adressanten zich hartelijk verblijden
zullen, zoo deze loffelijke poging der regeering,
om op den vroeger gelegden grondslag voort te
bouwen, met den gewenschten uitslag wordt be
kroond.
«Hadden zij zich te verklaren omtrent dat ge
deelte der regeeringsvoordracht, waaraan zij de
meeste waarde hechten, adressanten zouden niet
aarzelen, als zoodanig te noemen de 5e rege
lende de aanstelling van inspecteurs en adjunct
inspecteurs, aan wie, in samenwerking met de
gemeente- en rijkspolitie, het toezien op de nale
ving der wet wordt opgedragen. Want niet
alleen heeft de ervaring alom aangetoond, dat
een arbeids-wetgeving, hoe uitgebreid of beperkt
ook, eerst volle vruchten draagt, wanneer afzon
derlijke ambtenaren met haar handhaving worden
belastniet minder zwaar weegt bij hen de over
tuiging, dat de regeering behoefte heeft aan er
varen raadslieden, die, de levensvoorwaarden dei-
onderscheiden takken van bedrijf bestndeerende,
haar in staat kunnen stellen, bij het voortschrijden
der wetgeving op dit gebied beleid te paren aan
voortvarendheid en de rechtmatige belangen dei-
nijverheid niet uit het oog te verliezen.
«Van den anderen kant behoeft nauwelijks te
worden betoogd, dat adressanten de détail-regeling
van het wetsontwerp in enkele zijner onderdeelen
niet beschouwen als onvatbaar voor verbetering.
Zij achten het echter onnoodig, daaromtrent in
bijzonderheden te treden. Hun is het er slechts
om te doen, met klem en met ernst tot de leden
uwer vergadering deze dringende bede te richten
verleent aan de voordracht der regeering uw steun
en uw stemwijzigt haar, voor zoover u zulks
noodig en mogelijk schijntmaar laten die wijzi
gingen slechts punten betreffen, die in het stelsel
der wet als ondergeschikt mogen worden aange
merkt, en helpt voor uw deel in de wetteljjke
regeling van de narbeid van kinderen die verbete
ringen brengen, die sedert jaren door een groeiend
aantal met verlangen zijn tegemoet gezien.
»En daarbij zij het adressanten vergund, aan te
dringen op spoedige behandeling. Sedert de in
diening van het wetsontwerp zijn reeds bijkans
derachtige plooien om haar heenhare handen
en armen zijn smeekend opgeheven. Zij poseert
bevallig en onbeweeglijk.
«Dank u duizendmaal!" zegt Percy, op
staande en haar te hulp schietende terwijl zij
tracht overeind te komen, maar hare beenen zijn'
stijf en stram geworden.
«Gij hebt zoo volmaakt geposeerd", zegt hij
met deernis, «dat ik geheel vergeten heb hoe
lang ik u in dezelfde houding heb laten liggen
en nu zijt gij vermoeid. Wat ben ik toch een
barbaar 1"
«Gekheid", zegt zij lachende, „gij overdrijft
uwe tekortkomingen zeer. Die stijfheid zal ter
stond overgaan als ik een beetje geloopen heb
en het doet mij wezenlijk genoegen dat ik u eenigs-
zins van dienst heb kunnen zijn."
„Gij hebt zoo uitstekend geposeerd", zegt
hij „dat ik maar in eens moed zal vatten om u
het voorstel te doen, waarnaar gjj mij gevraagd
hebt."
„Wilt gij mij zeggen wat ik voor u doen kan
en ook hoe ik eenig geld kan verdienen?"
vraagt zij blozend en met glinsterende oogen.
Percy keert zich van haar af en begint met
groote stappen het atelier op en neder te loopen.
«Denk aan uw schilderij zegt hij tot zich
«elf „en vergeet de lieflijke, beminnelijke vrouw."
«Hebt gij ooit een gedichtMaud Muller
genaamd, gelezen?" vraagt hij, zjjn best doende
om haar niet aan te zien.
zes maanden verstreken. Hebben politieke om
standigheden tot die vertraging geleid, des te meer
reden is er dan ook, thans de afdoening te ver
haasten van een wetsvoordracht, waarbij de
stoffelijke en zedelijke belangen der natie betrokken
zijn. Het welzijn der kinderen, wier op te jeug
digen leeftijd aangevangen en overmatige arbeid
hun toekomst bedreigtde bloei der nijverheid,
die ten slotte door deugdelijk ontwikkelde arbei
ders 't meest wordt gebaat's volks weerbaarheid,
die verzwakt wordt, en 's lands welvaren, dat
schade lijdt door het misbruiken van jeugdige
werkkrachten dat alles maakt het voortgaan
op den in 1874 ingeslagen weg voor den staat
tot een gebiedenden plicht. Adressanten althans
spreken hun innige overtuiging uit, dat daarmede
niet langer behoort te worden gedraald, en koes
teren de hoop, dat uwe vergadering metterdaad
toonen zal hun inzicht te deelen.
«Hetwelk doende, enz."
