BUITENLAND.
Laatste
Algemeen Overzicht.
Het Engelsche standpunt.
Ingezonden Stukken.
Zeetijdingen.
Handelsberichten.
Graanmarkten, enz.
Prijzen van Effecten.
Opmerkingen over lager onderwijs.
eelie der regentessen van dat gesticht wordt hun
dit uitstapje verschaft.
De overleden luitenant der Chineezen te
Meester-Cornelis (Java) heeft, behalve eenige kin
deren bij zijn wettige Chineesche vrouw, nog
eenige kinderen bij een Europeesche vrouw achter
gelaten. Hij heeft laatstgenoemden tot zijn mede
erfgenamen gemaakt, en een proces tusschen de
béide soorten van nageslacht kan nu verwacht
worden.
Het naambord van de Frans Naerebout is
eergisteren overboord gevallen. Wij vermelden
dit alleen, omdat als dit bord ergens mocht aan
spoelen, allicht ongerustheid zou kunnen ontstaan,
en daartoe is volstrekt geen reden.
De Vereeniging voor lijkverbranding zal den
9en September a. te Zutfen hare algemeene ver
gadering houden, waarin behalve een voorstel om
het voordeelig saldo der algemeene kas voor 1881,
geraamd op 842, te storten in het fonds voor
lijkovens, aan de orde zal komen de bespreking
van het rapport der Academie der wetenschappen,
afd. natuurkunde, over de crematie, welke inge
leid zal worden door dr. S. Hoogewerff. De heer
P. H. Hugenholtz zal het debat inleiden over de
crematie, uit een ethisch oogpunt beschouwd.
De hoofdprijzen in de verloting van de
Kunstkroniek zijn gevallen op n° 1160, een har-
moniphone; n° 101, een naaimachine; n° 319,
een zilveren soezenmandn° 983, een zilveren
inktkoker; n° 127, vierentwintig kleine en een
groote ijslepel; n° 578, etui met theegarnituur;
n° 189, zilveren bokaaln°" 914, 918 elk een gou
den armband; n°" 956, 142 elk een gouden medail
lon; n°" 90, 39, 704, 817, 589 en 85 elk een
schilderij.
Dat een koe een haas kan vangen behoort,
volgens een bekend spreekwoord, tot de mogelijk
heden. Van katten als hazenvangers heeft men
echter nooit gehoord. Toch schijnt ook dit te
kunnen voorkomen. Donderdag morgen, vertelt
de Ter Neuz. Ct, zat in den tuin van den heer
M., te Hoek, een haas zich te vergasten aan het
jeugdig groen der kooien. Eene kat, nog geen
jaar oud, bemerkte het dier, sprong erop toe en
kwam binnen weinige oogenblikken triomfeerend
met haar buit aandragen.
Als een bewijs dat Zeeland een land is om
oud in te worden, zou kunnen dienen dat van de
80 personen, die dit jaar in de registers van den
burgerlijken stand te Hoes zijn ingeschreven, er
27 waren van boven de 60 jaren. Daaronder telt
men er 13 van 80 tot 95, 6 van 70 tot 80 en 8
van 60 tot 70 jaren.
's Giraveiiliage. Het lijk van den officier
van administratie Klompé, van de Adderis te
Nieuwediep aangebracht. Aldaar is ook de sleep
boot Hercules teruggekeerd met drie duikertoe
stellen, waarmede niets van het wrak gevonden is.
»s Gravenliage. Het wrak van de Adder
is door een schokker van Maassluis, onder schip
per Weltevreden, gevonden dwars van de vuur
baak te Scheveningen. Het wrak ligt onderste
boven, een mijl in zee op 10 j vadem diepte.
's Gravenliage. Er gaat hier een zeer
stellig gerucht dat het nieuwe ministerie-Tak
aldus zal zijn samengesteld de heer Tak water
staat, de heer Van Heeckeren buitenlandsche
zaken, de heer Wichers marine, de heer Den Beer
Poortugael oorlog, de heer De Meijier bmnenland-
sche zaken, de heer Van der Kaay justitie, de
heer De Bruyn Kops financiën en de heer Miran-
dolle koloniën. De heer Kappeyne zou als kamer
lid voor Haarlem het ministerie steunen.
