N° 212. 1882. 125e Jaargang. V rijdag 8 September. Asschepoetstertje, FEUILLETON. Middelburg 7 September. Dit. blad verschijnt d a ge 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent; Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz. Novelle van MARIE SIMON. MIDDELBllRGSCHE COURANT. KieriUstee6 Sept. Blijkens de heden plaats gehad hebbende opening der ingeleverde stembriefjes voor de verkiezing van een lid van den raad dezer gemeente, is als zoodanig gekozen jhr mr W. A. de Jonge, die 105 van de 111 gel dig uitgebrachte stemmen op zich vereenigde. Tot lid van den raad der gemeente Wissekerke is, bij herstemming, gekozen de heer J. L. Kluijt met 62 stemmenop den heer A. van der Maas waren 42 stemmen uitgebracht. Den 3en dezer ontstond aan den calamiteusen polder Suzanna (eiland Tholen), vóór dijkpaal 10, eene oeverafschuiving, lang 41 en breed 5 meter zij is 15 meter uit den voet van den zeedijk ver wijderd. Benoemd tot dijkgraaf van den Mairepolder en tot afgevaardigde voor het waterschap de Valke- nisse-geul de heer C. Blok. Gisteren is in de openbare zitting van den raad van state, afdeeling geschillen van bestuur, o. a. behandeld het beroep van J. Willemse, te Groede, van eene uitspraak van gedep. staten van Zeeland, waarbij J. B. Devenijns van den dienst bij de militie is vrijgesteld als eenige wettige zoon. Rapporteur, de staatsraad Verniers van der Loeff. Uit Sluis wordt van den 5en dezer het volgende aan de N. R. Ct. geschreven In de heden gehouden zitting van den gemeente raad is met algemeene stemmen herbenoemd tot wethouder de heer L. C. Croin. Nog werd in diezelfde zitting de rekening over 1881 met algemeene stemmen goedgekeurd, nadat eerst voor de tweede maal in stemming kwam een artikel dier rekening, waarover in de vorige vergadering de stemmen gestaakt hadden. Éen lid van den raad was namelijk van oordeel, dat het plaatsen van advertentiën in bladen als het Sluisch Weekblad en het Zuidenter oproeping van sollicitanten naar de betrekking van openbaar onderwijzer, niet wenschelijk was. Men kon toch moeilijk onderstellen dat een courant met een zoo beperkt aantal lezers als de Sluische, en een van zoo geprononceerd kerkelijke richting als het Zuiden in handen zouden komen van aspiranten naar de onderwijzersbetrekking aan een openbare school. Met 3 tegen 1 stem verwierp de raad het artikel, waarbij de kosten voor deze adver tentiën zijn uitgetrokken, terwijl 2 leden zich buiten stemming hielden. De directie der Mtot Expl. van Staatsspoorwegen zal, volgens het HU., bij den aanstaanden winter- dienst eenige harer treinen niet meer van beide stations te Utrecht (Rijnspoor- en Oosterspoorsta tions), maar alleen van en tot het laatste, in de Maliebaan laten rijden. Men was zeer bereid hem den weg aan te duiden, de zaak scheen aan ieder hoe langer hoe belangrijker toe. Maar een stil, bedaard heer, wiens puntig mager gezicht zelden uit zijn hooge vader moorders uitkwam, richtte eensklaps het hoofd op en zeide «Mijnheer moet niet naar de gevangenis gaan, niemand zal hem daar open doen. Hij moet eerst bij den schout toestemming daartoe gaan vragen." Reiter begreep de juistheid van de opmerking; hij nam zijn hoed, die met alpenbloemen versierd was, en ging de deur uit, gevolgd door den huis knecht, daar al de aanwezigen zich veel te voor naam achtten om hem te begeleiden. Hij vond den schout van het dorp, die behalve dit ook nog schoolmeester was, bezig met op zijn viool te spe len, hetgeen bij steeds loopende en in zjjn hemds mouwen deed. Hij had een streng, maarniet on vriendelijk uiterlijk, zooals dat bij zijne dubbele betrekking paste. Hij haastte zich zijn jas aan te trekken en op de met katoen overtrokken sopha yoor Reiter eene plaats in te ruimen, en vroeg Zulk een maatregel kan in het belang zijn van de beide maatschappijen, die het station in de Maliebaan gebruikenvoor vele reizigers is hij ongetwijfeld, zeer ongeriefelijk. Het zou ons dan ook zeer verwonderen, indien de regeering aan zulk een regeling hare goedkeuring hechtte, wat in strijd zou zijn met het in de laatste jaren te recht gevolgde stelsel van aansluiting. De oud-hoogleeraar dr J. C. G. Evers heeft, toen hij, herstellende van een vrij hevige