Gemengde Berichten.
van 6 Januari tot 11 Juni betreft, gebeel overeen
komende met de hierboven sub 2 bedoelde rekening;
dat op die rekening, over het tweede halfjaar van
1880, noch sponsen noch zeemen voorkomen, maar
wel zaken van huiselijk gebruik, kennelijk niet
bestemd voor het huis van arrest, als 1 theepotje,
1 waterkaraf, 1 dames-déjeuner, 1 kinder-likeur-
stelletje en 4 kommetjes, een en ander ten geza-
menlijken bedrage van 7.20; dat op deze reke
ning, groot 36.75, als betaald is afgeschreven, wat
de beide eerste afbetalingen betreft in overeen
stemming met de door den beschuldigde gedane
afschrijvingen op de sub 2° vermelde rekening,
»1880 ontvangen 30 Juni 9.80, 20 Nov. 8.80,
1881 20 Juni 9.80 (samen) 28.40, blijft/ 8.35;"
5° uit eene rekening door denzelfden getuige
overgelegd, en, volgens zijne verklaring uit zijne
boeken uitgetrokken, loopende van 13 Januari
tot 13 September 1881 dat volgens die rekening
gedurende het eerste halfjaar van 1881, slechts
zijn geleverd1 spons a 0.60 en 2 zeemen tot
een gezamenlijk bedrag van f 2.70, en geen glas
of aardewerk voor het huis van arrest bestemd
dat wel ook weder op deze rekening glas en aar
dewerk als geleverd voorkomt, maar dat dit ken
nelijk heeft gestrekt tot andere doeleinden; dat
toch op die rekening voorkomen 12 granieten
ontbijt-bordjes, 6 dito diepe borden, 6 dito platte
borden, 1 vogelfonteintje, 1 melkkan en 1 geslepen
kaasschaal, een en ander ten gezamenlijken be
drage van 7.65
6° uit de verklaring van mr. E. P. Schorer
voornoemd, dat hij, in zijne voormelde hoedanig
heid, op grond dat de beschuldigde fictieve posten
aan het rijk in rekening zou hebben gebracht;
zich heeft begeven naar den winkelier J. P. Ponse
voornoemd, dat hem aldaar is verleend inzage
der boeken, als wanneer hem is gebleken dat
hetgeen Ponse aan den beschuldigde en aan het
huis van arrest leverde, door elkander op een
hoofd voorkwam: ,,den heer P. A Janssen";
7° uit de verklaring van gemelden J. P. Ponse,
dat hij nooit heeft geweten, dat hij goederen
leverde aan het huis van arrest, daar alles op
naam van den beschuldigde stonddat, in het
najaar van 1881, een der regenten van bedoeld
huis hem inlichtingen is komen vragen aangaande
de openstaande rekening van den beschuldigde;
dat, kort daarop, den 19en November, een jon
gentje naar hij meent een zoontje van den be
schuldigde, met een briefje in den winkel is
gekomen, houdende verzoek om de rekening spoe
dig in te zenden en wel gespecificeerd, zoodat
bleek wat aan den beschuldigde zeiven en wat
aan het huis van arrest was geleverd; dat getuige
toen de rekening spoedig gezonden heeft, evenwel
onder mededeeling, dat hij niet wist van een
onderscheid tusschen de rekening voor den be
schuldigde en die voor het huis van arrest; dat
de beschuldigde met die rekening bijzonder veel
haast maakte, daar getuige, toen_ de rekening
reeds op weg was naar den beschuldigde, van
dezen nog een tweede boodschap ontving, om kaar
toch spoedig in te zenden; dat hij de hem ver
toonde 3 quitantiën herkent als door hem getee-
kend; dat het volkomen waar is dat de inhoud
dier quitantiën niet juist is en dat de daarin
uitgedrukte geldsommen niet hebben gestrekt
alleen tot betaling van sponsen en zeemen, water
kruikjes en glas- en aardewerk (dit laatste ten
bedrage van 2.20), maar dat hij die quitantiën
