Een kalm toeschouwer. MIDDELBURGSCHE COURANT FEUILLETON. De Gemeente-Veld wachters BIJVOEGSEL Maandag 9 October 1882. N9. 238. Middelburg 7 October. Schadelijk gedierte. Ganzen. Door B. H. BUXTON. den tot het schieten van schadelijk gedierte (ganzen), zonder eene buitengewone machtiging hiertoe te hebben bekomen." Toch werd het vonnis vernietigd en de be klaagde van alle rechtsvervolging ontslagen, op grond dat nergens bij de wet het vangen van schadelijk gedierte in het algemeen ver boden is, terwijl omtrent artikel 26 werd over wogen dat dit „alleen betreft het geval van ontstane nadeelen door te groote vermenigvul diging van wild of schadelijk gedierte en dien tengevolge verleende buitengewone machtiging om dit te schieten of op andere wijze te be- meesteren, waarvan in casu geene sprake is.'' De hooge raad beperkte zich dus tot toe passing der wet, zooals zij daar ligt, zonder zich te verdiepen in een onderzoek, of de wet zelve al dan niet tot ongerijmde gevolgtrek kingen zou kunnen leiden. Door deze mededeeling geloof ik de juistheid van mijn ontkennend antwoord op de in den aanvang gestelde vraag te hebben aangetoond, en meen dus uit de rechtsleer van den hoogen raad te mogen afleiden lo. dat men in het algemeen in gewone tijden om ganzen te schieten, noch jachtakte, noch machtiging van den commissaris des konings, noch vergunning van den eigenaar of rechthebbende behoeft 2o. dat die behoefte nog veel minder be staat voor den eigenaar of pachter van den grond, waar dit schadelijk gedierte zich ver toont. Het éenige waarvoor men te zorgen heeft, is dat het duidelijk blijke, dat men uitsluitend ganzen wil schieten, hetgeen uit de soort van geweer en ammunitie (ganzenroer en zooge naamde loopers) moet blijken. Het gebruik van een gewoon jachtgeweer en hagel zou het twijfelachtig kunnen maken of men zich ook het bemachtigen van door de wet beschermd wild" ten doel stelt. Ik hoop met dit schrijven den landbouwer te hebben aangetoond, dat hij volgens de be staande leer van den hoogen raad volkomen bevoegd is, zonder tusschenkomst van het open baar gezag de ganzen te bestrijden. Middelburg, Oct. 1882. B. Op den staat der concessiën, overgelegd bij de spoorwegbegrooting, komt geen andere dan deze voor: »Société anonyme des chemins de fer d' Anvers a Rotterdamte Brussel. Van Woens- drecht naar de Belgische grenzen in de richting van Antwerpen. Van de Belgische regeering wor den omtrent deze concessie inlichtingen gevraagd." Met andere woorden: deze zaak blijft precies zooals zij sedert zoovele jaren geweest is. De liberale kiesvereeniging Amersfoort heeft tot candidaat voor het lidmaatschap der tweede kamer (vacature-Van Asch van Wijk), gekozen den heer' K. W. van Gorkom, oud-inspecteur der boschteelt in Ned.-Indië, te Baarn. Schouwen-Duiv eland, 5 October. Tot den eersten April dezes jaars had, als een fidei-commissair voorrecht van zijn stand, ieder fatsoenlijk gemeente-veldwachter, naarmate van ouderdom en geschiktheid, een, meer of vele postjes; was hij de priester van de kleine belan gen der ingezetenen; alles en overal', gelijk Victor Hugo in den opstand van 1 December. Hier deed hij alle »weeten," gaarde hij de brieven of deelde ze uit, ontving en betaalde hij kleine schuldenginds bewaarde hij de boosdoeners en de dijken, woog en mat hij uwe waren, schreef hij op 't gemeentehuisdaar dolf hij uw graf, luidde hij de klok of riep de verkooping van uw nalatenschap op; elders verbeterde hij de wegen of doorwroette hij verstopte riolen, schoor of knipte hij zijn gemeentenaren, en stak, als 't donker