MIDBELBURGSCHE COURANT
FEUILLETON.
Middelburg 8 Juli.
PATER CONSTANT IJ N.
Kerknieuws.
Marine en leger.
Rechtszaken,
Akte van beschuldiging
P. A. JANSSEN.
BIJ" VOEGSEL
Maandag 10 Juli 1882. N'. 160.
Uit het Fransch,
VAN DE
VAN
Op den laatsten grooten schaakwedstrijd in Wee-
nen, waarvan wij den uitslag hebben medegedeeld,
bleek dat ook in dat edele spel, waarin als overal
realisten en idealisten tegenover elkander staan,
tegenwoordig het realisme den boventoon voert.
Deze richting vindt hare voornaamste voorstan
ders in Steinitz, Winawer en Zuckertort, die niets
stellen boven een nauwkeurig, volkomen correct
spel en alleen het voordeel in het oog houden, dat
iedere zet aanbrengt. Met zoogenaamde geniale
partijen en combinaties drijven zij den spot, daar
zelfs de prachtigste zet door oplettendheid kan
worden verijdeld. Het is niet zoozeer hun doel
zelf te winnen, als wel te verhinderen dat de
vijand zegepraalt. Daardoor dragen hunne partijen
steeds een verdedigend karakter en zijn zij bijzon
der droog en saai, omdat als het ware niet het
mat, maar de remise hun ideaal is.
De aanhangers van Mackenzie, Blackburne en
Mason, de idealisten van het schaakspel, bewon
deren daarentegen niet in de eerste plaats het
succes, maar de stoutheid en het vernuft van iedere
combinatie. Volgens hen staat het schaakspel niet
gelijk met bet oplossen van een rekensom, maar
moet iedere volmaakte partij door het voorspel,
het beslissend oogenblik en de ontknooping eenigs-
zins op een klein drama gelijken. Zij beschouwen het
schaakspel uitsluitend als een edel vermaak en
spelen dan ook om te spelen, maar niet in de
eerste plaats om te winnen.
De groote spelers, die aan den wedstrijd deelna
men, kunnen verdeeld worden in drie groepen.
Vooreerst heeft men de beroemde spelers uit En
geland en Amerika. Van hen is zonder twijfel
Mackenzie de meest geniale. Op Mackenzie volgt
Blackburne, wiens spel ook veel geniaals heeft,
maar bij wien toch taaiheid en voorzichtigheid
meer op den voorgrond treden. Het sterkst echter
vertoonen zich bij deze groep die eigenschappen
bij Mason, die daardoor dan ook den overgang
tot de Duitsche school vormt.
Tot de tweede groep behooren de prijswinners
uit de Duitsche en Weener school. Aan hun spits
staat Steinitz uit Praag. Evenals de Pool Zucker
tort leeft hij sinds een reeks van jaren te Londen
en wordt daar voor den sterksten speler van
Europa gehouden. Met Steinitz, die iets sterker
is in het spel en Zuckertort, wiens theoretische
kennis de grootste is, behoort nog de Pool Winawer,
ook een ster van de eerste grootte, tot deze groep.
Bij ieder dier drie spelers kan men gerust zooals
dan ook in Engeland geregeld gebeurt, een tegen
drie wedden, dat zij eiken meester zullen over
winnen. Zonder eenigszins op het fraaie van het
spel te letten, zijn zij er uitsluitend op bedacht
om de gunstigste positie te veroveren en den
tegenstander voortdurend kleine verliezen toe te
brengen en te verzwakken.
Dat deze richting evenwel haar toppunt reeds
heeft overschreden, bewijst de derde groep, waar
men de aanhangers vindt van het uiterste realis
me zonder de minste fantasie. Daartoe behooren
inde eerste plaats L. Paulsen, en Adolf Schwartz
maar het beste type dier richting is Englisch, die
alleen bij dezen wedstrijd niet minder dan 17 par
tijen remise speelde. Wel wordt de kans om de
partij te verliezen daardoor zeer gering, maar
daarentegen verdwijnt alle geest uit het spel en
bepaalt zieh dit feitelijk tothet oplossen van een
ingewikkelde rekensom. Handelsblad
VAN
LUDOVIC HALÉVY,
II.
»Te Parijs gaan wonen? Dit dorp verlaten
waar ik geboren ben, waar uw vader geleefd heeft
en gestorven is Dat kan ik niet, mijn jongen
Vertrek alleen, waarheen uw werk en uw toekomst
u roepen. Ik ken u. Ik weet dat gij mij niet
zult vergeten en dat gij mij heel, heel dikwijls
zult komen opzoeken."
»Neen, moeder, ik blijf hier."
