MIDDELBURGSCHE COURANT
bijvoegsel
Middelburg 3 Juni.
FEUILLETON.
"HET FREULESHUIS.
Gemengde Berichten.
Maandag 5 Juni 1882. N'. 130.
VAN DE
VAN
Men schrijft ons uit Den Haag:
De volgende week opent ons hadseizoen. Een
paar nieuwe, groote hotels, het Iiotel Continental,
het hotel Beau Séjour enz., tal van aangebouwde
villa'tjes, ehalêtjes en optrekjes staan gereed de
gasten te ontvangen. De bouwlust is nog niet
ten einde; de tramwagens voeren de bezoekers in
'thart der Scheveningsche boschjes, vóór het bad
hotel en eerlang ook tot op het terras. Wat
logies en vervoermiddelen betreft, begint de in
richting onzer badplaats die der groote in 't bui
tenland te evenarenalleen in de gelegenheden
tot uitspanning en tijdverdrijf staat zij bij deze
nog ver ten achter. Eene groote badplaats is een
internationaal brandpunt van geldvertering. Aan
dat vereischte te voldoen is haar to be or not to
be-, wie er iets anders wil verwezenlijken, be
grijpt haar bestemming niet. Wie rust zoekt,
behagelijke kalmteonvermengd natuurschoon,
moet zijne schreden niet richten naar deze «ker-
mis der ijdelheid", welke aan dit strand vertoond
wordt, even goed als aan dat van Ostende, van
Brighton, van Honfleur, van Swinemunde, of
waar ter wereld ook de aanblik der zee, kaar
zilte lucht en de versterkende kracht harer wateren
worden dienstbaar gemaakt aan de zucht naar
genot en verstrooiing, welke het reizend en trek
kend menschengeslacht der 19e eeuw kenmerkt.
Daarom is het jammer dat de Haagsche kermis
en de Scheveningsche Pinksterdagen vóór de ope
ning van het badseizoen invallen. Een Holland-
sche kermis heeft iets eigenaardigs, een goüt du
terroir, welke haar, zoo ongebonden, ruw en
smakeloos als zij is, voor den vreemdeling aan
trekkelijk maakt. De Pinksterdagen waren echter,
dit jaar vooral, nu het mooie weer ze begunstigde,
nog meer een toeschouwer waard, die oogen voor
iets schilderachtigs en pikants heeft. Eentooneel
als de Scheveningsche straatweg op deze dagen
oplevert, is eenig en onvergetelijk. Dat rijdt en
rost en jaagt bij tienduizenden door elkander;
de élegante sjees naast de boerenkar; het heeren
rijtuig naast den tot den bok toe volgeladen bol
derwagen; zingende, lachende, pratende groepen,
die staanzittenslenterenkuieren, jakkeren
langs en over den wegblinkende, glinsterende,
roode gezichten in overvloedbeschonkenen
weinigvan twist geen zweemeen onvertogen
woord zeer zeldzaam. Misschien heeft de af
schaffing der Scheveningsche kermis daar iets toe
bjjgedragenook het mooie weer heeft velen bui
ten de kroeg gehouden; zooveel is echter zeker
dat ons volk, dat om zijn feestvieren nog al eens
wat kwaads moet hooren, op deze dagen den
weiwillenden en onbevooroordeelden toeschouwer
geen enkele reden tot ergernis heeft gegeven.
Meer dan 120.000 menschen, zeggen de couranten,
zijn op de beide dagen naar het dorp getrokken-
Heeft iemand ze geteld Dat zijn van die cijfers
even als de vele honderden millioenen mijlen,
welke de sterrekundigen verzekeren dat onze aarde
verwijderd is van een of ander hemellichaam, dat
geen ongewapend oog zien kan. Die getallen
zeggen ons niets, maar verbijsteren. Wil men den
levendigsten, meest voelbaren indruk van de
menigte der „bedevaartgangers" ontvangen, dan
zoeke men zich een plaats in een open tramwagen,
dat bij uitstek democratisch voertuig van onzen
tijd, dat de weelde der gemakkelijkste en aange
naamste équipage onder 't bereik van den arme
gebracht heeft. Zoo zonder schokken, stapvoets,
Novelle van
GUSTAV Zü PUDLITZ.