geteekend heeft, omdat men erop stond te wachten
en hij daarom op den inhoud daarvan niet heeft
gelet; dat het bepaald onwaar is dat in het tijds
verloop, in die quitantiën aangeduid, door hem
zouden zijn geleverd 12 vellen zeemleder, 13
sponsen en 12 waterkruikjes
8° uit de verklaring van Willem Schotsman,
le bewaarder in het huis van arrest te Middelburg,
en uit die van J. Brouwer voornoemddat het
onmogelijk is dat er, in den loop van 1880 en de
eerste helft van 1881, 12 vellen zeemleder en 13
sponsen zouden geleverd zijn; dat, wat de water
kruikjes en het aardewerk betreft, daarvan, in
bedoeld tijdstip, niets hoegenaamd is geleverd;
dat de goederen van Ponse in den regel door of
vanwege den beschuldigde in zijn privé werden
gehaald en meestal aan zijn huis werden bezorgd;
uit de verklaring van Maatje Kousemaker dat zij
van Mei 1879 tot Juni 1880 in dienst van den
beschuldigde is geweest; dat zij in 1880 op last
van den beschuldigde 4 granieten deksels voor
groenteschalen heeft besteld, dat die deksels zijn
gekomen voor het huisgezin van den beschuldigde
en daarin zijn gebruikt; dat het haar ook voor
staat dat er een granieten soepterrine in het huis
houden is gekomen
1° uit de verklaring van jhr mr A. W. Snouck
Hurgronje voornoemd, dat de hierboven bedoelde
declaratiën met de quitantiën voormeld, als bij
lage, door den beschuldigde zijn toegezonden aan
regenten van het huis van arrest te Middelburg
dat hij in het schrift der drie quitantiën de hand
van den beschuldigde herkent en in de ondertee-
kening die van den getuige J. P. Ponse;
dat tegenover de hierboven vermelde bescheiden
en getuigenverklaringen de beschuldigde beweert
en blijft volhouden, dat hetgeen in de door hem
opgemaakte declaratiën en quitantiën staat uit
gedrukt, waarheid is
En wordt mitsdien Peter Arnoldus Janssen
door den procureur-generaal beschuldigd ter zake
van
1° het viermaal als ambtenaar of bekleeder
van een openbaren post, in het opmaken van akten,
tot zijn post behoorende, bedriegelijk veranderen
van het wezen of de omstandigheden daarvan,
door valsche feiten als waar uit te maken (feit A
en B II van het arrest van terechtstelling). (Zie
M. Ct van 8 Juni jl.),
en het des bewust gebruik maken van die vier
valsche stukken (feit A en B III van gemeld
arrest)
2° drie valschheden in onderhandsch geschrift,
door het verzinnen eener kwijting (B 1 van ge
meld arrest),
en het des bewust gebruik maken van die drie
ralsche stukken (B IV van gemeld arrest).
Gedaan in het parket van het gerechtshof te
's Gravenhage den 20en Juni 1882.
(get.) A. F. L. GREGORY.
De Vereeniging voor Volksvermaken te Gro
ningen verschafte Woensdag aan duizenden een
genotvollen dag. Zij had een volks-kinderconcert
voorbereid. Ongeveer 500 kinderen kwamen te 2
uur op de Groote Markt samen en trokken, door
een flink korps muzikanten begeleid, naar 't Ster-
rebosch.
De kinderen van elke school zongen afzonderlijk,
terwijl ook stukken door 't geheele gezelschap
werden gegeven, 't Waren meest vaderlandsche
liederen, van Heije en Suringar. De zuivere kinder
stemmen klonken, driestemmig, door het statige
bosch, dat van belangstellenden krioelde, als waren
het gevederde zangertjes.
Door de vereeniging werd 'tjonge volkje flink
op koek en melk onthaald en hoogst voldaan
keerden jong en oud huiswaarts.