ziekte, naar een bezigheid omzag, die niet veel inspanning scheen te vorderen, zich aan het bewerken gezet van de sterf- te-statistiek in ons land. Die arbeid is allengs uitgebreid tot een Bijdrage tot de bevolkingsleer van Nederland, welke thans bij gebr. Belinfante in Den Haag is verschenen, maar grootendeels over de oorzaken van de sterfte loopt. Voor het algemeen is het van gewicht de slotsom te vernemen, waartoe de geleerde schrijver is gekomen. Zij luidt aldus «Als slotsom dezer bijdrage kan gezegd worden, dat, met uitzondering van de levenloos aangege- venen, wier aantal na 1837 steeds toenam, in alle opzichten in de laatste dertig jaren de toestand der bevolking verbeterd is. Het aantal huwelijken is toegenomengeëvenredigd daaraan steeg het geboortecijfer en in strijd met hetgeen bij achter uitgaande bevolkingen gebeurt, nam de sterfte desniettemin aftevens verminderde na 1835 voortdurend het aantal der onechte geboorten. „Bij deze bewijzen van steeds grooteren bloei komt zich het verblijdend verschijnsel voegen, dat de achteruitgang in lengte, hij de mannelijke jeugd in de laatste jaren van de eerste helft dezer eeuw vooral waargenomen, eerst heeft opgehouden en daarna plaats gemaakt voor steeds toenemenden groei. „Ook op het gebied der sterfoorzaken is beterschap waarneembaar. De cholera-epidemie van 1866 maakte op verre na niet zoo vele slachtoffers als die van 1849. De typhus, de diphtheritis, de febris intermittens schijnen in hevigheid af te nemen. „Vergelijken wij dus het heden met het verleden, met de donkere jaren der Fransche overheersehing en met die van 1840/49, dan hebben wij alle reden om ons over ons geluk te verbeugen," (HU.) Men schrijft ons uit Den Haag Van al de namen, die in verband tot de ver vulling der burgemeesters-vacature in de residen tie genoemd zijn, is die van den heer Patijn, wiens benoeming de Staatscourant heden vermeldt, misschien de beste. Zijne politieke gevoelens ver- toonen de hedendaagsche modekleur, het bleek gekleurd liberalisme, dat zijne onverbeterlijke uit drukking gevonden heeft in het onlangs uit minis- terieelen mond vernomen woord: smen moet eene groote politieke partij niet noodeloos pijn doen." Als zoo de conciliantie op den voorgrond treedt, kan men ver komen. Om voorts van den poli tieten kant der benoeming af te stappen, merk ik op dat de liberale partij, door de meer dan waarschijnlijke aftreding van den heer Patijn als naar de reden van zijn bezoek. Reiter deelde hem die mede, en zeide dat hij overtuigd was dat hier een misverstand had plaats gegrepenhem zijne toestemming verzoekende om de gevangene te mogen bezoeken. De schout schudde langzaam het hoofd, keek eerst naar den grond en vervolgens naar den schilder en zeide met nadruk «Een onbekend heer kwam dezen middag op de wacht en deelde daar mede dat hij In eene reizigster in den postwagen een persoon had her kend wier opsporing in de dagbladen verzocht werd, en wier gevangenneming hij vroeg als zijnde zij een zeer verdacht persoon, hij wees ons de op roeping. Het gerecht moet orde en tucht hand haven en daarom werd hem den schrijver en den veldwachter medegegeven, aan wie hij de ver dachte aanwees. «En gij, mijnheer de schout, hebt gij haar gezien?" vroeg Reiter. »Nog niet, ik heb den gemeenteraad tegen morgen bij elkaar geroepen om te beslissen wat wij met deze persoon zullen doen, of wij haar over de grenzen zullen zetten of wel dat wjj haar familie bericht zullen geven van hare aanhouding, hierover zal de raad hebben te oordeelen." „En in afwachting daarvan, moet zij dezen nacht in de gevangenis doorbrengen hernam de schilder. «Dit is niet te veranderen", zei de schout »Ik heb het recht niet om gevaarlijke gevangenen op dit uur uit de gevangenis te halen", en hjj lid der kamer, een harden kamp te strijden zal krijgen in het district dat vroeger dr, Kuyper en nu nog, nevens den nieuwen burgemeester, den bdbr Bichon van Ysselmonde afvaardigt. Misschien echter is het liberalisme van den huidigen dag er ook wel mede gediend, dat aan de «groote poli tieke partij" die het te weerstaan heeft, van tijd tot tijd een nieuwe zetel worde ingeruimd. Het je mlote de let, pour que tu fy mettes, klinkt wèl zoo «conciliant" als