Het ontwijkend antwoord der Porte op de vraag
der conferentie is waarschijnlijk bepaald door de
moeilijkheid der gestelde keuze. Verwierp zij
ineens de Turksche interventie, dan kon Engeland
met alle recht zeggen dat er iets moest geschieden
om aan de anarchie in Egypte een einde te maken,
en als Engeland dan met een leger naar Egypte
trok en de sultan ertegen protesteerde, zou deze
waarschijnlijk, evenals MoÜère's bedrogen echt
genoot, hebben moeten hoorenTu Vas voulu,
George Dandin Daarentegen viel het den sultan
ook moeilijk het voorstel met de daaraan verbon
den voorwaarden aan te nemen, omdat hij dan
aan handen en voeten geketend naar zijne eigen
provincie zou trekken en de opvolger der khalifen
in het oog der Mohammedanen een werktuig zou
zijn geworden in handen van Engeland, om zijne
geloofsgenooten te tuchtigen. Als middenweg ver
moedt men nu dat de Porte eene Turksche inter
ventie zal voorstellen zonder beperkende voor
waarden.
Te laat echter, want Engeland, en in zijn gevolg
waarschijnlijk ook Frankrijk, is besloten te handelen.
Sir Garnet Wolseley is benoemd tot kommandant
der expeditionaire krijgsmacht. Eene gansche vloot
van oorlogs- en transportschepen ligt in verschil
lende havens te laden. Het Engelsche leger kan
er niet aan denken zich met een der groote legers
van het vasteland te meten; maar voor buiten
landsche expedities als deze is het uitnemend
ingericht, en fouten in het legerbestuur als bij de
Fransche expeditie naar Tunis voorkwamen, zijn
niet te vreezen. Er zijn in Engeland vaste korpsen
aangewezen voor eene voorkomende buitenland
sche expeditie. Dat zijn 21 bataljons infanterie,
6 regimenten kavalerie en 17 batterijen artillerie,
welke allen op de volle sterkte, zoowel van man
schappen als van kader, worden gehouden. Dit is
het zoogenaamde eerste armeekorps, 30.000 man
sterk en steeds gereed om zich op de eerste waar
schuwing in te schepen. Hierbij is nog geene
rekening gehouden met het Indische leger.
Het is voor de Europeanen, voor zoover die nog
in Egypte vertoeven, en hun aantal schijnt
onuitputtelijk, want telkens vertrekken de laatsten
en telkens worden er nieuwe gevonden om te ver
moorden, voor die Europeanen is het wenschelijk
dat de hulp niet te lang uitblijve. Als men alle
verhalen, welke daarover in omloop zijn, mag ge-
looven, houden de Egyptenaren buiten Cairo ruw
huis. Aldaar en in de plaatsen tusschen de
hoofdstad en Alexandrië gelegen, komen voortdu
rend moordpartijen voor, soms met groote wreedheid
gepaard. Men vertelt van een aantal menschen
welke onder de wielen van een spoortrein verbrij
zeld zijn, een eigenaardige straf in het land waar
bij zeker godsdienstig feest de hoogepriester te
paard rijdt over de ruggen der op den buik lig
gende geloovigen.
Arabi schijnt ernst van de zaak te willen maken.
Hij riep te Cairo pacha's en ulema's te zamen en
legde hun de vraag voor of het recht gehandeld
zou zijn geweest, indien hij op last van den
khedive de militaire toerustingen had gestaakt, toen
men reeds wist dat de khedive Egypte aan de
Engelschen had verkocht en dagelijks in de mili
taire bakkerpen 15.000 brooden voor de Engelsche
schepen liet bakken.
Een deserteur heeft bericht dat Arabi's leger
is samengesteld uit 6000 man infanterie, zes bat
terijen gegroefde kanonnen, eene batterij mitrail
leuses (Gatling-model), een regiment cavalerie,
300 mariniers en 300 matrozen. Er zijn ook
Bedoeïenen bij hem, maar hun hulp schijnt onze
ker. Arabi beweert dat door den aangevangen
en spoedig toenemenden Nijlwas, de Engelschen
over 14 dagen niets meer in het land zullen
kunnen uitvoeren, en die tijd zal er wel meê
heengaan eer zij hem kunnen aanvallen.
