N° 204. 125e Jaargang. 1882. Woensdag 30 Augustus. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent; Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. Middelburg 29 Augustus. TAAL-SPROKKELS. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz. MIDDELBIIRGSCHE C0URA1VT. Sprekende over wijlen dr Nassau's Taaimij vie ringen heeft Tkorbecke eens gezegd dat in deze »de taal bespied werd in haar leven." Dat woord heeft ze voor altijd op de belangstelling onzer taalbeoefenaars recht gegeven. Er is iets zeer bijzonders in de eigenaardigheden eener taal. Ze worden door de overgroote meer derheid van hen, die de taal alleen voor 't spre ken gebruiken, in 't geheel niet opgemerkt. Ook die haar schrijven, vermoeden lang niet allen wat er in hun werk steekt. Niet weinigen laten werktuigelijk hunne pen gaan, bijpa gedachteloos voor zooveel het kiezen van juiste uitdrukkingen en geschikte wendingen betreft. Maar zelfs die schrijvers van beroep, die zich inspannen om door zorgvuldige woordenkeus, door goed verstaanbare samenstelling hunner volzinnen en door doelmatige schikking hunner redenen, de taal als het meest volmaakte voertuig hunner gedachten te gebrui ken, zelfs zij geven zich niet altijd rekenschap van hetgeen zij aldus, deels uit ingeving en deels door oefening, verrichten. Dat het besef daarvan hun ontbreekt, worden zij gewaar wanneer een betoog hun te lezen gegeven wordt, waarin een schrander kenner der taal haar in haar aard en wezen kennen doet en deze vergelijkt met hetgeen, sprekende en schrijvende, van haar gemaakt wordt. Eene verrassing van dezen aard is ons bereid door het boek De Levende Taal, dat de heer A. W. Stellwagen uit dr Nassau's geschriften ver zameld en bewerkt heeft, Het is, blijkens den titel, een leerboek voor gymnasia en hoogere burgerscholen, en voor jonge onderwijzers. Wan neer wij echter aan de oude waarheid denken, dat een menschenleven nauwelijks toereikt om eene enkele taal volkomen te leeren verstaan, en wanneer wij ons herinneren dat het besef van de moeilijkheid om goed te schrijven bij velen nooit en bij jongelieden in den regel niet aangetroffen wordt, dan gelooven wij dat De Levende Taal inderdaad zijn grootste waarde heeft voor andere dan beginnende taalbeoefenaars. Hier willen wij althans, het oordeel over het leerboek aan onder wijzers overlatende, er ons slechts mede bezig houden voor zoo ver het in de handen komen zal van het niet-onderwijzende en niet meer onderwezen wordende publiek. Een greep of wat uit den rijken inhoud zal, vertrouwen wij, vol doende zijn om belangstelling voor het geheel te wekken: Het wezen eener taal ligt in de beteekenis harer woorden. Om deze te kennen moet hun afkomst opge spoord en hun geschiedenis gevolgd worden. Deze wetende, zijn wij er echter nog niet. Het baat ons weinig, te weten welke beteekenis een woord bij Kiliaan, bij Vondel en zelfs bij Wieland had, indien 't ons niet bekend is welken zin Beets en De Vries eraan hechten. „Voor de wezenlijke taalkennis, zegt onze schrijver, is de eerste vraag die men aan een woord doen moet, niet Waar kom je van daan? maar: wat beteeken je?" Onder alle voorbeelden van verandering in be teekenis is misschien, omdat het onder de oogen van het thans levend geslacht is voorgevallen, het woord oogenschijnlijk" het merkwaardigste. Wij hebben hier, wat men in de ontwikkelingsge schiedenis der aarde zoo gaarne ontmoeten zou het voorbeeld eener„evolutie," tot stand geko men onder de oogen van hen die haar waarnemen. Bij Kiliaan, bij Van Eifen, ja dertig