werd, de lantaarns op. En de veldwachter, zijn gewicht bewust, ver vulde al deze bij-betrekkingen met ijver en nauw gezetheid. Bovendien doorkruiste hij daardoor gedurig zijn gemeente, en dit gaf hem ruime gelegenheid om de zonden en overtredingen der inwoners te leeren kennen en zoo noodig te ver baliseeren. Hij was in staat om met Palamedes te zeggen Wie hier uit vreeze zwicht ik sta, gelyk een pael. Bedrukt ging hij als klager rond en met ont roerde stem verkondigde hij iemands dood, of riep hij om: »Het varken van Jan Krip is heden, vóór het aan de ziekte overleed, geslacht en nu zijn bij hem te verkrijgen reuzel, ribben en huts pot voor vijftien, en dik, vet spek voor twintig cent de vijf ons." Per halve kilogram, riep hij in 't begin van 1870; maar dat heeft hij niet lang volgehouden, en daarop door den school meester attent gemaakt, antwoordde hij„Je moet rekenen, dat het hier maar een boeredorp is, meester!" Bij het presenteeren van rederij kers-inteeken- lijsten lichtte hij met magistrale geheimzinnigheid een tipje op van den sluier, die de naderende opvoering bedekte, door te vertellen, hij wist dit van de repetitiën, waar hij de schermen zette en het gordijn ophaalde, hoe mooi de president in 't laatste bedrijf stierf en de secretaris, reeds in het eerste door een ondermeester vermoord, weer frisch en gezond op 't tooneel kwam. Hoe smakelijk, al was 't om een hoekje, at en dronk hij bij alle mogelijke vergaderingen en op voeringen, waarvan hij de eerste en laatste man was, zijn broodje en zijn half fleschje Hoe goe dig knipoogde hij tegen zijn oude vrienden en hoe behendig wist hij een laatkomer een goed plekje en diens glijdend dubbeltje in 't zakje van zijn ondervest ruste te gevenDe man was dan in politiek, en geheel ontveldwachterd". Ook gebruikte hij nooit botte messen noch trekkende scharen, en zorgvuldig bewaarde hij, scheerend en knippend, naast het "nieuws van zijn kranten, de gesprekken en dé kwinkslagen zijner klanten, om daarmee te zijner tijd winste te doen. Met huppelende dienstvaardigheid teekende hij bij de verschillende penningmeesters de quitantie voor zijn salaris, en wie schildert den glans van genoegen, waarmee hij dit voor het aangezicht der zijnen op tafel legde Een vorst kan niet blijder zijn met een kroonprins, dan des veld wachters vrouwe met het extra-traktementje - ƒ2.50 was het minste van een zijner bijbaan tjes. Dan was er vreugde in hun huis, want al len hadden het bewustzijn en dit verhoogde het genoegen dat ze zonder de bij-boetjes niet zouden kunnen leven. Het hoofdberoep, van dezen gescheiden, kan geen brood geven, en hiervan overtuigd, heeft iedere veldwachter bij zijn aanstelling in elke gemeente bij de traktementsbepaling op bij-inkomsten ge rekend. Met deze heeft hij nog slechts een sober, zonder deze geen voldoend bestaan. Ook zou hij, zonder gegrond vooruitzicht daarop, zich niet beschikbaar gesteld en de gemeente hem niet benoemd hebben, omdat dan van ijver en onafhan kelijkheid geen sprake kan zijn. Toch is onzen gemeenteveldwachters, hoezeer ze na genoeg allen de hoofd- en de bijzaak eervol uitoefen den, sedert 1 April het waarnemen van bijbetrek kingen verboden en hun taak alleen het boeken van de overtredingen der maatschappij, doch met dit werk hebben ze het gelukkig niet druk genoeg, om zich den geheelen dag bezig te houden. 