De dictator of partijganger, zooals men hem
noemen wil, heeft eene proclamatie gericht aan
de gouverneurs der provinciën, waarin hij de
Engelschen bestempelt als onverzoenlijke vijanden
van het Egyptische volk, en den khedive als
hunnen bondgenoot. Hij kondigt de krijgswet af
in het land en zegt dat voortaan aan niemand
anders dan aan hem gehoorzaamheid verschuldigd
is, en dat ieder die zijne bevelen niet nakomt,
zonder vorm van proces zal worden doodgeschoten.
Onder deze omstandigheden is het niet denkbaar
dat de mogendheden zich zullen verzetten tegen
eene Fransch-Engelsche interventie. Wij behoeven
ons in dit opzicht niet te. bewegen in gissingen
en onderstellingen; want wij hebben een tweede
communiqué van de Duitsche regeering voor ons,
dat, in nog sterker bewoordingen dan het vorige,
de door het bombardement opgewonden gemoederen
in Duitschland terneer zet. Evenals het vorige
vinden wij het in de Kölnische Zeitung en geven
wij het in zijn geheel weer omdat het ons voor
wie in Egyptische zaken belang stelt, een belang
rijk stuk voorkomt te zijn.
»De openbare meening, zoo luidt het, zal
wel doen zich vertrouwd te maken met de gedachte
dat de tegenwoordige Egyptische quaestie niet
onvoorwaardelijk als eene Europeesche moet be
schouwd worden. Duitschland heeft feitelijk zeer
weinig met haar te doen. Ons deel aan de scheep
vaart in het Suez-kanaal bedraagt 1 percent, dat
der Engelschen meer dan 75 percent. Voor Enge
land is de veiligheid van het Suez-kanaal eene
levensvraag, ons kan zij slechts weinig schelen.
Eene groote natie houdt hare politiek altijd binnen
de grenzen harer belangenzij gebruikt haren
invloed niet ten dienste der belangen van anderen
en neemt geene verantwoordelijkheid op zich
waardoor anderen zich kunnen genoopt voelen voor
de veiligheid hunner belangen te gaan zorgen. De
Duitsche politiek vermijdt het om partij te kiezen,
en laat zich door het voorbeeld van het Napo
leontisch keizerrijk waarschuwen tegen de rol van
censor of schoolmeester van andere mogendheden.
Duitschland ziet noch zijne belangen, noch den Euro-
peeschen vrede in gevaar gebracht, en nergens ver
toont zich ook maar in de verte de bedoeling om
Duitsche belangen te krenken. Eene andere
politiek dan het uitsluitend in acht nemen van
Duitsche belangen, zou de regeering van het Duit
sche volk niet kunnen volgen. Daarom is ook
met zekerheid aan te nemen, eensdeels dat
Duitschland aan de westelijke mogelijkheden geen
mandaat zal verleenen om in Egypte, te handelen
zonder Turkije, anderdeels dat Duitschland niet
zal trachten om Engeland en Frankrijk te belet
ten datgene te doen in Egypte, wat hunne belan
gen hun zal voorschrijven. Handelde Duitschland
anders, hetzij dat het zijn invloed ten gunste van
Turkije of ten gunste der westelijke mogendheden
trachtte te doen gelden, dan zou het daardoor,
zonder nut voor zich zelve en zonder gebiedende
noodzakelijkheid, bevriende mogendheden kwet
sen. Engeland heeft in Zuid-Afrika met de
Boeren, Frankrijk in Noord-Afrika met de inboor
lingen krijg gevoerd, zonder dat Duitschland er
een woord in heeft gezegd, en zonder dat door
dat zwijgen de Duitsche belangen zijn gekrenkt.
Duitschland kan rustig aanzien wat de beide
westelijke mogendheden te zamen, of Engeland
en Frankrijk ieder voor zich zelve, goedvinden in
Noord-Afrika tot verdediging hunner belangen te
doen. Het ware te wenschen dat deze opvatting
in breeden kring doordrong, opdat de onrust, die
thans zich van geheel Europa dreigt meester te
maken, op gepaste wijze worde gelocaliseerd."
