N° 232.
125e Jaargang.
1882.
Maandag
2 October.
Middelburg 30 September.
Benoemingen en besluiten.
Onderwijs.
Marine en leger.
Gemengde Berichten.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.'
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent;
A dvertentiën20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
MIDDELBIIRGSCHE COURANT.
Tusschen de mededeelingen omtrent de mi-
nisterieele crisis, door den heer Tak van Poort
vliet den 26ea dezer in de tweede kamer, en
die door den minister Van Lijnden op den
2T" te voren in de eerste kamer gedaan, be
staat eenig verschil.
«Toen de werkzaamheden der kamers waren afgeloopen,
ik meen die der eerste kamer op 7 Juli, aldus sprak
het hoofd van het kabinet op den 21en dezer, begreep
ik dat de uiterste grens was bereikt om de crisis, voor
zoo ver van mij afhing, langer te laten voortduren. Ik
heb daarom reeds den volgenden dag mijne beslissing aan
den koning kenbaar gemaakt, daarop nederkomende, dat
ik bezwaar gevoelde de regeeringstaak voort te
zetten en daartoe in geen geval zou kunnen besluiten,
tenzij eerst ware gebleken dat een ander, die tot het in
't leven roepen der crisis had medegewerkt, haar niet zou
kunnen opvatten."
Ziehier de voorstelling van den heer Tak:
«Op den 12en Juli ontving ik een schrijven van den
directeur van 's konings kabinet, waarin mij werd mede
gedeeld dat de koning mij de samenstelling van een nieuw
ministerie had opgedragen. Uit de daarna verschafte
inlichtingen vernam ik, dat de tijdelijke voorzitter van den
ministerraad, (de beer Van Lijnden), wien laatstelijk was
opgedragen zoo spoedig mogelijk een afdoend voorstel te
doen tot behoud of reconstructie van het kabinet, op 8
Juli aan den koning had medegedeeld, er voor zich-
zelven geen onoverkomelijk bezwaar in
te zien om zich met de regeeringstaak te blijven be
lasten; dat hij zulks echter alleen kon doen wanneer het
tegenwoordige kabinet, behoudens misschien een of twee
uitzonderingen, stand hield; en dat dit laatste hem ge
bleken was onmogelijk te zijn, bijaldien niet eene andere
omstandigheid aanwezig was: de weigering namelijk van
een der leden van de vertegenwoordiging, die de crisis
hebben in het leven helpen roepen, om de regeeringstaak
te aanvaarden."
De door ons gespatieerde woorden wijzen
het verschil aan. In het eene geval, lezing-
Tak, heeft Z. M. den koning den heer
Tak ontboden met de wetenschap, dat indien
de onderhandeling met dezen op de eene of
andere wijze niet tot de vorming van een
ministerie leidde, in den heer Van Lijnden de
man aanwezig was, die er „voor zichzelven"
geen onoverkomelijk bezwaar in zag om mi
nister te blijven. In het andere geval, lezing-
Van Lijnden, zou de koning zelf de voort
during van het kabinet Van-Lijnden noodza
kelijk hebben gemaakt, door de voorwaarde,
waarop de heer Tak de bestuurstaak wilde
aanvaarden, af te wijzen.
Want de heer Tak heeft niet geweigerd
een ministerie samen te stellen. Hij verklaarde
zich bereid „met zijne staatkundige vrienden
in overleg te treden," bijaldien „de onverwijlde
bearbeiding en indiening der noodige wetsvoor-
drachten voor de heizi ning van de grond
wettige bepalingen, die het kiesrecht, de par
lementaire werkzaamheid, het belastingstelsel
en het krijgswezen raken," de eerste taak
mocht wezen van liet door hem te vormen
ministerie. Op deze "voorwaarde heeft de
koning, denzelfden dag (7 Aug.) dat de heer
Tak haar schriftelijk geformuleerd had, doen
antwoorden dat Z. M.„het oogenblik voor
alsnog niet gekomen achtte om tot grondwets
herziening over te gaan."
