MIDDELBURGSCHE COURANT FEUILLETON. HET FREULESHUIS. BIJVOEGSEL Vrijdag 26 Mei 1882. N°. 123. Gemeenteraad van Middelburg. VAN DE VAN Zitting van Woensdag 24 Mei. Voorzitter de heer Pické. Afwezig de heeren Sprenger en Snijders, uit- landig. Behalve de gisteren reeds medegedeelde besluiten, worden zonder beraadslaging goedgekeurd de voorstellen van burg. en weth., tot af- en over schrijving van posten op de gemeente-begrooting voor 1881, tot af- en overschrijving op de begroo ting der godshuizen en op die van het burgerl. armbestuur. Eveneens worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd een staat van oninbare posten van het kohier van den hoofd, omslag over 1881, ten bedrage van 14-6.76, een staat tot teruggaaf dier belasting aan personen die de gemeente verlaten hebben, ten bedrage van 19.68, bene vens een staat van oninbare posten van het kohier der hondenbelasting over 1879, ad ƒ78.50. De rekening der pl. gezondheids-commissie over 1881, in ontvang en uitgaaf 81.30J bedragende, wordt goedgekeurd, evenals de rekening der gemeentegasfabriek. De heer Jeras vraagt na dit laatste besluit het woord om, naar hij meent, ook namens zijne medeleden, de commissie voor de gasfabriek har telijk dank te zeggen voor de vele moeite, die zij zich in het belang der gemeente heeft gege ven en waaraan het zeker toe te schrijven is, dat een zoo gunstig resultaat werd verkregen als uit de rekening blijkt. De leden geven blijk van hunne instemming met het gesprokene. Vervolgens wordt het kohier der hondenbelas ting voor 1882 vastgesteld. Nadat het verslag der kamer van koophandel is overgelegd en het proces-verbaal van de opne ming der kas van den gemeenteontvanger is voorgelezen en voor kennisgeving aangenomen, wordt overgegaan tot de behandeling der ver schillende voorgestelde wijzigingen in de veror deningen tegen welker overtreding straf is bedreigd. In de eerste plaats de verordening op de brand weer, waarvan de voornaamste der voorgestelde wijzigingen in de M. Ct van 15 Mei jl. werden medegedeeld. Bjj de artikelsgewjjze behandeling wordt dooi den heer Ermerins een amendement ingediend op het voorstel om de vrijstelling van den dienst bij de brandweer aan bedienaars van den godsdienst te doen vervallen. Dit lid acht het belachelijk die heeren tot den dienst te verplichten. Het gaat toch niet aan, meent hij, dat, wanneer een predikant of geestelijke een kerkdienst vervult, hij, bij gerucht van brand, midden in den kerk dienst moet ophouden om zich naar zijn spuit te begeven en zijne hoorders naar huis zenden. Bovendien wijst hij erop, dat bedoelde personen ook van andere staatsbetrekkingen zijn uitgeslo ten en zij niet kunnen zijn leden van de tweede kamer, noch van de provinciale staten, of van den gemeenteraad. En wanneer misschien kan aangevoerd worden dat intrekking der vrijstelling van nuttigen invloed zou kunnen zijn op andere personen, die tot den dienst verplicht worden, dan acht hjj dit niet van zooveel gewicht om daarvoor een zoo ingrijpend voorstel te doen. Den heer W. A. van Hoek komt het voor dat de argumentatie van den vorigen spreker niet geheel juist is. Hij wijst er in de eerste plaats op dat bedoelde personen altijd het recht hebben, wanneer zij voor den dienst bij de brandweer worden aan gewezen, de beslissing van den raad op een ver zoek om vrijstelling uit te lokken. Voorts ge looft hij dat die heeren wel eens verkeerd worden Novelle van GUSTAV ZU PUDLITZ. IV. Zij brak eensklaps afwant terwijl zij tot nog toe schielijk en met neergeslagen oogen gesproken had, had zij nu toevallig de oogen opgeslagen en op de anders zoo kalme trekken van den jongen man een eigenaardige ontroering, ja zelfs iets vochtigs in zijne oogen ontwaard. Maar hij herstelde zich terstond en zei glimlachend. ö-ij zult het paardje hebben, juffrouw Fransje niet waar, zoo noemde uw oomu? Ik heb het reeds gevonden met dat rosé lintje, waar mede gij zijn gebroken poot verbonden hebt." Fransje wierp het hoofdje in den nek. „Ja, maar hoe weet gij dat, mijnheer de bouwmeester »Het paardje heeft het mij verteld," ant woordde Albert, het dorp van muursteenen