't Schijnt zelfs of ze allen begraven zijnhun stem wordt niet meer gehoord op verkoopingen en hun gestalte niet meer gezien op de straten, dan alleen om bij de burgemeesters de orders te gaan halen en en passant bij den dominee de krant af te geven. De meesten zitten, zoodra ze die orders uitgevoerd VAN DE VAN (Ingezonden.) De winter nadert en daarmede de verhuistijd dier vogels, die het voorrecht hebben ons kli maat tegen een milder te kunnen verwisselen. Daarentegen kunnen wij weder andere gasten verwachten, die vooral den landbouwer hoogst onwelkom zijndaaronder behooren vooral de ganzen. Als deze in grooten getale op koolzaad of andere veldvruchten neerstrijken, is in betrek kelijk korten tijd eene groote oppervlakte als afgemaaid, en de hoop des landbouwers ver vlogen. Is het voor dezen reeds hoogstjonaangenaam, dat de wet de zoogenaamde wildbaan beschermt, dat hij het nadeel moet dragen hem door het wild toegebracht, dat hij in die stre ken, waar een oud ambachtsheerlijk jachtrecht bestaat, zich zelfs op eigen grond door het nemen eener jacht akte*geene bevoegdheid kan verwerven om zijne vruchten tegen het wild te verdedigen, dubbel hard zou het zijn, wan neer hij even weerloos ware tegenover de ganzen, die hem soms in weinige uren veel meer schade berokkenen, dan de hazen in een geheel jaar. Het is daarom voor den landbouwer van belang te onderzoekenof hij op eigen gezag die ongenoode gasten mag beoorlogen, j a dan neen? In strijd met veler meening, beantwoord ik die vraag toestemmend! Men meent over het algemeen dat daar toe eene buitengewone machtiging van den commissaris des konings moet worden aange vraagd; het schijnt dat deze hooge ambte naar meent op dat verzoek bij ambachtsheer- lijke jachten den eigenaar of rechthebbende op het jachtrecht te moeten hooren en bij diens ongunstig advies de vergunning te kunnen weigeren men meent dat de afgewezen aanvrager strafschuldig is, wanneer hij toch op ganzen schiet. Ik voor mij geloof dat al deze meeningen ongegrond zijn, en beroep mij daartoe op de rechtsleer van den hoogen raad, die herhaal delijk in dien geest uitspraak deed, o. a. bij een arrest van 21 Oct. 1862, vermeld in het Weekblad van het Regtn° 2427. Het gold daar een in Walcheren geconsta teerd feit, en ik acht het niet onbelangrijk het in die zaak voorgevallene eenigszins uitvoerig mede te deelen, met ter zijde stelling van bij omstandigheden," die voor de hoofdzaak van geen belang zijn. Vooraf zij herinnerd dat de jachtwet van 1852 „ganzen" onder het wild rekende, doch de tegenwoordige wet van 1857 hen daaronder niet begrijpt, zoodat deze vogelsoort thans wettelijk tot het schadelijk gedierte behoort. Bij vonnis van 17 Maart 1862 had de kan tonrechter te Middelburg X. schuldig verklaard 30 HOOFDSTUK XI. Hei geschreven woord blijft. Harold had te Portsmouth zijne nieuwe plichten aanvaard, wel niet opgewekt misschien, maar toch met het vaste voornemen om ze nauwgezet na te komen. Maurits was heel hartelijk voor den armen banneling; hij schreef hem geregeld en deelde hem zooveel in zijn vermogen was interessante nieuwtjes mede. Harold was hem daar wel dankbaar voormaar brieven die geen tijding bevatten aangaande het eenige onderwerp waarvan hij vervuld was en dat hem belang inboezemde wat had hij daaraan? Eindelijk kwam het bericht dat Maurits het adres van Hetheringham had gekregen en hem geschreven had; nu leefde Harold opnieuw in een koorts van ongeduld. Wanneer zou er nu weer tijding komen Twee maal telegrafeerde hij aan Maurits met betaald antwoord: «Hebt gij iets uit Italië gehoord?" aan „het in eens anders jacht aanwenden van pogingen om schadelijk gedierte te schieten, zonder van buitengewone machtiging tot het schieten van schadelijk gedierte en vergun ning van den eigenaar of rechthebbende op het