jaren geleden nog, bij Nassau, beteekent „oogenschijnlijk": klaar blijkelijk, ontwijfelbaar, met den nadruk op het eerste deel der samenstelling o o g e n-schijnlijk. Thans is het juist andersom. Oogenschijnlijk is hetgeen oppervlakkig zoo lijkt, maar wezenlijk zoo niet isde nadruk heeft zich verplaatst naar 't tweede lid oogen-s c h ij n-lijk. Zou die veran dering 't gevolg daarvan zijn dat men vroeger, meer goed-geloofs in alles, meende althans 't getui genis zijner oogen te kunnen vertrouwen, maar in onzen tijd van critiek geleerd heeft zelfs daar aan te twijfelen? Hoe spiegelt zich dan, in dat éene woord, de geschiedenis der denkbeelden af! 't Verschil tusschen reden en oorzaak, in 't Duitsch beide door Ursache, in't Latijn door causa aangeduid,hebben wij door Multatuliin een zijner voordrachten, geestig hooren aanwijzen. „Dat men verzuimd heeft in deze zaal de kachel aan te maken, is oorzaak dat het er koud is, maar het is niet de reden der koude." Minder voor de jhand ligt het onderscheid tusschen standvastig, r>\ dat eene deugd, en bestendig dat een toestand aanduidttusschen iets vergeten te hebben, dat het nalaten eener handeling uitdrukt, en iets ver geten te zijn, waarmede de lijdelijke werkeloos heid van 't geheugen bedoeld wordt. Even als „oogenschijnlijk" in de beteekenis, zoo zijn „maken" en „doen" in 't gebruik veranderd. In de Staten overzetting des bijbels leest men 1 Kon. 20, vs. 13: „Wat maakt gij hier Elia Thans zou niet alleen deze uitdrukking, maar ook „eene reis maken" afkeuring vinden, als slecht Nederlandsch aan 't Hoogduitsch ontleend. Geen boek wordt over onze taal geschreven of er wordt slag in geleverd tegen de germanismen. Zij heeft geen gevaarlijker vijanden. Bij dezen vergeleken zijn de gallicismen, waaronder vooral onze Vlaamsche taalbroeders gebukt gaan, onschul dig. Naast een tot overdrijvens voortgezetten afkeer van Fransche w o o r d-vormen, vloeien aan de beste Vlaamsche schrijvers samenstellingen van zinnen uit de pen, die geheel Fransch zijn. Aldus: onder dit opzicht (sous ce rapportover zetting op de oorspronkelijke teksten (traduc tion sur etc.), overladen van (surchargéde)van zijn werk voldaan zijn (content de), zich waardig maken van (digne de) enz. Het is echter alsof dit zuidelijk onkruid op Hollandschen grond niet tieren wil, even als de stadhuiswoorden van Franschen oorsprong, hoe algemeen ook verspreid, toeh het merk hunner afkomst op het voorhoofd blijven dragen en zich met de landtaal niet ge heel vereenzelvigen. Met de germanismen is 't anders. Ze werken zich tusschen de taal ingroeien erin vast en verliezen na eenigen tijd hun uitheemsch voor komen. Ze vertoonen oogenschijnlijk een familie trek, die ons beweegt de deur voor ze te ontsluiten. Wie veel Duitsch leest of eruit vertaalt, moet aanhoudend op zijn hoede zijn. Toch heeft onze taal, al behoort zij niet te versteenen en het nuttige niet af te wijzen dat uit den vreemde komt, niet noodig leentjebuur te spelen. Eene menigte fijne onderscheidingen, waarvan wij er straks slechts enkele genoemd hebben, getuigen voor den rijkdom van haar woordenschat, voor den ouderdom en de veelzijdigheid harer ontwik keling. Zij bezit oorspronkelijke en juiste woorden voor begrippen, die in andere talen slechts door naschrijving of vertaling uit het Grieksch of Latijn worden uitgedrukt. Yan dien aard zijnwis kunde wijsbegeertestelsel, middaghoogte enz. Op andere uitdrukkingen hebben ons eigenaardig volksleven en onze roemvolle geschiedenis zoo onuitwischbaar hun stempel gedrukt, dat