N° 187.
125e Jaargang.
1882.
Donderdag
10 Augustus.
Middelburg 9 Augustus.
Benoemingen en besluiten.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent;
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor liet Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz.
Het Indisch strafrecht
IUIDDELBURGSGHË COURANT.
II
Is liet voor den wetgever plicht, de groote
hervorming, welke het strafrecht in Nederland
bij de invoering van het nieuwe strafwetboek
zal ondergaan, ook tot de Europeesche en in-
landsche bevolking van Indie uit te strekken,
niet minder staat het vast dat onder die her
vorming het strafstelsel in Indie niet begrepen
kan worden. Afschaffing van de doodstraf wordt
voor de inlanders door niemand ernstig verde
digd en zoo lang die strafbedreiging voor het
meest talrijke deel der bevolking niet wegge
nomen kan worden, zou het evenmin billijk als
staatkundig zijn, bet kleinere Europeesche deel
in dit opzicht te begunstigen. Voorts is de alge-
meene invoering van het cellulair gevangenis
stelsel voor de Europeanen in Indie, voor
alsnog, niet mogelijk. De grootste moeilijkheid
ligt echter in den voor inlanders bestaanden
dwangarbeid. Dien met het nationale straf
wetboek in overeenstemming te brengen, is
geheel onuitvoerbaar.
Vloeit hieruit voort, dat bij de bewerking
van het wetboek voor Indie, het strafstelsel
als een op zich zelf staand geheel beschouwd
moet worden, dat onveranderd kan blijven, ook
bij hervorming van de overige deelen der straf
rechtspleging, omgekeerd is het gevolg dat de
verbeteringen, die in de straffen urgent geacht
mochten worden, niet behoeven te wachten op
de noodzakelijke, doch nog in de toekomst
liggende herziening van de wetboeken.
Als urgent nu wordt sedert bijna tien jaren
door de regeering zelve erkend eene hervor
ming van bet dwangarbeid-stelsel. In 1848
ingevoerd en in 1872 nader geregeld, treedt de
dwangarbeid voor inlanders in de plaats van
tuchthuis- of gevangenisstrafdwangarbeid in
den ketting (een lossluitende ijzeren ring om
den hals) voor de eerstgenoemde, dwangarbeid
buiten den ketting voor de lichtere vrij
heidsstraf. Opsluiting geschiedt alleen voor
inlanders van zeer hoogen rang, en voor den
„kleinen man" bij veroordeeling tot acht of
minder dagen. Politiestraffen van langer duur
nemen reeds den vorm aan van ten-arbeid
stelling aan de publieke werken, en alle zwaar
dere veroordeelingen bestaan in dwangarbeid.
Eene schromelijke ongelijkheid en een ge
heel gemis van evenredigheid tusschen misdaad
en straf, kleeft aan dit stelsel. Over allen
die, voor langer dan een jaar, tot dwangarbeid
in of buiten den ketting veroordeeld worden,
heeft het besturend gezag onbeperkt beschik
king. „Het algemeen belang vordert, al
dus wordt het systeem in de memorie van toe
lichting bij het strafwetboek voor inlanders
verklaard, dat het gouvernement in den
meest uitgestrekten zin partij kunne trekken
van den arbeid der veroordeelden: nu eens tot
het vervaardigen van wegen of bruggendan
weder tot het maken van spoorbanen of het
behulpzaam zijn bij groote ondernemingen, ook
van particulieren aarddan weder voor trans
porten bij expeditien." In deze opsomming
van de verschillende vormen, onder welke éene
en dezelfde straf wordt ondergaan, ligt eene
gradatie verscholen, welke aan het verschil
in zwaarte der verst uiteenloopende misdrijven
zou kunnen beantwoorden. De veroordeelde,
die naar eenig openbaar werk in eene gezonde
landstreek gezonden wordt, of eene plaatsing
bekomt bij eene uitgestrekte onderneming met
hare groote verscheidenheid van arbeid, heeft
kans op een zeer dragelijk bestaan. Zware
misdadigers, dwangarbeiders in, zoowel als
lichtere buiten den ketting, dienen dan ook
somtijds hun straftijd uit als lampenist, als
stalbediende of als tuinman bij ambtenaren van
het gewestelijk bestuurverrichten schrijvers-
pf opzichtersdienst in 's lands werkplaatsen,
magazijnen, kolenloodsen enzknutselen een
weinig langs den weg of aan een brug, met
's lands kost voor 't eten, den naijver wekkend
van niet-veroordeelden, wier leven minder „ge
noeglijk" voortrolt. De ongelukkigen daaren
tegen, van wie voor den arbeid aan haven
werken in moerassige kustplaatsen, op het
koorts eiland Onrust, of in andere ongezonde
oorden „partij getrokken" wordt, zien zich tot
eene langzame doodstraf verwezen. Wie ge
bruikt worden voor transporten bij expeditien,
hebben, behalve het meest afmattende deel van
het oorlogswerk, bovendien de kans van, zelf on
gewapend, bloot te staan aan de aanvallen van
een vijand, die niet gewoon is veel onderscheid
te maken of de man, die onder 't bereik van
zijn wapen komt, vrijwillig of gedwongen, als
vechter of als lastdrager, tegenover hem ge
steld is.