20 October 1882.
Het adres is onderteekend door
Jhr mr W. C. A. Alberda van Ekenstein, school
opziener en lid van de prov. staten, te Gronin
gen; dr G. A. N. Allebé, te Amsterdam; mr J. P.
Amersfoordt, landbouwer, te Haarlemmermeer;
mr E. Attema, te Leeuwarden; mr J. baron d'Aul-
nis de Bourouill, hoogleeraar te Utrecht; mr A.
Beaujon, te 's Gravenhage; E. H. Begemann, ma
chine-fabrikant te Helmond jhr mr F. H. van Beijma
thoe Kingma, burgemeester van iEngwirden, te
Heerenveen; mr A. Bloembergen Ezn., voorz. der
vereen. Nijverheid te Leeuwarden; F. W. C. Blom,
schelpkalk-fabrikant te Loosduinen; mr C. H. B.
Boot, subs.-off. van justitie te Maastricht; dr J.
Bosscha, te Delft; H. Bonman, directeur kweek
school voor onderwijzers te Amsterdam; J. Bree-
baart Kzn., te Winkel; P. J. A. de Bruine, burg.
te Zwijndrecht; Herman T. Bultman, landbouwer
te Haarlemmermeer; mr C. W. A. Buma, lid van
den gemeenteraad, te Leeuwarden; mr J. T. Buijs,
te Leiden; mr H. H. van Capelle, secretaris kamer
van koophandel, te Arnhem; dr B. Carsten, adj.-
insp. voor het geneesk. staatstoezicht, te 's Gra
venhage mr H. H. G. A. Coenegracht, schoolop
ziener te Maastricht; dr L. Ali Cohen, insp. voor
het geneesk. staatstoezicht te Groningendr S. Sr.
Coronel, te Leeuwarden; Alex. Daniels, directeur
der diamantslijperij van de firma M. E. Coster, te
Amsterdam; W. Degenhardt, voorzitter van het
Ned. onderwijzersgenootschap, te Amsterdam; K.
H. Dethmers, steenfabrikant te Uitwierda; mr P.
J. G. van Diggelen, lid van de prov. staten en
rechter te Zwolle; A. Duparc, lid van den ge
meenteraad en secr. van de kamer van kooph. te
Leeuwarden; Jacob Duijvis, stijfselfabrik, te Utrecht;
J. A. Yan Dijk, dir. van de gemeentelijke kweek
school voor onderwijzers te Leidendr L. J.
Egeling, insp. voor het geneesk. staatstoezicht te
's GravenhageK. Enthoven Lzn., fabrikant te
's Gravenhagejhr mr C. Van Eijsinga, lid van den
gemeenteraad te Leeuwardenmr Y. Fockema,
kantonrechter te DokkumL. Gerhardt, hoofd eener
Zij heeft het gelezen. Haar oude vriend heeft
het haar indertijd geleend.
Hij vraagt niets, hij heeft vast besloten om
niets te vragenmaar hij voelt een groote ver
lichting als zij van een ouden vriend spreekt.
Het woord vriend alleen zou hem op het denk
beeld van een minnaar hebben kunnen brengen,
misschien wel van den man die haar dien onheil-
spellenden ring gegeven heeft, met dat waar
schuwende »Voor imrne r", het eenige orna
ment dat zij draagt en nog wel aan den vinger,
dien de meisjes meestal voor haar trouwring open
houden. Hij blijft op en neer loopen, maar is
toch bedaarder.
Haar tegenwoordigheid en het regelmatige op
en neergaan heeft een kalmeerenden invloed op
hem. Hij vertelt haar dat hij gisteren dat gedicht
heeft hooren lezen en dat hij gelooft dat zij een
goed model voor zijn schilderij, zijn groote schilderij
voor de tentoonstelling van het volgend jaar, zal zijn.
«Als gjj ertoe besluiten kunt om geregeld
voor mij te poseeren, zal ik u zes gulden daags
geven," zegt hij, zijn best doende om zoo materieel
mogelijk te spreken, alsof hij met een zijner ge
wone modellen te doen had. «Bedenk echter dat
het lang geen gemakkelijk werk is want al zal
ik ook trachten u te sparen en u van tijd tot tijd
laten rusten, zullen uwe ledematen u toch pijn
doen en gij zult u moede en loom voelen en mij
waarschijnlijk verfoeien omdat ik u iets heb durven
voorstellen, wat voor dilettanten steeds een kwel-
openbare school te UtrechtH. J. E. Gerlach,
grondeigenaar te Middelburg mr J. J. Yan Geuns,
raadsheer in het gerechtshof te 's Gravenhage
A. P. Godon te 's Gravenhagemr H. B. Greven,
hoogleeraar te Leidenmr C. W. A. baron Van
Haersolte, rechter te Zwollemr L. De Hartog,
hoogleeraar te Amsterdam; mr A. F. K. Hartog,
voorz. van de afdVolksonderwijs te AmsterdamJules
van Hasselt, steenfabrikant en burgemeester te Kam
pen jhr mr H. J. van der Heim, te 's GravenhageB.