Het is niet zonder belang, dit onderscheid
in het oog te houden. Volgens de lezing-Tak
is er een minister, buiten den onschendbaren
persoon des konings, voor den geheelen loop
der crisis verantwoordelijk. Van den heer
Vaiï Lijnden, opvolger van den heerKappeijne,
die grondwetsherziening als voorwaarde voor
zijn aanblijven gesteld had, was bekend dat
ook hij het oogenblik daartoe „voor alsnog
niet gekomen achtte." Mèt de wetenschap
dat de heer Van Lijnden „voor zichzelven" be
reid was minister te blijven, was dus ieder even
tueel beding van grondwetsherziening geprae-
judicieerd. Zonder die wetenschap was eene
persoonlijke beslissing des konings over het
voorstel tot grondwetsherziening noodig, om eene
p weigering" der opdracht tot samenstelling
van een kabinet-Tak te kunnen constateeren'
Dit springt nog duidelijker in het oog wan
neer men let op hetgeen de heer Van Lijnden,
in dezelfde zitting der eerste kamer, op het
vernieuwd aandringen van den heer Borsius
aan zijne eerste mededeeling toevoegde
./Ik heb de opdracht, die ten tweeden male aan mij
wa9 gedaan, natuurlijk eerst aanvaard nadat ik mij ver
gewist bad van wat er buiten mijn toedoen en
invloed in dat tijdperk had plaats gegrepen,
namelijk of er een ernstige poging was aangewend om de
regeering in andere handen te doeri overgaan, en of die
poging was gestuit op een bezwaar van dengeen aan
wien eene opdracht tot kabinets-formatie was gedaan,
waarvan ik als bezwaar de verantwoordelijkheid kon
dragen, en dat was het geval. Ik heb mij tevens ver
gewist dat de gedane poging i9 gebleven buiten effect,
omdat. voor het aanvaarden der opdracht voorwaar
den gesteld waren, waarvan de niet-aanneming geheel
door mij geaccepteerd worden en ik de verantwoordelijk
heid daarvoor dragen kon.
«Die voorwaarden bestonden in het doen van een
voorstel tot grondwetsherziening, met betrekking tot vier
aangegeven onderwerpen.
«Toen daarop de onderhandelingen over het formeeren
van een nieuw kabinet zijn afgebroken, toen heb ik er
geen bezwaar in gezien om aan de opdracht van den
koning te voldoen, omdat ik met al de leden van dit
kabinet de overtuiging ben toegedaan, die meer dan eens
schriftelijk en mondeling aan de vertegenwoordiging is
medegedeeld en steeds een deel van ons program uitge
maakt heeft, dat er niet lot grondwetsherziening kan
worden overgegaan dan na een behoorlijk, deugdelijk,
ernstig, voorbereidend onderzoek omtrent de vraag in boe
ver en op welke punten grondwetsherziening raadzaam is."
Men lette ook hier weder op de gespatieerde
woorden. „Buiten toedoen en invloed" van
den heer Van Lijnden kan de onderhandeling
tusschen den koning en den heer Tak hebben
plaats gehad; maar toch niet zóo huiten zijn
invloed, of de koning wist, dat indien er een
voorstel tot grondwetsherziening gedaan mocht
worden, de minister in wiens program die her
ziening niet opgenomen was, „voor zich zeiven"
geen onoverkomelijk bezwaar had om te blijven.
Niet eenig bezwaar van den heer Tak,
maar de vooraf bekende bereidwilligheid van
het kabinet-Van Lijnden, heeft dan het voorstel
om tot grondwetsherziening over te gaan, doen
aiwijzen.
Wanneer men zich herinnert hoe reeds na
de crisis van 1879, door den heer Van Houten
„de kroon" verantwoordelijk gesteld is voor
het afwijzen der grondwets herziening, dan zal
de noodzakelijkheid ingezien worden om nu,
bij eene herhaling van dezelfde ontknooping,
voor het groote publiek dat buiten de verga
derzalen der staten-generaal staat, de toedracht
der zaken duidelijk in het licht te stellen. Er
is, voor een nauwgezet, constitutioneel ge
weten reeds iets bedenkelijks in het ten too-
neelc voeren van den persoon des konings,
zooals dit door den heer Tak geschied is. Het
moge aan het parlementair debat iets pikants
en schilderachtigs geven, het moge een oogen
blik de histoire en action doen treden in de
pl ats van den strijd der meeningen en par
tijen, waaruit het constitntioneele leven bestaat;
wij hebben nu eenmaal niet te maken met
Z. M. den koning, niet met de al of niet
„welwillende aandacht," of met de me#rdere
of mindere „heuschheid," waarmede Z. M. de
redenen van dezen of genen staatsman beje
gend heeft. Wij hebben te maken met minis
ters, die ter verantwoording kunnen geroepen
worden JJat is de practijk van ons staats
recht wij bevinden cr ons goed bij en verlan
gen er niet van af te wijken.
Het is daarom, dat wij wenschen te consta
teeren dat het verhaal van den heer Tak
door de ministers van financien en van binnen-
landsche zaken, die na hem het woord gevoerd
hebben, niet tegengesproken is geworden.