is er ook nog, maar het is een weinig in elkaar gestort." „Dat had ik mij kunnen voorstellen, dat gij den draak met mij zoudt steken en het spijt mij dat ik u dit alles verteld hebriep het jonge beoordeeld, want, zegt spreker wat is hun standpunt Zij willen immers de maatschappij verbeteren. Daartoe is in de eerste plaats noodig dat zij de maatschappij leeren kennen, dat zij zich in die maatschappij bewegen. Geeft men hun nu een geheel geïsoleerde positie en dringt men hen overal terug naar die geïsoleerde positie, wat blijft er op die wijze over van hunne theorie Spreker gelooft dan ook dat hij, die bedoelde heeren in de gelegenheid stelt zich meer en meer in de maatschappij te bewegen en hun systeem prac- tisch toe te passen, hun een dienst bewijst. De heer Ermerins antwoordt hierop dat bedoelde heeren zich gaarne in de maatschappij bewegen en dit ook doen, blijkens hunne tegenwoordigheid in 't Nuthun lidmaatschap van schoolcommissiën, hunne betrekking als curator, enz. De heer Nagtglas verklaart zich voor het amen dement van den heer Ermerins, doch op andere gronden dan door dat lid zijn aangevoerd. Vol gens sprekers meening moet het brandblusschen geschieden door personen, die gewoon zijn hunne handen te gebruiken, hetgeen van de personen die hier bedoeld worden niet kan gezegd worden. En als het nu in eene gemeente als deze niet mogelijk is personen te krijgen, die volkomen met het van hen gevorderd wordend werk vertrouwd zijn, moet men toch trachten zoodanige lieden te krijgen die niet in den weg loopen, hetgeen, zoo als spreker door een voorbeeld bewijst, somtijds het geval is. De heer W. A. van Hoek merkt op, dat de laatste spreker te veel en dus niets bewijst. Hij trekt te velde tegen het systeem der verordening, doch dat systeem wil nu eenmaal algemeenen dienstplicht, zoodat de bemanning der spuiten niet uitsluitend kan worden gebracht ten laste van hen die hunne handen kunnen gebruiken. Men moet dus hebben menschen bezield met goe den wil en zoo zij dien niet hebben, moeten zij zich van den dienst afkoopen of een plaatsver vanger stellen. Zou het niet schromelijk onbillijk zijn personen, als bedienaars van den godsdienst, vrij te stellen van iets wat ten algemeenen nutte noodig is, wanneer, zoo als hier, naar sprekers meening, het bewijs dat zij door hunne betrek king recht op vrijstelling hebben, niet is geleverd De beraadslaging gesloten zijnde, wordt het amendement met 13 tegen twee stemmen, die van den voorsteller en den heer Nagtglas, verworpen. Bij de voortgezette behandeling der verordening wordt door den heer Jeras een amendement inge diend om afkoop van den dienst te doen verval len. De voorsteller grondt dit amendement erop dat dewijl bjj de militie en bij de schutterij alleen plaatsvervanging bestaat, de afkoop bij de brand weer eveneens onnoodig is. Het komt hem voor dat het eene verkeerdheid is dat het gemeente bestuur zich inlaat met het remplaceeren. Wijl de verordening aan het bestuur over de brand weer het recht toekent om de geschiktheid van den plaatsvervanger te beoordeelen, zal dit bjj plaatsvervanging wel zorgen dat gezonde per sonen worden aangenomen en kan het gemeente bestuur er buiten bljjven. De heer J. A. van Hoek is tegen dit amende ment. Hij wil gaarne met een bestaanden toe stand breken, wanneer het blijkt dat die slecht werkt. Doch dat is hier z. i. het geval niet. Ook het verkeerde beginsel ziet spreker niet in. Waarom zal men nu, wanneer niet gebleken is van eenigen last, een nieuwen toestand scheppen Men heeft gemompeld dat het gemeentebestuur min der uitkeert aan de plaatsvervangers dan de personen die zich van den dienst afkoopen betaalden, maar dit is, gelooft spreker, een misbruik waaraan de gemeente zelf schuld heeft en is dat het geval dan kan dit terstond ophouden. De heer W. A. van Hoek is het niet eens met den vorigen spreker 't komt hem voor dat de verordening slecht werkt; bjj sommige spuiten is het aantal manschappen te gering, hetgeen een gevolg is van het zoo even genoemde misbruik't beginsel is ook verkeerd. Men brengt den last, die op de ingezetenen rust, over op de gemeente; nu