125e Jaargang. 1882. N° 226. Maandag 25 September. Spaarbank-Statistiek. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.' Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent; Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. Middelburg 23 September. MIDDELRIIRGSCHE COIRANT. n Een weemoedig gevoel maakt ziek van ons meester bij het schrijven van dezen titel. Het moge in 't algemeen waar zijn dat niemand ziek onmisbaar wanen mag, het staat niet min der vast, dat in veel bijzondere gevallen de taak van een onvermoeid en bekwaam arbei der, wanneer het gereedschap aan zijne ver stijfde hand ontvallen is, zóo lang onaange roerd blijft liggen of met zooveel minder werkkracht en toewijding door anderen aange vat wordt, dat zijn heengaan nog voortdurend zich laat voelen. Gedurende vijfentwintig jaren bezat het spaarbankwezen in wijlen mr. G. A. Fokker een trouwen wachter, die de beteekenis van dezen tak der volkswelvaart doorgrond had en niet moede werd om, waar zijn woord en geschrift slechts konden door dringen, het belang der vermeerdering van het aantal spaarbanken en van de uitbreiding harer werkzaamheid te verkondigen. Zijne eerst vijfjaarlijks, later bij korter termijnen verschenen bijdragen tot de spaarbank-statis tiek in den Economistwaren als zoovele aus- cultatien van een nauwgezet geneesheer, die het kloppen van dezen slagader van het natio naal vermogen bespiedde. Zijne spaarbank- studiën, die zich over alle beschaafde landen uitstrekten, gaven hem grond om in 1870 het plan eener Nederlandsche rijks-spaarbank in de volksvertegenwoordiging voor het eerst te ontwik kelen. Het denkbeeld vond toen geen genoegza- men bijval, doch dat belette Fokkerniet,gelijk in 't algemeen tegenstand of onverschilligheid nooit in staat was de taaiheid te doen ver slappen, waarmede hij het beginsel eener een maal gevestigde overtuiging vasthield, in den Economist voor „reehtstreeksche tusschen- komst van 't staatsgezag, ter bevordering van spaarzaamheid bij de minvermogenden" te blijven pleiten. Zoo was het zeker voor een deel zijn werk, wanneer hij in 1876 mocht schrijven dat het getal der staathuishoudkun digen, die meenen dat dit niet tot de roeping van den staat behoort, met den dag vermin derde. Het was, voorspelde hij, slechts eene quaestie van tijd, of men hier te lande het voorbeeld volgen zou van Engeland, waar een uitstekend staatsman getuigd heeft: „dat sedert de afschaffing van de graanwetten geen wet gemaakt is, die meer heelt bijgedragen tot verbetering van het lot der minvermogenden en tot vermeerdering van den nationalen rijk dom, dan die tot oprichting der postspaar banken." Sedert 1877, toen hij den toestand op het einde van 1874 beschreef, missen wij Fokker's statistiek en ofschoon het sedert zijn heengaan niet geheel aan spaarbank-studiën ontbroken heeft, toch heeft niemand in het voortdurend waarnemen der verschijnselen op dit gebied zijne voetstappen gedrukt. Hoe zou hij met ingenomenheid in het dit jaar aan de tweede kamer overgelegd Verslag over de verrichtingen aangaande het Armbestuur over 1879, de toe zegging van den minister van binnenl. zaken, dat de statistiek der inrichtingen tot het voor komen van armoede, waaronder ook de spaar banken, spaarkassen en hulpbanken, voortaan van de armen-statistiek gescheiden en ter af zonderlijke, meer zorgvuldige bewerking aan het ministerie van waterstaat overgegeven zou worden, begroet hebben, als de eindelijke uitvoe ring van een sedert jaren door hem aanbevolen regeling. Hoe zou hij het Woensdag jl voor het eerst door de Staats Ct medegedeeld jaarverslag der „rijks-postspaarbank in Nederland" als de kroon op zijn veeljarig streven verwelkomd heb ben. Welk eene aanvulling voor zijne lievelings- Itatistiek zou dat verslag, dat welhaast alle dorpen in iedere provincie omvatten zal, be loven aan hem, die jaar in jaar uit klaagde, dat in drievierden der gemeenten jn Nederland de gelegenheid tot het inbrengen van spaar penningen gemist werd en dat, bij de vaart