N° 196. 125e Jaargang. 1882. Maandag 21 Augustus. Middelburg 19 Augustus. Een oude strijd hervat. Onderwijs. Kerknieuws. Dit. blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent; Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels ƒ1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland; de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. jllIDDËLBLIRGSGHE COURANT. i. De raadgevingen, die Jan Holland in zijn Moderne Heksen aan de vrouwen in Nederland „ter ernstige overweging opgedragen" heeft, zullen vermoedelijk niet zonder uitwerking blijven. Deze schrijver wordt veel en gaarne gelezen en zijn onderwerp, de vraag hoe de zwakste en schoonste helft van het menschdom op te leiden teneinde haar het best aan haar bestemming te doen beantwoorden, houdt de hoofden en harten van ernstig denkende man nen en vrouwen zeer dikwijls bezig. Daaren boven zijn huiselijkheid en de banden des gezins den Nederlander diep in het hart ge plant. Niet zonder schrik ziet hij die schuts godinnen van zijn levensgeluk door uithuizig heid, door zucht naar weelde en verstrooiing op de vlucht gedreven, of door orakeeringen en veranderingen in het maatschappelijk leven van hare eereplaats gedrongen. Laat eene waarschuwende stem zich nu hooren, die hem zegt dat de vijandinnen van zijn huise lijk geluk tevens de gezondheid zijner doch ters ondermijnen, dat de begeerte om te pron ken in gezelschappen en te glinsteren met een vernis van valsche beschaving, Nederland bedreigt met een geslacht van zwakke, zie kelijke vrouwen, moeders eener nog verder ontzenuwde nakomelingschap, dan ontstaat er alle kans, dat onze vaderlander in een edelen toorn ontbranden en naar wapens grij pen zal om de belaagsters van zijn geluk, zijn haard en zijn land te lijf te gaan. Drift is echter, even als de vrees, een slechte raadgeefster. In 't geval dat ons bezig houdt, liggen er juist genoeg pas verjaagde wanbe grippen en vooroordeelen op den loer, om in verbond met de twee genoemde hartstochten eene macht te vormen, die hetgeen door edele en verlichte mannen en vrouwen sedert weinige jaren met groote moeite tot stand is gebracht, binnen nog minder tijd weder ter aarde te werpen. Daartegen te waken is plicht, ook voor ons. Het is daarom dat wij, met volle waardeering van de uitmuntende denkbeelden, die Jan Holland over de opvoeding onzer meisjes en het leven onzer vrouwen ontwik kelt, en ernstig hopende dat zijn raad over wogen en met oordeel betracht zal worden, gillen aantoonen wat hij niet bedoeld kan hebben, doch wat, indien hij het wèl bedoelen mocht, naast zijne vele goede inzichten, als een dwaling bestreden zou moeten worden. Het kan, naar onze meening, Jan Holland's streven niet zijn, de vrije, verstandelijke ontwik keling van het vrouwelijk geslacht tegen te gaan. Daartoe is hij te zeer doordrongen van dien oud-Hollandschen geest, die ons in ieder tijdperk van Nederlands geschiedenis vrouwen kennen doet, „kerngezond" naar lichaam en gemoed, maar geenszins vreemdelingen in de kunsten en kundigheden, die het leven ver sieren en veredelen. De vrouwelijke ontwik keling is in Nederland geen indringster, maar heeft hier burgerrecht en adelbrieven van ouden datum. Wij hebben siephts aan konin gin Sophia, aan Elisabeth Bekker, de vriendin van de beroemdste mannen der 18e eeuw, aan de dochters van Roemer Visseher, vertrouwelin gen van Hooft, Vondel en Baerleüs te denken. De echtgenooten en dochters der handelsvorsten en regenten uit het roejnrijkst tjjdyak van ons verleden kunnen geen huissloven, geen „pries teressen" alleen van kelder, keuken en linnen kast geweest zijn. Ook is de schrijver van Moderne Heksen te goed op de hoogte van de geschiedenis der bescha ving en der letteren, om niet te weten welk §ene verplichting, als een bijna algemeeneregel, de meeste buitengewone mannen erkennen aan hunne moeders te hebben gehad, voor het bereiken van het hooge standpunt dat later door hen