En hij bleef. Zijn vooruitzichten, zijn eerzucht,
alles gaf hij in een oogenblik op. Hij zag slechts
éen dingzijn plicht, om die bejaarde, lijdende
moeder niet aan haar lot over te laten. En in
de eenvoudige vervulling van dien plicht vond hij
zijn geluk. En welbeschouwd bestaat er geen
ander geluk dan dat 'twelk voortkomt uit een
getrouwe plichtsvervulling.
Marcel schikte zich gewillig en gemakkelijk in
zijn nieuw leven. Hij zette het leven van zijn
vader voort in hetzelfde spoor waar deze het
Er is alweder eene poging op til om eene wet,
die nog nauwelijks in werking getreden is, te
wijzigen.
Door handelaren in gedisteleerd te Deventer,
die bovendien nog andere neringen, hoofdzake
lijk in kruidenierswaren, uitoefenen, is namelijk
aan den koning en in afschrift aan de staten-
generaal verzonden een adres, waarin zij wijzen
op de verkeerde werking van de bepaling dei-
drankwet, welke de vereeniging van die bedrijven
verbiedt na 1 Mei 1884, tenzij voor hoeveelheden
boven 2 liter. Zij verzoeken:
»Art. 3 n° 8 van de wet zoo te wijzigen, dat
het aan hen, die geen gelagen zetten en geen
sterken drank verkoopen bij kleinere hoeveelheid
dan bij de flesch van acht maatjes, vergund worde
een andere winkelnering er bij te blijven uitoefenen;
of dat uwe majesteit andere maatregelen berame,
waardoor zij die geen tappers, herbergiers of kroeg
houders zijn, buiten de werking dezer wet worden
gebracht, en dat in elk geval, de ergerlijke on
billijkheid worde weggenomen, dat de inrichtingen,
die het gevaarlijkst zijn voor de volkswelvaart,
nog gedurende 20 jaren worden gedoogd en andere,
waaraan geen of minder bezwaar is verbonden,
tot onherstelbare schade der eigenaars of houders,
reeds zeer spoedig worden verboden."
Hu de regeering en de staten-generaal met de
schoolwet zijn voorgegaan, is er niet éen reden
waarom zij niet met de drankwet zouden vervolgen.
De heer Schaepman zou zeker wel bereid zijn
voor deze laatste het werk op zich te nemen, dat
zijn collega Lohman voor de schoolwet gedaan
heeft.
De audiëntie van den minister van justitie zal
op Dinsdag 11 Juli niet plaats hebben.
Axel. 7 Juli. Zondag jl. werdhetin de Christelijk
Gereformeerde Kerk alhier geplaatste orgel in ge
bruik genomen, 's Voormiddags werd het bespeeld
door den heer J. Fred. Klein uit Middelburg, terwijl
's namiddags de tot organist benoemde heer J.
Wieland zijne betrekking aanvaardde.
De officier van gezondheid le kl. J. Baum, chef
van het militaire hospitaal te Harderwijk, is dooi
den minister van oorlog aangewezen om zich voor
een maand met een kapitein van den generalen
staf en twee officieren der krijgsschool naar Frankrijk
te begeven, om aldaar de inrichting der militaire
hospitalen en veldhospitalen te bestudeeren.
De of. van adm. 2de kl. P. J. Roest, uit
Oost-Indie in Nederland teruggekeerd, is op non
activiteit gesteld.
IN ZAKE CA
De procureur-generaal bij het gerechtshof te
's Gravenhage
geeft te kennen dat bij arrest van terechtstel
ling van genoemd gerechtshof, in raadkamer ver
gaderd, van den 19 Juni 1882, naar 'shofs open
bare terechtzitting is verwezen geworden:
Peter Arnoldus Janssen, 47 jaar oud, laatst van
beroep directeur van het huis van arrest te Mid
delburg, geboren te Lent, thans wonende te
Oost- en West-Souburg (Abeele.)
en verklaart de procureur-generaal, dat uit de
instructie dezer zaak het navolgende is gebleken
ten aanzien van het feit, den beschuldigde sub A
ten laste gelegd
uit zijne bekentenis, dat hij, directeur zijnde
van het huis van arrest te Middelburg en als zoo
danig belast met het geven van ondersteuning
verlaten had. Hij gaf zich geheel, zonder berouw
of bijgedachte, over aan het nederig beroep van
dorpsdokter. Zijn vader had hem een weinig geld
nagelaten en eenig grondgebied. Hij leefde hoogst
eenvoudig en wjjdde zijn halve leven aan de ar
men, van wie hij nooit een cent wilde aannemen.