De residentie heeft thans de beurt ontvangen
van een bezoek der millioenenjuffrouw, die, verge
zeld van haar echtgenoot en familie, dagelijks
uitstapjes maakt, waarbij de rijke dame haar naam
met eer handhaaft. Zij heeft intusschen degenen,
die iets van haar te vorderen hebben, verzocht
hun rekeningen voor 15 Aug. in te zenden, zul
lende die voor 15 Sept. a. s. worden uitbetaald.
Te Nijmegen werden per stoomboot uit
Duitschland eenige vaten soda" aangevoerd. Bij de
visitatie bleek de «soda" onderweg een gedaan
teverwisseling te hebben ondergaan. De ambtenaren
vonden er een hoeveelheid spiritus in van 317
liter ad 96 procent. De vaten waren bestemd
voor den koffiehuishouder J. R. aldaar; de fraudu
leus ingevoerde drank is in beslag genomen, ter
wijl tegen de invoerders proces-verbaal is opge
maakt. De boete moet ongeveer 4000 bedragen.
Door den heer C. J. M. Jongkindt Coninck,
directeur der rijks landbouwschool te Wageningen,
is weder een reisplan opgemaakt, waaraan door
eenige leerlingen dier school kan deelgenomen
worden. De kosten daarvan worden geschat op
maanden later bracht Pater Constantijn het lijk
van zijn vriend naar Logneval en achter dat
lijk liep een wees. Jean had ook zijn moeder
verloren. Na het vernemen van den dood
van haar man was zij vier en twintig uren be
wusteloos gebleven, zonder een traan te storten.
Daarop had zij koorts gekregen, was gaan ijlen
en binnen veertien dagen gestorven.
Jean stond geheel alleen op de wereld. Hij was
toen veertien jaren. Van zijn geheele familie, waar
van al de leden gedurende meer dan een eeuw
braaf en eerlijk waren geweest, was niets meer
over dan een kind, dat geknield lag op een graf
en ook beloofde te wordeu wat zijn grootvader en
vader geweest waren: braaf en eerlijk. Er zijn van die
families in Frankrijk; er zijn er heel veel zelfs, veel
meer dan men durft zeggen. Ons arm land wordt
in vele opzichten schandelijk belasterd door zekere
romanschrijvers, die er allerlei overdreven en vree-
selijke voorstellingen van maken. Het is waar,
dat de geschiedenis van brave menschen meestal
eentonig of droevig is. Dit verhaal is er een
bewijs van.
De droefheid van Jean was mannelijk. Hij
bleef' langen tijd somber en stil. Den avond na
de begrafenis nam pater Constantijn hem mede
naar de pastorie. Het was een gure, regenachtige
dag geweest. Jean zat bij den haard. De pries
ter las zijne gebeden. De oude Pauline liep af
en aan. Er verliep een uur zonder dat er een
woord gesproken werd, totdat Jean eensklaps het
hoofd ophief en zei
«Oom, heeft mijn vader geld nagelaten?"
Die vraag was zoo zonderling dat de pastoor
meende haar verkeerd verstaan te hebben.
Gij vraagt of uw vader
»Ik vraag of mijn vader geld nagelaten
heeft
»Ja, hij moet geld nagelaten hebben
«Veel, niet waar? Ik heb dikwijls hooren
zeggen dat vader rijk was. Zeg mij eens ongeveer
hoeveel hij nagelaten heeft."
Maar ik weet het niet. Gij vraagt naar
dingen
De arme priester was geheel van streek; zulk
een vraag, op dit oogenblikEn toch meende
hij het hart van Jean te kennen en in dat hart
moest geen plaats zijn voor dergelijke gedachten.
»Ik bid u, oom, zeg het mij," vervolgde
Jean op smeekenden toon, «ik zal u later uit
leggen waarom ik het u vraag."
»Nu, men zegt dat uw vader twee- of drie
maal honderd duizend franken bezat."
»Is dat veel
Ja, dat is veel."
«En is al dat geld van mij
«Ja, al dat geld is van u."