Is het duidelijk genoeg De conferentie schijnt
hiermede geëindigd.
Met het oog op de velerlei verwikkelingen die
nog kunnen volgen in Egypte en op het volken
rechtelijk zoo onzeker karakter van het bombar
dement van Alexandrië, is het van belang op te
teekenen op welk standpunt de Engelsche regee
ring zelve zich stelt. Zij heeft met voor diplo
matieke stukken bijna ongehoorden spoed een brief
openbaar gemaakt, den 11"-'" Juli door lord Gran
ville aan den gezant te Konstantinopel geschreven.
Na in het kort de geschiedenis der quaestie te
hebben nagegaan, zet lord Granville uiteen hoe
de hervatting der oorlogstoerustingen te Alexan
drië het den Engelschen admiraal ten plicht had
gemaakt tot maatregelen van zelfverdediging over
te gaan en de stad te bombardeeren. Nu volgt
de omschrijving der positie welke Engeland wenscht
in te nemen, in de volgende woorden
Harer Majesteits regeering beschouwt dien
aanval als niet meer dan eene handeling van
eenvoudige en rechtmatige zelfverdediging. De
militaire overheid te Alexandrië was voortgegaan
met toebereidselen van een dreigend karakter,
tegen de orders van den sultan, tegen het verlan
gen van den khedive en in tegenspraak met hare
eigen duidelijke toezeggingen. H. M. regeering
meende niet het recht te hebben om door lijde
lijke nalatigheid de vloot bloot te stellen aan het
door die toebereidselen veroorzaakte grooter ge
vaar, en zij is overtuigd dat de juistheid van deze
meening door de overige mogendheden zal erkend
worden.
»De geschiedenis van de gebeurtenissen der
laatste maanden in Egypte toont aan dat de gan
sche administratieve macht is gevallen in handen
van zekere militaire hoofden, zonder staatkundige
ondervinding of kennis, die met behulp van de
soldaten de gestelde machten hebben op zijde
gezet en hebben aangedrongen op de vervulling
hunner eischen. Zulk een staat van zaken moet
rampvol zijn voor de welvaart van ieder beschaafd
land.
„Een oogenblik scheen het alsof eene flinke
machtsuiting van den khedive, geschraagd door het
souverein gezag, en duidelijk ondersteund door
Engeland en Frankrijk, voldoende zou zijn om de
beweging binnen behoorlijke grenzen terug te
brengen. De poging werd gedaan, doch mislukte.
Yoor de regeering was er geene keuze meer dan
hare toevlucht te nemen tot geweld, om ineens een
einde te maken aan den ondragelijk geworden
staat van zaken. Het scheen haar het meest ge
past toe en het meest overeenkomstig internatio
nale wetten en gebruiken, dat dit geweld zou
worden uitgeoefend door de souvereine macht.
Mocht dit ondoenlijk blijken door onwil van de
zijde des sultans, dan zou het noodig worden
andere maatregelen te beramen.
De regeering is nog het inzicht toegedaan, in
hare circulaire van 11 Februari uitgedrukt, dat
elke interventie in Egypte Europa's vereenigde
kracht en gezag moet vertegenwoordigen. Zij
heeft inderdaad met betrekking tot Egypte geene
belangen of geene bedoelingen, welke onbestaan
baar zijn met die van Europa in het algemeen,
noch belangen in strijd met die van het Egypti
sche volk.
„Het is haar wensch dat de vaart op het Suez-
kanaal open en onbelemmerd zal blijven; dat
Egypte goed en rustig zal worden bestuurd, buiten
den overheerschenden invloed van éene enkele
mogendheiddat internationale verbintenissen
zullen worden in acht genomen, en dat de Brit-
sche handels- en nijverheidsbelangen, die in
Egypte zoo sterk ontwikkeld zijn, behoorlijke
bescherming zullen erlangen en niet zullen bloot
staan aan wederrechtelijke schending, een
beginsel niet alleen toepasselijk in Egypte, maar
een levensbeginsel voor onze belangen in alle
deelen der wereld.
,.De politiek der regeering was standvastig.