Dat was de eenige weelde die hij zich veroor
loofde.
Hij ontmoette een jong meisje, zonder fortuin,
dat heel lief was en alleen op de wereld stond.
Hij trouwde haar in 1855 en het volgende jaar
bracht hem een groot verdriet en een groote vreugde:
den dood zijner moeder en de geboorte van zijn
zoon Jean.
Zes weken na elkaar sprak pater Constantijn
de lijkrede op het graf van de grootmoeder uit
en stortte hij het water van den doop op het
hoofd van den kleinzoon. De pastoor was peet
van het kind. Daar zij elkaar gedurig ontmoet
ten aan de sponden van ljjdenden en stervenden,
hadden de dokter en de pastoor, door denzelfden
geest bezield, zich tot elkaar aangetrokken ge
voeld. Zij voelden dat zij geestverwanten waren
en beiden behoorden tot het geslacht der mensch-
lievenden, rechtvaardigen en weldadigen.
De jaren volgden elkaar op en waren kalm,
rustig en aangenaam, in het genot van arbeid en
plichtsbetrachting. Jean groeide op en nam bij
zijn vader de eerste lessen in de spelkunst, bij
den pastoor de eerste in het Latijn. Jean was
vlug en werkzaam en maakte zulke vorderin
gen dat zijne leermeesters de pastoor vooral na
aan de gevangenen, die dat huis verlieten, zoo
daartoe termen waren, in reispenningen of klee-
dingstukken, van welke ondersteuning hij dan, tot
staving van de daarvoor in te dienen declaratie,
moest opmaken een staat van ontslagen gevange
nen, welke in het geheel geene of ontoereikende
uitgaanskassen hadden, om de plaats hunner be
stemming te bereiken, op dien staat, behoorende
bij de declaratie over het tweede halfjaar van
1880, valschelijk heeft vermeld dat de ontslagen
gevangene Antonia Regenspurg geene uitgaanskas
had, terwijl hij wist dat zij wel zulk eene kas
had, ten bedrage van 21.46§; dat deze vermel
ding dienen moest om het mogelijk te maken haar,
namens het rijk, ƒ8.45 reisgeld te geven; dat hij
vervolgens dien staat, wetende dat de bedoelde,
daarin voorkomende vermelding valsch was, in
den aanvang van het jaar 1881, heeft gevoegd bij
de declaratie over het tweede halfjaar van 1880
en daarmede aan het college van regenten over
vermeld huis, ter verdere behandeling, heeft aan
geboden.
Welke bekentenis wordt bevestigd
1°. door een uittreksel van een kon. besluit dd.
8 April 1873, door den heer secretaris-generaal bij
het dep. van justitie voor eensluidend uittreksel
onderteekend, dat, met ingang van 1 Mei van dat
jaar, de beschuldigde is benoemd tot Directeur van
hot burgerlijk en militair huis van verzekering te
Middelburg
2°. door de verklaring van
Antonia Regenspurg, huisvrouw Hannes Poort
man dat zij in het huis van arrest te Middel
burg eene gevangenisstraf heeft ondergaan: dat zij
een paar dagen voor haar ontslag door den beschul
digde op diens bureau werd geroepen dat deze haar
toen aldaar heeft voorgelezen wat zij te goed
had dat dit was een bedrag van omstreeks 20
dat zij daarop voor dat bedrag in een boek heeft
geteekenddat de beschuldigde den volgenden dag
bij haar in de keuken is gekomen, tot baar zeg
gende: Toontje, je hebt niet veel reisgeld, ik
zal er nog over denken of ik er nog wat bij kan
doen"dat hij kort daarop is teruggekomen,
zeggende«Toontje, ga eens mede naar het bu
reau"; dat hij haar daar heeft medegedeeld dat
zij er nog 8 bij kreegdat zij toen wederom
op het boek geteekend heeftdat haar den vol
genden morgen, bij haar vertrek, door den be
waarder Schotsman een bedrag van 28 a 29
is uitbetaalddat de beschuldigde en diens vrouw
haar in de laatste dagen van haar verblijf in de
gevangenis hadden gevraagd, of zij, na haar ont
slag, bij hen als meid wilde blijvendat zij dit
