125e Jaargang.
1882
B IJ VOEGSEL
N°. 172.
Maandag 24 Juli.
"V «A. 1ST DB
Middelburg 22 Juli.
FEUILLETON.
PATER CONSTANT IJ U.
Gemengde Berichten.
Staten-generaal.
IIDMUIRGSCHE COURANT.
De Toestand in Atjeh.
Uit het gisteren medegedeelde officieele be
richt bleek dat de Atjeliers hun aanvallen
thans weder uitstrekken tot in de onmiddellijke
nabijheid onzer hoofdvestiging Kotta-Radja. Het
Handelsblad ontvangt twee brieven van zijn Atjeh-
correspondent, waarin die treurige staat van zaken
zoo nadrukkelijk mogelijk bevestigd wordt. Ze
volgen hier beide.
Kotta Radja, 31 Mei.
Onze toestand wordt niet beter. Woensdag 24
Mei werd de dekking der Chineesche wegwerkers
tusschen Senelop en Toengkoep opnieuw aange
vallen en op 100 passen afstands uit de wildernis
beschoten. De luitenant die de bedekking aan
voerde, kreeg een matten kogel tegen zijn rech
terbeen, ook drie soldaten en vijf Chineezen
werden gewond. De dekking, bestaande uit 30
man, werd omsingeld en zou er zeer slecht zijn
afgekomenware geen hulp uit Senelop en Ana-
galoeng toegesneld.
Dienzelfden nacht overvielen een 150tal Atje-
hers den grooten passer tusschen den nieuwen
Missigit Raja (grooten tempel) en den Kraton.
Met zekerheid volvoerden devrienden" dien
aanval en roofden een aantal goederen. Zij ver
moordden een Padanger, die op den passer sliep,
en verwondden den boekhouder van den aannemer
der vivresde boekhouder had nog even den tijd
om te bukken en zijn revolver op den aanvaller
af te schieten, die dood neerstortte, maar door
zijn makker, volgens Atjehsch gebruik, werd
medegenomen. Toen politie en militairen aan
rukten, waren allen reeds verdwenen. Zij werden
nog nagezet en er vielen heel wat schoten, waar
door, volgens het beweren, eenige Atjehers doode-
lijk werden getroffen, maar gevonden werd
niemand.
Trots den vroegeren aanval, was geen wacht
op den passer geplaatst, hoewel ruim 100 prad-
joerits (inlandsche politieagenten) te Kotta Radja
aanwezig zijn. Nu zijn er eindelijk met spoed
wachthuizen op den passer opgericht, bezet door
pradjoerits. Ook de groote brag over de Atjeh-
rivier, die reeds gedurende een jaar haar schild
wacht miste, wordt nu bewaakt door een wacht
van 6 soldaten. Waren de Atjehers dien nacht
vlugger en stoutmoediger geweest, dan hadden zij
de overzijde der rivier kunnen bereiken en te
Pantej Perak groote verwoestingen kunnen aan
richten. In die wijk toch wonen vele gehuwde
officieren met vele kinderen. Men hoorde daar
het geschreeuw der beroofden en verwachtte een
aanval op het hospitaal. Evenals in een pas ont
gonnen goud- of diamantland, moet ieder een
geladen revolver steeds bij de hand hebben!
15
Uit het Franscli,
VAN"
LUDOVIC HALÉVY.
V.
Daarop gaf zij eensklaps een andere wending
aan het gesprek en zei
»De depêche aan Edwards over de poneys
is toch gisteren immers wel Verzonden
«Ja, vóór het eten."
sEn mag ik dan mennen tot aan het kas
teel ik zou het zoo heerlijk vinden om door de
stad te rijden en met een mooien draai, zonder
de vaart te verminderen, het plein op te rijden
tot voor de stoep. Zeg, mag ik?"
«Ja, ja, gij moogt de poneys mennen, dat is
afgesproken."
«O, wat zijt gij lief, Suzie!"
Edwards was de piqueur. Hij was sedert drie
dagen op het kasteel, om de stallen in orde te
brengen en den dienst te regelen. Hjj verwaar
digde zich in persoon mevrouw Scott en haar
zuster af te halen, met de vier poneys voor den
Naar men verhaalt, was het reeds te half tien
's avonds bij het civiel bestuur te Oleh-leh en in
den kraton bekend, dat een aantal Atjehers zich
bij de verlaten benting Pekan Badak verzameld
had, maar toch werden geen maatregelen genomen
De gouverneur woont trouwens te Oleh-leh en
de assistent-resident was dien nacht daar op
visite, terwijl de controleur ziek was
De Europeesche winkeliers, die bij den passer
wonen, hebben nu om bescherming gevraagd
want zoodra de passer naar het Chineesche kauip
verplaatst zal zijn, zullen de Atjehers, tenzij er
goed gewaakt wordt, de toko's leeg plunderen.