die de toeneming tot dusver liep, het,eene eeuw duren zou eer alle gemeenten van een spaarbank voorzien zouden zijn. Het ware een overmoedig beginnen, Fokker's, in de stilte van zijn studeervertrek en op de bladzijden van een tijdschrift volbrachten ar beid, te hervatten op een redactie-bureau en in de kolommen van een dagblad. Bovendien ware de poging op 't oogenblik ontijdig, nn het verslag der rijks-spaarbank nog slechts over 9 maanden van 1881 loopt, terwijl de statistiek der andere spaarbanken in het arm bestuur verslag eerst tot het jaar'79 gekomen is, en nu eene volgende bewerking, wanneer alles bij Waterstaat vereenigd zal zijn, eene vroeger nooit bereikte volledigheid belooft te bezitten. Toch geeft, naar 't ons voorkomt, de sedert het einde van 1874 weder opgedane ervaring, gevoegd bij hetgeen het eerste ver slag der rijks-spaarbank te zien geeft, aanlei ding om bij de opnieuw geboekstaafde cijfers en feiten eenige oogenblikken stil te staan. De klacht, zoo herhaaldelijk door Fokker geuit over de onvolledigheid van de spaarbank- statistiek in het armbestuur verslag, zou ook over 1879 grond hebben. Het blijkt dat de ambtenaren van het ministerie van binnenl. zaken zich weder uitsluitend aan de z. g. n. „officieele" waarheid gehouden en geen notite genomen hebben van het bestaan van die spaarbanken, welker oprichting niet rechtstreeks tot hunne kennis gebracht, of, want ook dat is meermalen voorgekomen, door hen over 't hoofd gezien werd. (Zoo wordt o, a. onder de gemeenten, waar eene spaarbank gevestigd is, nog altijd Goes verzwegen, niet tegenstaande daar sedert jaren de spaarbank der Coop. Voorschotvereeniging werkzaam is. Trouwens, ook van de gelijksoortige spaar in stelling te Middelburg wordt geen notitie geno men.) Door deze verzuimen is het mogelijk, dat het verslag nog een totaal van 274 spaarban ken opgeeft, terwijl Fokker er op het einde van '74 reeds 280 teldeBij het gemis van zijne aanteekeningen, die alle spaar-instellin- gen opnamen nieuw opgericht wordende van 't Nut en van coöperatieve vereeningen, zelf standige inrichtingen en bijbanken, zijn wij niet in staat de onvolledigheid aan te vullen. Zoo veel blijkt echter, dat de trage vermeerdering, die naar de post-spaarbank deed uitzien als naar het eenig afdoende redmiddel, zich ook over 1879 niet verloochend heeft. Het verslag maakt slechts van 5 nieuwe spaarbanken mel ding. Het totaal der ingebrachte gelden, dat sedert tien jaren altijd toenemend was, vertoont in 1879 voor 't eerst eene vermindering. Het bedroeg 10.711.762, tegen 10.889.872 in 1878, niettegenstaande het aantal spaarders van 202.359 tot 208.487 steeg. Hun gemidddeld tegoed daalde dan ook, van 179.55 per hoofd in '78,tot 177.96 in '79. Ruim 41/, ton werd meer terugbetaald dan ontvangen, terwijl in 't vorige jaar de ontvangsten met ruim l1^ millioen de terugbetalingen overtroffen. Alleen de operatien der spaarbanken te Amsterdam en te Rotterdam waren voldoende om dit nadeelig verschil te verklaren, zoodat in de kleinere en de plattelands-gemeenten de inleg hooger moet zijn gebleven dan de teruggave doch niettemin sluit de meerderheid der banken met een na deelig verschil. Omtrent de oorzaken van dezen teruggang, geeft het verslag geen volledig licht. Een langdurige winter, lage arbeidsloonen en gebrek aan werk, geringe inkomsten van de scheepvaart, gedruktheid van handel en landbouw, worden door eenige spaarbankbesturen genoemd. Zijn die opgaven juist, dan zijn over de jaren '80 en '81, welke voor de verschillende takken van nijverheid zeker niet beter waren, nog ongun stiger cijfers te wachten. Met 1881 echter, of beter nog, met het jaar waarin de rijks spaarbank volledig haar werk kring zal zijn ingetreden, behoort de sta tistiek een nieuwe punt van uitgang aan te nemen Het is te hopen dat zij dan eindelijk Fokker s raad zal opvolgen en volledigheid in ha re kennis der particuliere spaar-inrichtingen zal trachten te bereiken. Vooral indien er een keerpunt bereikt mocht zijn in de