echter geweigerd heeftdat, toen zij reeds onge
veer 8 dagen in hare woning te Deventer was,
zij van den beschuldigde een brief ontvangen heeft
met het vernieuwd verzoek om bij hem in dienst
te komendat zij echter ook toen heeft ge
weigerd
3° door het ten proeesse overgelegd register
van verdiende gelden, waarin vermeld staat dat
genoemde A. Regenspurg op 9 Augustus 1880
21.46$ heeft ontvangen;
4° door de verklaring van Johanna Brouwer,
dat zij is bewaarster in het huis van arrest te
Middelburgdat de beschuldigde haar heeft me
degedeeld dat hij aan A. Regenspurg, boven haar
uitgaanskas, nog reisgeld had gegeven; dat hij
haar dit mededeelde onder geheimhouding, omdat
dit nog nooit met iemand anders was geschied
dat de beschuldigde haar als reden voor dit gunst
betoon opgaf, dat hij aan bedoelde vrouw het
terugkomen uit Deventer, waar haar man woonde,
gemakkelijk wilde maken
5° door de verklaring van jhr mr A. W. Snouck
Hurgronje, vice-voorzitter van het college van
regenten van het huis van arrest te Middelburg,
dat de beschuldigde hem erover gesproken heeft
dat hjj A. Regenspurg, na haar ontslag, gaarne
als dienstbode wilde hebbendat getuige hem
toen den raad heeft gegeven aan haren echtgenoot
te Deventer te schrijven
6° door de verklaring van denzelfden, dat de
declaratiën van den beschuldigde vooruitbetaalde
reisgelden, door dezen aan regenten steeds werden
aangeboden en daarop door getuige, als voorzitter,
en door den secretaris werden geteekend;
verloop van een paar jaren een weinig verlegen met
hem zaten. Hun leerling werd hun de baas. Op
dat tijdstip kwam de gravin zich na den dood
van haar echtgenoot voorgoed te Lavardens ves
tigen en zij bracht een leermeester voor Paul
mede, die een heel aardig, maar zeer lui ventje
was. Die twee kinderen waren even oud en ken
den elkaar van hun prilste jeugd af.
Mevrouw De Lavardens hield veel van dokter
Reynaud en op zekeren dag deed zij hem dit
voorstel
»Zend mij eiken morgen uwen Jean en ik
zal hem u 's avonds terug sturen. De meester
van Paul is een zeer knap jong mensch en hij
zal onze twee jongens aan het werk houden. Gij
doet er mij een dienst mede, want Jean zal Paul
een goed voorbeeld geven."
Zoo werd de zaak geregeld en het burger-jon
gentje gaf inderdaad een zeer goed voorbeeld aan
den kleinen edelman, die het echter niet opvolgde.
Daar brak de oorlog uit. Den 14cn November,
des morgens om zeven uren, vereenigden zich al
de marschvaardigen van Souvigny op het markt
plein; hun veldprediker was pater Constantijn,
hun chirurgijn-majoor dokter Reynaud. Hetzelfde
denkbeeld was tegelijk bij hen beiden opgeko
men de priester was twee en zestig jaren en de
dokter vijftig. Het bataljon trok door Logneval
en kwam voorbij het huis van den dokter. Me
vrouw Reynaud stond met Jean aan den weg.
Het kind wierp zich in de armen van zijn vader
en riep»Neem mjj mede, papa, neem mij mede."
7° door de verklaring van mr E. P. Schorer,
secretaris van voornoemd college, dat de staat
van ontslagen gevangenen, welke in het geheel
geen of ontoereikende uitgaanskassen hebben, en
aan wie op dien grond reisgeld wordt verstrekt,
altijd wordt gevoegd bij de declaratie, door den
directeur ingediend, om de voorgeschoten reis
gelden terug te ontvangen
8° door de verklaringen van jhr m' Snouck
Hurgronje en mr Schorer voornoemd, dat zij de
handteekening op de bedoelde declaratie herkennen
voor die van den beschuldigde en het ingevulde
op den bedoelden staat als eveneens met de hand
van dezen geschreven.
Ten aanzien der feiten, den beschuldigde sub
B ten laste gelegd.