In de XXII Moekims is de toestand hetzelfde.
Nog altijd wordt Djerir beschoten, hoewel de
granaten, uit een onlangs in onze versterking
aldaar geplaatst kanon naar den vijandelijken
kampong gezonden, wel eenig effect maken.
Er zijn weder twee cavaleristen, een Neder
lander en een Belg, gedeserteerd. Yolgens geruch
ten moeten deze overloopers het niet al te best
hebben bij hun nieuwe vrienden en zou zelfs een
zijn vermoord, omdat hij klaagde over slecht
voedsel. Dat laatste is echter vermoedelijk een
verzinsel.
Heden ochtend zijn 600 man uit Toengkoep
(XXYI Moekims), Lambaroe en Anagaloeng (XXn
Moekims), uitgerukt, doch hadden geen ontmoeting
met den vijandmaar een transport van 40 man,
onder een luitenant, werd tusschen Glé Kambing
en Tjot Besatoel geducht aangevallen. De kom-
mandant liet terstond zijn troep nederliggen en
daardoor zijn er geen gewonden.
Eenige uren later werd tusschen Oleh-leh en
de afgebroken benting Pakan Badak een jongen,
die met kar en paard naar Boekit Seboen reed,
vreeselijk door de Atjehers gehakthij kwam met
bijna geheel afgeslagen linkerarm in het hospitaal
te Pantej Perak. Het paard werd gestolen. De
jongen, zelf Atjeher, had zich zeker in de oogen
der aanvallers gehaat gemaakt omdat hij in dienst
was bjj de Europeanen.
Op dezelfde plaats werd dien dag nog een gras
snijder, die voor den aannemer te Oleh-leh gras
vervoerde op een wagen met twee karbouwen
bespannen, van een dezer runderen beroofd, onder
bedreiging dat ook het tweede zou worden weg
genomen, als hij niet ijlings terugreed.
Atjeh, 12 Juni.
Vrijdag nacht (9 Juni) werd de badkamer buiten
de benting Ketapan Doewa in brand gestoken.
Den volgenden ochtend rukten twee compagnieën
(14e bat.) uit om de vijanden op te sporenmaar,
als gewoonlijk, voor niet.
Den volgenden nacht tegen half 12 was de
beurt aan den Atjehschen passer (markt) te Oleh-
leh, bewoond door bevriende Atjehers en Javanen.
Het geweervuur, met Beaumonts, was zeer hevig,
zoodat de kogels door Oleh-leh heen vlogen. De
marktbewoners vluchtten zeewaartshun goederen
werden geroofd. Een Javaan, die in handen van
den vijand viel, vroeg genade, op voorwaarde dat
panier. Hij wachtte op het stationsplein te mid
den van een groot gezelschap want geheel Sou-
vigny was op de been. De tocht der poneys door
de hoofdstraat had zulk een opzien gebaard, dat
al de bewoners uit hunne huizen kwamen loopen
en elkaar afvroegen
«Wat is dat? Wat is dat?"
Iemand waagde de opmerking
»Misschien een rondreizend paardenspel."
Maar daarover werd hij van alle kanten terecht
gewezen.
Hebt gij dan niet gezien hoe ze er uitza
gen Het rijtuig en de tuigen blonken als goud
en de witte rozen aan eiken kant van de koppen
der paardjes
De menigte verdrong zich voor het station en
de nieuwsgierigen vernamen aldaar dat zij de eer
zouden hebben tegenwoordig te zijn bij de aan
komst der nieuwe eigenaressen van Logneval.
Men was eenigszins teleurgesteld toen de zusters
verschenen in haar eenvoudig reisgewaad. Die
goede lieden verwachtten de verschijning van twee
prinsessen uit een tooversprookje, geheel in goud
en zjjde gedoscht, schitterende van robijnen en
diamanten. Maar zij zetten groote oogen op toen
zij zagen hoe Bettina langzaam de vier poneys
éen voor éen met de hand streelde en met een
kennersoog de kleinste bijzonderheden van het
tuig nazag. Bettina vond het niet onaardig,
de waarheid noopt mij dit te zeggen, eeni-
gen indruk op die verbaasde menigte te maken.
Toen haar onderzoek afgeloopen was, trok zij,
hjj met de bende meeging. De inlandsche politie
rukte dadelijk uit en schoot er op los, maar ver
loor twee man die gedood en twee die gewond
werden, een zeer zwaar. De Atjehers zouden drie
dooiïen hebben, maar zij namen die mede.
