Bijvoegsel van de Middelburgsche Courant van Donderdag 13 Juli 1882,
f. Voorstel tot wjjiijlnj van het besluit van
S Juli 1881, omtrent de vcreeniglng van
den Oranjepolder benoorden IJzendijke en
den Dierentijdpolder tot een waterschap.
kens, 'twelk een betere nitkomst belooft dan bet
verkoopen van genoemde producten. Adressant stelt
zich voor zeven drachtige zeugen aan te koopen en
die na het werpen en zoogen te vetten en daarna
alsmede de biggen te verkoopen. De begrooting van
een en ander is de volgende
Uitgaven. Aankoop van zeven drachtige zeu
gen, f 420aankoop van stroo, ƒ50aankoop van gerst
met maalloon, zakhuur enz., ƒ400vrachtloonen, markt
en andere onkosten 10, karnemelk en wei, memorie
samen /880.
Baten. Verkoop van zeven gemeste zeugen,
840verkoop van biggen, f 350verkoop van mest,
f 50; samen ƒ1240. Blijft dus eene winst van ƒ360.
Welke winst hierboven is verdeeld voor de helft aan de
boterbereiding en voor de wederhelft aan de kaasmakerij
Uit bovenstaande blijkt dat het geraamd totaal te
kort voor de beide proeven bedraagt eene som van
/1655, eene som voor welke adressant, hoe ook gene
gen zijn tijd en arbeid aan de verbetering van land
bouw en veeteelt te besteden, terugdeinst, en waar
voor hij de hulp van de provincie en van de Zeeuw»
sche maatschappij van Landbouw inroept.
Redenen waarom hij onder ernstige herinnering aan
het groote belang dat er voor de geheele provincie
Zeeland bestaat in de vermeerdering der opbrengsten
van gronden en arbeid, zich eerbiedig tot uwe ver
gadering wendt, met het verzoek, hem adressant tot
het nemen der bovenomschreven proeven in staat te
stellen, door vanwege de provincie hem een subsidie
te verleenen, tot zoodanig bedrag als uwe vergade
ring in het belang dezer zaak geschikt voorkomt,
onder voorwaarde dat adressant, onder door u te
bepalen contröle, nauwkeurig van alles boek doe hou
den en na afloop der proeven, een gemotiveerd verslag
met juiste cijfers aan uwe vergadering doe toekomen.
In verband met de toezegging van het hoofdbestuur
der Maatschappij tot bevordering van Landbonw en Vee
teelt in Zeeland om deze zaak in hare aanstaande zomer
vergadering te behandelen, stellen gedeputeerde
staten voor op dit verzoek vooralsnog geene be
slissing te nemen en aan hen op te dragen een nader
voorstel te doen, nadat het advies van dat hoofd
bestuur zal zijn ingekomen.
Het algemeen verslag der afdeelingen wordt
door den heer De Glepper uitgebracht.
Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben deel
genomen 37 leden, waaronder 6 leden van gedepu
teerde staten.
In al de afdeelingen kon men zich eenparig, vólke
rnen vereenigen met het voorstel van heeren gedepu
teerde statenterwijl bovendien in eene afdeeling door
éen lid werd opgemerkt dat, vermits door J. A. Pa
teer te Hontenisse de boterbereiding met aanwending
van ijs, waarvoor door A. Nijssen subsidie wordt
aangevraagd, geheel uit eigen middelen met succes
reeds in toepassing wordt gebracht, diens verzoek
reeds nu kan worden afgewezen.
De voorzitter deelt mede dat ook dit verslag
gedeputeerde staten geen aanleiding tot wijziging van
hun voorstel heeft gegeven.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
wordt het voorstel daarna aangenomen.
De toelichting luidt
Uw besluit van 8 Juli jongstleden no. 12 gaf den
minister van waterstaat, handel en nijverheid aanlei
ding tot de opmerking dat in art. 3 niet vermeld
werd dat het waterschap ten oosten ook wordt begrensd
door den Zacbarias-polder le gedeelte.