VI.
»Dat prachtige Freuleshuisriep hij uit,
«het heeft ons heerlijk uit de verlegenheid ge
holpen. A propos, mijn vriend, dit zou een goede
gelegenheid voor u zjjn om het moederlijk erf
goed weer terug te koopen. Gij zijt er toch meer
aan gehecht dan gij wellicht zelf wist en ik zou
mij zeer vergissen indien onze Nabob het niet
zoo gauw mogelijk weg doet. Misschien laat
Fransje de paar duizend gulden, die zjj uit de
schipbreuk gered heeft, wel als hypotheek bij u
staan."
Albert zag blozend voor zich. De oude heer
had met zulk een eigenaardig lachje, op zulk een
schalkschen toon, maar waarin toch eenig gevoel
klonk, op het meisje gezinspeeld, dat de jonge
man zijn bedoeling wel moest raden.
«Vertrekt gij van avond nog?" vroeg hij.
„Ik schik mij geheel naar u, beste vriend,"
antwoordde Weinhold, „ik heb een gezelligen
aard en vind zoo'n rit door het zand alleen
want het draven is niet mogelijk, langs de ijzeren
glij banen schuivende, tusschen de voetgangers door,
met hen nagenoeg op éen hoogte, bevindt gij u
in 't midden der menigte en ontgaat toch hare,
misschien minder gewenschte, persoonlijke aanra
king. Ondanks de verwoesting, welke ook hier
de stormen en de nachtvorsten van het voorjaar
in het groen hebben aangericht, speelt de zon
geestig door het bladerendak. Zij blijft hier aan
een „geïllumineerd" gloeiend boerengezichtdaar
aan het gouden hoofdsieraad eener dochter uit
het Westland; ginds aan het witte mutsje en hot
roode gezicht van een zuigeling, die door zijn
moeder in 't gedrang wordt meêgezeuldeen eind
verder aan het fijne gelaat eener élegante dame,
die met hare keepsake-figuurtjes van kindertjes
in haar equipage rondtoert, hangen. Politie niet
te ziendas Militar bijna uitsluitend vertegen
woordigd in zijn nederigste dienaren, die wat
schitterende knoopen en glimmende chacots, wat
roode kragen, witte vangsnoeren, geele kwasten,
hemelsblauwe broeken en goedige lotelingen-ge-
zichten tot opluistering van het tooneel komen
bijdragen. Een Hollandsch tafereel op mijn woord,
en de foire van St. Cloud, de Derby-stakes bij
Epsom, de Schützenfeste aan den Rijn, het Chi-
neesch nieuwjaar te Batavia, noch de Rhamadan-
feesten der Muzelmannen kunnen mij iets te zien
geven, dat in pittigheid en eigenaardigheid dit
schouwspel overtreft.
Politie, zeide ik, ontbreekt nagenoeg. Ik zou
haar ook niet wenschen, want zoo ver ik kan
nagaan is zij overbodig, Misschien is de opeen-
hooping nog wat minder dicht dan op de Lon-
densche wegen en straten, waar de policeman,
onbewegelijk staande te midden van een woesten
Jaggernaut-rit van paarden en rijtuigen, telkens
met zijn staf een oogenblik stilstand moet gebie
den om aan de menschenzee gelegenheid tot
doorstrooming te geven. Zeker is het echter, dat
op den Scheveningschen weg bij minnelijke schik
king, zonder machtgebod, de knoop zich telkens
ontwart. De koetsier en de conducteur van onzen
tram fluiten uit al hun macht een nimmer ein
digend duode geleiders der rijtuigen waarschu
wen met zweep, mond en handgebaar; de voet
gangers wijken, niet haastig, precies op 't nippertje
soms, maar toch bij tijds. Er wordt eens gelachen
om een grap of een boozen uitroep van een
koetsier; eens gegild als een vrouwenrok of de
slip van een zondagsjas tenauwernood aan 't wiel
ontsnapt, of als een paardensnoet een grenadier
de chacot van 't hoofd stootmaar vloeken of
verwenschen hoort men niet, en kind noch vrouw
bekomen letsel.