Eerlijk heeft zij hare verbintenissen met Frankrijk
nagekomen, en zij heeft verlangd dat ook andere
mogendheden zouden worden ingelicht en geraad
pleegd over alle zaken die een wezenlijken invloed
hebben op de positie van Egypte.
„En de aanval waartoe admiraal Seymour ge
noodzaakt was over te gaan, maakte geene ver
andering in hare inzichten op dit punt".
Gesteld er is eene school met 600 kinderen.
Moet op elke 40 leerlingen 1 onderwijzer zijn, dan
heeft men voor die school noodig 15 onderwijzers.
Men kan zich nu eene regeling denken, als
volgt
Het aantal kinderen verdeel ik in 3 ploegen,
elk van 200, die beurtelings in de school worden
toegelaten. Dan zijn ook maar noodig 5 onder
wijzers, in plaats van 15.
De schooluren zou ik 's zomers aldus verdeelen
le ploeg's voormiddags, schooltijd van 78 uur
2« 9—10
3e 11—12
le 's namiddags 1—3
2e 3 4
Qg K
J) JJ
Naar gelang van den tijd van het jaar kan
men die uren wijzigen.
Bij zoodanige regeling ontvangen de kinderen
alzoo 2 uren per dag onderwijs in de lokolen.
Dat is genoeg, in verband met hetgeen ik straks
hoop meê te deelen.
Er zijn nu telkens slechts 200 kinderen in de
school, de kinderen zitten ruimer is niet zulk
een gejoel; het onderwijs in de eene klasse is
minder hinderlijk voor eene andere; de onderwij
zers, telkens een uur tusschenpooze hebbende
om zich wat op te ffisschen en uit te rusten,
zijn opgewekterde kinderen kunnen, omdat de
schooltijd zoo kort is, ook opgewekt zijn; het
onderwjjs is beter.
Resumeerende heeft men alzoominder groote
schoollokalenminder onderwijzers en minder
kosten, beter onderwijsbetere gezondheid van
onderwijzers en kinderen.
Ik wensch nu aan te toonen hoe de tijd, dien
de kinderen niet in de lokalen doorbrengen, uit
stekend kan benuttigd worden tot harmonische
ontwikkeling van lichaam en geest.
II.
Ik heb gezegd, dat ik voor een getal van 600
kinderen, slechts 5 onderwijzers (behalve natuur
lijk het hoofd van de school) noodig heb. Ik
neem er nu echter nog 5 bij. Straks zal blijken
waarom.
Laat ons nu zien, hoe de tijd, dien de kinderen
niet in de lokalen doorbrengen, te benuttigen i9
tot lichaam en geest.
Lichaamsontwikkeling. Na eiken
schooltijd laat ik aan de kinderen, gedurende een
kwart uur, onderricht geven in het uitvoeren van
gymnastische bewegingen zonder werktuigen, Ieder
onderwijzer is voor die taak geschikt.
Ontwikkeling van den geest. Ik be
steed nog een uur daags, het kan ook meer
zijn, aan, wat ik zal noemen wandelonderwijs.
Het dorp, waar ik woon, is aan zee gelegen. De
onderwijzer gaat met de kinderen eene wandeling
maken langs de zee en onderhoudt hen vragen-
der wijs over de zeeweringen, over eb en vloed,
over de zeeplanten en zeedieren daar te vinden,
over de schelpen, over de stad Zierikzee aan de
overzijde gelegen enz. Hij gaat eens een anderen
kant uit, spreekt over de wegen, over wat op den
weg wordt ontmoet, over de gewassen, over het
vee enz.
Bijna alles kan zoo, al wandelende, geleerd wor
den. Het verblijf in de lokalen zou ik dienstbaar
wenschen te maken aan het verwerken van de
indrukken, buiten de school opgedaan.
Men begrijpt dat voor dit onderwijs buiten de
school een grooter getal onderwijzers noodig
is dan ik alleen voor binnenshuis aannam. Het
hoofd van de school is de man die alles regelt,
geen onderwijs geeft, maar toezicht houdt. Hij
zorgt dat de onderwijzers beurtelings met het
onderwijs in en buiten de lokalen worden belast,
bepaalt de uren van onderwijs en wisselt de
ploegen leerlingen ook van tijd tot tijd om.