stijging van het bespaard vermogen, zou het van 't hoogste belang wezen, dat geen onjuiste statistiek tot ver. keerde gevolgtrekkingen aanleiding kon geven. Reeds over '79 staan wij, met het herhaaldelijk van onvolledigheid overtuigd regeeringsverslag, op onwissen boden. Wat zal het zijn, wanneer de post-spaarbank in de tot dusver verkregen statistieke uitkomsten een oorzaak van verwar ring komt brengen In de 809 post-, hulp- en bijkantoren, die voor de operatien der rijks-spaarbank zijn opengesteld, is gedurende de eerste 9 maanden van 1881 ingebracht 1.126.961, hetgeen gelijk staat met de jaarlijksche stijging van het inbrengcijfer in alle particuliere inrichtingen te zamen, gedurende de gunstige jaren 1). Het zou echter onjuist zijn, die som op zich- zelve als eene toeneming van het bespaard vermogen aan te merken, dewijl de post-spaar bank in eene menigte standplaatsen van parti culiere spaar-inrichtingen, nevens en in concur rentie met deze werkzaam is en dus den inbreng van deze doet dalen. 2) Evenmin komt men tot een juiste vergelijking, door den inbreng in de rijks- en dien in de particuliere banken eenvoudig bijeen te tellen, want de rijksbank heeft ongeveer 500 kleine gemeenten onder de mazen van het spaar-riet gebracht, die vroeger daar zoo goed als buiten lagen. Alles wat dus in die kantoren ontvangen wordt, verhoogt wel het bespaard vermogen der natie, maar maakt de vergelijking, tusschen de jaren voor en na 1881, van den welstand in het oude spaar - gebied (en dat is toch het grootste en het belangrijkste gedeelte van on3 land) onzui ver. Er zal dus eene zorgvuldige schifting en splitsing van het particulier en het rijks-spaar bankwezen noodig zijn, om bij vergelijking en samentelling van het een en het ander, tot juiste slotsommeu ten aanzien van den loop van het spaar-kapitaal te geraken. Welke echter ook onze wenschen voor de toe komstige bewerking der spaarbank-statistiek mogen zijn, de cijfers van het eerste jaarverslag der rijks-postspaarbank bewijzen dat niet ten onrechte door hen, die in het sparen eene oor zaak van volkswelvaart zagen, sedert 1870 op de invoering dezer instelling in ons land is aan gedrongen. Den 1" April 1881 geopend, gaan hare inlagen gemiddeld metruim ƒ125.000 per maand, geregeld voort tot een totaal van ƒ1.126.619 aan het einde des jaars, waar tegenover 276.622 terugbetaald en 850.339 in kas gehouden wordt. Het aantal afgegeven spaarbankboekjes bedraagt 23.773, waarvan 942 werden aibetaald en 22.831 loopende bleven. Vergelijken wij om niet ver van huis te gaan en het land te nemen dat in bevolking en uitgestrektheid het onze het meest nabijkomt, hiermede de rijks-postspaarbank in Belgie, Econvan Februari 1879) dan zien wij deze eerst in het vierde jaar van haar bestaan het in brengcijfer bereiken, dat de Nederlandsche 1) De toeneming bedroeg, in ronde cijfers, van 1870 af, ('70 zelf was een jaar van teruggang), over 70 71: 9 ton, 71-72: 7 ton, 72—73.- 7 ton, 73-74:8 ton, 74—75: 16 ton, 75—76: 12 ton, 76—77: 8 ton, 77 -78; 1 ton. In dit laatste jaar begint dus de vertraging, die in het volgende tot teruggang aangroeit. 2) Het is niet mogelijk uit de cijfers der rijks-spaarbank over de eerste 9 maanden van '81, en uit de onvolledige gegevens van het armbestuur-verslag over '79, eene eenigszins volledige vergelijking te maken. Ziehier echter eene globale aanteekening. Van de 83 voor het sparen opengestelde postkantoren in Zeeland, zijn er 7 geweest waar niets is ingebracht. (Duivendijke, Oost-Souburg, Oostburg, Overslag, Serooskerke, Stavenisse en Vrouwe- polder). In de 76 overige kantoren is 51.420 gestort. Onder die 76, waren er ten minste 11, waar particuliere spaarbanken waren gevestigd, en bij deze 11 postkantoren werd 18.631 outvangen. Het is zoo goed als zeker, dat een deel althans dier som anders naar de particuliere instellingen zijn weg gevondep had. hank in haar eerste jaar behaalt. Van nog meer belang is, in ons oog, dat de Belgische spaarbank pas in 1876, dat is in haar 