f
P
Ingezonden Stukken.
„Gij?"
De onfeilbare Bijbel.
wijze hoe, bemoeie de staat zich echter nietdaarin
kome de gewetensvrijheid wederom tot haai recht.
Dan zal ook het onrecht verdwijnendat het
staatsonderwijs, slechts aan een gering deel der
kinderen gegeven, nu aan alle staatsburgers het
dubbele kost van wat vroeger werd betaald voor
het onderwijs aan alle kinderen.
Staatstaak in zake van het lager onderwijs is:
dwang opleggen aan de gemeenten om het onderwijs
voldoende te doen zijnzorg dragen dat nergens
gewetensvrijheid worde geschondenaanmoedigen
elke bijzondere poging om het volksonderwijs te
verbreiden.
Tweede artikel van het programma is het her
stel der betrekkingen met den Heiligen Stoel.
De decentralisatie, welke het onderwijs aan de
gemeenten opdraagt, moet ook in meer algemeenen
zin worden toegepast en de gemeente- en pro
vinciale wet gewijzigd worden in den zin dei-
grootst mogelijke onafhankelijkheid dier lichamen
van den staat.
In het kiesrecht moet, met behoud der grond
wettige bepalingen, de verandering gebracht wor
den, welke in het politiek-fiscale ontwerp van
den heer Malou niet meer dan geschetst is, maar
welke een clericaal ministerie, over al de hulp
bronnen der administratie beschikkende, tot eene
practische hervorming zal uitwerken. Ook moet
het onderzoek der geloofsbrieven, zoowel als de
controle der kiezerslijsten, op beter leest worden
geschoeid.
En eindelijk het financieel beheer, een dankbaar
veld van oppositie, evenals het een moeilijk deel
der regeeringstaak is, in alle landen. Er moet
worden gebroken, zegt de heer Malou, met het
systeem der voortdurende tekorten en de dekking
door uitgifte van schatkistbiljetten op korten
termijn.
Dit alles, als de zege aan clericale zijde blijft;
in het tegenovergestelde geval zal de partjj niet
ontmoedigd zijn, doch met vernieuwde krachten
den strijd voortzetten.
Het clericale programma is oprecht en krachtig.
De kiezers weten op enkele punten van gewicht
volkomen wat zij te wachten hebben. Daaren
tegen zweeg de heer Malou, behalve zijne vrij
vage uitdrukkingen over het financieel beheer,
geheel over de materieele belangen des lands. De
drie hoofdpunten, afschaffing der onderwijswet,
onttrekking der gemeenten aan al te nauw staats
toezicht en hervorming van het kiesrecht, zijn de
middelen welke de partij, voor het geval dat zij
het gezag herwint, noodig heeft om dit te be
vestigen. Dat is de eerste zorg der verstandige
taktiekde rest komt later.
In den boezem der liberale partij bestaat kans
op twist, eene kans echter die veelal breeder
wordt uitgemeten dan ze ons voorkomt te zijn.
Sedert 1870 heeft Frankrijks voorbeeld de in
alle constitutioneele staten voorkomende beweging
tot uitbreiding van het stemrecht, ook in België
sterk aangewakkerd. Als elders doet zich ook
daar het streven voor, verschillend in vorm en
vooral in de snelheid waarmede men het eind
doel wil bereiken.
De Belgische wet schrijft den census als ver-
eischte voor kiesbevoegdheid alleen voor, waar het
geldt senaats- of kamerleden te kiezenvoor ge
meente- of provinciale verkiezingen is dit vereisckte
enkel in de kieswet geschreven. Eene gunstige
gelegenheidvolgens zeer velen, om eene princi-
pieele wijziging in het kiesrecht geleidelijk in te
voeren. Schaft den census af voor provincialen raad
en gemeenteraad, zeggen zij, en gij kunt het stelsel
van een beperkt algemeen stemrecht beproeven.