reeds kan deze geen voldoend aantal bedienden krijgen dan tegen 't bedrag dat voor afkoop wordt betaald, doch wat te doen als de markt rjjst wie waarborgt dan der gemeente de plaatsver vangers'? Het beginsel, dat de man die dienen meisje en zonder vaarwel te zeggen ging zij vlug om het hazelnotenboschje heen, en snelde den weg naar het Freuleshuis op. Albert wilde haar volgen, maar zij was reeds in huis en sloot de deur achter zich dicht. V. Albert voelde zich zonderling aangedaan toen hij weer alleen was. De herinneringen uit zjjn kindsheid, die gisteren opgewekt waren, hadden een geheel nieuwe betrekking tot het tegenwoor dige gekregen. Een ander kindergemoed had zijn spel voortgezet en hem zelf met een liefderijk aandenken daarin opgenomen. Hoe gaarne zou hij het jonge meisje bjj hare bekentenissen in de rede gevallen zjjnwant het stuitte hem tegen de borst om zich achter zjjn stilzwjjgen te verbergen, terwijl zjj van hem sprak en toch had hjj het niet gewaagd hare buitendien reeds schroomvallige mededeelingen te storen, of wellicht af te breken. Hoe was het bloed hem naar het hoofd gestegen, toen zij van den blonden Albert sprak op dien hartelijken, kinderlijken toon en daarbjj stonden zjj tegenover elkaar, gerijpt en beproefd door het leven; want ook het jonge meisje had karakter gekregen, vrooljjk en zelfstandig, onderworpen, on verschrokken, ondanks het harde lot van haar jeugdig leven. Het ware ongeluk loutert en ver sterkt. De verschijning van het jonge meisje wekte geen gevoel van medelijden, of liet geen moet zelf voor een plaatsvervanger zorgt, is zuiver en het voordeel van betaalde personen in dienst te krijgen staat geljjk. Gaarne zou de heer Yan Hoek ook de meening van den voorzitter van het bestuur over de brandweer ten dezen vernemen. De heer Tak zegt te moeten bekennen dat de verordening op dit punt slecht gewerkt heeft. De verordening gaf recht tot afkoop en ofschoon het dag. bestuur wist dat zeer vele plaatsen onver vuld waren bij de spuiten, is nooit eene ernstige poging aangewend om dit te verbeteren. Yan de persoon die zich afkocht ontving het gemeente bestuur 10 en aan den plaatsvervanger werd 6 aangeboden, waarvan het gevolg was dat velen daarvoor niet wilden optreden. Sedert spreker bjj de brandweer is, is hierin een gunstige wijziging gekomen. Het bestuur over de brandweer heeft met den burgemeester over de zaak gesproken en dezer dagen heeft eene oproeping in de courant plaats gehad, waarbij plaatsvervangers voor 10 worden gevraagd, 't Bestuur over de brandweer stelt zich voor, voor die som wel j)ersonen te zullen krjjgen, want de groote quaestie was dat bij den werkman, die wist dat 10 betaald werd, weinig lust bestond voor 6 te dienen, tengevolge waarvan 4 aan de gemeentekas ten beste kwam. Werd het systeem van mr. W. A. van Hoek gevolgd dan ware het voor de brandweer veel gemakke- Ijjker, doch zou het voor de burgerij, die dienst plichtig is, vooral voor personen die sedert kort in de gemeente wonen, zeer moeilijk vallen plaatsvervangers te vinden. De afkoop strekt dan ook alleen ten gemakke der burgerij en geeft de brandweer niets dan moeilijkheid. Ook de voorzitter ontraadt het amendement. De vergadering vergete niet dat zij zoo even een aan tal vrijstellingen heeft geschrapt, en dat alle onder- wjjzers en personen, door 't publiek gezag aange steld, wanneer zij niet verplicht zijn zich bjj brand op eene bepaalde plaats te bevinden, dienst moeten doen. Een groot misbruik is dus vervallen. Een andere reden is, dat de afkoop een geleideljjke stap is om bezoldigd personeel te krjjgen en gaarne zou spreker zien dat velen, die niet gewoon zjjn handenarbeid te verrichten, den dienst afkochten. Overigens heeft de gemeente-wetgever hetgeen hier is bepaald, aanbevolen. Nadat de heeren J. A. van Hoek en Jeras hunne meening nog nader hebben verdedigd, wordt het amendement in stemming gebracht en met 8 tegen 7 stemmen verworpen. Voor stemden de heeren Yan Berlekom, W. A. van Hoek, Van Leeuwen, Jeras, Tak, Liebert en Van der Harst.) Nadat nog eenige discussie over ondergeschikte punten is gevoerd, wordt door den