Ik eindig hiermede, ofschoon ik nog veel zou
kunnen zeggen.
Er is in Duitschland eene beweging ontstaan
tegen de verkeerde richting in opvoeding en on
derwijs.
Mannen als de heeren Bientjes, dr. Yitringa,
dr. Kan en anderen doen ook hier hun waarschu
wende stem hooren.
Er moet hervormd worden; dat die hervorming
beginne bij het lager onderwijs.
Ik zoek heeren onderwijzers en andere belang
stellenden op, om mijne denkbeelden, die voor
veel uitbreiding vatbaar zijn, in overweging te
nemen.
Dat men die denkbeelden critiseere
Du choc des opinions jaillit la vérité.
Colijnsplaat, Juli 1882.
J. C. Frederiks.
Vlissing-en, 21 Juli. Vertrokken het Eng.
stoomschip Blonde, gezagv. Bastard, naar Londen.
Vlissingen, 21 Juli. Boter per kilogram 1.35
a 1.20. Eieren 3.80 per 104 stuks.
Zwolle, 21 Juli. Tarwe 9.75 a 10.rogge
ƒ7.50 a ƒ8.boekweit ƒ6.50 a ƒ7.gerst
6.50 a 7.-paardenboonen 8.50 a 9.
aardappelen 2.50 a 3.50, alles per HL.
Boter. Per KG. 0.90 a 1.10; per 20 KG. of 1/8
vat pr. qualiteit ƒ21.a 23;afw. soort ƒ19.50
a ƒ20.50; tweede soort 15.a ƒ18.
Bergen op Zoom, 22 Juli. Boter per stuk
ƒ0.84, halve 0.57; eieren per 26 stuks ƒ1.05.
SXAATSLEENINGE1Ï.
Nederland. Cert. N. W. Sell. 21/2 pet-
dito dito dito 3 u
dito dito dito 4.
dito OU. 1878 f 10004
België. Obligation21/o
Frankrijk Origin. Inschr 3
Hongarije. Obi. Leening 1867
fl 1205
dito Goudleeuing5
dito dito fl 500 fi
Italië. Cert. Adm. Amsterd. 5
Oostenrijk. Obl. Mei-Nor. 5
dito Febr.-Aug. 5
dito Jan.-Mi 5
dito April-Oct. 5
dito dito Goud 4
Polen. Obl. Schatkist 1844 4 1,
Portugal. Obl. Btl. 1853/80. 3
dito dito 18815
Rusland. Obl. Hope C.
1798/1815 5
Cert. Inschr. 5e Serie 1854. 5
dito dito 6e 1855. 5
Obligatien 1862 5
dito 1864 10005
dito 1864 1005 1,
dito 1877 dito5
dito Oost.ersche le serie. 6
dito dito 2e 5 0
dito dito 3e 5
dito 1872 gecon. dito 5
dito 1S73 gecon. dito 5
dito 1850 le Leening dito 41/2 n
dito I860 2e Leening dito 41/2
dito 1875 gecons. dito +l/2
dito 1880 gecons. dito 4
Cert. Hope Co. 1840 4
dito 2e, 3e, 4e Leen. 1842 44. 4
Obligatie-Leening 1867/69 4
dito dito 1859. 3
Cert. van Bank-Assign. 6
Spanje. Obl. Buit. 1867/75 H/4
dito dito 1876 2
dito Binnenl. Esc. 5000-10000 II/4
dito dito 1876 2
Turkije. Obl. Alg. Sell. 1865 5
dito dito 1869 6
Zweden. Obl. 1880 4
Amsterdam.
21 ^22
Juli. Juli.
67% 673/4
81
1021/4 102
1023/16 102
678/4 673/4
7718/M -
797 j
81
641/8 641/8
837/8
65 651/8
643/4 641/a
793/4 -
753/4
531/8 541/8
55
763/g
557/ig
767/16
921/0 921/a
87
533/8
54
537/16
825/8
823/4
86
74
6 5 S/4
59
73%
65I/2
281/4
44
261/2
11%
103/g
87
53
53%
821/g
82%
658/g
59l/2
738/8
373/4
281/g
45I/2
201/2
111/4
103/g