H. Heldt, voorz. van het Alg. Ned. Werkliedenverbond
te Amsterdam dr J, F. van Hengel, te Hilversum
mr. A. Heijligers, te 's Gravenhage J. H. C,
Heijse, lid van gedep. staten te ZierikzeeW.
Hofman, lid van gedep. Staten te Holwierdadr.
C. P. Hofstede de Groot, hoogleeraar te Gro
ningen dr. H. J. E. van Hoorn. alg. voorz.
van de vereen. Volksonderwijs te 's Gravenhage.
H. C. van der Houven van Oordt, steenfabrikant
en lid van de prov. staten te Apeldoorn dr P'n. R.
Hugenholtz, alg. sec. der Vereen. Volksonderwijs
te 's Gravenhage H. Hulshoff Pol, fabrikant en
wethouder te Hengelo (O)jhr mr J. J. F. de
Jong van Beek en Donk, proc.-gen. te 's Hertogen
bosch C. J. M. Jongkindt Coninck, dir. van de
rijkslandbouwschool te WageningenJ. M. Kake-
beeke, landbouwer en lid van de prov. staten te Goes;
A. E. van Kempen, mede-eigenaar van de fabriek
van gouden en zilveren werken van de firma Yan
Kempen te 's Gravenhagejhr mr G. de Bosch
Kemper, referendaris aan het dep. van waterstaat
te 's Gravenhage mr A. Kerkijk, te Amsterdam;
D. van Konijnenburg, contr.. van de dir. belastingen
en van hetkad. te Leeuwarden; dr J. J. Kreenen,
insp. van het lager onderwijs te ZwolleA. C,
Kruseman, te Haarlem mr A. van Laer, schoolopz.
te AlmeloG. B. Lalleman, hoofd der openbare
school te Moordrecht; A. P. Ledeboer, fabrikant
te Tilburg; mr J. A. Levij, advokaat te Amster
dam; F. B. Löhnis, dir. van de AP van weldadig
heid te Frederiksoord mr J. de Louter, hoogleeraar
te Utrechtdr D. Lubach, insp. v. h. geneesk.
staatstoezicht te Kampen P. Lijcklama a Nijeholt,
burg. en lid van de prov. staten te Franeker
J. C. van Marken jr., dir. van de Nederl. gist-en
spiritusfabriek te Delftwed. J. C. Masseé z",
te Goes mrM. Mees, onder-voorz. v. d. k. v. k. te
Rotterdam; mr W. C. Mees, te Amsterdam; mr S. A.
Vening Meinesz, te Rotterdam mr J. C. Meijer,
voorz. van de afd. Leeuwarden der vereen. Volks
onderwijs te Leeuwarden A. Moens, te Amsterdam;
mr J. H. M. baron Mollerus van Westkerke, com
missaris des konings in de prov. Gelderland te
Arnhemmr D. J. Mom Visch, raadsheer te Arn
hem R. A. de Monchij, directeur der Neder-
landsche katoenspinnerij te Hengelo (O)dr J.
Th. Mouton, fabrikant te 's GravenhageP. N.
Muller, lid van de prov. staten te Amsterdam
mr R. C. Nieuwenhuis, schoolopziener te Deven
ter mr Jacques Oppenheim, gemeente-secretaris te
Groningenmr C. W. Opzoomer, hoogleeraar te
Utrechtmr S. J. baron van Pallandt, lid van
gedep. staten te Eerde bij Ommen; jhr mr J. M.
A. van Panhuys, burgemeester van Groningen en
ling is en zelfs voor de meest geoefenden van het
vak altijd moeilijk en vermoeiend blijft.
«Als men iets met hart en ziel doet, kan
het nooit erg hard vallen," zegt zij ernstig, «en ik
kan mij geen aangenamer manier om zooveel geld
te verdienen, voorstellen." Hij heeft zijn wandeling
gestaakt en staat nu voor haar. Zij staat op en
reikt hem de hand.
«Ik kan u niet met woorden danken voor alles
wat gij voor mjj doet," zegt zij met tranen in de
oogen, «maar ik hoop dat ik u mjjn dank zal
kunnen toonen door de onafgebroken oplettend
heid, waarmede ik u tot model wil dienen."
Hij heeft haar hand genomen, houdt die eenigen
tijd vast en schijnt zóo weinig geneigd om haar
los te laten, dat zij ze eindelijk wegtrekt.
«Ik ben niet heelemaal lui geweest, ziet ge
wel," zegt zjj, doende alsof zij niets merkt van
de verlegenheid, die zij beiden gevoelen, terwjjl
zij hem een rand laat zien, waarop een natuur
lijke rank van madeliefjes begint te bloeien. Haar
vrouweljjk instinct waarschuwt haar dat zij door
een gevaar bedreigd wordt en zij haast zich om
dit te ontwijken, door lachend haar eigen werk
te vertoonen. Zij verwijt zich dat zjj te uitbundig
geweest is in het betuigen van haar dankbaarheid
en neemt zich voor zich niet meer zoo door haar
gevoel te laten meesleepen. Dat vasthouden van
haar hand is een nuttige les voor haar geweest.
Hij raadt met zijne gewone scherpzinnigheid
i terstond wat er in haar omgaat en heeft er spijt