heer Tak voor gesteld het minimum van de boeten wegens niet vervulling door de bedienden van hun in dienst opgelegde werkzaamheden, het zich in dienst schuldig maken aan misbruik van sterken drank, afwezigheid bjj exercitie of brand en ongepaste gedragingen jegens hunne meerderen, van 1 op 3 te brengen. Uit de toelichting, door den heer Tak gegeven, bljjkt dat hjj eene boete van 1 (het door de commissie voorgestelde minimum) niet voldoende acht, omdat de mogeljjkheid bestaat, dat men zich, met het oog op de lage boete, aan zijn verplich tingen ontrekt. Zjj, die 't niet te nauw met hun plicht nemen en die bij brand soms uren aan hunne werkzaamheden worden onttrokken, zouden er wel eene kleine boete voor over kunnen hebben om afwezig te blijven, en misschien nog goedkooper van den dienst afkomen dan zij die een plaats vervanger stellen. Na discussie, waarbij door den voorzitter, den heer Snouck Hurgronje en den heer W. A. van Hoek erop gewezen wordt, dat het voordragen van een vast minimum in navolging is van hetgeen de algemeene wetgever gedaan heeft en laatstgenoemde zjjne overtuiging uitspreekt, dat de rechter alleen bjj uiterst verzachtende omstandigheden tot het minimum der boete zal afdalen, wordt het amen dement in stemming gebracht en met 9 tegen 6 stemmen verworpen. Behalve de voorsteller stemden de heeren Jeras, Van der Harst, Lutejjn, Ermerins en Nagtglas ervoor. De geheele verordening, alsnu in stemming ge bracht, wordt met algemeene stemmen aangenomen. gedachte om haar te helpen opkomen en dat maakte haar juist des te aantrekkeljjker. Zoo bleef hjj ook stil en in zich zelf gekeerd, toen de heer Weinhold van zjjn rit terugkwam en toen hij later met hem en den heer Börsheimhet middagmaal gebruikte. Deze was terstond na de beurs weggereden en de beide oudere heeren wis selden, schjjnbaar zeer vrooljjk, allerlei kwinksla gen, doch bljjkbaar niet tot genoegen van den rijken koopman, die het beschermende airdat hij aangenomen had, niet te pas kon brengen en wien de half spotachtige gemeenzaamheid van den gullen Weinhold niet zeer aangenaam was in tegenwoordigheid van den jongen man, die dat wel gevoeldeterwijl de tuinbouwkundige het volstrekt niet scheen te merken. Wij hebben reeds in het zweet onzes aan- schjjns gewerkt en plannen gemaakt, ten einde de domeinen van onzen principaal in een paradijs te herscheppen," zei hjj. „Nu", begon de millionair, terwijl hjj in de kamer op en neder liep, »ik ben er benieuwd naar. Is er wat van te maken, dat wil zeggen, iets dat gezien mag worden, iets bjjzonders, iets deftigs Mjjn vrouw is in de grootste spanning en vol ongeduld. Het liefst zou zjj van daag reeds medegekomen zjjn." »In 's hemels naam," riep Weinhold uit, eerst moeten wij alles in orde hebben en wjj moeten beginnen met een hinderpaal uit den weg te ruimen, dat is de eerste voorwaarde voor den geheelen aanleg het Freuleshuis." Thans is aan de orde de verordening op de publieke huizen. Op voorstel van den voorzitter gaat hiertoe de zitting over in eene met gesloten deuren. Na heropening wordt bedoelde verordening zonder beraadslaging of hoofdeijjke stemming vastgesteld. De voornaamste bepal¥ngen ervan zijn de volgende. Als publiek huis wordt beschouwd elk verblijf of gebouw, waar meer dan éene vrouw worden toegelaten om ontucht of ontuchtige handelingen te plegen (z. g. rendez-vous-huhenof waar een of meer vrouwen met dat doel worden toegelaten of voortdurend verblijven (bordeelen). Deze wijziging vindt zijn grond daarin, dat tot dusver de bepalingen der bestaande verordening niet konden worden toegepast op woningen, ge huurd door publieke vrouwen, of die voor haar gehuurd werden, en in welke zij zich aan prosti tutie overgaven. Het bewjjs toch was meestal niet te leveren, dat aldaar gelegenheid verschaft werd om ontucht te plegen. Ook is het begrip van ontucht uitgebreid door de bjjvoeging van ontuchtige handelingen". Met betrekking tot het geneeskundig onderzoek der publieke vrouwen wordt de volgende wijziging voorgedragen. Volgens de tegenwoordige veror dening moet het onderzoek geschieden door een stadsheelmeester. Dit wordt