1° uit de bekentenis van den besch., dat hij,
ten einde declaratiën wegens ten behoeve van het
huis van arrest in 1880 en 1881 gedane betalin
gen tegenover den staat te staven, heeft geschreven
en daarna door den winkelier Jan Pieter Ponse
te Middelburg heeft doen onderteekenen
a omstreeks 30 Juni 1881 eene kwijting, tot
een bedrag van 9.80, voor sponsen, waterkruikjes
en zeemleder, ten behoeve van voormeld huis in
het eerste halfjaar van 1880 geleverd;
b omstreeks 20 November 1880, eene kwijting
tot een bedrag van 8.80, voor eene dergelijke
levering sedert 1 Juli 1880, nl. voor sponsen 4
en voor 4 vellen zeemleder 4.80
c omstreeks 30 Juni 1881 eene kwijting tot
een bedrag van 9.80, voor eene dergelijke leve
ring, gedurende het le halfjaar van 1881, namelijk
voor 4 sponsen 2.80, voor 4 vellen zeemleder
4.80 en voor glas- en aardewerk 2.20dat
hij in overeenstemming met deze kwijtingen, in
de door hem, als directeur van voormeld huis,
opgemaakte declaratiën, wegens voor dat huis
gedane betalingen, heeft vermeld
a op de declaratie over de maand Juni 1880,
dat hij toen heeft betaald voor 4 vellen zeemleder
4.80, voor 4 groote sponsen 3.20, voor 2
waterkruikjes 1.80, totaal 9.80;
6 op die over de maand November 1880, dat
hij toen heeft betaald voor 4 vellen zeemleder
4.80 en voor 5 sponsen 4, totaal 8.80
c op die over de maand Juni 1881, dat hij
toen heeft betaald voor 4 vellen zeemleder 4.80,
voor 4 sponsen 2.80, voor glazen en aardewerk
2.20, totaal 9.80, dat hij van de hierboven
bedoelde declaratiën heeft gebruik gemaakt, door
ze ingevolge de voorschriften te onderteekenen en
ter goedkeuring aan te bieden aan het college
van regenten over gemeld huis van arrest; dat
hij van de boven vermelde kwijtingen heeft ge
bruik gemaakt, door ze, ingevolge de voorschriften
te hechten aan voornoemde declaratiën en ze met
deze bij voornoemd college als bewijsstukken in
te dienen
2° uit eene in stukken gescheurde rekening
van voormelden winkelier Ponse van 6 Januari
tot 11 Juni 1880, door Cornelis Johannes Hacklij,
bewaarder in het huis van arrest te Middelburg, in
de papiermand op het bureau van den beschuldigde
gevonden, dat, gedurende dat tijdperk, door dien
winkelier slechts voor een bedrag van 1.50
voor 3 sponsen, van 3.15 voor 3 zeemen en
2.70 voor 6 waterkannen, alzoo te zamen voor
slechts 7.35 was geleverd, dat voorts nog onder
scheiden andere voorwerpen van huiselijk gebruik,
kennelijk niet bestemd voor het huis van arrest,
als 4 deksels van graniet, 1 sauskom, 1 waterkaraf,
1 kristallen melkkan, 1 granieten soepterrine met
lepel, 12 fijne bierglazen en 12 fijne porseleinen
koppen en schotels, in bedoeld tijdperk door ge
noemden winkelier zijn geleverd tot een bedrag
van 20.40dat op die rekening met eene andere
hand als van het totaal bedrag ad 29.75 be
taald staat afgeschreven 30 Juni betaald 9.80,
(blijft) 19.95; 3 Nov. betaald f 8.80, (blijft)
11.15;"
3° uit de bekentenis van den beschuldigde, dat
bedoelde afschrijving op die rekening door hem
is gesteld
4° uit eene rekening, overgelegd door den ge
tuige J. P- Ponse, en, volgens diens verklaring,
uit zijne boeken uitgetrokken, loopende van 6
Januari tot 3 December 1880, en, wat het tijdperk
Mevrouw Reynaud weende. De dokter omhelsde
beiden teeder en vervolgde zjjn weg. Honderd
passen verder op maakt de weg een bocht. De
dokter keerde zich om en wierp nog een langen
blik op vrouw en kind, dat was de laatste.
Hij zou hen nooit terug zien
Den 18en Januari 1871 vielen de troepen van
Souvigny het dorpje Villersexel aan, dat door de
Pruisen bezet was, die de muren van schietgaten
voorzien en zich in de huizen verschanst hadden.
Er werd een geweervuur geopend Een Fransch-
man in het eerste gelid kreeg een kogel in de
borst en viel neêr. Een oogenblik heerschte er
verwarring en weifeling. Vooruit! vooruit"riepen
de officieren. De manschappen stapten over het
lichaam van hun krijgsmakker heen en trok
ken onder een kogelregen het dorp binnen.
Dokter Reynaud en pater Constantijn marcheer
den met de troepen. Zij bleven bij den gewonde
staan. Het bloed vloeide hem uit den mond.
Niets aan te doen," zei de dokter," hjj
sterft, ik laat hem aan u over."
De priester knielde bij den stervende neer en de
dokter stond op en begaf zich naar het dorp;
maar hij had nog geen tien stappen gedaan, of
hij stond stil, sloeg met de armen in de lucht en
viel neêr. De priester snelde naar hem toe. Hjj
was dood. Een kogel had hem aan den slaap
getroffen.
Dien avond was het dorp in onze handen en
den volgenden dag werd dokter Reynaud op het
kerkhof van Villersexel bjjgezet. Doch twee