jachtveld voorzien te zijn" en hem deswegens veroordeeld tot boeten en kosten. Hoezeer de kantonrechter aannam dat het ontbreken der laatstgenoemde vergunning bui ten aanmerking bleef, meende hij toch, zooal niet uit de wet, dan toch uit hare bedoeling te mogen afleiden, dat waar hij eene buiten gewone machtiging van den commissaris des konings noodig achtte, „zoodanige machtiging niet zal worden verleend dan na daarop de rechthebbenden der betrokken gronden gehoord te hebben" en ook dat, hoewel het schieten van schadelijk gedierte niet bepaald bij eenig artikel der jachtwet verboden is, „hetzondertwij- fel in strijd moet geacht worden met de bepaling van art. 26 der wet, omdat daaruit blijkt dat niet ieder bevoegd is schadelijk gedierte te schieten en het met de overige bepalingen en de geheele strekking der jachtwet niet over een te brengen zoude zijn, dat iemand zonder eenigen titel van recht in eens anders jacht op het schieten van schadelijk gedierte zoude mogen uitgaan, indien hij daartoe niet op de bij de wet bepaalde wijze behoorlijk bijzondere machtiging had verkregen." Zoowel het openbaar ministerie als de be klaagde kwamen tegen dat vonnis in beroep bij de rechtbank te Middelburg deze vernie tigde het op gronden die hier buiten bespre king kunnen gelaten worden, maar veroordeelde toch eveneens den beklaagdehaar vonnis van 17 Juni 1862 verklaarde hem schuldig aan „het zich in het jachtveld bevinden tot het schieten van schadelijk gedierte, zonder eene buitengewone machtiging daartoe te heb ben verkregen." Ook de rechtbank zag in dit feit overtreding' van art. 26 der jachtwet, luidende„Tegen de nadeelen, uit te groote vermenigvuldiging van wild of schadelijk gedierte ontstaande, worden door Onzen met de zaken der jacht en visscherij belasten minister maatregelen ver ordend. „Hij is bevoegd buitengewone machtigingen tot het schieten of op andere wijze bemees- teren van wild of schadelijk gedierte in geslo ten of open jachttijd te verleenen of te laten verleenen, met toestemming der bevoegdheid om honden te gebruiken." De verdediging had beweerd dat het tweede lid van dat artikel in zulk een nauw verband met het eerste moet beschouwd worden, dat alleen dan buitengewone machtigingen tot het schieten of bemachtigen van schadelijk gedierte zouden gegeven worden, wanneer er nadeelen uit te groote vermenigvuldiging zouden ont staan, en dit dus vooraf zou moeten blijken. Deze stelling werd door de rechtbank verwor pen „vermits men dan noodwendig tot de on gerijmde gevolgtrekking komt, dat het bij groote menigte van schadelijk gedierte wèl, anders niet geoorloofd is dat te bemachtigen." De rechtbank nam aan dat genoemd artikel „moet geacht worden" de bepaling in te houden, dat het alleen geoorloofd is op schadelijk gedierte te schieten, zoo men voor zien is van eene buitengewone machtiging. De beklaagde voorzag zich tegen dat vonnis in cassatie; bij het hiervoren genoemd arrest nam ook de hooge rakd als feitelijk bewezen aan „dat de beklaagde zich op den 22 Januari 1862 in het jachtveld van den heer F. onder St. L. voorzien van schietgeweer heeft bevon- en telkens was het antwoord«Nog nietzal schrijven." Dit was volstrekt niet bemoedigend en de arme jongen kon het bijna niet meer uithouden. Wat dacht hij al dien tijd Kwelde hem eenige twijfel omtrent Clara of naijver op den gelukkigen kunstenaar? Geenszins. Zelf eerlijk en trouw van aard, beminde en vertrouwde hij zonder een zweem van argwaan en wachtte, wel niet geduldig, daar was zijn gestel niet naar, maar toch vol hoop en zonder eenig wantrouwen. Hij