Op het schieten rukten drie compagnieën van
het 3e bataljon uit den Kratonzij zochten den
ganschen nacht en den volgenden ochtend te ver
geefs naar de «maraudeurs. Er was dien nacht
beweging genoegalle posten werden versterkt en
het geheele garnizoen was onder de wapenen. Dat
Oleh-leh zou worden aangevallen, was reeds, vol
gens het beweren, om 8 uur 's avonds aan het
civiel bestuur bekend en op de wallen van den
Kraton kon men de Atjehers met flambouwen
verder zien trekken.
Dienzelfden nacht werd een klapperbosch en
een groote woning in een bevriende kampong bij
Ketapan Doewa in brand gestoken.
Heden (Maandag) middag werd om 3 uur be
richt ontvangen, dat Toekoe di Toeroe met 6 a 7
duizend man in de kloof van Pakan Badah gele
gerd was. Om 4 uur rukte het geheele 14e ba
taljon uit Nesoeh, versterkt met het 12e uit Lam
baroe en ambulance uit, onder leiding van overste
Ruempol, ten einde zoo mogelijk Tiroe gevangen
te nemen. Troepen uit Lambaroe en Toengkoep
werden ontboden om den Kraton te bezetten.
De troepenmacht is ongelukkig reeds geheel
onvoldoende voor transporten en wachten, en zeker
nu er een colonne af moet om te ageeren. De
Atjehers dringen al nader tot den Kraton, welks
voorwerken bijna alle slecht worden verdedigd en
hier en daar bloot liggen. De ontruiming van
Pakan Badak schijnt een onverstandige maatregel
geweest te zijn. De Atjehsche benden zijn daar
in de heuvels gelegerd en trekken terug achter
het oneffen terrein, zoodra zij onze troepen zien
aankomen. Reeds lang verwacht men een aanval
op aen kampong Gedah, een voorwerk van den
Kraton, dat naar het Chineesche kamp te Pena-
joeng leidt. Een compagnie heeft er vast verblijf
en in last terstond, zoo noodig, handelend op te
treden.
De assistent-resident alhier gaat wegens ziekte
met verlof naar Java. Hij is wellicht een zeer
verdienstelijk man, maar hier wenscht men in
zijne plaats een hoofdambtenaar te zien optreden,
die flink de zaken aanpakt en het vertrouwen dei-
bevolking weet te winnen.
Men verwacht een hevigen strijd en het is te
hopen, dat de onzen geen echec lijden, omdat er
niet meer troepen aanwezig zijn.
Gelukkig komt zoo even de Bataviasehe boot
met 200 man.
Zoo even, 11 uur voorin, kwam het 3e bataljon
terug met verlies van twee Europeanen (gedood)
maar zonder gewonden. Terwijl het bataljon in
een rijstveld buiten Boekit Seboen bivakeerde,
werden die soldaten neergeschoten. De een, die op
schildwacht stond, kreeg «het schot toen hjj iemand
aanriep, die „vriend" antwoordde, maar hem a
bout portant neerschoot. De Atjehers voerden een
zonder zich in het minst te haasten, hare lange
Zweedschlederen handschoenen uit en verving die
door grove zeemlêeren, die zij uit het rijtuig ge
nomen had. Daarna gleed zij, om zoo te zeggen,
op de plaats van Edwards, nam met groote be
hendigheid de leisels en de zweep van hem over,
zonder dat de zeer vurige paardjes tijd hadden
om te merken dat zij in andere handen waren over
gegaan. Mevrouw Scott nam naast haar zuster
plaats. De poneys trappelden en dansten en
dreigden er van door te gaan.
»De juffrouw mag wel oppassen," zei Ed
wards, »de poneys zijn zeer dartel vandaag."
«Wees maar niet bang, ik ken ze."
Miss Percival had een zeer vaste, zeer lichte en
zeer gelijke hand. Zij hield de poneys nog eenige
oogenblikken in en dwong ze om op hun plaats
in het gelid te blijven; daarna diende zij de twee
voorsten een langen zweepslag toe, en voort snelde
het kleine span met onvergelijkelijke behendig
heid over het stationsplein, te midden van een
langdurig gemompel van verbazing en bewon
dering.
Het getrappel der vier poneys klonk op de
kleine puntige steentjes van Souvigny en zoolang
zij in de stad waren hield Bettina hen in een
matigen draf; maar zoodra zij twee mijlen straat
weg voor zich uitzag, zonder klimmen of dalen,
vierde zij van lieverlede de teugels en liet ze
naar hartelust draven.
«O, wat ben ik gelukkig, Suzie!" riep zij
uit Zullen wij nu heel alleen op die wè-
doode en twee gewonden mede, maar van de groote
bende was heden ochtend niets meer te zien.