Toch is die Londensche policeman een figuur,
die ik hier in onzen Haag bij andere gelegenheden
wel zou willen zien. Een geheel andere maat
schappij zou de Nederlandsche echter moeten zijn,
wilde zijn bestaan hier mogelijk wezen. Onder
de vele wonderen, welke men van onzen aan
staanden burgervader wacht, behoort mede de
volmaking der Haagsche politie. Veel wijsheid
en snuggerheid worden daarover op 't papier-
gezet. Vooral eenheid van bestuur en leiding,
zeggen de raadgevers, ontbreken en voorts is ook
de nachtpolitie beneden crediet. Men verliest,
naar 'tmij voorkomt, wel eens uit het oog dat
Den Haag, uit een politie-oogpunt beschouwd,
eene zeer lastige stad is. Zij is van zeer groote,
met Scheveningen mêe, zelfs van eene onhebbelijke
uitgestrektheid. Verreweg de meeste beweging en
bedrijvigheid zijn echter te zamen gebracht in
een betrekkelijk engen kring van straten. Daar
buiten strekken, als zoovele voelhorens, in alle rich
tingen zich lange wijken uit, met niets dan nieuwe,
dat is in den regel niet solide gebouwde woningen,
door slecht afgesloten tuintjes van elkaar en van
de openbare straat gescheiden. Geen pakhuis,
geen kantoor, geen winkel, geen fabriek zijn in
die straten te vinden. Ze zijn dan ook net, ruim,
maar doodsch. Men begrijpt hoe moeilijk onder
deze omstandigheden eene gelijkmatige verdeeling
der politie is. Het drukke, dicht bevolkte cen-
,trum vordert het leeuwendeel der wakende macht.
Maar in de afgelegen buurten slaat de dief bij
voorkeur zijn slag. De zorgeloosheid der bewoners
helpt hem, en de wijdte der mazen van het
straten-net maakt het den in die ruimte dwalen-
afschuwelijk. Maar gij moet u niet om mij gê-
neeren. Ik heb altijd tijdschriften en teekeningen
bij mij. Wanneer denkt gij dus te gaan?"
«Morgenantwoordde Albert. «Ik zóu
gaarne nog een wandeling maken door de velden.
Wie weet of ik ooit weer mijn geboortegrond
betreden zal." Hij groette en ging naar buiten.
De oude heer zag hem met een vroolijken blik
na en mompelde voor zich heen«Waartoe zulk
een oud Freuleshuis al niet goed is. De oude
heei'en van vroeger waren toch zoo dwaas niet
als het schijntmaar zij hebben toch zeker niet
gedacht dat zij, na twee honderd jaren, nog zoo
iets met hun gebouw zouden uitrichten. Af en
toe grijpt aldus het verleden nog in het frissche
levendige tegenwoordige in, zelfs al meenen wij
er reeds lang mee afgedaan te hebben Hij
floot een vroolijke wijs uit een bekende operette,
maar keek er heel ernstig bij.
VII.
Albert had behoefte om alleen te zijn met zijne
gedachten en herinneringen. Al had hij het ge
sprek tusschen den ouden Weinhold en den koop
man ook stilzwijgend aangehoord, en al hechtte
hij er niet veel waarde aan, het wekte toch on
aangename, krenkende gevoelens bjj hem op. Hoe
weinig recht hij ook meer op zijn geboorteplaats
had, waarnaar hij zelfs een paar dagen geleden
nog niet eens verlangde, nu hij haar teruggezien
den politie-dienaar uiterst moeilijk hem te snappen.