geen geboren Nederlander op andere wijze zijn diepste gedachten zoo nauwkeurig kan doen verstaan als in zijne moedertaal. Gelukkig mag aan de eeuw, waarin wij leven, in, liefde voor en beoefening van onze taal boven hare voorgangsters de eereprijs worden toegekend. Het is een belangwekkend hoofdstuk in het boek van den heer Stellwagen, wanneer hij, »eene bladzijde uit de geschiedenis der taal" opslaande, ons zien doet hoe zij zich in den loop der eeuwen ontwikkeld en gezuiverd heeft. Zou iemand ge looven dat geen mindere dan de raadpensionaris Jan de Witt in 1653 aan een gezant der republiek aldus schreef: «Nademaal d'heeren Stalen van Holland en Westvries land op mij, onwaardig instrument, het oog hebben ge lieven te laten vallen, omme door mij als minister gediend te worden, en op mij geconfereerd de charge van 't raad- pensionarisambt, die ik op 't advies van dengeene, daaraan ik meer als aan mijn eigen oordeel defereerde, op mijn genomen hebbeen dat H. E. G. M. mij bij instructie hebben geïnjugeerd, met de ministers, buitenslands resi- deerende, te correspondeeren en speciaallijk aan dezelve te suppediteeren, zoo heb ik" enz. Niet alleen door kwaad Latijn en Fransch, maar ook door de germanismen waarmede wij nog heden ten dage strijd voeren, werd onze taal in vroeger tijd veel meer dan nu ontsierd. Mocht nu iemand, die niet gaarne de loftrom pet over ons tijdvak hoort steken, tegenwerpen dat De Witt en zijne tijdgenooten slecht Hollandsch schreven, maar groote daden verrichtten, dan is ons antwoord, zonder die daden te miskennen, dat de waarde van het een en van het ander veel veranderd is. In De Witt's tijd was de zee macht het steunpunt van ons volksbestaan en beschouwde niemand, in Nederland noch daar buiten, eene taal als eene nationale bracht. Thans worden eigen taal en staatsgeschiedenis geteld onder de hoeksteenen van 't gebouw eener natio naliteit, gelijk de machtigste volken van onzen tijd bewijzen, door aan de zuiverheid en zelfstan digheid hunner taal geen mindere zorg te beste den dan aan hunne vestingen, legers en vloten. Ziedaar eene overdenking, welke den nauwge- zetten schrijver moed geeft voor zijn werk en troost voor de inspanning, welke van hem ge vorderd wordt. Men heeft slechts lief, waar men voor lijdt. Al dit zwoegen en worstelen, waar de wereld niets van vermoedt, dit voortdurend streven naar den besten vorm voor zijne gedach ten, dit immer onvoldaan zijn met zijn werk, dit telkens ontdekken van taalkundige zwakheden, in hetgeen hij aanvankelijk voor redelijk goed hield, het heeft tot gevolg dat een schrijver zijne taal lief krijgt. Het kan niet anders, of van die liefde moet op den duur iets zich mededeelen aan de genen tot wie hij 't woord richt. Wat in De levende Taal het werk van dr Nas sau, wat van den heer Stellwagen is, wordt in 't Voorbericht niet aangewezen. Bescheiden maakt de laatstgenoemde slechts voor 't kleinste deel aanspraak op het geheel, dat zijn naam dekt. Wat hiervan zij, hem danken wij de verschijning van een boekdat velen taalbeoefenaars eene welkome gave zal zijn. Een goed doel is met de uitgave verbondenvoor ieder verkocht duizend tal exemplaren wordt ƒ150 gestort in het Drentsch pensioenfonds voor weduwen en weezen van on derwijzers. Ook aldus blijft de verzamelaar ge trouw aan 't streven van den leermeester, wiens „mijmeringen" hi) in een nieuw kleed heeft ge stoken. De heer A. A. Welters, ijker, chef van dienst in Zeeland, te Middelburg, is, met ingang van 1 Oct. a., benoemd tot ijker te Dordrecht. Op de algemeene