de vroegere lezing. Memand heeft evenwel ooit gedacht, noch wen schelijk geoordeeld, dat een „voorvechter" van het liberalisme, gesteld zulk een karakter ware in Nederlandsche politieke kringen van het jaar 1882 te vinden, burgemeester van Den Haag zou worden. Daarentegen is de heer Patijn een man in de kracht van zijn leven, van karakter, talent en bekwaamheid, die in zijne betrekking van offi cier van justitie onze bevolking nauwkeurig heeft leeren kennen en zich onder alle standen achting heeft verworven. Ofschoon zelf niet hier geboren, is zijne familie uit Den Haag afkomstig, heeft zelfs een zijner voorvaderen in vroeger eeuw het burgemeesterlijk gestoelte hier bezet. Onder de vele belangrijke erfstukken, welke hij van het vroeger bewind aanvaardt, is zeker de regeling van de gemeentepolitie hem het best toevertrouwd. Er zijn andere onderwerpen, waarin het hem moeilijker val len zal zijn weg te vinden. Dat is vooral het geval met de bestemming van het paleis van Willem II en het aangrenzend terrein, eene quaestie die, voor eenige maanden, door eene krachtige en zelf bewuste handeling, eene oplossing had kunnen krijgen waar de meerderheid zich naar zou hebben geschikt, doch waaromtrent nu, gedurende het langdurig interimair bestuur dat wij hebben door leefd, allerlei uiteenloopende inzichten wortel heb ben geschoten. Het besluit tot aankoop van het paleis en den tuin heeft van 't begin af mijne sympathie ge had. Het was een kloek en beleidvol ingrijpen in een vraagstuk, waarvan de oplossing niet aan het toeval der bouw-speculatie mocht worden overgelaten. Ook in deze zaak heeft echter de zucht om tegenstrijdige bestanddeelen ie ver eenigen, hare rol gespeeld. Men hoopte het verlangen des konings, om den bouwgrond in bet hart der residentie, waarvan hij erfgenaam was, productief te maken, in overeenstemming te kun nen brengen met den wensch des troonopvolgers om het grootvaderlijk paleis in stand te honden. Maar het blijkt, nu men den koop wat nader beschouwd heeft, dat het terrein vóór 't paleis in 't Noordeinde een onregelmatig stuk grond is zonder uitgang, een slop dus, wanneer men het gebouw dat op den Kneuterdijk uitgang zou geven, niet tegen den grond mag werpen. Van daar het denkbeeld, dat in de laatste dagen vernomen werd, om door ff paleis van Willem II heen een passage te leggen. Dat zou zeker de triomf der conciliantie wezeneen huis in stand houden, door er een straat van te makenHoe dwaas ook, het plan zou echter niet eens beantwoorden aan hetgeen men ervan verlangtde Amaliastraat, die moet ^achte tevreden over de geringe macht, die hjj zich zelf toekende. „Maar dat is onmogelijkging Reiter driftig voort, »ik ken haar familie en weet zeker dat hier een misverstand plaats heeft." «Morgen, mijnheer, zal die zaak opgehelderd worden, als gij de zitting wilt komen bijwonen, kunt gij de persoon in quaestie zien en alles vernemen." De stellige toon van den schout zei Reiter dui delijk dat er niets aan de zaak te veranderen was. Met moeite kreeg hij de vergunning om de gevangene te zien voor de zitting, in tegenwoor digheid van den schrijverhij verliet den schout, die hem beleefd groette en keerde naar De Kronen terug. Het eten smaakte hem niet. Hij sliep den ganschen nacht niet, maar draaide zich om en om in het groote bed, totdat hij eindelijk tegen den ochtend insliep en eerst wakker werd toen de zon hare stralen, door een reet van het gordijn, juist op zijn aangezicht wierp. Snel stond hij op en kleedde zich aan, hij gunde zich nauwelijks den tijd om te ontbijten en liep naai den schout. Het was Zondag morgen, zoodat deze in al zijne pracht verscheen, hij riep den schrijver, gaf hem de noodige bevelen, en zei dat de veld wachter verwittigd was en de beide heeren zou afwachten. Zoo ging men op weg naar den Kooitoren. Men vond den veldwachter. De por tier ontstak zijn lantaren, deed de poort open en ging, met den sleutelbos rammelend, vooruit tot dat hjj aan N° 11 kwam. Het verroeste slot werd worden doorgetrokken naar den Kneuterdijk en waar de breede straat tegenover 's konings paleis, met het standbeeld van den Zwijger in 't midden, rechthoekig op zal staan, de Amaliastraat kan evenmin uitloopen in een passage