N° 119, 125e Jaargang. 1882. 22 Mei. Middelburg 20 Mei. I1 Dit blad verschijnt d a ge 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicilé G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. tot motto. den dood!" MIDDELBUROSdHE li RANT. Evolutie. Het is merkwaardig op te merken hoe som mige denkbeelden, die bij hun eerste verschij ning met afkeer en wantrouwen bejegend, op theoretische gronden bestreden en op practische onuitvoerbaar verklaard worden, in den loop des tijds eene geheel andere beschouwing deel achtig worden. De tegenzin vermindert, doordien de gemeenzaamheid met het denkbeeld grooter wordt. Tegenover de bestrijdende theorie, ver krijgt die der voorstanders een vasten vorm. De practische bezwaren worden hij nadere be schouwing óf ongegrond bevonden óf wel er worden zooveel practische voordeelen in het nieuwe voorstel ontdekt, dat die de gebreken in de schaduw stellen. Dat is in 't algemeen in Nederland de ge schiedenis der uitbreiding van de staats werk zaamheid gedurende de laatste twintig jaren geweest. Nergens misschien had de theorie van 't laisser aller, van 't toezien en laten gaan, zoo vast wortel geschoten, omdat zij nergens zoo met het volkskarakter in overeenstemming was. Zij heeft echter moeten wij sen voor den stroom die van buiten kwam. In de kringen ©nzerrechtsgeleerden en staathuishoudkundigen is het pleit reeds beslecht. Het is thans bezig in steeds grooter wordende kringen der natie dezelfde bewerking te onderga; n. Wel spar telen wij tegen, wel trachten wij, hoog en laag, geleerd en ongeleerd als we zijn, te behouden wat te behouden is, te „redden" uit de „klauwen" van den staat wat wij voor ons zeiven bewaren willen. Vergeblickes Bemühenzegt Heine ergens in zijne Reisebilder. Bine flammende Riesin, schreitet die Zeit ruhig weiterAanhoudend lijft de staat nieuwe terreinen bij zijn gebied in. Op éen na zijn jongste verovering (de jong ste is de pakketpost geweest) was het spaar bankwezen. En nauwelijks is het eerste millioen gevloeid in de kas der rijks spaarbank, of uit deze begint het schema der rijks-levens verzekering zich te ontwikkelen. Nieuw is dit denkbeeld niet. Het is gebo ren in een land waar men tot socialisme min der dan ergens geneigd, maar tevens voor afkeer van practische verbeteringen om bespiegelende redenen uiterst weinig vatbaar is. De minister Gladstone heeft in 1864 de gelegenheid geopend om aan de Engelsche postkantoren polissen van lijfrente en levensverzekering tot een gering be drag te bekomen. Dat is zoo maar dood eenvou dig, sans tambour ni trompette gegaam, zonder dat iemand eraan gedacht heeft Gladstone voor den profeet van het staats-alvermogen uit te maken, en zonder dat er prikkelende vertoogen ge schreven zijn tegen de hydra der staatsmacht, met verzen als Ze zullen ons niet hebben, de goden dezer eeuw Nu, na zeventien jaren, is er een commissie in het parlement benoemd om aan de zaak uitbreiding te geven. Deze stelt voor, aan alle postkantoren, waar spaargeld ingebracht kan worden, ook gelegenheid tot het sluiten van levensverzekeringen open te stellen. De com missie wil het maximum-bedrag der polissen verhoogen; maar de openbare meening, bij monde van een zoo gezaghebbend orgaan als Ihe Economist, dringt aan op verlaging van het minimum-bedrag. Wie zich de uitbetaling van duizenden verzekeren wil, kan bij particu. liere maatschappijen terecht. Het komt erop aan, de gelegenheid gemakkelijk te maken om enkele honderden guldens opgespaard geld in kleine lijfrenten om te zetten. Groote maat schappijen laten zich daarmede niet in, zijn te duur, of dringen niet door in iederen achterhoek ■fvaar de Engelsche post-spaarbank nog hare vertakking heeft. En