vergadering van het pensioen- verbond, jl. Zaterdag te 's Hertogenbosch gehouden, werden de afgevaardigden aangenaam verrast dooi de mededeeling, dat een wetsontwerp tot nieuwe regeling van de pensioenen der burgerlijke amb tenaren en een wetsontwerp tot regeling van de pensioenen der weduwen en weezen gereed zijn, en weldra van regeeringswege in druk uitgegeven zullen worden. Volgens die ontwerpen zou de pensioneering der ambtenaren ten laste van het rijk komen en de mannelijke ambtenaren 5, de vrouwelijke 1 pet van hun wedde of pensioen jaarlijks moeten bijdragen ten behoeve van een weduwen- en weezenfoudswaaruit de weduwe hoogstens zeshonderd gulden, of met inbegrip van 1/5 verhooging voor elk kindtwaalfhonderd gulden zou. trekkenals grondslag voor het wedu- wenpensioen is genomen 1/4 van het laatst geno ten traktement des overleden ambtenaars. (Hbl.) Het gouden kastje, dat ter gelegenheid van 'skonings bezoek aan Londen f'.oor het gemeente bestuur der City aan Z. M. werd aangeboden, is thans gereed. Het werd ontworpen en tevens uitgevoerd door den heer J. W. Benson en is vervaardigd uit 18 karaat gewaarborgd goud van verschillende kleurenrijk versierd met émail. De vorm is langwerpig met zuiltjes aan de hoeken, waarop de koninklijke kroon en initialen. De wapens der City in émail met de draken, kunst vol gedreven in groen goud, zijn in het front aangebracht, de schilden gedekt door de roos, de klaver en de disteljuist daartegenover, aan de andere zijde, leest men de inscriptie in sprekend geëmailleerd schriftgeflankeerd door gezichten van het inwendigé van Guildhall, in geschilderd émail. Een beeldjevoorstellende de City of Londonprijkt op het deksel, omgeven door vier Cupido's aan de hoeken, die schilden dragen met de initialen en kroontjes van den hertog en de hertogin van Albanyterwijl daartusschen minia tuur portretten in émail van den koning, den lord-mayor, den aanbieder van het adres (mr J. T. Bedford) en diens seconder (Alderman Lawrence) zijn aangebracht. Graaf d'Arco, de onlangs te 's Gravenhage aan gekomen zaakgelastigde van Duitschland, is, in afwachting van de benoeming van een gezant bij ons hof, gedurende twee maanden belast met de leiding der diplomatieke aangelegenheden van het keizerrijk hier te lande, tot dusver waargenomen door den gezantschapsraadbaron Schmidthals, die, zoo als reeds werd gemeld, tot minister-resi dent van Duitschland te Lissabon bevorderd is en zich eerstdaags naar zijn post zal begeven. In eene buitengewone algemeene vergadering werd gisteren te Amsterdam het 40jarig bestaan der Maatschappij tot bevordering van Bouwkunst feestelijk herdacht door het houden van een ten toonstelling van plannen, teekeningen, bouwarti- kelen enz. in een der lokalen van het nieuwe rijksmuseum. De openingsrede werd door dr. .1, van Yloten uitgesproken. Op de prijsvraageen vereenigingsgebouw voor beoefenaren der bouw kunst waren 18 antwoorden ingekomen. Den eersten prijs verkreeg het plan van den heer Bruno Schmitz te Dusseldorf, den tweeden de heer Henri Evers te Brussel en den derden de heeren G. H. Wiegand en A. v. d. Heim te Hamburg. Blijkens de 4e en 5e lijst der collecte voor de scholen met den bijbel" is dit jaar te IJzendijke 1.25, Zoutelande 25.86J en St Laurens met Brigdamme f 19.55J bijgedragen. Van 125 lokale comité's was het bedrag 37.681.27j. Te Ter Neuzen heeft de collecte 160.22j op gebracht. Een inzender in het Handelsblad beklaagt zich dat dezer dagen (het stuk spreekt van „gisteren," doch is niet gedateerd), toen hij des morgens