Mogen wij, op dien grond, zijne voorstelling
als juist aannemen, dan is de persoon des
konings, naar constitutioneelen eisch, in ieder
tijdperk van de langdurige crisis gedekt. Wan
neer in den zomer van 1882, voor de tweede
maal, een voorstel tot grondwets herziening niet
tot een begin van uitvoering is kunnen komen,
dan behoeven wij, om de aanleidende oorzaak
daarvan te vinden, niet op te klimmen tot „de
kroon," maar kunnen wij blijven staan bij
haar verantwoordelijken raadsman, den voor
zijne bij deze gelegenheid bewezen diensten
met den graventitel beloouden minister-presi
dent, den heer Van Lijnden.
Hoedanig voor 't overige het lot van dat
voorstel zou zijn geweest indien het verder
gekomen was dan de kamer van 's konings
hotel te Frankfort, behoort tot het gebied dor
onvruchtbare bespiegeling. De heer Tak heeft
bij Z. M. het woord alléén gehadhem is niet
gevraagd naar bijzonderheden omtrent datgene
wat, bij de voorafgegane bereidverklaring van
den verantwoordelijken raadsman des konings,
ondanks alle mogelijke welwillendheid en
heuschheid, vermoedelijk slechts matige be
langstelling ontmoette. Wij, die bniten staan,
mogen vragen ot de heer Tak, bij het ontwik
kelen zijner plannen, wel genoeg gedacht heeft
aan de waarheid que pour se marier ïl faut
étre deux. Grondwets- herziening willen,
kan men in zijn eentje om grondwets herzie
ning te volbrengen is een ministerie,
eene meerderheid in de staten-generaal, eene
partij in het land noodig. En wat deze ver-
eischten betreft kon men drie dagen nadat de
beslissing des konings den heer Tak bekend
geworden was, in de N. R. Ct. van 11 Aug.,
de verzekering lezen„dat de heer Tak in
zeer geringe mate het vertrouwen heeft van de
partij op welke hij zou moeten steunen." Zulk
eene verklaring, om bij ons Fransch spreek
woord te blijven, afgelegd namens een der
aanstaande echtgenooten, geeft niet veel uit
zicht op een vruchtbaar huwelijk.
Bij de verkiezing van twee leden van den ge
meenteraad te Wolfaartsdijk zijn uitgebracht 78
stemmen, waarvan op M. de Kater 34 en op M.
Machielsel3, benevens op J. J. van Weel 32 én op
A. Verschuure 26 stemmen. De overige stemmen
waren over verschillende personen verdeeld. Er
moet dus voor beide plaatsen herstemming tus
schen de genoemden - geschieden.
De commissaris des konings in Zeeland bezocht
deze week verschillende gemeenten in Zuid-Beve
land, verleende audiëntie en bezocht overal het
gemeentehuis, de scholen, kerken en andere open
bare inrichtingen.
Uit Hoedekenskerke wordt ons gemeld, dat
de menigte der aldaar sedert den vroegen morgen
uitgestoken vlaggen mocht gelden als een bewijs
van erkentelijkheid tegenover 's konings verte
genwoordiger, wegens zijne verleende medewerking
tot de benoeming van een burgemeester overeen
komstig den wensch der ingezetenen.
De St.-Ct van heden bevat een bon. besluit van
den 27en dezer, (St.bl. n° 129), omtrent het toe
passen van de osmose in de beetwortelsuiker
fabrieken.
De audiëntie van den minister van justitie zal
op Dinsdag 3 Oct. a., niet plaats hebben.
De minister van marine brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat in 1883 een vergelijkend
examen zal worden gehouden van aspiranten,
dingende naar de betrekking van scheepsklerk bij
de zeemacht.
Het aantal beschikbare plaatsen en de vereisch-
ten voor bet examendie vermoedelijk eenige
wijzigingen zullen ondergaan, zullen nader worden
opgegeven.
De Adder-commissie heeft eene proef genomen
of de monitor Haaigeheel geschalmdzooals bij
slecht weder in zee noodig is, kon varen. Woensdag
moet die proef geschied zijn, maar volgens de
Brielsche Ct. zou, niettegenstaande de luchtkokers
open waren, gebleken zijn, dat de afsluiting een
zeer nadeeligen invloed op de vuren uitoefende
en tevens, dat het personeel der machinekamer
het op die manier geen halfuur zou kunnen
uithouden.
Tot dusverre voorzagen de fabrikanten van
suiker uit beetwortelen zich van de noodige
grondstof door het aangaan van contracten, waarbij
de landbouwers zich verbonden de suikerpenen, die
zij op hunne gronden teelden, tegen vooraf over
eengekomen prijs in het najaar op de havens te
leveren.
Yanwege de fabrikanten schjjnen maatregelen ge
nomen te worden om hierin verandering te brengen.
Jn onze omgeving althans is een agent werkzaam
om gronden te huren op die wijze, dat de ver
huurders alleen de landerijen te bezaaien en de
gewassen vrucht scheep te voeren hebben.
