De Willem Barents.
Eindelijk zal weldra blijken of de gemeenteraad
werken tot verbetering van den toestand der
Heerengracht tot de noodzakelijke rekent en
daaraan de band zal slaan.
De heer Pické heeft zich onthouden van het
uitspreken van een antwoord op de door hem
gestelde vragen. Of zijn antwoord niet tusschen de
regels te lezen is, laten wij in 't midden. Ons
is echter in dit opzicht wat grooter vrijheid
veroorloofd. Wij willen daarom niet nalaten,
aan het einde van ons overzicht van dezen van
grooten ijver voor de belangen onzer gemeente
getuigenden arbeid, onze eigen gevolgtrekking uit
te spreken, dat de oogenblikkelijk gunstige toe
stand der gemeentekas, bij het vooruitzicht van
noodzakelijke openbare werken en bij de kans op
mogelijke schadelijke veranderingen, geen vol
doende reden is om eene vermindering te brengen
in het cijfer der inkomsten-belasting, waarvan de
druk tot dusver nog niet gebleken is de draag
kracht der ingezetenen te boven te gaan.
Hammerfest, a/b. Willem, Barents
23 September 1882.
Wei-Edel Gestrenge Heer!
Hoewel ik 4 Augustus jl. de eer had u met het
Eng. stoomschip Hope een bericht te zenden, het
welk ik hoop dat u geworden is, zoo zal ik bij
dezen een kort verslag geven van onze reis na
onze aankomst te Vardö, waar wij onzen water
voorraad aanvulden.
Den 23en Juni 's morgens verlieten wij Vardö
en bepaalden koers op Ganzenland, daar op die
breedte het meest open water gevonden wordt,
indien Nova-Zembla nog met ijs is omgeven.
Op den n. m. van 26 Juni waren wij reeds bij
het ijs op 43° O. L.het bestond uit stroomen
en velden bijeengewaaid ijs en ik vervolgde mijn
koers tot 47°, toen het ijs te dicht werd en ik
terug moest keeren van waar ik gekomen was.
De aanhoudende noordenwinden, die wij gehad
hadden, deden mij noordwaarts meer open water
verwachten en in die richting werd door mij be
proefd in open water te komen om zoo de kust te
bereiken. Harde wind, zeer veel mist en sneeuw,
maakten mij deze pogingen niet gemakkelijk.
Overal stuitte ik op ijs, soms dichte stroomen,
waarachter drijfijs, soms velden bijeengewaaid ijs,
soms flarden, een paar duizend meters groot, doch
altijd moest ik ten laatste terug, wilde ik niet
ingesloten worden.
Den 2ea Juli op 72J N. Br. en 45° O. L. geko
men, besloot ik weder zuidwaarts te gaan, om te
zien of ik daar gelukkiger zou zijn, hoewel mijn
verwachtingen niet hoog gespannen waren.
Steeds door en langs het ijs werd nu in bijna
aanhoudenden mist om de Zuid gezeild, met altijd
guur en onaangenaam weder.
Het verwonderde mij, zoo weinig dierlijk leven
als wij in en nabij het ijs vonden. 6 Juli schoten
wij echter op het ijs een baardrob van 150 a 200
KG. zwaar, waarvan de huid door den zoöloog
werd geconserveerd en het vleesch op verschillende
wijzen werd toebereid.
Den volgenden dag ontmoetten wij een Russi-
schen schoener, die ook trachtte naar Nova-Zembla
te komen en de kenmerken droeg van goed met
het ijs in aanraking geweest te zijn. Ik hoopte van
hem inlichtingen omtrent het ijs te verkrijgen en
ging daarom naar hem toe. Hoewel de kapitein
zeer beleefd was, gaf onze samenkomst geen resul
taat, daar wij geen woord met elkander wisselen
konden.