Nu, des te beter, want op den dag toen mijn
vader daar ginds gesneuveld is, hebben de Prui
sen ook den zoon van een arme vrouw uit Logne
val gedood van moeder Clement, weet ge
wel Zij hebben ook den broer van Rosalie ge
dood, met wien ik speelde toen ik nog heel klein
was. En daar ik nu rijk ben en zij arm zijn,
ongeveer 80, terwijl de reis zal duren van 29
Juli tot 9 Augustus. Gedurende de reis zullen
verschillende provinciën van ons land worden be
zocht, o. a. Zuidholland (Gouda), de Rijnstreek,
de Haarlemmermeer, de IJpolder, de Zuidholland-
sche eilanden, de Wilhelminapolder, Walcheren,
Helenaveen (Mill) in Noordbrabant, verder in die
provincie verschillende landbouwstreken op zand-,
klei- en boschgrond en eindelijk Limburg met
hoogstwaarschijnlijk de Belgische Kempen.
In de bosschen van het landgoed Nijenburg
(Heiloo, onder Alkmaar), behoorende aan jhr P.
van Foreest, werd Woensdag het negentiende zen-
dingsfeest gevierd.
Behalve de duizenden, die op hun voeten of in
allerlei rijtuigen en door gewone treinen, booten
enz. werden aangebrachtvoerden niet minder
dan zeven feesttreinen uit verschillende oorden
des lands menschen aan. Hun aantal wordt op
ongeveer 20,000 geschat.
Neemt men in aanmerking dat ieder, die op
het feestterrein werd toegelaten, hiertoe 40 cent
moest betalen, alsmede dat er herhaaldelijk eene
inzameling werd gehoudendan is het besluit
niet gewaagd, dat op den 5en Juli een aanzien
lijke som, ten bate der zending, is bijeengebracht.
De heer mr. A. J. Enschedé, lid der firma Joh.
Enschedé en zonen te Haarlem, vierde gisteren
met zijne echtgenoote hun zilveren bruiloft. Bij
die gelegenheid is hun door de werklieden en
het verder personeel der firma een fraai zilveren
tafel-middelstuk aangeboden met een album.
Door den heer F. J. von Kolkow te Gronin
gen is aan de expeditie naar Dicksonhaven een
photografisch toestel ten geschenke gegeven, ten
einde lichtafdrukken van het noorderlicht te kun
nen nemen. De platen, vijftig in getal, van
bijzonder groote afmeting, zijn voor dit doel
opzettelijk bereid; ze kunnen jaren lang bewaard
blijven, totdat men ze voor opnemingen noodig
heeft, en zijn daarbij zoo gevoelig, dat er maar
een klein deel van een seconde noodig is om een
goed beeld te verkrijgen.
In het koffiehuis van Krasnapolski te Am
sterdam is eergisteren avond een proef genomen
met Edisons-lampen door de Ned. Eleclriciteit-
maatschappij. Voorloopig waren de draden langs
de gewone gaskronen en lustres geleid, daar uit-
loopende in een hoefvormigen draad, door een
hermetisch gesloten glazen klokje overdekt. Door
middel van een kraantje, evenals bij gas, kon elk
licht afzonderlijk worden opgestoken of gedoofd.
In tegenstelling van het Jablochkoff-stelsel geeft
Edisons lamp een volkomen standvastig lichthet
wisselt van kracht, noch van kleur. Die kleur
kwam thans overeen met gas, doch was op verre
na niet zoo pijnlijk voor het oogterwijl men slechts
den stroom heeft te versterken om den draad
witgloeiend te maken, dus een helderder licht te
verkrijgenm. a. w. de gewone lichtsterkte als
van 16 kaarsen kan tot die van 32 worden opge
voerd. Het bleek een oogenblik, dat, toen het
aantal lichten tot een derde was verminderd, de
verlichting nogtans helder en zacht bleef.
Bovengenoemde maatschappij verzekert een licht
bron van gelijke sterkte als gas, goedkooper te
kunnen leveren, en zal dus, indien dit inderdaad
het geval blijkt te zijn, o. a. de winkeliers, die
op het behoud van de deugdzaamheid hunner
artikelen bij kunstlicht veel prijs stellen, aan zich
verplichten.