Werkt het goed voor deze beide vertegenwoor
digingen en neemt het zijne plaats in de politieke
zeden des volks, dan is de grondwetsherziening
voorbereid en zal weldra ook de vertegenwoordi
ging van het gansche land volgens het nieuwe
stelsel worden gekozen. In deze zienswijze ver
eenigen zich zij die van eene te plotselinge her
vorming afkeerig zijn, met hen die, den census
afkeurende, aarzelen wat zij daarvoor zullen in de
plaats stellen. Zij heeft het voordeel van tot een
compromis te kunnen leiden tusschen de verschil-
len 'e deelen der liberale partij.
schreven zijn, zooals ik hoor, behoeft er slechts
een andere naam ingevuld te worden."
„Ja als ik dat ding zoo kon afschudden,
dat ik er nooit weer iets van hoorde" zei
Börsheim.
„Waarom niet?" zei Weinhold. „Een koo-
per heb ik en wel terstond. De advocaat is er,
en een contract is spoedig opgemaakt."
Börsheim zag hem vorschend aan en vroeg
Toen begon Weinhold hartelijk te lachen en
zei
«Neen, zoover heb ik het met mijn kunst
nog niet gebracht dat ik een riddergoed kan
koopen en ik vind nog een beter terrein voor
mijn werk dan dit Zarchow. Mijn kooper is echter
solide, en ik sta u borg voor hem."
Börsheim was weer in het beste humeur, ten
minste hij hield zich zoo hij wilde den schijn
niet aannemen van schipbreuk geleden te hebben
integendeel, hij wist de zaak zoo te draaien alsof
zij van hem uitging en hem geheel onverschillig
was. De advocaat moest toch echter op zijn ver
zoek dadelijk een contract opmaken, want hij
had nog slechts een kwartier over. Tijd genoeg
om zijn naam te zetten, die hem met èen penne-
streek van dat akelige landgoed verloste. Nu
miste men nog slechts den kooper, over wien
Weinhold nog steeds het geheim bewaarde. Daar
kwam Albert, ernstig en toch ontroerd, door den
tuin aan en zag verwonderd naar de drie heeren,
die druk pratende aan de tafel zaten. Nauwelijks
Van zulk een vergelijk willen anderende
grondwetsherzieners die hunne wilde haren nog
niet hebben verloren, zooals men ze noemt, niets
weten. Onmiddellijke intrekking van artikel 47
der grondwet, waarin de census staat geschreven,
is hunne leuze, en het algemeen stemrecht geldt
hun voor een heilmiddel, waai-tegen geene ziekte
van den staat kan bestand zijn.
Deze strijd wordt op een zeer beperkt terrein
gevoerd, in den kring der fjrusselsche Association
libérale. Zelfs de groote proVinciesteden bemoeien
er zich slechts weinig mede, en de kleinere steden
met het platteland zijn volkomen ongevoelig voor
het nieuwe licht dat uit de hoofdstad straalt.
Maar Brussel telt vele leden in de kamer, waar
onder zeer invloedrijke, zoodat de regeering wel
degelijk met de uitspraak der kiezers aldaar moet
rekening houden.
In de liberale vereeniging zelve zijn de meenin
gen zoo verdeeld, dat persoonlijke overwegingen
den doorslag geven. Uit niets anders toch is het
te verklaren dat de Association voor den senaat
den liberaal der eerst omschreven nuance Hans-
sens, en voor de kamer den grondwetsherziener
a t.ous crins Arnould stelde.
De bijeenkomsten der liberale vereeniging ge
tuigden wel van een opgewekt, doch niet van een
in alle opzichten verheven politiek leven. Maar
al te dikwijls bewoog de strijd zich op het gebied
der personen, dat van politieke ricbting verlatende.
Voor den beer Finet bijvoorbeeld, een ingenieur,
die in dezen strijd het onderspit dolf tegen den
heer Arnould, heerschte bij een deel der vergade
ring een zoo onverholen geuite minachting, dat
men zich ten slotte verwondert dat hij aan de
andere zijde zooveel trouwe vrienden had. Een
staalkaart van verwijten werd tegen hem geuit.