nu facultatief gelaten en kan geschieden door een in deze gemeente practiseerend geneesheer öf, kosteloos, op door de politie aan te wjjzen plaats en tijd. De uitslag van dit onderzoek wordt in een aan de vrouw kosteloos uit te reiken boekje, dat van het photographisch portret van de houdster moet voorzien zijn, aangeteekend. Bjj de redactie der gewjjzigde verordening is rekening gehouden met het eigen belang derpro- stitutées, die onderzoek en behandeling gaarne wenschen, zoo zjj slechts niet in aanraking met de politie behoeven te komen. De vroegere bepaling, dat houders van een publiek huis eene in hunne woning opgenomen vrouw ter zake van schuld of achterstand niet kunnen beletten hunne woning te verlaten, is thans zoodanig gewijzigd dat de houders, onder geen voorwendsel hoe ook genaamd, de vrouwen het verlaten der woning mogen beletten. In plaats van te savonds elf uur wordt de slui ting van de publieke huizen op 's nachts een uur vastgesteld, terwijl het minimum der boete bjj overtreding der verordening van 3 op 1 gesteld is. Alsnu is aan de orde de behandeling van de verordening van algemeene plaatselijke politie. De in het eerste hoofdstuk, handelende over het bouwen en sloopengebrachte wjjzigingen hebben ten doel de vrijheid van bouwen zoo min mogeljjk aan banden te leggen. Ofschoon de commissie voor het ontwerpen der strafverorde ningen niet ontkent dat er ook in deze gemeente vele woningen zijn, die voor de gezondheid na- deelig zjjn geworden, omdat zij op gebrekkige of onoordeelkundige wijze gebouwd waren, kon zij toch niet besluiten tot aanbeveling van zeer uit voerige regelen, geljjk in eene naburige gemeente. Eenige repressieve maatregelen echter hieronder vermeld wenschte de commissie opgenomen te zien, opdat ook hier zoude kunne belet worden, dat woningen, die zonder bouwvallig te wezen, zeer ongezond zjjn, bjj voortduring bewoond worden. Bjj art. la wordt door den heer mr J. A. van Hoek een amendement ingediend, strekkende om de tweede alinea ervan, waarbij bepaald wordt dat bij aanvraag om toestemming tot het stichten, geheel of gedeeltelijk vernieuwen van gebouwen, eene schets in duplo van den stand van den voorgevel en van de gebouwen ter wederzjjde moet worden overgelegd, te doen vervallen. De heer Van Hoek grondt zjjn amendement hierop dat in het artikel de bedoeling ligt, dat van gemeentewege kan worden toegezien dat mooi zal gebouwd worden. Spreker is geen voorstander van officieele schoonheid wat de gebouwen betreft, want al is het mooi, dan zal het toch eentonig zijn, als men steeds den smaak volgt van éen deskundige. Eindeljjk acht hjj de gemeente niet bevoegd. Bij art. 135 der gemeentewet is alleen aan het gemeentebestuur opgedragen het maken De koopman lachte. »Dat zal toch zoo moeie- ljjk niet zjjn, denk ik, al ben ik wel is waar daarom vooral zelf buiten gekomen." »Nu, mjjn waarde, zoo heel gemakkeljjk moet gij die zaak toch niet opnemen", zei Wein hold, »maar wat zou het veel beproefde talent van zulk een beroemd man van zaken niet ge lukken De koopman keek half gevleid, half zegevierend, terwijl hij met de vingertoppen zijn gouden bril verschoof en door de open deur in den tuin keek. »Ik heb wel voor heeter vuren gestaan," zei hjj en wendde zich tot Albert. Wanneer men geheele straten gekocht heeft om af te breken en weêr op te bouwen, deinst men niet voor zulk een stulpje terug. Moeieljjkheden, die op piëteit, vooroordeelen en gewoonte berusten, doen zich altijd voor. Somtjjds is er ook bjjgeloof in het spel, maar geld overwint alles. Maakt ge rust uwe plannen mjjne heeren, alsof het zooge naamde Freuleshuis niet bestond. Daar zal ik wel voor zorgen." De oude Weinhold knipte met de oogen en schudde zacht met het hoofd. »Ja, gij stedelingen," zei hij, »gij kent de taaiheid, de koppigheid en de vooroordeelen niet, die wij buiten bjj eiken stap ontmoeten en die des te hardnekkiger zijn, omdat zij zich sedert eeuwen, van geslacht tot geslacht voortplanten, en dat in alle standen. Een ieder is hier aan zijn plekje gronds gehecht en de grenzen zijner

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 5