kende en begreep Clara beter dan iemand anders. Toen hij dien ring met de lettersVoor immer, aan haar vinger stak was hij even over tuigd als zij, dat mettertijd de waarheid dier woorden zou blijken. Het was geen twijfel, maar ongeduld en ver langen dat hem kwelde. Dien dag op de ten toonstelling, dien gedenkwaardigen dag, was het hem geweest alsof de beker hem aan de lippen gebracht werd en op het oogenblik dat hij zijn brandenden dorscht zou lesschen werd de verkwik kende drank weer eensklaps ver weg gevoerd. Harold voelde dat het noodlot wreed was; maar als hij Clara, zijn Clara, slechts vond, zou zij goed zijn, als altijd. Er verliepen eenige weken- met dat wachten, wachten, 'twelk inderdaad een der zwaarste be proevingen is, die wij te dragen hebben; er was reeds een geheele maand verloopen sedert hij Londen verlaten had eer hij de vurig begeerde enveloppe ontving, die drie zulke gewichtige brieven voor hem bevatte. Hij las ze door in de grootste spanning en ver wisselde onder het lezen gedurig van kleur, terwijl hem telkens een „O" van verbazing of een «Ach" van wrevel ontsnapte. Die brieven luidden als volgt Koningstraat, 1 Juni. «Beste Harold. Hierbij de afschriften van de brieven, die ik met Hetheringham gewisseld heb. Lees ze en oordeel zelf. Gij ziet er is iets geheimzinnigs met Clara en «Een geheim werpt een blaam Op een vrouwennaam", zooals gij weet. Ik vind het- niet zeer bevredigend dat er een geheim bestaat tusschen een man als Percy Hetheringham en een mooi meisje, zooals Clara. „Ik heb vaak getracht u onder het oog te brengen dat feiten niet te weêrleggen zijn; maar verder wil ik geen commentaren op zijn brief makenhet is mij echter een voldoening dat ik u kan verzekeren en stellig ook, dat gij die verliefdheid te boven zult komen. Dat zult gij bepaald, ofschoon gij mij op dit oogenblik veraf schuwt omdat ik zoo iets kan veronderstellen. Alle welgezinde mannen (en daartoe behoort gij) komen een misplaatste liefde te boven." (Men kan zich voorstellen welk een soort van uitroep Harold bij het lezen van deze woorden liet hooren). «Niets is verderfelijker voor het karakter dan genegenheid zonder vertrouwen. Wat ik u bidden mag, wees moedig en toon dat gij geestkracht bezit. Vraag een plaatsing in de koloniën en neem de eerste de beste aan, die men u aanbiedt. Ik raad u dit niet aan omdat ik er anders over denk dan Cicero, die zegt«Wie over de zee gaat verandert wel van klimaat, maar niet van karak ter"; maar omdat gij door die verandering meer werk zult hebben en dat is hetgeen gij thans noüdig hebt. Glij moet dit blad van uw levensboek omslaan evenals zoovelen, die beter zijn dan gij of ik, ge daan hebben. Het ergste van een onwaardige liefde, waarbij men volhardt, is dat zij iemands levensopvatting bederft en een loopbaan verwoest, die met goede vooruitzichten begonnen was. «Ik heb voorbeelden te veel gezien van hetgeen ik u zeg en ik praat niet van hooren zeggen. („Maar toch precies als een knorrig oud wijf," zei Harold nijdig in zichzelf). «Schrijf mij spoedig, beste jongen, en laat mij weten dat gij den goeden weg gekozen hebt. Ik ga morgen naar Exeter, maar voor het einde der maand ben ik te Cam bridge. «Uw toegenegen broeder Maukits Steele." Koningstraat, 15 Mei. «Waarde mijnheer Hetheringham. «Het spijt mij dat ik u moet komen storen in 'uw zoo welverdiende vacantiemaar ik zou zoo gaarne eenige inlichtingen hebbendie gij alleen mij geven kunt. Wees zoo goed mjj alles mede te deelen wat gij weet aangaande het model dat V

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 5