is ingenomen. Evenzeer gewaagt ieder tijdvak, dat met eer genoemd wordt in de geschiedenis der beschaving, van den grooten en bezielenden invloed, die door vrouwen op den algemeen en standaard van ontwikkeling is uitgeoefend. Daarom wil het er niet bij ons in, dat de „overgrootmoeder", die Jan Holland vóór den ingang zijner moderne-heksen-galerij geplaatst heeft, die „schoone, statige vrouw, volbloed Amsterdamsche", die in 't openbaar „trotsch en deftig" voor den dag kwam, maar binnens huis een „half meiden- of slavenleven" leidde, dat die voor hem het ideaal eener aanzienlijke vrouw, uit welken tijd ook, zijn zou. Hij had haar beeld noodig voor de tegenstelling, dat is al. Hier de stijve, onderwetsche vrouw voor hitte en koude ongevoeligzelve in den kelder haar boter aan de keukenmeid toewegende met eigen handen aan de wasch aan de strijkftafel, voor het keukenfornuis, aan de inmaakton, aan het „boenen" van tafel en kabinet. Daar hare ontzenuwde achterklein dochter, de hedendaagselie dame du bon Ion, zooals de juffrouwen Wolff en Deken de mode poppen van haar tijd, dat waren de school makkertjes van Jan Holland's overgrootmoeder, noemden. Als kind door eene verkeerde opvoeding bedorven, als jong meisje te vroeg in de wereld geleid, door nachtbraken licha melijk, door slechte lectuur geestelijk giek ge maakt, wordt zij eindelijk eene getrouwde vrouw met een krank lichaam en een helsch humeur; eene plaag voor haar gezin; eene die nooit haar kinderen aan (t ontbijtziet, niet voor 's middags half éen uit haar bed verrijst en in de nachten, die zij niet in comedie-, concert- of balzaal slijt, „voor anker ligt" achter een ze denbedervend boek. Voor zulk eene schildering vormt de strenge figuur der overgrootmoeder een goeden achter grond. Het lag in de bedoeling van den tee kenaar, misschien was 't ook zijn recht, om uit het beeld, dat hij ter wille van 't contrast gebruikte, iederen trek weg te laten, die aan iets anders kon doen denken dan aan een huishoudsters- of keukenmeiden-gemoed, ge huisd in een ouderwetsch dames-omhulsel. Jan Holland kan zeker niet bedoeld hebben als z ij n e voorstelling eener beschaafde vrouw te laten doorgaan een type, dat op zijn hoogst als de verpersoonlijking eener uitmuntende zorg voor provisiekast en mangelkamer gelden kan. Toch geven de Moderne Heksen aanleiding tot misverstand, niet alleen bij hen die ver keerd willen lezen, maar ook bij de goedge- zinden. Dat bewijst de heer G. Keiler, een niet van onoprechtheid verdacht voorstander van verlichting en ontwikkeling, in 't Augustus- nommer van den Gids. In zijne van groote waardeering getuigende aankondiging van Jan Holland's boek, acht de heer Keiler zich verplicht diens streven te be strijden om „het onderwijs van meisjes, dat is, in gezonden zin, de ontwikkeling van haar verstand, tegen te gaan." „Juist het gemis van verstandelijk onderwijs, schrijft de heer Keiler, moet de ontwikkeling der hersenziekte bevorderen. Ook wij kennen zulke ongelukkige moderne heksen, maar meer malen rees de gedachte bij ons opals haar hoofd wat beter gevuld was, zou de ziekte daarin een tegenwicht vipden. Jan Holland raadt integendeel aan, toch vooral te zorgen dat zij niet te vroeg verstandelijk, voedsel in zich zeiven vinden. Als het geoorloofd is onze, misschien beperkte, ondervinding tegen over zijne rijke ervaring te stellen, ik zou alle ouders toevoegen„verzuimt voor uwe meisjes de gelegenheid niet om haar verstand te oefenen. Weest niet eenzijdig; geeft ruime plaats aan lichaamsbeweging, laat ze in 't huishonden bezig zijn, maar waak ervoor dat zij, volwassen, ook iets meer weten dan wat muziek maken, dansen en de eischen van het toiletdat zij ander genot kennen dan de conversatie onzer moderne maatschappij." En verder „Deze waarschuwing tegen het modern onderwijs bevreemdt ons in den man, die zulk een open oog heeft voor de kwalen en gebreken onzer samenleving. Dat het on derwijs alle