Niet de slechtheid of de schuld van den
veroordeelde behoeft voor het aanwijzen van
den vorm, waarin de straf ondergaan wordt,
in aanmerking te komen alleen zijne geschikt
heid voor de taak, waartoe arbeidskrachten
gevraagd worden. En bij de onverdiende on
gelijkheid van den'druk, welke het natuurlijk
gevolg van dit stelsel is, komt volgens geloof
waardige getuigen, nog een kunstmatige ver
meerdering van het aantal kwade kansen. „Dit
is, zegt prof. Van Hamel, het gevaarlijke
van den dwangarbeid, dat hij, tweeslachtig van
aard, strafstelsel en werkstelsel in gelijke matej
doch in zijne uiterlijke verschijning niet twee
slachtig kunnende zijn, al licht overhelt naar
de zijde die het voordeeligst is. Het
winstmotief was dan ook in de memorie van
toelichting het groote argument, waarmede de
onbeperkte bevoegdheid der regeering verde
digd werd om de dwangarbeiders te bezigen
waar zij wilde. Wat blijft er echter op die
wijze over van „verbetering door boetedoening;"
of laat men liever zeggen wat blijft er over
van straf?"
In verband gebracht tot een getuigenis van
mr. Haakman in het Batav. Hbl. van 1 Sept.
1879, komt deze theoretische beschouwing van
prof. Van Hamel in een schrikwekkend licht.
„Dwangarbeiders, schrijft eerstgenoemde,
zijn geenszins te beschouwen als onverbeter
lijke misdadigers, volgende op de ter dood
veroordeelden. Niet duidelijker komt dit uit,
dan door het hooge cijfer (3 tot 5000) der op
Atjeh werkzame dwangarbeiders, een cijfer,
dat bij de groote sterfte en de veelvuldige
ontruiming wegens ziekte, onmogelijk te hand
haven zou zijn, indien alleen de zwaar veroor
deelden naar Atjeh werden gezonden. Onder
hen bevinden zich dan ook niet weinigen die
slechts tot drie jaren dwangarbeid veroordeeld
zijn, eene straf welke, bij de gestrengheid der
strafrechtspleging over de inlanders, meer
dan ooit gehandhaafd bij Atjeh's
behoefte aan gevangenen voor de
transporten, gelijk te stellen is met
die van zes maanden cel in Europa."
Doorziet men nu den gruwel Niet genoeg
dat het strafstelsel zelf niet op boetedoening
voor den boosdoener, maar op winst voor bet
straffend gezag is aangelegd, ook de rechts
spraak wijzigt zich naar de behoefte. Omdat
er op Atjeh veel dwangarbeiders noodig zijn,
worden er veel inlanders tot dwangarbeid ver
oordeeld en omdat alleen eene veroordeeling
tot langer dan een jaar dwangarbeid toelaat de
veroordeelden naar Atjeh te zenden, krijgen
lieden, aan wie in Nederland eenige maanden
cel zou worden opgelegd, een vonnis waardoor
het mogelijk wordt hen te gebruiken om „aan
de groote sterfte en de veelvuldige ontruiming
wegens ziekte" het hoofd te biedenKomt
er nooit een einde aan de onthulling van de
reeks der noodlottige gevolgen, die de Atjeh-
oorlog in zijn sleep voert
Dat mr. Haakman niets dan de waarheid
getuigd heeft, blijkt uit hetgeen prof. Yan
Hamel verder nog zegt„De Atjehsche ge
beurtenissen hebben den beker doen overloopen.
Eene reorganisatie is aanstaande. Maar het
zal niet gemakkelijk vallen hier recht en gel
delijk belang zóo te vereenigen, dat het eerste
nooit de verdrukte partij is."