7e levens jaar, het aantal boekjes uitgeeft dat de Neder landsche instelling reeds op 31 Dec. jl. loopende had gelijk deze laatste in de eerste 9 maanden van haar bestaan niet minder dan 86.023 stor tingen ontving en haar Belgische zuster, na achtjarige werkzaamheid, pas tót 54.365 stor tingen geklommen was. Dat bewijst dat de Nederlandsche postspaarbank vooral de kleine sommetjes, de beginnende spaarders tot zich trekt. Dat is haar bestemming. De meeste anderen weten zich, ook zonder haar, te redden. In de heden gehouden vergadering van het polderbestuur van Walcheren werden de geloofs brieven van de nieuw gekozen commissarissen, de heeren Minderhout, Van Berlekom, De Visser, Melis, Bakker en Coppoolse, onderzocht en in orde bevonden, zoodat tot hunne toelating beslo ten werd. Daarna werd de rekening van den polder over het dienstjaar 1881 vastgesteld. Deze rekening bedraagt in ontvang 247,524.22, in uitgaaf 232,839.40^ en levert alzoo een goed slot op van 14,684.81|-. Aan belastingen en heffingen is f 286,608.15 en aan buitengewone inkomsten, tijdelijke geld opneming, 15,230.07 ontvangen. Onder de uitgaven komen de gewone werken voor ƒ109,737.39, de buitengewone werken voor 9487.15 en de straat- en zandwegen voor 8674.77|. Voor rente-betaling en aflossing van gevestigde schulden is 69,870.67 besteed, ter wijl bet hoofdstuk onvoorziene uitgaven f 8844.19J bedraagt. Het gewoon dijkgeschot voor 1883 werd vastgesteld op f 13.50 per hectare scbotbaar en f 5.30 per hectare vrij land. Na langdurige discussie werd op voorstel van den beer Van Lijnden besloten het adres van A, Wisse c. s. omtrent den Meliskerke—Poppen- damscben sprink aan te houden, nader in behan deling te nemen eene wenschelijke revisie van het tableau der sprinken en het dag. bestuur te verzoeken omtrent dit laatste punt het noodige onderzoek en nadere voorstellen te doen. Van het verder behandelde geven wij in een volgend, nommer verslag. Per extra-trein, bestaande uit den salonwagen van den directeur der M' tot Expl. van Staatssp. en dien van den Holl. IJzeren Spoorweg, kwam gisteren avond te 8 u. 45 m. de lord-mayor van Londen en zjjn gezelschap aan het havenstation te Vlissingen aan. De Engelsohe magistraten wer den daar ontvangen door den heer C. W. P. Mieling, districts-inspecteur te Middelburgen vervolgens uitgenoodigd tot het gebruiken van een souper. Daartoe was een der zalen van het stationsgebouw ingericht en smaakvol versierd. Fraaie en zeldzame bloemen prijkten in de hoeken der zaal en maakten, met de meubelen en het schoone Delftsch aardewerk, een goeden indruk. Aan het souper, dat door den heer A. M. Kreiken, van Middelburg, was geleverd en uitstekend vol deed, werd door 12 personen deelgenomen, nl. de lord-mayor en zijne ecktgenoote, de sheriffs Han son en Ogg met de dochter van laatstgenoemde, de heeren J. L. Cluysenaar, secretaris en chef van den centralen dienst der Expl. nfi, C. W. P. Mieling, districts-inspecteur te Middelburg, C. L. van Woelderen, directeur der stoomvaart-m41 Zeeland en vier heeren van het gezelschap van den mayor. Te 10 uren begaven zich de Engelsche reizi gers, begeleid door hunne Hollandsche dischge- nooten, ook nu weder door een overdekten en met tapijt belegden gang, aan boord van de Prins Hendrik om de terugreis naar hun vaderland te aanvaarden. De commissie belast in 1882/83 met het afne men van de practische examens van arts en tand meester, zal zitting houden op Maandag 25 Sept. a. en volgende dagen, te Amsterdam. Bij het college voor de zeevisscherijen is bericht ontvangen, dat door het hoofdbestuur der inter nationale visscherij-tentoonstelling welke in het volgende jaar te Londen zal worden gehouden, o. a. de volgende prijsvraag is uitgeschreven »On the History of Dutch Sea-Fisheries, their' progress, decline and revival, especially in connec tion with the legislation on fisheries in earlier and later times." De antwoorden op deze prjjsvraag, in bet En,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 1