Generaal Skobeleff is plotseling te Moskou
gestorven. Hij was geboren in 1843, en zijne
bekendheid begint in 1873, toen hij kommandant
werd der voorhoede van het leger, dat op Khiwa
was afgezonden. Na een kort verblijf bij de
Carlisten in Spanje keerde hij naar Midden-Azië
terug en werd in 1876 gouverneur van Khokand.
In den Russisch-Turkschen oorlog onderscheidde
hij zich zeer te Plewna. Na den oorlog weer naar
Midden-Azië gezonden, streed hij met veel geluk
tegen de Tekke-Turkomannen hun tegenstand
eindelijk door de inname van Geok Teke over
winnende. Een veldtocht van anderen aard, door
hem in Warschau en Parijs tegen Duitschland
wil ik met moeder Clement en niet Rosalie het
geld deelen, dat mijn vader mij nagelaten heeft.
Toen hij deze woorden hoorde stond de priester
op, nam de beide handen van Jean, trok hem
naar zich toe en sloot hem in zijne armen. Zijn
witte hoofd rustte op het blonde haar van den
knaap en twee dikke tranen, die uit de oogen
van den grijsaard rolden, vloeiden langzaam langs
zijne gerimpelde wangen. Maar hij moest toch
aan Jean zien te beduiden dat hij, al was hij
de erfgenaam van zijn vadernog het recht
niet had om naar eigen goedvinden over die er
fenis te beschikken. Er zou familieraad gehou
den en een voogd benoemd worden.
»Dat zijt gij zeker, oom?"
»Neen, ik niet, kind; een priester mag geen
voogdij uitoefenen. Ik denk dat men mijnheer
Lenient, den notaris van Souvigny, zal kiezen, dat
was een van de beste vrienden van uw vader; Gij
kunt met hem spreken en hem zeggen wat gij
wenscht."
Mijnheer Lenient werd inderdaad door den fa
milieraad tot voogd gekozen en Jean smeekte
zoo dringend en teederdat de notaris erin toe
stemde om van zijne inkomsten een som van twee
duizend vier honderd franken af te nemen, die
jaarlijks, tot aan de meerderjarigheid van Jean,
tusschen moeder Clement en Rosalie verdeeld
werd.
Mevrouw Lavardens deed in deze omstandighe
den al het mogelijke. Zij ging naar pater Con
stantijn toe en zei:
ondernomen, bracht onlangs den generaal en zijne
toosten een tijdlang op ieders lippen.
Op de Ohio (V. S.) is eene boot met ple-
zierreizigers, de Scioto, gezonken, waarbij 75 men
schen omkwamen.
In Duitschland is het vervoer van dynamiet
op de spoorwegen verboden. De inspecteurs dei-
spoorwegen noemen dit in een rapport eene kort
zichtige politiek. Indien het, zeggen zij,— ge
vaarlijk is om dynamiet te laden in een behoor
lijk daartoe ingerichten wagen, in een goederen
trein, van alle gevaarlijke invloeden verwijderd,
dan moet het zeker nog veel gevaarlijker zijn om
het verborgen te vervoeren in pakjes onder de
banken van rookwagens of onder de passagiers
bagage. En nu men het openlijk vervoer ver
biedt, wordt op die wijze heel wat dynamiet langs
de spoorwegen vervoerd.
Donderdag werden voor de wedrennen te New
market eenjarige paarden uit een paar bekende
stoeterijen verkocht Een deel was van lord
Rosebery, die als hoogste prijs voor éen dei-
veulens 12.600 bedong. Beter waren de prij
zen der veulens van de Blankney-stoeterij van den
heer Chaplin. Sir John Willoughby kocht een
bruin veulen voor 45.360, en de 13 veulens
brachten te zamen op 173.880, of gemiddeld
ƒ13.375 per stuk. Twee hengsten van wijlen lord
Wilton, ook daar verkocht, golden ƒ31.560 en
47.880. Natuurlijk waren al deze paarden be
kend als door een aantal geslachten voorvaderen
van het zuiverste bloed gehad te hebben.