Wil men de juiste verhouding kennen tus
schen het aantal zware en lichte misdadigers,
die in Atjeh gelijkelijk zijn blootgesteld aan
de kwade kansen van vermoeieniskoorts,
beri-beri, uitputting en 'svijands wapenen,
om niet te spreken van de liefelijkheden van
het dwangarbeiders-kwartier onder de bevelen
der opvolgers van kapitein Kaufmann, al mocht
het waar zijn, dat deze zijne onderhoorigen
alleen maar streng, doch nooit onwettig, of
ten doode toe, heeft doen geeselen
Op den 1™ Januari 1879 bevonden zich onder
de 3275 veroordeelden in Atjeh 750, die tot
dwangarbeid in den ketting verwezen waren.
Meer dan drievierden waren dus lieden, aan
wie in Nederland eene correctioneele gevangenis
straf zou zijn opgelegd, ongerekend nog de
straks aangewezen buitengewone oorzaak van
„gestrengheid der strafrechtspleging over de
inlanders."
Het doet weinig tot het betoog, maar ver
dient hier tocli vermelding, dat deze ongeluk
kigen, die onder het Nederlandsch gezag aldus
mishandeld worden, aan onze zaak dikwijls
trouwe diensten, meer zelfs dan van hen ge
vergd kon worden, bewezen hebben. Bij den
oorlog in de ZO. afdeeling van Borneo, van
1859 tot '63, waren de dwangarbeiders beter
te vertrouwen dan de vrijwillig dienende in-
landsche matrozen, die bij hoopen deserteerden
en op wie men door dwangarbeiders moest
laten passen. Bij het gevecht te Samalangan,
den 2en Augustus 1880, boden zich 12 dwang
arbeiders vrijwillig aan, om onder het vuur
van den vijand de randjoes (doorn-versperrin
gen) op te ruimen, die het naderen der ver
sterking onmogelijk maakten. Van de 12
vielen er 9. Zulke buitengewone trouw ver
diende althans met kwijtschelding van ver
dere straf beloond te worden. Maar ook tegen
die edelmoedigheid is vermoedelijk de dringende
behoefte aan arbeidskrachten, het gevolg van
„de groote sterfte en de veelvuldige ontruiming
wegens ziekte", een onoverkomelijk beletsel.
Wij eindigen met de slotsom van prof. Van
Hamel aan te halen„herziening van het
Indische strafstelsel, zonder het nieuwe wet
boek af te wachtenzal voldoen aan den
dringenden eiscb der rechtvaardigheid."
Wij voegen erbij, dat hoe moeilijk het ook
vallen moge in deze „recht en geldelijk belang
te vereenigen", het niettemin, naar de over
tuiging van deskundigen in Indie, zeer wel
mogelijk is het stelsel van dwangarbeid zoo-
dadig te reorganiseeren, dat èn de thans be
staande schreeuwende onrechtvaardigheid op
geheven èn van de werkkrachten der veroor
deelden beter partij getrokken wordt dan nu
het geval is.
Uit Alexandrië wordt aan het Dagblad gemeld,
dat de Engelsche regeering van de erfgenamen
van prins Hendrik der Nederlanden heeft aange
kocht het door dien prins te Port-Saïd gesticht
etablissement niet bijbehoorende terreinen. Die ge
houwen en gronden zullen door Engeland tot het
Optrekken van hospitalen enz. worden gebezigd.
De koopprijs moet nagenoeg gelijk staan met de
uitgaven, welke de ontslapen vorst aan het grond
vesten en inrichten van het etablissement ten
koste legde.
De oefening van postduiven op onderscheidene
plaatsen des lands en in verschillende richtingen,
geschiedt van wege de vereeniging De Ooijevaar
te 'sGravenhage e'n ten behoeve van het depar
tement van oorlog, voor »oorlogsgebruik."
Als een of meer dezer luchtboden dus het spoor
bijster mocht worden, weten belangstellenden, die
hun inkwartiering verleenen, waarheen de reis pas
behoort te worden afgegeven, of althans waar hun
hoofdkwartier gevestigd is. (Zie onder Briefwis
seling.)
Aan het bureau van politie alhier is als gevon
den gedeponeerd:
Een zilveren horloge.
Een klein gouden medaillon met haar erin ge
werkt.
Een nieuwe koperen kruk met ijzeren stift.
Een gouden oorhei met peervormig bloedkoralen
steen.
Drie portemonnaiés, elk bevattende eenig koper
geld.