van Queenboro te Vlissingen aankwam, de wachtkamer le klasse en die voor le en 2e klasse waren ge sloten voor het publiek en gereserveerd voor twee dames, de dochters van „een der directeuren of inspecteuren van de London-Chatham-Dover maat schappij." Uit een bericht iu Het Vaderland blijkt dat aan deu Haagschen schouwburg, ter uitvoering van het gemeenteraadsbesluit, dat grootere waar borgen voor de veiligheid van het publiek in geval van brand voorschreef, in deze vacantie nog niets is gedaan. Slechts zijn in den zolder van het tooneel vier openingen gemaakt, die voor afdrij ving van rook moeten dienen en op den brand dus den invloed zullen uitoefenen, die een goed trekkende schoorsteen op een haardvuur heeft. Negen landbouwers te Baarderadeel, bestuurders van een waarborggenootschap tegen verlies van runderen aan de besmettelijke longziekte, hebben zich bij adres gewend tot den koning om eene verandering te brengen in de wijze van bestrij ding der longziekte in bet spoelingdistrict (Schie dam en omstreken), waar die ziekte nog steeds epidemisch is. Zij betoogen dat de inenting wel dienstig kan zijn om in eene besmette streek het verlies vau vee te verminderen, doch geenszins om de longziekte geheel te voorkomen, zooals bewezen wordt nu, na vier jaren toepassing van het stelsel van inenten, de longziekte daar nog steeds blijft keerschen. Verder overweegt het adres „dat het rijk, ten gevolge van het aangenomen stelsel, niet vrij is en ongetwijfeld ook niet be vrijd worden zal van de besmettelijke longziekte, zoodat dan ook de in Engeland daartoe aange wezen autoriteit om die reden steeds den invoer van vee uit Nederland blijft weigeren en dit alleen toelaat onder voorwaarde, dat het vee bin nen 24 uren na aankomst aldaar worde geslacht „dat hieruit volgt, dat het vee, voor de slacht bank bestemd, onder zeer nadeelige voorwaarden mag worden aangevoerdterwijl er bjj deze be paling van den invoer van fokvee geen sprake kan zijn; „dat dit verbod van invoer voor ondergetee- kenden in het bijzonder, en voor den landbou wenden en veehoudenden stand in ons vaderland in het algemeen, hoogstbelangrijke nadeelen heeft berokkend en bij voortduring berokkenen zal, terwijl de handel door dit verbod tevens aanzien lijke winsten derft; „dat, wel is waar, eene uitroeiing van de long ziekte in het spoelingdistrict door afmaking van het aangetaste en verdachte vee, van den staat offers zal vorderen, doch dat deze op verre na niet in verhouding kunnen staan tot de zoo be langrijke nadeelen, die Neêrlands kwijnende land bouw, veeteelt en handel ondervinden eu steeds zullen blijven lijden van de in Engeland bestaande verbodsbepalingen „dat zij zich daarom veroorlooven te komen tot U. M. met de eerbiedige, doch dringende bede, dat het haar moge behagen, geene verdere proef nemingen te laten doen met het door de onder vinding gewraakte stelsel van inenting, maar om, met intrekking van U. M. aangehaalde besluiten, het blijkens de ondervinding éenig proefhoudend middel tegen de longziekte, dat van afmaking, zoowel van de verdachte als van de zieke run deren, in het algemeen belang van den Neder- landschen landbouw, veeteelt en handel, ten spoedigste in het spoelingdistrict door hareregee- ring te doen toepassen." De gemeenteraad van Zaandam heeft in zijn laatstgehouden vergadering besloten, dat voor* rekening der gemeente zal worden gemaakt een! verbinding van de. Voorzaan met het Noordzee kanaal met de daarbjj behoorende werken, waaï«'

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 1