Engelsche zeeofficieren houden een waakzaam
oog gericht op de vermeerdering der Fransche
marine. Admiraal Symonds, de groote voorstander
van uitbreiding der Engelsche vloot, schrijft daar
over «Frankrijk zal in 1885 een talrijker en
machtiger vloot hebben dan de onze is. Nu Frank
rijk, dat een leger van éen millioen menschen
onderhoudt, ons ook spoedig in pantserschepen
wil overtreffen en wij het betalen kunnen om
de eersten te blijven in hetgeen onze veiligheid
uitmaakt, moeten wij door blijven bouwen om
meer schepen te krijgen. De gepantserde vloot is
de basis van alle operaties ter zee. Dan moeten
onze snelle kruisers met veel kolenruimte en de
kanonneerbooten het dubbel aantal bedragen van
de Fransche, en het torpedo-materieel het drievou
dige. Staan wij slechts gelijk, dan is onze handel in
het gansche kanaal weg. Slechts eene veel sterker
marine, zoo eene als in de dagen van ouds den vijand
in zijn eigen havens opsloot, kan onberekenbare
schade verhoeden aan kuststeden, visscherijen en
handel. De torpedomacht moet zoo talrijk zijn,
dat de vijand al zijne torpedo's tot verdediging
noodig heeft en er geen overhoudt voor den aan
val." Deze admiraal is een schrik voor eiken
minister van financiën. Doch te bestrijden valt
het niet, dat de Fransche marine jaar op jaar in
kracht toeneemt, in sneller mate dan de Engelsche.
Wij hebben reeds gemeld dat voor de be
manning der Fransche vloot een aantal visschers-
lieden van de westkust zijn opgeroepen, krachtens
de Inscription maritime. Iedere jongeling in
Frankrijk, die twee reizen op de groote vaart heeft
gedaan, of die achttien maanden ter zee heeft
gevaren, of twee jaren bij de visscherij is, en die
van plan is het beroeiJ van zeeman of visscher te
blijven uitoefenen, wordt op zijn achttiende jaar
op de lijst der Inscription maritime geschreven.
Hij kan krachtens die inschrijving ieder oogenblik
worden opgeroepen om dienst te doen bij de zee
macht. In den regel worden ze allen op hun
twintigste jaar opgeroepen om vijfjaren te dienen,
deels in werkelijken dienst, deels met onbepaald
verlof. Daarop volgt eene periode van twee jaren
onbepaald verlof, die hun als krijgsdienst wordt
toegerekend, als- zij zich verbinden enkel op de
kustvisscherij of de kustvaart te dienen. Daarna
komen zij tot het vijftigste jaar in eene reserve
klasse, die alleen in tijd van nood wordt opge
roepen. Is nu een zeker aantal matrozen noodig,
dan begint men hen op te roepen, die nog geen
dienst aan den staat hebben bewezen, dan die
slechts kort dienden en zoo verder. Door het
oproepen van eenige duizenden visschers zitten de
reeders te Dieppe en Arcachon nu met de handen
in het haar.
»Geef mij Jean, geef hem mij geheel en al,
totdat hij zijne studies volbracht heeft. Ik breng
hem u alle jaren in de vacantie terug. Het is
geen dienst dien ik u bewijs, het is een dienst dien
ik van u vraag. Ik kan voor mijn zoon niets beters
verlangen. Ik berust erin om Lavardens tijdelijk
te verlaten. Paul wil soldaat worden en naarSt.
Cyr gaan. Alleen te Parijs vind ik geschikte
meesters en de noodige hulpmiddelen. Ik zal de
twee kinderen meenemen; zij worden samen op
gevoed onder mijne oogen, geheel als broeders.
Gij kunt er zeker van zijn dat ik geen onder
scheid tusschen hen beide zal maken."
(Wordt vervolgd.)
GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS
TE MIDDELBURG.