Dit, tot matiging van overdreven eischen. Aan
goeden wil ontbreekt het onzen politie-agenten in
't algemeen niet; ook niet aan moed, als 't erop
aankomt, en evenmin aan die mate van ontwikke
ling en scherpzinnigheid, welke in de lagere graden
van hun vak verlangd kunnen worden. Zij helpen
gaarne iemand terecht, met en zelfs zonder een
fooitje; ook laten zij zich niet onbetuigd in'tbe-
wjjzen van diensten aan hulpbehoevenden, gelijk
zij herhaaldelijk toonen door meer dan een
half uur te besteden aan het redden van in nood
verkeerende hondjes, katjes en vogeltjes. Onze
couranten, die gaarne op een goeden voet staan met
de aristocratische patronen der dierenbescherming,
prijzen zulk een daad van philötherie gewoonlijk
uitbundigmaar mij komt het voor dat een
dienaar der H. Hermandad zijn tijd beter kan be
steden. Wanneer ik boosdoener van mijn ambacht
was, zou ik wel weten hoe ik onze Haagsche
agenten bezig zou houden, terwijl ik op mijn ge
mak aan 't overklimmen of paneelzagen was.
Wat den Haagschen en in 't algemeen denNe-
derlandschen dienaar der openbare veiligheid ont
breekt, is eene eigenschap, welke ik niet anders
dan met een Engelsch woord, respectability, kan
aanduiden. Laat mij tot opheldering van mijne
bedoeling, een geval vertellen, dat mijzei ven is
overkomen. Ik doe het te geruster omdat ik er
de mooiste rol niet in speel, en het dus geenijdel-
heid is, die mij mezelven en scène doet brengen.
Ik bevond mij vóór eenige jaren te Londen. Het
was mij opgevallen dat in de parken en wande
lingen de voetgangers zich niet ontzagen over de
randen der grasperken heen te loopen en die te
vertrappen. Geen politie-agent verbood het hun.
Het was dus blijkbaar geoorloofd. Onder dien indruk
koos ik op een goeden dag, met versmading van
het voetpad, den kortsten weg dwars over een der
kleine grasperken die de St. Pauls-kathedraal
omringen, om den bij de kerk geplaatsten police
man eene inlichting te vragen. Hij was een groote,
krachtige man, met een breed, lakoniek John Buli's
gezicht. Toen ik hem aansprak, begon hij met
mij te zeggen dat het niet geoorloofd was over
de grasperken te loopen. In mijne aangeboren-
Hollandsche minachting voor den «diender," ver
waardigde ik mij niet hem eenige opheldering te
geven, maar herhaalde eenvoudig mijne vraag. Toen
echter werd Bobbie boos en gaf mij eene schrob-
beering, zooals ik er op volwassen leeftijd nooit
een ontvangen heb. Niet driftig, noch luidruchtig,
zonder dreigementen noch scheldwoorden, maar met
kalmen ernst bracht hij mij onder 't oog dat lieden
als ik, een gentleman, het voorbeeld moesten geven
van gehoorzaamheid aan reglementendat al was
ik vreemdeling, ik zeer goed wist dat voetpaden
niet gemaakt werden om er buiten te loopen en
dat ik Engelsch genoeg verstond om niet te doen
alsof ik een aanmerking, die daarop gemaakt werd,
niet hoorde. En aan het einde dier speech, welke
mij zoo bedremmeld had gelaten als ik nog nooit
voor den Monsieur onzer Fransche school gestaan
had, zeide hij, met onovertreffelijke welwillend
heid «Nu zal ik u den weg wijzen," ging
mij voor en toonde mij de kleine deur, die toe
gang gaf tot de kerk.
Die les vergeet ik nooit. Zij openbaarde mij
't geheim van het verwonderlijk gezag der Engel-
sche politie over hare trotsche, weerbarstige land-
genooten. Nog nooit heb ik in Nederland, bij eenig
hooger of lager beambte der politie, die zelfbe-
heersching, gepaard aan zulk een besef van eigen
waarde aangetroffen. Onbeschoftheid en ruwheid
tegenover den minderen man, beteuterdheid en
kruipende beleefdheid, welke de oogen uitsteekt
naar de fooi die de hand niet vragen mag, tegen
over den aanzienlijke, ziedaar de karaktertrekken,
die bij zeer velen hunner op den voorgrond treden.
Daardoor missen zij, onder alle standen, prestige.