Ook gaf de minister te kennen dat, vermits uit het
octrooi van bedijking valt af te leiden dat de MauritB-
polder ouder is dan de Dierentydpolder, in het gemelde
artikel ook de dyksteen die de grens bepaalt niet juist
was beschreven, en de vóórlaatste ziusnede van het
artikel behoorde te luiden:
„aan de noordwestzijde van den dijk tusschen den
polder Dierentijd, aan de noord west-, west- en noord
zijde van den dijk tusschen den Oranjepolder aan de
eene zijde en den Mauritspolder aan de andere zijde."
Onder mededeeling dat wij bereid waren aan u
voor te stellen art. 3 van uw besluit aan te vullen
met de vermelding van den Zachariaspolder le deel,
gaven wij, wat de grensbepaling aan de zijde van den
Mauritspolder betrof, te kennen
dat bij uw besluit in het oog was gehouden dat de
Mauritspolder ouder is dan de Oranje- en Dierentijd-
polders en de grens van het nieuwe waterschap door
u zóo werd bepaald dat de dijk tusschen den eerstge-
noemde en de beide andere polders geheel aan hem
werd toegekend
dat de Oranjepolder en de Dierentijdpolder daarbij
te zamen wei den genoemd, omdat zij te zamen als éen
geheel indertijd zijn herdijkt en geen dijk hen ook scheidt;
dat dan ook om die reden de Dierentijdpolder by
uw besluit van 4 Juli 1879 werd opgenomen onder de
aan den calamiteusen Hoofdplaatpolder bijdragende
polders, en de onderhoudsplicht van den dgk tusschen
den Hoofdplaatpolder en den Oranjepolder werd opge
legd aan de Oranje- en Dierentijdpolders;
dat wij dus meenden' dat op dit punt de redactie
van uw besluit de voorkeur verdiende, en dat wij het
in geen geval wenscheiyk achtten, door den Maurits
polder in de tweede, in stede van in de eerste plaats
te noemen, de omschrgving van dit gedeelte der grens
in te richten in de omgekeerde volgorde van de
voorafgaande en volgende;
en dat het ons overigens gebleken was dat volle
digheidshalve behalve de noordwest- ook de oostzij de van
den dyk tusschen den Maurits-en den Dierentijdpolder
genoemd moet worden voor het vinden van den teen.
Na kennisneming van dit schrijven verklaarde de
minister zich bereid 's konings goedkeuring op uw
besluit te vragen, wanneer daarin ook de Zacharias
polder le deel benevens de oostzijde van den dijk
tusschen den Maurits- en den Dierentydpolder zal
zyn vermeld.
Wij hebben derhalve de eer u voor te stellen het
besluit te nemen waarvan een ontwerp hierbg is ge
voegd, in welk ontwerp ook is opgenomen eene wijzi
ging van het jaartal in de artt. 4, 10 en 11 welker
noodzakelijkheid geen betoog zal behoeven.
Het ontwerp luidt
De staten der provincie Zeeland besluiten:
lo art. 3 van hun besluit van 8 Juli jongstleden, no.
12, te vervangen door het volgendeArt. 3. Het
waterschap wordt begrensd: ten noorden en ten noord
oosten door den Hoofdplaatpolder; ten oosten door den
Zachariaspolder, 2e deel, den Manteaupolder en den
Zachariaspolder, le deelverder ten oosten, ten zuid
oosten en ten zuiden door den Mauritspolderten
westen en ten noordwes ten door den Prins Willempolder,
2e gedeelte.
De grens wordt nader bepaald door den teen van
den buitenberm der dyken welke het waterschap om
ringen, of waar geen buitenberm bestaat, door den
teen van die dijken, en in beide gevallen door het ver
lengde van den teen ter plaatse waar die is doorsneden.
De teen wordt gevonden: aan de noordzgde en aan
de noordoostzgde van den dgk tusschen den Hoofd-
3