Over de vraag of Brussel eene zeehaven zal wor
den, was hij ten behoeve dezer verkiezing van
meening veranderd; zijn brochures liet hij schrij
ven, zijne redevoeringen samenstellen door ande
ren om er later zelf mee te pronken; in de ver
gaderingen der vereeniging was hij anticlericaal,
maar zijn 17jarige dochter zond hij naar eene
Jezuïetenschool te Parijs. Al die verwijten werden
uitgewerkt in een aantal bijeenkomsten, met tel
kens vermeerderende bitterheid, naarmate de dag
der stemming naderde.
Wij kunnen ons echter niet verder hegeven in
de bijzonderheden van den strijd, hoe belangrijk
zij in menig opzicht zijn.
Welke is de houding van het ministerie en
zijne getrouwen tegenover dien eisch van grond
wetsherziening is de vraag die zich in de eerste
plaats aan ons voordoet.
Het antwoord vinden wij in de parlementaire
geschiedenis van den laatsten tijd of, in korter
bestek, in de redevoering, verleden Zondag dooi
den heer Frère-Orban te Luik gehouden.
Zeker kan de eerste minister niet veel neiging
gevoelen voor het algemeen stemrecht, wijl zijne
gansche politieke loopbaan is samengeweven. met
het programma van het liberale congres van 1846.
Toch kan hij, als staatsman van grooten takt, de
inacht der beweging niet miskennen, terwijl hij
te eerder haar door gedeeltelik toegeven onder
controle kan houden, wijl hij reeds in 1846 op het
bedoelde congres de toekenning van het kiesrecht
aan de capaciteiten ter sprake bracht en tien jaren
later een wetsontwerp in dien geest indiende.
Zelf nam hij verleden zomer de leiding der zaak
in zijne krachtige hand, door voor te stellen de
kiesrecht-motie van den heer Janson naar de cen
trale sectie te. verzenden, die het Gentsche lid
Devigne met een speciaal onderzoek belastte,
waarvoor de regeering alle bronnen voor hem
openstelt. Er wordt dus de minister kan het
met recht zeggen aan de zaak gearbeid.
Doch de te vinden oplossing moet zoo zijn dat
de gansche liberale meerderheid zich met haal
kan vereenigen. Zooniet, komt er verdeeldheid,
en waar die zich vertoont, is het met de partij
gedaan.
En hoe staat het met het vraagstuk zelf? Is
het in staat van wijzen, zooals de Brusselaars
meenen? Heeft de liberale partij, die haar pro
gramma steeds vaststelde met algemeene instem-
was Weinhold hem gewaar geworden, of hij sprong
op en stapte met een deftig gelaat naar hem toe
en zei
„Wees gegroet, beste vriend, in uw eigen
huis en ontvang ons als uwe gasten."
«Dus gij" zei Börsheim lachend, «gij zijtdus
de vriendelijke man, die mij van die nachtmerrie
met het Freuleshuis bevrijdt Toegeslagen Gij
moet onzen gemeenschappelijken vriend Weinhold
bedankenBravo
Er ontbraken inderdaad slecbts de handteeke-
ningen. Ieder zette een vroolijk gelaat en Börs
heim vertrok, nadat de advocaat hem beloofd
bad voor alle verdere formaliteiten te zorgen.
»Heb ik mijn zaakjes goed gedaan?"
vroeg Weinhold zoodra hij met Albert alleen
was.
Deze keek ernstig en verwonderd, als eendroo-
mer die door het zonlicht gewekt wordt en viel
den ouden man om den hals.
»Ho, horiep Weinhold «gij vergist u in
den persoon". Hij wilde lachen, maar toen hij
Albert aanzag, bracht hij de hand aan de oogen.
Hier kwam geen gekheid te pas. «En wat zegt
Fransje?" vroeg hij.
«Zij weet nóg niets, volstrekt niets, be
halve hetgeen Tante Stine haar' misschien ver
teld heeft."
„De oude uit het Freuleshuis" riep Wein
hold uit en was eensklaps weer vroolijk." Nu, gij
zijt ons allen de baas en zonder dat men het
merkt trekt gij ons aan uwe leiddraden, waarheen
ming, er reeds over van gedachten gewisseld?