Ter Neuzen, 8 Aug. Het internationaal
festival, op 15 dezer alhier door het muziekge
zelschap Apollo en het zanggezelschap Neuzens
Mannenkoor te geven, belooft goed te zullen sla
gen. Tot heden is hij de feestcommissie opgave
gedaan van de deelneming van elders van 10 mu
ziek- en 10 zanggezelschappen, als: voor de mu
ziek, van Hulst, Mechelen, Assenede, Moerbeke,
Cluijssen, Saffclaere, Vracene, Calloo, Hombeeck
en Ruijsbroeck, en voor den zang, van Zaamslag,
4 van Gent, Caprijcke, St Gilles (Waes), Ledeberg,
Meulestede en Vracene, dus 18 gezelschappen uit
België.
Volgens het programma worden gegeven natio
nale volksspelen, gaaischieting, kampstrijd voor
visschers met den hengel, pleiziervaarten met stoom-
en zeilvaartuigen op de Schelde, groot weldadig
heidsconcert, te geven door de Kon. Koorzangmaat
schappij uit Gent en het muziekgezelschap uit
Mechelen, Het feest, geopend door een optocht
van al de gezelschappen, zal worden besloten door
de opstijging van een luchtballon en een vuurwerk.
Op de spoorwegen rijden bijzondere treinen: tot
's avonds 10,15 naar Mechelen en 10,30 naar Gent.
Woensdag 16 Aug. a. zal de Vereeniging tegen
de Kwakzalverij te Amsterdam een vergadering
houden, waarin de volgende onderwerpen een punt
van bespreking zullen uitmakenMededeeling over
den toestand der vereenigingvoorstel in zake het
proces te Maastricht; voorstel tot het benoemen
van een commissie voor het ontwerpen van statu
ten voor de vereeniging over de grenzen der kwak
zalverij; bespreking van de mogelijkheid om het
maandblad in een weekblad te veranderen; over
de middelen ter bevordering van het doel der
vereeniging.
De Londensche medewerker der N. 11. Ct. doet
eene poging om aan de woorden intreinen en
onttreinen (in en uit een spoortrein gaan) burger
recht in onze taal te verschaffen. De Engelsche
berichtgevers bij den oorlog in Egypte zijn hem
daarin voorgegaan door in hun dépêches van
entrain en detrain te spreken. Zij rechtvaardigen
dit door op embark en disembark te wijzen.
Ook wij hebben in het Nederlandsch »insche-
pen" en ontschepen", en op denzelfden grond
zouden wij dus het voorgestelde »intreinen" en
onttreinen" kunnen aannemen, hetgeen een
aanwinst voor de buigzaamheid en beknoptheid
onzer taal zou zijn.
De commissie tot het verzamelen van gege
vens betreffende landverhuizing naar Zuid-Afrika
heeft kennis genomen van een plan, geopperd
door belangstellenden in de Transvaal, om aldaar
voor 24.000 a 26.000 eene plaats aan te koopen,
teneinde door emigranten uit Nederland een dorp
te doen stichten. De commissie stelt zich beschik
baar, om door hare bemiddeling personen tot el
kander te brengen, genegen en in staat om
gezamenlijk het daarvoor noodige land aan te
koopen en met elkander de kosten van overtocht
en vestiging te dragen en alle inlichtingen te
verstrekken, die haar ten dienste staan. Men kan
zich aanmelden bij den heer H. Janson jr. te
Sloterdijk.
Te Den Helder heeft zich eene commissie
gevormd, met het doel een grafteeken te plaatsen
op de algemeene begraafplaats, waar 28 lijken van
opvarenden van de monitor Adder op plechtige
wijze zijn ter aarde besteld. Er zal vanwege
deze commissie eene oproeping geschieden aan de
landgenooten tot het verkrijgen van geldelijke
bijdragen voor dit doel, dat zeker in groote mate
bijval zal wekken. De commissie is samengesteld
als volgtmr. K. J. C. Stakman Bosse, burge
meester, voorzitterC. Boon, gemeente-secretaris
J. G. Colijn, serg. majoor der infanterieS. Van
Gips Pz., lid van den gemeenteraad; A. Harrebo-
mée, kapt. der artillerieA. N. L. Koops, kapt.
ter zee, vice-voorzitter; T. Mooij, hoofd eener
school, secretaris; J. C. De Ruijter de Wildt,
inspecteur van 't loodswezen, penningmeester
K. A. Stakman Bosse, kapt. luit. ter zeeIJ. Strik-
werda, directeur der visscherij-maatschappij Nep-
tunusen J. Weers, opperschipper bjj de marine.
(N. B. Ct.)
kantonrechters. Als kantonrechter-plaatsver-
vanger zijn herbenoemd in het kanton Goes, J<
M. Pilaar en mr. K. Rembges,