Weder zijn een Europ. sergeant-majoor en een
dito sergeant van het 3e bat. overgeloopen
Kierikzee, 20 Juli. Het jaarljjksche feest
door de sociëteit Tot Nut en Genoegen alhier, heden
gegeven in het lokaal Parklust met omliggend
terrein, werd door heerlijk weder begunstigd.
Des namiddags werd eene matinee musicaledes
avonds een groot militair concert gegeven door
de kapel van de stafmuziek van het 3e reg. inf.
van Bergen op Zoom, kapelmeester de heer N. A.
Bouman, welke door een buitengewoon talrijk
publiek werden bijgewoond en grooten bijval ver
wierven. Ook het kunstvuurwerk, vervaardigd door
den heer Hendrickx te Antwerpen, slaagde uitne
mend. Aan de verlichting van het terrein was
bijzondere zorg besteed, zoodat het geheel een
verrassend schoonen aanblik opleverde en getuigde
dat de directie weder geen zorgen of kosten had
gespaard, om aan hare leden een feest te bereiden,
dat met recht een volksfeest mocht heeten.
De gemeenteraad van Antwerpen heeft den
24en September jl. besloten tot het plaatsen van
eenvoudige gedenksteenen in alle huizen waar
beroemde Antwerpenaars gewoond hebben of ge
boren zijn, en op de begrooting voor 1882 daar
voor een post van 4000 franken uitgetrokken.
Door burgemeester en schepenen is nu voorgesteld
om te b eginnen met de volgende twintigRubens,
P. P., 1577-1640; Yan Dyck, Ant., 1599-1641
Jordaens, Jacobus, 1593-1678; Matsys, Quinten,
1460-1530; Quellin, Jan Erasmus, 1634-1715
Teniers I, David, 1582-1649Teniers II, David,
1610-1690; Van Veen, Otto, 1558-1629; Brenghel,
I, Jan, 1568-1625; Breughel, II, Jan, 1601-1678;
De Brouwer, Adr., 1606-1638Herreyns, Willem,
1743-1827; Leys, Henri, 1815-1869 Lies, Joseph,
1821-1865; Ploris, Fr., 1520-1570; Van Noort,
Ad., 1562-1641Ommeganck, Balth., 1755-1826
Schut, Corn., 1597-1655; De Yos, Martin, 1532-
1603; Wappers, Gust., 1803-1874.
De steenen zullen gemiddeld ongeveer 100 fr.
het stuk kosten. Als voorbeeld wordt voorgesteld,
voor Rubens een steen te bestemmen met het
volgende opschrift
«IN DIT HUIS IS GESTORVEN
«PIETER PAUWEL RUBENS
«KUNSTSCHILDER
«1577—1640."
Eeds-statistiek.
De minister van justitie heeft eenige belangrijke
tabellen voor de staten-generaal doen drukken. Er
blijkt het volgende uit.
De eed bjj ons berust
Vooreerst op de grondwet: voor den koning, bjj
het aanvaarden der regeering; bij de inhuldiging
gen galoppeeren en draven? Wilt gij de poneys
nu besturen, Suzie Het is zulk een genot als
men ze zoo gerust kan laten loopenZe zjjn
zoo gehoorzaam, zoo mak. Daar, neem gij nu
de teugels eens."
»Neen, houd ze maar; het is een genot voor
mij u te zien genieten."
«O, wat dat betreft, ik geniet volop! Ik
houd er zooveel van om met de vier te mennen,
als men de ruimte heeft. Te Parjjs durfde ik
zelfs 's morgens niet meer; men keek mij zoo aan,
dat hinderde mij. En hier is niemand, nie
mand."
Maar op het oogenblik waarop Bettina, opge
wonden door de buitenlucht en de vrijheid, zoo
hard uitriep «niemand, niemand", vertoonde zich
een ruiter op den weg, die al stappende het rjj-
tuig tegemoet kwam.
Het was Paul de Lavardens, die reeds een uur
op den uitkijk had gestaan om de Amerikaansche
dames te zien voorbijgaan.
«Gij vergist u," zei Suze, «daar is wèl
iemand."
«Een boer Die telt niet meê; boeren
vragen mij niet ten huwelijk."
«Het is volstrekt geen boer, zie maar."
Paul de Lavardens maakte, toen hjj langs het
rijtuig kwam, een zoo keurige buiging, dat men
terstond den Parijzenaar in hem herkende.
De poneys liepen zoo hard, dat de ontmoeting
bliksemsnel voorbij was. Bettina riep
«Wie is die mijnheer, die ons daar groet?"