«Men zendt ons een geheel pasklaar gemaakt stelsel,
en als wij ons daarbij niet aansluiten, verbeuren
wij den naam liberaal. Uitbreiding van het stem
recht heeft op het programma der liberale partij
nog geen vorm, dus geene plaats ingenomen; dit
kan eerst na uitwisseling der meeningen geschie
den. Voor het oogen blik heeft men met niets
anders te doen dan met persoonlijke opinies."
Grondwetsherziening zou op dit oogenblik de
liberale partij verdeelen en enkel aan den vijand
ten goede komen. Daarom moet zij vermeden
worden en moet de hervorming van het kiesrecht
op het terrein van provincie en gemeente voorgaan.
Ook in de uitvoering dezer concessies zal de
heer Frère zeer voorzichtig zijn: zijne gansche
rede bewijst het.
Wij moeten ons echter beperken, doch kunnen
ons het genoegen niet ontzeggen ten slotte deze
beschouwing van den minister mede te deelen,
eene les voor wie in de politiek dweept met het
een of ander regeeringsstelsel, met de een of an
dere methode van verkiezing en niet alle
stelsels beschouwt als ondergeschikt aan het te
bereiken staatsdoel.
«Zeker, zeide de heer Frère, is het ge
makkelijk de gebreken van den census aan te
toonen. Waar is de politieke instelling welke
niet blootstaat aan spot, welke zelfs bestand is
tegen eene wijsgeerige ontleding Twee kamers,
de eene half zoo groot als de andere, toch gelijk
in rechten, vormen twee takken der wetgeving.
Het derde lid der wetgevende macht is tegelijk
uitvoerende macht, de koning die boven allen
staat. Schijnt dat gansche raderwerk, gemaakt
om den gang der zaken te verzekeren, niet veeleer
erop berekend om ze te stremmen Zelfs in de
republiek vindt men diezelfde combinaties.
«Dat komt omdat zulke stelsels enkel gesproten
zijn uit de ervaring van het spel der mensche-
lijke hartstochten, opdat zij de slagen zouden op
vangen, schokken en het op hol gaan verhinderen, en
de politieke partijen zouden leeren om eerst na beraad
en met verstand te handelen. Zulke stelsels en
eveneens het kiesstelsel, beoordeelt men alleen
naar de uitkomsten."
Tegenover het programma van den heer Malou
verdedigde de premier de volledige scheiding van
kerk en staat. De strijd der clericalen daartegen,
met zijne toepassing op het onderwijs, is een
reehtstreeksehe aanval op de Belgische staatsinstel
lingen en moet met onoverwinnelijke inspanning
bestreden worden. Dit thema werkte de heer
Frére met groote bracht uit, de uitkomsten ge
bruikende der schoolwet-enquête en het program
ma van den heer Malou geeselende met scherpe
critiek. Hij schilderde den toestand van België,
zooals die worden zou met eene kieswet, die zes
millioen belastingen van den grondeigenaar op
den pachter werpt, om dezen kiezer te maken,
met eene schoolwet die, in weerspraak met het
voorschrift der grondwet, de zorg voor onderwijs
aan de gemeenten opdraagt en den weg opent
waarlangs staatsgeld zal vloeien in klooster-
kassen.
Op deze levendige voorstelling der gevaren
welke de liberale partij door verdeeldheid zou
loopen, kon de heer Frère met recht zijn eisch
gronden, dat men nu de nog niet rijpe kiezers-
quaestie niet zal stellen als het shibboleth waarop
al wie liberaal wil heeten de proeve moet afleg
gen. Hij dweept niet met kiesstelsels, noch met
het een, noch met het andermaar er zijn sedert
1878 in België dingen tot stand gekomen, aan
welker voortbestaan hij hecht voor zijn volk. En
deze wil hij niet in de waagschaal gesteld zien.
Hij wil de schoolwet behouden en geen priester
heerschappij zich zien mengen in het Belgisch
staatsbestuur.
Met dat doel voor oogen staat de heer Frère
op zeer vasten bodem tegenover hen die hervor
ming van het kiesrecht vóór en boven alles willen.