De fabrikanten zouden derhalve zelf zorgen
voor het bearbeiden en verzamelen der beetwor
tels. Daardoor zou het lastige wegen der bieten
komen te vervallen, terwijl alle risico van de
verhuurders op de huurders zou overgaan. Volgen»
informatie worden hooge landhuren besteed. GCt
De Berlijnsche National-Zeitung schrijft het
volgende
,,ïn de betrekkingen tusschen Nederland en
Duitschland heerscht nog altijd dezelfde verkoeling.
Van de zijde van het Nederlandsche hof heeft
men met een zeker vertoon de gebruikelijke vor
men veronachtzaamd, en de Duitsche vertegen
woordiging heeft sedert het vertrek van den
vroegeren gezant, den heer Yon Canitz, door een
gezantschaps-secretaris plaats. De minister van
buitenlandsche zakende heer Rochussen, schijnt
inderdaad voornemens te zijn, het op vele punten
heerschend misverstand, dat zich tusschen beide
staten heeft voorgedaan, uit den weg te ruimen;
een streven, dat echter blijkbaar niet van hooger-
hand wordt gesteund".
(Zie vervolg binnenland in het Bijvoegsel.)
legeh. Benoemd tot off. van gezondheid le kl.,
bij de landmacht, de off. van gez. 2e kl. W. N.
de Graaf, tijdelijk gedetacheerd hij de zeemacht.
ministekieele departementen. Benoemd tot
adj .-commies bij het dep. van oorlog, jhr W. B.
C. Dibbets, eerste klerk.
pensioenen. Pensioen verleend aan F. Bylevens,
gewezen brievenbesteller te Sas van Gent, ten
bedrage van ƒ138 'sjaars, en aan P. Bartels, ge
wezen postbode te Tholen, ten bedrage van 71
'sjaars.
Baarlaml29 Sept. Tengevolge van het
vertrek van den heer N. Versluis naar Alblasser-
dam, is tot hulponderwijzer aan de openbare school
dezer gemeente benoemd de heer Luteijn Meeuwse,
van Wolfaartsdijk.
De le lnit. S. A. N. van Overveldt, van het
4e bat. 3e reg. inf. te Ylissingen, gedetacheerd
bij de mineurs te Utrecht, en de le luit. F. W.
Driessen, van het 2e bat. des regiments te Middel
burg, thans gedetacheerd bjj de normaal-schiet
school te 's Hage, keeren den 1 October naar het
korps terug.
Het nieuw stedelijk gasthuis te Bergen op
Zoom, waarvan de kosten ruim f 110,000 hebben
bedragen, is Donderdag in gebruik gesteld. De
zieken worden aanvankelijk verpleegd door zestien
liefdezusters.
Door de werkstakende arbeiders van de firma
Driessen te Leiden is het volgende verzoek rond
gezonden
Stadgenooten
Twee-en-zestig mannen zijn zonder werk, om
reden zij op onrechtmatige wijze in hun loon ge
kort zijn. Dit is een toestand, voor hen onhoudbaar.
Pogingen om tot schikking te raken zijn mislukt.
De patroons (de hh. Driessen) weigeren alle schik
king, van verschillende zijden beproefd, maar te
vergeefs.
Medelijden dus voor de arme lui, die strijden
voor hun loon-en recht. Zij hebben waarlijk niet
te veel en kannen daar niets van missen. Daarom
helpt hen om hpn recht te handhaven. Morgen
worden deze biljetten teruggehaald en toont dan,
dat deze oproeping niet te vergeefs is geweest.
Giften kunnen verder afgedragen worden bjj J.
J. Yan den Bosch (Doezastraat 12) en B. J. A,
Van Berkel (Lange gracht 69).
De heer Salomon, secretaris der Maatschappij
van Dierenbescherming te 's Gravenhage, is bezig
gelden in te zamelen, voor de oprichting van een
paarden-hofje. Men zal daar oude afgeleefde
paarden opkoopen en ze werk te doen geven dat
niet boven hun krachten gaat, of, in 't uiterste
geval, ze doodschieten en hun vleesch verkoopen.
Het reeds bestaande honden- en katten-toevluchts-
oord is daartoe in te richten wanneer er genoeg
geldelijke steun komt.
Het instorten der brug te Esseg in Hongarije
zal waarschijnlijk zijn invloed doen gevoelen op
de spoorwegen aldaar. De Alföld-spoorwegmaat-
schappij op wier lijn door onverantwoordelijke
nalatigheid dit ongeluk is geschied, was een der
sterkste opposanten tegen het. plan van aankoop
der spoorwegen door den staat. Nu eischt de
openbare meening eenstemmig dat er voorzorgen
zullen worden genomen tegen eene herhaling van
dergelijk schandaal. Twee spoorwegbruggen noemt
haast ieder kind u in Hongarije die hetzelfde ge«