Ik herhaal wat ik zoo even zeideonze geheele
maatschappij zou anders moeten zijn, wanneer
men dien toestand op eenmaal anders hebben
wilde. Zoek ik echter naar de eigenschappen, die
ik bij mijne eerste en laatste, vluchtige aanraking
met een policeman ontmoette en welke in alle
beschrijvingen van het Engelsche politie-personeel
worden teruggevonden, dan geloof ik dat die
nergens beter te vinden zijn dan in het onder
had kreeg hij een gevoel, als moest hij het huis
en den tuin beschermen tegen de beleedigende aan
vallen van den parvenu. In zijne gedachten ver
mengde zich het lot van Fransje met het zijne.
De ruwe wijze waarop de omstandigheden de
jonge weeze uit het huis gedreven hadden, trof
hem bijna evenzeer, als de blijmoedige berusting
van het lieve meisje hem tot bewondering noopte.
Bovendien kwam de wonderlijke gedaante zijner
oude Tante in het Freuleshuis door de mede-
deelingen van Fransje in een heel ander lichtte
staan, en de wijze waarop zij den millionair en
zijne aanbiedingen afgewezen had, maakte dat hij
haar bijna eerwaardig vond. Dit alles warrelde
hem door het hoofd, maar daar hij zich van klein
af, als eenig kind, aangewend had om alleen te
spelen, alleen te overleggen en later altijd liever
zonder makkers gereisd had, voor zijne studies,
omdat hij daardoor beter alles in zich kon opne
men en zelfstandiger oordeelen, deed hij nu ook
zijn best om alleen de oude herinneringen met de
nieuwe indrukken te rijmen. Zoo stapte hij den
tuin uit, den weg naar het dorp op en verheugde
zich dat hij dien bijna onveranderd vond, ja hij
verheugde zich zelfs dat het hem opviel, hoe hier
een boom ontbrak, ginds een wilde loot tot een
slanken stam was opgeschoten. Hij wilde niet
door het dorp gaan, want hij schaamde zich als
een deserteur, die zijn geboorteplaats den rug
toegekeerd heeft. Daar stond hij eensklaps voor
den ouden, uit opeengestapelde brokken graniet
bestaande» kerkhofsmuur. Het kerkhof zelf werd
officieren-personeel van ons leger en onze vloot
voor de mindere, en onder onze officieren voorde
hoogere graden. Voor de geschikten onder dat
personeel make men het vak der politie begeer
lijk, wat niet gemakkelijk zal gaan, dewijl de
bestaande «nationale" minachting voor den «dien
der" en al wat des «dienders" is, ieder fatsoenlijk
man terughoudt. Kan men daarin slagen, eerst
in de groote steden, later overal, dan zal, na een
paar menschenleeftijden, het gezag der politie in
Nederland gerezen zijn. Slaagt men er niet in,
of beproeft men 't niet, dan laat elke reorganisatie
de hoofdzaak onveranderd.
Donderdag avond was de komeet van Wells te
Utrecht reeds vóór 10 uren voor het bloote oog
zeer goed zichtbaar. Zij staat te 10 u. eenige
graden Westelijk van het Noorden, niet hoog
boven den horizont, rechts van de heldere ster
Capella, die zich gemakkelijk laat onderkennen,
en op een afstand van die ster, ongeveer gelijk
aan een derde gedeelte van den afstand van die
zelfde Capella tot de naaste heldere ster rechts
(a van Perseus).
De komeet deed zich nog niet helderder voor
dan eene ster van de 3e of 4e grootte.
Nog altijd vertoonde de kern geene waaiervor
mige uitstralingen, zooals andere kometen zoo
dikwijls vertoond hebben. Hoe veel overeenkomst
de kern, bij eene kleine vergrooting beschouwd,
met eene vaste ster heeft, met eene 300malige
vergrooting wordt zij duidelijk geheel in een ne
vel opgelost.