Want hoe theoretisch juist het streven dezer
laatsten moge zijn, instaan voor de uitkomsten
kunnen zij niet. Die liggen in ket onzekere.
Maar wat de heer Frère wil bewaren en koeste
ren, onzijdigheid der school en scheiding van
gjj ons hebben wilt. Börsheim, die meent dat
hij iedereen te slim af is, moet zich zelf beet
nemen; ik word een goederen-makelaar, ik, een
tegenstander der landhuishoudkunde, omdat die
in haar hoogmoed den tuinbouw altijd als een
stiefkind behandeltde oude freule, die toch zeker
in haar oude-jongejuffrouwengesticht wel een af
keer van alle mannen en van het huwelijk zal
gekregen hebben, maakt gij tot een koppelaarster."
„Van haar moogt gij geen kwaad spreken!"
viel Albert hem in de rede, «want om uw eigen
gelijkenis te gebruiken, zij is een oude, onaan
zienlijke, maar stevige boom, tot in het merg ge
zond, een eigenaardig monument van vroegere,
eenvoudige dagen."
„Die niet meer verplant mag worden", riep
Weinhold nu. «Eigenlijk moesten wij u allen
helpen om u weer in het bezit van Zarchow te
stellen, alleen om dien ouden, verweerden boom
niet te ontwortelen en bet Freuleshuis, dat overal
in den weg staat, als een eerwaardig monument
uit de oudheid voor het lichtzinnige jongere ge
slacht te bewaren. Het was hoog tijd, want
onze Nabob had, gelijk Archimedes, reeds het
punt gevonden waar hij den bijl kon inslaan en
morgen ware er van het huisje, ja van geheel
Zarchow niets meer te vinden geweest. Maar
zijn er nu nog geen wonderen genoeg geschied?
Wat komt daar aan gewandeld
Albert keerde zich om en daar kwam de oude
freule, leunende op den arm van Franciska, om
den hoek der hazelnotenstruiken, die in zijn kin-
kerk en staat, heeft na langen strijd een tastba
ren vorm in België aangenomen. Men weet wat
men daaraan heeften daarom gelooven wij dat,
ook na deze verkiezingen, de groote meerderheid
der Belgische liberalen den heer Frère en zjjne
ambtgenooten zal blijven volgen.
Mijnheer de Redacteur.
Vergun een onderwijzer eener Christelijke school
een enkel woord naar aanleiding van het inge
zonden stuk«de onfeilbaarheid des Bijbels,"
voorkomende in uw geëerd blad.
«Een vriend van waarheid" spreekt daarin, zijne
verwondering uit, over de verklaring der alge
meene vergadering van de Vereeniging van Chr.
onderwijzers in Nederland, waarbij zij den Bijbel
erkent als onfeilbaar. Een drietal teksten moeten
de dwaasheid van deze verklaring aantoonen.
Vooreerst wijst de inzender op Genesis 6 waarin
gesproken wordt van 2 paar dieren, terwijl in het
7e hoofdstuk van 7 paar sprake is. Dat dit nu
evenwel met elkander in strijd zou zijn, blijkt
ons volstrekt niet. Immers het is duidelijk dat
het 7e hoofdstuk eene nadere omschrijving van
het 6e bevat, terwijl in dit laatste hoofdstuk van
het gebod aan Noach slechts in het algemeen
wordt gesproken.
Ditzelfde geldt ook van het 3e argument, nl.
het lasteren der moordenaars. Honderden gevallen
komen in het dagelijksche leven voor, waarbij
verschillende schrijvers eene gebeurtenis verhalen
zonder daarbij juist dezelfde bijzonderheden mede
te deelen. Wanneer men bijv. de tegenwoordige
couranten leest, dan vinden we daarin verschil
lende mededeelingen betreffende de vervolging
der Joden. Stel u voor, dat in een dezer be
schrijvingen geschreven staat dat de bevolking
van deze of gene stad de ongelukkigen heeft
mishandeld of verjaagd. Blijkt het echter uit
eene andere mededeeling dat slechts een deel der-
bevolking zich aan deze gruwelen heeft schuldig
gemaakt, zoo volgt daaruit niet, dat beide be
richten «onwaarheid" behelzen, maar wel dat het
eene meer in bijzonderheden treedt. En dit is
ook hier het geval. Mattheus verhaalt in alge
meene trekken, wat door Lukas in bijzonderheden
wordt medegedeeld. Dit geschiedt meermalen,
vergelijk Mattheus 26 v. 34 en Markus 14 v. 30.