vooroordeelen zou uitroeien, alle booze neigingen zou dooden dat dit het uni- verseele middel zou zijn tegen al wat verkeerd is, gelooven we noch beweren we. Maar dat men de kwaal, geboren uit ydelheid, bekorings- zucht, verlangen naar 't verbodene, weerzin in degelijken arbeid of rustige uitspanning, over prikkeld zenuwstelsel en wat er meer toe lei den mocht om meisjes tot „moderne heksen" te maken, bezweren zou door het onderwijs, dat is, in gezonden zin, ontwikkeling van het verstand, tegen te gaan, dat kun nen wij Jan Holland niet toegeven. Van alle geneesmiddelen tegen maatschappelijke kwalen zal onkunde wel het laatste zijn dat wij aan prijzen." Men ziet hieruit hoe gegrond onze vrees is, dat Jan Holland door de bestrijders van ont wikkelend meisjes-onderwijs, met vrij wat meer jjver en ingenomenheid dan door den heer Keiler, als een kostelijken bondgenoot zal worden ingelijfd. Tegen zijne bedoeling zeker, want welk een warme waardeering hem be zielt voor goed onderwijs, dat getuigen zijne uitmuntende, lang niet alle op overdrijving gegronde raadgevingen voor de leerwijze, die bij het onderricht van meisjes gevolgd moet worden, Nn echter eenmaal het onderwerp van dezen kant is aangevat en Jan Holland 's boek aan het verzet tegen de ontwikkeling der vrouw nieuwe strijdkrachten dreigt aan te brengen, nu wenschen wij den strijd wat hooger op te halen en met andere verschijnselen in verband te brengen. Zooals wèl te voorzien was blijft de heer Des Amorie van der Hoeven niet ,,met den mond vol tanden staan" tegenover de door het Bat. Hbl. medegedeelde aanhalingen uit zijne vroegere op stellen als hoofdredacteur van dat blad. (Zie M. Ct van 18 dezer). Daar is hij dan ook advocaat voor. Wanneer hij deze hoedanigheid niet bezat, zou hj zich öf niet zoo uitdagend uitgelaten hebben, öf thans erkennen dat, behalve de wijzi gingen welke in de gevoelens van ieder denkend mensch plaats hebben, een. dagbladschrijver bo vendien onder andere omstandigheden schrijft, dan een lid van een wetgevend lichaam het woord voert. Het woord concedo wil er echter bij den heer Yan der Hoeven, met of zonder verbeurte van ƒ10,000, vermoedelijk niet gemakkelijk uit en daarom schrijft hij nu aan de N. R. Ct, tot zijne rechtvaardiging: ,,Uit hetgeen ik toen zeide en nog veel meer uit al mijne in vroeger jaren geschreven artikelen zal men ontwaren dat ik nooit iets anders ver kondigd heb daneen gezonde maatschappelijke toestand is ook op Java niet mogelijk zonder verdeeling van arbeid. Zoolang het gemeentelijk grondbezit, met telkens herhaalde verdeeling, in het belang van heeren- en cultuurdiensten en van de inlandsche hoofden, gehandhaafd en uitgebreid wordt, ook tegen den wensch der bevolkingzoo lang deze nagenoeg uitsluitend blijft bestaan uit zeer kleine landbouwers, die voortdurend verkeeren op de grens van ellende en hongersnoodzoo lang zich daar geene vaste klasse van handwerkslieden en daglooners vormt, gelijk die in elke wel gere gelde maatschappij wordt aangetroffen, zoo lang zal ook de onmisbare voorwaarde blijven ontbre ken van vooruitgang en ontwikkeling, zoo lang gullen voor geen groot werk van openbaar nut, voor geen groote onderneming van landbouw of nijverheid waarlijk vrije arbeiders te krijgen zijn. En nu moogt gij, voegde ik er zoowel in mijne bedoelde artikelen als in mijne rede van 21 Dec. 1876 bij, die daglooners en werklieden „proleta riërs" noemendie naam is mij onverschillig, mitsj het vaststa dat zulke proletariërs er oneindig beter aan toe zullen zijn dan thans de groote meerderheid der landbouwers. Naast deze is eene vaste klasse van vrije daglooners ook op Java een vereischte voor de maatschappelijke welvaart. „En nu vraag ikof deze redeneering, welke ik zonder eenige reserve blijf voeren, eenige de minste overeenkomst heeft met de mij toegeschre ven stelling, „dat de Javaan moest gemaakt wor den tot proletariër, juist met het doel om Euro- peesche