Den volgenden morgen waren wij weder in het
ijs zeilende, de mist was als gewoonlijk dik en ik
moest ten laatste wederkeeren. Toen de mist
eenige oogenblikken optrok, zat ik echter rondom
dicht in het ijs; alleen in het noorden, van waar
de wind kwam, was het eenigszins open. Ruimte
om daarheen op te werken was er tusschen het
jjs niet, ook was het zeer flauw geworden en ik
maakte te 9 uren het schip met de ijsankers aan
gende, brutale Clara lag, die gelukkig zoo spoedig
mogelijk het huis zou verlaten.
Natuurlijkde schuld lag alleen aan Clara lord
Vestrum had slechts zwak en ondoordacht gehan
deld, zooals de meeste mannen geneigd zijn te
doen, wanneer zij te veel in verzoeking gebracht
worden door sluwe vrouwen.
Mijnheer Steele diezooals gewoonlijkniets
wist van eenige huiselijke onaangenaamheid, ging
met Amy naar de comedie en daarmede was voor
Clara de eenige kans op rechtvaardiging verloren.
Zij had zich reeds voorgenomen om de zaak
kalm en naar waarheid aan Harolds vader mee
te deelen en herinnerde zich eerst toen Amy haar
haastig goeden avond kwam zeggen, dat zij dieD
avond geheel alleen moest blijven.
Alleen met haar leed en het verpletterende gevoel
van die bittere vernedering.
»0! Harold, mjjn lieveling, mijn trouwe
vriendAls hij eens wist hoe diep ongelukkig,
hoe hulpeloos ik ben snikte het arme meisje
en viel op haar bed neer, terwijl een vloed van
tranen haar beklemd gemoed eenigszins verlichtte.
„O, Harold! Wanneer komt gij terug, waarom
komt gij mij niet reuden en verlossen
IJdele vragen, ijdele gedachtenHarold was
duizenden mijlen ver, op den grooten Oceaan.
Voorjaarszonneschijn had hij boven zich, zonne
schijn in het hart, wanneer hij bedacht dat de tijd
meer en meer begon te naderen, waarop hij zijn
geliefde zou weerzien.
Weinig dacht hij dat juist toen zulke ruwe
een groote schol vast, hopende op betere omstan
digheden.
Tegen 11 uren dreven wij in een meer open
gedeelte en er kwam een briesje door, waardoor
het schip weder te besturen was. Wij moesten
nu echter door een zeer dicht gedeelte werken,
waartoe de bemanning, op het ijs staande, het
schip tusschen het ijs door moest sleepen. Te
half drie waren wij weder in open water.
9, 10 en 11 Juli hadden wij flauw en stil weder
met zonneschijn, hetwelk voor ons werkelijk een
verpoozing was na de aanhoudende mist en gure
dagen. Wij waren toen aan den rand van dicht
drijfijs. Op den n. m. van den llen Juli te 4
uren hadden wij een temperatuur van 8° C. in
de schaduw, voor ons een hooge temperatuur.
Eenige oogenblikken later was er weder een
dikke mist en op de E. W. was het tuig vingers
dik met ijzel bedekt.
12 Juli op de breedte van Colgulf zijnde, op 46°
lengte en altijd tegen het ijs stuitende, begreep
ik dat ik het hier weder op moest geven.
Met meest harde oostelijke en zuidoostelijke
winden in voortdurenden mist en veel regen zeilde
ik nu weder noordwaarts. Den 13ea vonden wij
op de plaats waar wij 27 en 28 Juni zeilbaar ijs
gevonden hadden, niets dan eenige losse stroomen
ijs, die gemakkelijk gepasseerd werden, en zonder
verder door het ijs verhinderd te worden, naderden
wij de kust van Nova-Zembla, steeds het lood
gaande houdende. 16 Juli waren wij volgens het
lood in Mollerbaai zeer dicht bij land in 20 vaam,
doch dikke mist belette ons iets te zien. Ik
stuurde daarop weder westwaarts den wal uit.
Den 17en kreeg ik gebeterd bestek en stuurden
we weder noördoostwaarts in de richting der kust.