Blijft de lucht helder, dan zal de komeet deze
week en de volgende zich dagelijks helderder
vertoonen, en zal de maan ook, door hare latere
opkomst, alle dag minder hinderen. Maar de
komeet staat laag bij den horizont, een tameljjk
vrij uitzicht op het Noordwesten is dus een ver
eischte om haar te zieneen tooneelkijker zal bjj
het zoeken altijd goede diensten bewjjzen. U. D
De St. Ct. bevat een koninkl. besluit waarbjj
aan de gemeente Retranchement 715 en aan
de gemeente Arnemuiden f 15.544 subsidie wordt
verleend ter zake van de inrichting van haar la
ger onderwijs.
Dinsdag is men begonnen met het stichten
van een nieuw wachthuis op Terschelling, ten ge-
bruike van de schipperij van dit eiland, in plaats
van het eeuwenoude wachthuis. Het zal een
goed voorkomen krijgen, terwijl in den gevel een
fraai bewerkte gedenksteen wordt geplaatst, ter
eere van den daar geboren Noordpoolvaarder
Willem Barents.
Te 's Hage is door den bestuurder der Begrafe
nisvereeniging een doodkistenmagazjjn geopend.
Een dergelijke winkel, vóór een jaar of vijftien te
Amsterdam aan den Nieuwendijk opgericht, is
bij gebrek aan kooplust voor het artikel heel
spoedig «gekist" en begraven.
Bij de uitloting der Schouwburg-leening te
Rotterdam is de hoogste prijs van 25000 geval
len op serie 495 No. 22, naar men verneemt te
Amsterdam geplaatst. Op serie 3432 No. 7 viel
een prijs van 5000, op serie 678 No. 61 een van
2500, op serie 2755 No. 9 en serie 3978 No. 88
ieder een van 1000.
Een van Kampen naar Amersfoort per cen-
traalspoor gaand handelsreiziger is eergister mid
dag ter hoogte van Wezep door den conducteur
dood in den trein gevonden. Het lijk is te Nun-
speet door den stationschef in ontvangst genomen.
In de eergisteren gehouden zitting van den
gemeenteraad van Rotterdam deelde de voorzitter
mede dat het officieel bericht van de Rott. Han
delsver eeniging gisteren is ingekomen, dat zij het
aanbod der gemeente tot overname harer werken
op Fijenoord aanneemt. De noodige voorstellen
tot regeling dezer belangrijke zaak kunnen nu
weldra verwacht worden.
Het voorstel van burg. en weth. tot uitbreiding
van het gebouw der Academie voor beeldende kunsten
aan de Coolvest is aangenomen. Een ruimte van
niet meer gebruikt en omsloot als een woestenij
de armoedige dorpskerk, met hare ruwe wanden
van rotssteenen en zijn houten, met grijze dak
spanen bedekten klokkentoren, Hjj kon nauwe
lijks de plaats der graven terugvinden en ont
waarde slechts hier en daar een gebroken houten
kruis. Maar bij de kerk stond de breedgetakte
linde, juist in vollen bloei, waar een bijenzwerm
in gonsde. Alles was zoo frisch na het onweder.
Ginds achter aan het godshuis, was de ingang tot
het familiegraf der oude Zarchows en zjjn moeder,
de laatste van het geslacht, had men ook daar
heen gedragen. Die dag stond hem in eens weer
levendig voor den geest; hoe, hij als een weenende
knaap aan de hand van zijn vader de lijkbaar
der dierbare afgestorvene gevolgd was; hij ge
voelde weer die stemming, half vrees, half nieuws
gierigheid, die met de eerste diepe smart des
levens worstelt, toen hij in die donkere groeve
neerdaalde, waar de lijkkisten der familie langs
de vochtige wanden opgestapeld stonden. Hij had
er wel aan gedacht, zoodra hij zijn geboorteplaats
en het ouderlijke huis terug zag, om het graf zjjn er
moeder te bezoeken, maar de schroom om zich
bekend te maken en ook eenigszins de herinnering
aan die kinderlijke gewaarwording hadden hem
weerhouden. Nu had een toeval hem hierheen ge
bracht en hij boog zich voorover naar de diepe
openingen, die door de ijzeren staven heen, slechts
met moeite een blik in de duistere, onderaardsche
gewelven gedoogden. Hij wist niet juist waarde
kist zjjner moeder stond en daarom besloot hjj