ondernemingen te doen bloeien" (woorden van den beer Yan Nispen op 28 April 1882, Hand. bl. 1063). Eene stelling die wel niet anders kan beteekenen dan dat ik de Javaansche bevolking zou hebben willen onteigenen ten voordeele van Europeesche particulieren „Het oordeel daarover laat ik met vertrouwen aan eiken denkenden lezer over." De St. Ct. bevat de statuten der Vereeniging tot oprichting en instandhouding van het Van Citlers- fonds, te Middelburg. llissiiisen, 19 Aug. Door wijlen den heer W. de Kruyff in leven voorzittend meester der loge L'astre de Vorient alhier, is bij testamentaire be schikking aan deze instelling 1000 vermaakt en een gelijk bedrag aan het weduwen- en weezen- fonds der vrijmetselaren, dat te Deventer geves tigd is. Vlissingen, 19 Aug. Zr. M'. stoomtransport schoener de Schelde, is van hier vertrokken om dienst te doen bij de onderzoeking op het wrak Adder. Bij den heer B. J. G. Volek te Utrecht zijn brieven van de Nederlandsche Noordpool-expeditie uit Hammerfest ontvangen. Behalve eenige her inneringen aan de laatste oogenblikken, door de reizigers in het vaderland doorgebracht en aan de eerste dagen der zeereis, deelt de heer Snellen het volgende mede »Op den 8 Juli bereikte ons pool-expeditieschip de Noorsche stad Bergen, waar een loods aan boord kwam en naar Holland getelegrafeerd werd om de goede aankomst en het welzijn der beman ning te melden. Tevens maakte men van het oponthoud van drie uren gebruik om de stad te bezichtigen en even de omstreken te bezoeken. De reis werd verder voortgezet onder de meest gunstige omstandigheden en onder voortdurende ontwikkeling van steeds grootscher natunrtooneelen. Maandag 10 Juli liep de Varna de haven van Drontheim binnen en meerde aan de kade. De Nederlandsche vlag, bij onzen consul den heer Lysholm uitgestoken, wees de expeditie on middellijk een tehuis aan. Nog maakte zich een eigenaardig gevoel van onze landgenooten meester, toen zij een tweede nationale vlag zagen wapperen op een houten gebouwtje, dat bij nadere kennis making het poolhuis bleek te zijn. Onder dat dak zou men een jaar moeten ver toeven, lief en leed deelen en gescheiden van vaderland, familie en betrekkingen, «door daden moeten toouen en onvermoeid geduld, «dat men zijn plichten kent, dat men zijn plicht vervult." Men was echter uitgegaan om deze woorden na te komen Het huis bleek zeer soliede gebouwd te zijn en voldeed zoo goed aan schetsen en beschrijving, dat men er zich dadelijk in thuis voelde. Nu kwam, na de bezichtiging van de aanstaande woning en een bezoek aan den consul, het werk weder aan de beurt. Eerst moest gezorgd worden voor het afbreken en inladen van het huis en verder voor het aan schaffen van verschillende artikelen, die in Noor wegen goed en goedkoop te krijgen zijn, als vischtuig, sneeuwschoenen, keukengereedschap voor sledetochten enz. enz. enz. Door dit alles duurde het verblijf te Drontheim langer dan men zich had voorgesteld." De heer Kramp te Amsterdam meldde den heer Yolck dat volgens bericht uit Archangel, er voor Jugorstraat vier schepen kruisten met het doel de Karische zee te bereiken. Die schepen waren: de Varna, Nederlandsch pool-expeditieschip, de Louise, handelsstoomer op de nederzettingen aan de Yenissej van baron Knoop (huis Joh. Lange Sohn Wwe c°. te Bremen), de Dymphna, vaar tuig der Deensche pool-expeditie, kommandant luitenant ter zee Hovgaard, en de A. E. Nor- denskjöldhandelsvaartuig van den bekenden heer Sibiriakoff. (Vervolg binnenland zie het Bijvoegsel.) Benoemd tot leeraar in 't Fransch en schoon schrijven aan de H. B. S. te Zaandam, A. Gant- hey, te Noorthey. Voor het examen voor muziekonderwijzer, van wege de Ned. Toonlcunstenaars-vereeniging eerstdaags te houden, hebben zich 24 candidates, voor 29 diploma's, aangemeld. De algeineene synode van de Ned. Herv. kerk nam in hare 24" zitting de ten vorigen jare yoou

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 1