Op den achtermiddag ontmoette ik toen de
Hope. Ik begaf mij naar boord en over en weer
werden inlichtingen gegeven en plannen bekend
gemaakt. Sir Allan Young ontving mij zeer be
leefd en inviteerde mij met de disponibele offi
cieren te blijven soupeeren, hetwelk ik gaarne
aannam, daar het goed weder geworden was.
Nauwelijks had ik echter de invitatie aangenomen,
of ik moest zoo spoedig ik kon naar boord terug-
keeren, daar een dikke mist weder was opge
komen.
De Hope stuurde daarop naar Mollerbaai en wij
zetten koers naar Matotschkinsharr.
Op den achtermiddag van den volgenden dag
werd in dikken mist land gezien. Daar ik niets
zag dan een streep land aan de kust, kon ik mij
nog niet verkennen. Ik stuurde echter langs den
wal op J a 1 mijl, en toen 's avonds de mist
optrok, verkende ik den ingang der straat aan de
twee bergjes op Zuilenkaap. Den volgenden mor
gen ankerde ik in den ingang van de straat voor
stilte en harde eb. Des middags kwam er zeer
veel ijs de straat uit; 's avonds te 11 uren, het tij
verminderende, gingen wij onder zeil en werkten
op. de straat in. Het drijfijs en harde wind nood
zaakten mij echter te half vier uur in Altglaubigen-
baai ten anker te komen, waar twee Russische
schoeners lagen.
Ons verblijf in de straat heb ik u reeds kortelijk
medegedeeld. Het passeeren der straat ging niet
zoo vlot als verleden jaar. Wij hadden allerlei
tegenspoeden. In het begin een oostelijke storm,
kort daarop een westelijke, waardoor er in de
straat zooveel zee en deining stond, dat ik gedu
rende twee dagen geen water kon innemen en
bijna aanhoudend mist en veel regen. Eb en vloed
liepen zeer ongeregeld, dikwijls 2 x 24 uren van
denzelfden kant. Verscheiden malen moesten wij
onder zeil gaan, om voor groote flarden ijs, die
afdreven, te vluchten. In éen woord, het was
verre van rustig ten anker liggen.
Gedurende mijn verblijf in de straat ben ik twee
en twintig maal onder zeil gegaan.
Daar wij steeds van elke gelegenheid moesten
gebruik maken om verder te zeilen, hadden wij
ook niet veel gelegenheid om naar den wal te gaan.
Het weder was trouwens daartoe ook niet aan
moedigend.
26 Juli kreeg ik een bezoek van den heer Grant,
's Morgens op Zwarteneiland zijnde, had hij de
Barents in de verte gezien en was te half elf op
geroeid. Te 5 uur 's avonds was hij bij ons. Hij
herfstwinden over het ouderlijke huis woeien en
zijn bedroefde geliefde hem in wanhoop aanriep
om hulp en bijstand.
Mevrouw Steele had er steeds goed voor gezorgd
dat Clara niets van Harold afwist, noch van de
plaats waar hij zich bevond, van zijne vooruit
zichten, van zijn bestemming, noch van zijn op-
haaiden zijnde thuiskomst. Zij had hierin een
volharding aan den dag gelegd, inderdaad een
betere zaak waardig.
Hij van zijn kant had trouw de belofte gehou
den, welke hij zoo schoorvoetend had afgelegd.
Hij had nooit een brief aan Clara geschreven
maar zich voor die onthouding schadeloos gesteld
door in de brieven aan zijn moeder allerlei bood
schappen aan haar te vlechten.
Het is overbodig te zeggen dat geen van die
woorden vol liefde en gehechtheid ooit overge
bracht werd, aan haar voor wie ze bestemd
waren. Integendeel werd met een wreede spits
vondigheid, waartoe alleen vrouwen in staat
schijnen te zijn, telkens door mevrouw Steele en
haar lieve dochter, in tegenwoordigheid der gou
vernante, gepraat over het volslagen stilzwijgen
dat Harold ten opzichte van Clara bewaarde.