'Wat den 2en tekst betreft, die door den inzen
der wordt aangehaald, ook deze is niet in strijd
met Chron. 21. Immers wanneer we gelooven, dat
er een booze macht bestaat, die de werker is van
alle kwaad, maar evenwel alleen macht bezit onder
Gods toelating, dan wordt het begrijpelijk hoe er
in 2 Sam. 24 gesproken kan worden van den Heer,
die David aanporde.
Ziehier dan in weinige woorden aangetoond, hoe
deze teksten niet met elkander in strijd zijn voor
hen, die gelooven in den Bijbel als Gods openba
ring. De argumenten zelf verwonderden ons ten
hoogste. Zijn deze voorbeelden slecbts enkele uit
velen, mij dunkt het ware zaak geweest, krachti
ger gronden aan te voeren.
Volgens De Genestet komt thans het «niet
gelooven op gezag" aan de orde van den dag. Op
welke gronden «niet gelooven" evenwel steunt,
weten we niet. Wij hebben ten minste een vas
ten ankergrond, ook al ligt die op sommige plaat
sen te diep om hem te kunnen bereiken, een
ankergrond waar gedurende eeuwen het anker
der hope heeft gerust. Ook al moeten wij verkla
ren dat de Bijbel voor ons veel onbegrijpelijks
heeft, toch gelooven we aan zijne onfeilbaarheid.
En daarmede meenen we niet dwazer te zijn dan
menig ongeloovige, die toch ook zijne ongeloovig-
heid slechts grondt op het gezag van doctor A. of
B.
Wat de kinderen betreft, zij de inzender gerust.
Leeren wij hen gelooven in de onfeilbaarheid
des Bijbels, dan kwetsen we daarmede geen anders
denkenden.
Hoeveel wordt door ongeloovige onderwijzers aan
kinderen thans als waarheid voorgesteld, wat mor
gen onhoudbaar zal blijken te zijn Ook in dat
opzicht verschillen we dus weinig en we blijven
daarom den Bijbel als onfeilbaar erkennen, ook
dan wanneer we niet in staat zijn alle duisterhe
den op te helderen.
U dankende enz.
C.
Dit stuk is wegens plaatsgebrek een paar dagen
blijven liggen.
(Verder debat wordt over dit onderwerp in onze
kolommen niet toegelaten. Red.)
derjaren Alberts observatorium waren geweest.
De jonge man snelde haar te gemoet; zij moest
eerst adem scheppen en Fransje sloeg blozend de
oogen neer.
«Tante Stine! Gij hier?" riep Albert.
«Voor het eerst in zestig jaren", zei zij. «Ik
wil geen wrok blijven koesteren jegens het jonge
geslacht, het buigt voor de wetten van zijn tijd,
zooals ik voor die van den mijnen." Zij zag om
zich heen en ging voort; «daar staat mijn ouder
lijk huis, nog bijna net zooals het geweest is."
«En het mijne en ook dat van Franciska,"
zei Albert.
«Ik wil het niet betreden!" zei de oude
dame. «Albert, kleinzoon van mijn broeder, ik
breng u het meisje. Ik heb haar veel te danken;
zij heeft mij met de jeugd verzoend."
Albert stak Fransje de hand toe, zij nam die
aan en de tranen kwamen haar in de oogen.
Maar zij zei niets en met den linkerarm onder
steunde zij haar oude vriendin.
«Het ouderlijke huis zal ons nieuwe thuis
worden," fluisterde hij. „Wilt gij Fransje?" S
«Zij wil!" antwoordde de oude Freule vroor
haar. j
y
EI5D E.
gedrukt bij de gebroeders abrahams
te middelburg.