als doodloopen op een onbewoond paleis. Het laatste ware onge rijmd, het eerste kinderachtig, daargelaten of nn daarmede de pieteit" ten opzichte der nagedach tenis van koning Willem II ongeschonden zou blijven. Daar komt nu bij dat zich tussehen den dag van den koop en nu een andere partij gevormd heeft, die ook de gotbiscke zaal behouden wil om er tentoonstellingen in te houden. Het paleis op den Kneuterdijk aan den eenen, de gothische zaal aan den anderen kant, - ik zou wel eens willen weten wat men met het tusschenliggende terrein dan zou aanvangen; tenzij er een hofje bouwen, waar de stille, eenzaam te midden dei- stad liggende tuin onwillekeurig de gedachte aan opwekt. De waarheid is, dat deze geheele zaak beschouwd moet worden niet uit een oogpunt van sentiment, maar van financiën. De stad heeft een half mil- lioen besteed en behoort, mag niet verzuimen, daarvan rente te trekken. Gaf men aan andere consideratiën gehoor, dan zou ook de tuin in stand verdienen gehouden te worden. Het is voor ons Hagenaars een eigenaardig gevoel geweest, einde lijk eens vrij te mogen wandelen op die paden en onder die boomenwaarvan wij zoovele jaren alleen de toppen boven de nagemaakt-gothische muren hebben zien wiegelen. Alles draagt er de sporen van verlatenheid en men vindt hier, in 't hart der drukke residentie, oude kastanjeboomen, donkere plekjes, waar het stadsgewoel slechts als een verwijderd gerucht tot u doordringt. Het maken dezer gothische versiering voor den tuin van zijn paleis, met het gezicht op het standbeeld van zijn grooten voorzaat, was een gril van Willem II maar het blijkt een koninklijke gril geweest te zijn. Ware een eeuw of wat daarover heen ge gaan, het nageslacht zou, onder de booggewelven en de gekanteelde muren zich naar de belommer de plek begevendehet gevoel gehad hebben waarmede wij nu de rustplaatsen betreden, waar een Karei de Groote of ander „volkenherder", van staatszorg en slachtgewoel zich verpoosde. De opvolger van Willem II heeft dat niet gewild het gemeentebestuur heeft zich den eigendom van den grond verschaft, teneinde er de beschikking, in 't algemeen belang, over te behouden; uit dat oogpunt moet nu de zaak beschouwd en het ter rein gemaakt worden tot het middelpunt eener moderne stad van weelde, zoo als Den Haag is. Het behoud van de gothische zaal en van 't paleis op den Kneuterdijk is daarmede niet in overeen stemming te brengen. Iedere poging daartoe zal slechts grooter moeiljjkheid brengen in het reeds niet eenvoudige vraagstuk, om in eene stad, waar de bouw-speculatie gedurende de laatste jaren overvloedig spel heeft gehad en waar reeds eenige honderden huizen voor gegoede bewoners leeg staan, een terrein als nu in 't bezit der gemeente geopend en men stond in de kamer. Des schilders hart klopte van spanning. Daar zat Ely op het houten bankje en keek op hare handen, die in haren schoot lagen. Zij zag op. Stephan Reiter stond op den drempel. Een glans van innig geluk vloog over haar bleek gelaat, zij wilde opspringen, zijn naam roepen, maar haar stem weigerde haar den dienst, slechts een doffe kreet ontsnapte haar en zij zonk met het hoofd op de handen voorover op de tafel. Vervuld van innig medelijden trad Reiter naar haar toe en boog zich over haar heen. Terstond had hij in haar de beschermelinge van miss Bell herkend. «Juffrouw Ely", zeide hij zacht en legde onwillekeurig zijn hand op haar hoofd, «ween niet meer, ik ben er immers en zal u helpen, zeg mij echter alles." Die hartelijke woorden schenen hare tranen eerst den vrijen loop te geven en zij snikte hevig, terwijl haar gansche lichaam beefde. Haar ver driet ging hem aan 'thart, hij had het liefst medegeweendop vriendelijken toon sprak hij haar toe en troostte haar met de verzekering dat alles terecht zou komen. De portier en de veldwachter waren op de trap blijven zitten en rookten hun pijp. De schrijve? stond als iemand die zijne waarde voelt in de deur, met potlood en papier, om alles nauwkeurig op te teekenen, zooals hem bevolen was. Toen Ely uitgeweend had, richtte zij het hoofd op, streek de haren uit haar gezicht en keek den schilder met betraande oogen glimlachend aan, 8

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 1