»Het lijkt vreemd dat hij haar zoo geheel
vergeten heeft", zei mevrouw Steele en dan viel
Cecile in. »Het was natuurlijk niets dan jongens
verliefdheid.
Clara had al die leugenachtige gezegden steeds
gehoorddoch de herinnering aan zijn laatste
omhelzing en het gezicht van den ring aan haar
vertelde ons, dat de Kara en de Hope in Altglau-
bigenbaai ten anker lagen. De Hope had getracht
een depót van levensmiddelen op te richten op
Suchoinoz, doch had zulks niet kunnen doen door
mist en slecht weder.
Op de eerste wacht van den 27sten vond ik de
straat dicht bij kaap Walrus geheel gesloten.
Ik ankerde aan het ijs, om het veranderen van
het tij af te wachten, waardoor sommigen gele
genheid hadden schaatsen te rijden. De baan
was echter niet mooi, want de oppervlakte was
zeer week. Des nachts te éen uur werkte ik
weder op, de straat uit.
In den nacht van 28 op 29 kwamen sir Goose
Booth en Grant ons nogmaals opzoeken.
Daar zij niet wisten hoever wij al in de straat
gevorderd waren, was hun boot voor 8 dagen
uitgerust. Zij deelden mij mede, dat de Hope op
een rif bij Matuchef averij had bekomen en dat
onze timmerman veel assistentie zou kunnen
verleenen.
Hierdoor heb ik mij nog drie dagen in Altglau-
bigenbaai opgehouden, gedurende welken tijd wij
vele beleefdheden van sir Allan Young en sir
Goose Booth ondervonden.
Zooals ik verder de eer had u te melden, ont
moetten wij 3 Augustus de booten met de beman
ning der Eira, zeilden naar Al tglaubigenbaai terug
en gaven de bemanning aan sir Allan Young over,
ontmoetten 's avonds de Holl. expeditie naar Dick-
sonhaven en vervolgden den volgenden morgen
de reis noordwaarts.
Om niet in herhalingen te vervallen, moet ik u
mededeelen, dat wij na het verlaten van Yardö,
enkele dagen uitgezonderd, nagenoeg steeds in
mist geleefd hebben, hetwelk vooral in de nabij
heid van het ijs dikwijls zeer lastig en zorgelijk
was. Van de 31 dagen in de maand Juli, dus van
de 186 wachten, staan er 46 en van Augustus 42
wachten in het journaal, waarin niet gemeld
wordt mist, sneeuw of regen. Ook hebben wij
veel harden wind en ruw weder gehad.
Na de straat verlaten te hebben, vond ik reeds
den volgenden dag in dikken mist het ijs.
Westwaarts gaande, zeilde ik het om en kwam
weder 12 Augustus bij 't ijs op 75J° NB.
Oostwaarts zooveel mogelijk langs het ijs zei
lende, bereikte ik op die breedte 14 Aug. 54° OL.
In den mist door en langs stroomen zeilende, ont
moette ik er telkens meerdere en met den NW.
wind begreep ik, mij niet tusschen het ijs en de
Noordkust te mogen wagen.
15, 16 en 17 Aug. vond ik het ijs, dat ik wei
nige dagen te voren op 75 ontmoet had een
hal ven graad zuidelijker. Ik volgde nu Westwaarts
het ijs, hetwelk voor een groot gedeelte Barents-
zee vulde. De jjsgrens lag tusschen de 74^ en
75 J° noorderbreedte.
Met zooveel ijs in Barentszee begreep ik, dat
ik geen kans meer had Nova-Zembla benoorden rond
te zeilen en ik moest mij dus bepalen tot het
verdere onderzoek der Barentszee.
20 Augustus, op 75° zeilende op 45° lengte, pas
seerde ik in mist losse stroomen verspreid drijf
ijs ik bleef Noord sturen tot 's avonds 8 uur, toen
de stroomen en het drijfijs menigvuldiger werden.
Van toen af stuurde ik Z.W. en later Zuid, denkende
er zoo spoedig uit te komen. Het ijs werd echter zeer
dicht. In den nacht van 21 op 22 begon het veront
rustend te worden, zoodat er zelfs over gedacht werd
Noordwaarts weder open water te zoeken. De
wind was Oost en nam zeer in kracht toe en zou
dus het ijs sluiten, zoodat ik begreep geen tijd te
mogen verspillen en ten koste van harde stooten
tegen het ijs werd zooveel mogelijk bij den wind
om de Z.Z.O. en later Z.O. gestuurd. Te half 7
's morgens was ik voor een breeden, dichten dam,
waarachter ik in eenige oogenblikken open water
zag. Ik zeilde er gedurende een half uur langs
en vond toen een smal gedeelte, waar het schip
tegen aan gezet werd en door de bemanning 8r-
door gesleept. Het ijs was zeer zwaar en dik, zoo
zelfs, dat sommige gedeelten over de verschansing
heen staken.
Ik was blijde weer in open water te zijn, want
bezet te raken in dezen tijd van het jaar, zoude
noodlottige gevolgen kunnen hebben.
Ik vervolgde het ijs weder westwaarts.
vinger had haar tot nog toe altijd gerustgesteld.
Dezen avond echter, nu haar ellende in het huis
zijner ouders haar toppunt bereikt had, kwam
alles wat zij gehoord had haar weer voor den
geest en zij begon zelf te gelooven wat anderen
haar zoo hardnekkig ingeprent hadden.
Haar minnaar moest haar vergeten hebben.
Ware dat niet hét geval dan zou zij nu niet
zooveel lijden. Toen ze tot die wanhopige over
tuiging was gekomen, drukte zij hare lippen
hartstochtelijk op haar ring en vroeg zich af of
het dan toch waar zou zijn, dat mannen nooit
getrouw waren aan hunne beloften en dat alleen
vrouwen voor altijd weten te beminnen.
Achmaar Harold was toch zeker een uitzon
dering op dien regelHij was altijd waar en op
recht geweest. Als zij hem nog slechts eenmaal in de
lieve oogen mocht zien en de vriendelijke tonen
zijner welluidende stem hoorenDan zou al haar
twijfel en haar vrees wijken als een nevel voor de
opgaande zon.
O Harold Harold
Zij riep wederom luide zijn naam, alsof hij haar
eindelijk moest hooren. Daarna werd zij kalmer
en hegon te overleggen.
Hij was reeds zoo lang op reis, dat zijn terug
komst niet meer zoo heel ver af kon zijn. Eiken
dag kon hij komen, van avond, morgen. Hij
had immers met zijn bljjden lach gezegd
„Op een mooien dag, als gij mij het minst ver
wacht, zal ik voor u staan." Zou zij al haar moed
verzamelen en met geduld nog een weinig langer
Op deze betrekkelijk lagejbreedte ontmoetten
wij vele ijsbergen, waarvan vele hoogerjwaren dan
het tuig van de Barents. Verleden jaar vonden
wij ze allen bij en tegen de noordkust van Nova
Zembla.
Op 30° lengte gekomen, boog het ijs plotseling
noordwaarts; de temperatuur van het zeewater
rees tot 2 en 3° en ik dacht misschien hier een
hooger breedte te kunnen bereiken. Op 76° 10'
kwam ik echter in dikken mist weder bij het pak,
hetwelk zoo ver ik zien kon westwaarts strekte.
Ik besloot toen de veranderingen te gaan ob-
serveeren, die in 14 dagen in het ijs hadden plaats
gehad. Oostwaarts gaande zeilde ik zoo mogelijk
langs eenige lijnen, waarvan door den directeur
der afdeeling Zeevaart van het meteor.-instituut
loodingen en temperatuur-observatiën als wensche-
lijk waren opgegeven.
Op 73° Br. en 494 O. L. werd 's morgens van
den 6en Sept- nogmaals de Kara ontmoet. Wij
draaiden bij en ik vernam dat de Kara, langs de
kust in het landwater zeilende, bij Willem-eiland
het eerste losse ijs gezien had en aldaar geankerd
was. Kort daarop was het jjs op komen zetten
en de Kara was tegen den wal bezet geraakt en
gedurende drie weken bezet gebleven. Men maakte
reeds alles klaar om aan wal te overwinteren.
Een Z.O.lijke storm had toen het ijs weder weg
gedreven alles was zoo spoedig mogelijk weder
aan boord gebracht en gedurende een N.O.lijken
sneeuwstorm was de Kara tusschen de eilanden
door naar zee gezeild. Door bemiddeling van
den heer Grant is u waarschijnlijk een telegram
van ons geworden. De Kara zette koers op
Hammerfest.
Na volgebrast te hebben stuurde ik noord, om
het ijs weder aan te loopen. Weerstoestand en
winden waren mij hiertoe niet gunstig. In het
algemeen vond ik het ijs sedert half Aug. 15Duit-
sche mijlen om de noord verplaatst. Het ijs was
nog zeer verspreid, hetwelk de navigatie in den nu
donkeren nacht met veel mist en slecht weer zeer
moeielijk maakte.
Na in den nacht van 14 Sept. gedurende een
zuidelijken storm met het pakijs onder de lij tus
schen verspreide zware brokken ijs, onder aanhou
denden regen, de bezwaren van de nachten in deze
streken goed ondervonden te hebben, besloot ik
koers te stellen op Hammerfest.
De gezondheidstoestand liet weinig te wenschen
over. G. Hoffman.
De heer Opwijrda, redacteur van het Pharm.
Weekblad, heeft een nuttig werk verricht, door
een tweeden druk uit te geven van zijn alpha-
betisch overzicht der samenstelling van een groot
getal zoogenaamde geheime geneesmiddelen, welke
echter meestal voor de schei- en plantenkundigen
geen geheimen bevatten. Men vond tot dusver
die mededeelingen verspreid in tijdschriften of
boekwerken; de heer Opwijrda heeft nu ieder in
de gelegenheid gesteld zich op gemakkelijke wijze
te vergewissen van hetgeen in de meeste dier
middelen voorkomt.
Ook in Frankrijk zal eene spoorweg-enquête
gehouden worden. De minister van openbare werken
heeft voorgesteld daartoe eene commissie van
30 leden te benoemen, onafhankelijk van de beide
kamers, samengesteld uit leden van den senaat
en van de tweede kamer, uit leden van de kamers
van koophandel, kooplieden en industrieelen.
Mag deze commissie, door hare samenstelling,
op grooter veelzijdigheid aanspraak maken dan de
Nederlandscbe, de Fransche voortvarendheid zal
haar vermoedelijk ook wat vlugger doen voort-
werken dan deze.
haar beproeving zien te dragon, totdat hij einde
lijk terug keerde
Doch eensklaps klonk die bedreiging van het
verbeterhuis haar in de ooren en zij herinnerde
zich met schrik dat haar tegen het einde der
week de dienst was opgezegd. Zij werd dus op
straat gezet, de deur uitgejaagd in die geheim
zinnige wildernis, die Londen heette en waarvan
de slechtheid steeds het onderwerp der gesprekken,
zoowel boven als in de keuken, uitmaakte, zij
moest een nieuw middel van bestaan zoeken en
de deur van Harold's woning zou voor altijd voor
haar gesloten blijven.
Dat was de schrikbarende staat van zaken, met
het oog op de toekomst; maar nog erger was de
angst voor het tegenwoordige, die haar kwelde,
de angst voor mevrouw Steele en het verbeter
huis; haar afschuw en walging van verdere be
leefdheden van dien onuitstaanbaren lordVestrum.
O het was hard, te hard om te dragen
(Wordt vervolgd.)
gedrukt bij de gebroeders abrahams
te middelburg.