bovendien wordt voor de spaarpenningen van den armen man geen geringere soliditeit dan die van den staat ver- eischt. Frankrijk heeft reeds sedert 1850 zijn Caisse de Retraite, die voor werklieden bestemd is, doch meest door de lagere staats-beambten ge bruikt wordt. Ook Belgie heeft een staats pensioenfonds voor werklieden. Dat Bismarck in Duitschland niet alleen het werk der levens verzekering op den staat wil laden, maar bo vendien de werkgevers dwingen wil om hun arbeiders en deze laatste om zichzelve te verzekeren, met hulp uit de schatkist indien zij er niet toe in staat zijn, is bekend. Tegen deze laatste plannen komt tot dusver al wat aan persoonlijke zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid waarde hecht, in verzet. Hoe lang zal 't echter duren, eer ook in dit opzicht de gevoelens eene wjjziging oudergaan? Want bestreden denkbeelden rijden snel in onzen tijd, evenals de dooden in Bürger's ballade. Hoe weinig van harte de instemming met de rijks-spaarbank was, is genoeg gebleken uit de jaren die 't gekost heeft haar tot stand te brengen uit de vele redenen die tot op 't laatst toe, uit pure „vriendschap" voor 't volk, tegen haar ingebracht zijn en uit de geniepig heden waarmede men zijn best gedaan heeft om haar de geboorte moeilijk te maken. Zij is er echter nu eenmaal. En thans treedt, een jaar na haar ontstaan, het denkbeeld dat geen in richting beter dan zij in staat is om het tot stand brengen van kleine levensverzekeringen mogelijk te maken, op den voorgrond. Niet van „socialistischen" kant, voor zoo ver die in ons land te vinden is. Het is onze Economistwelke in zijn Mei-nommer Gladsto ne's voorbeeld en de daaraan in Engeland voorgestelde uitbreiding ter navolging stelt. Prof. Van Geer, die in de Vragen des Tijds een meer uitgewerkt betoog van gelijke strekking levert, is zeker geen socialist en teek ent zeer nadrukkelijk protest aan tegen Bismarck's vèr strekkende plannen. De stemmen die zich op den Poolschen landdag, welke onlangs te Am sterdam over het plan tot stichting van een werklieden-pensioenfonds gehouden werd, hoo- ren lieten ten gunste van staats-verzekering, waren even weinig tot socialisme in algemeenen zin geneigd. Men wordt, als het ware zijns ondanks, door de onwederstaanbare macht der feiten gedrongen tot waar men, zonder noodzaak, niet wezen wil. Inderdaad, de heer J. van Zanten jr. heeft in April jl. in de Vr. des Tijds aangetoond dat het pensioenfonds, waarvoor het plan door afgevaardigden uit het Nut en drie andere vereenigingen is opgezet en dat door ons her haaldelijk besproken is, in belangrijke opzich ten te kort zal schieten aan zijn bestemming. De tarieven van het fonds zijn berekend zonder administratiekosten deze moeten uit subsidien gevonden worden. Maar die kosten kunnen niet anders dan hoog zijn, want er moet veel gelegenheid zijn tot het inbrengen van kleine premien. Dit vordert veel tijd en eene omslach tige administratie. Zonder belooning kan die niet gevoerd wordenop den duur haar te vinden uit subsidien zal niet gaande moge lijkheid om haar te bestrijden uit de overwinst is lang niet zeker. Ook de bestaande ven nootschappen kunnen, volgens denzelfden schrij ver, niet genoeg doen. De Levensverzekering- bank te Rotterdam heeft voordeelige tarieven uitgevaardigdmaar speciale agenten voor de werklieden-polissen kunnen daar niet af. Hoe denkt men dan propaganda voor het denkbeeld te maken En zonder die komt er niets van. Dat leert de geringe deelneming, welke de levensverzekering nog onder onze meer ont wikkelde standen vindt, overvloedig. Hoeveel heeft, tegenover deze moeilijkheden, de staat als assuradeur voor Met zijne postkan toren bereikt hij iederen achterhoekin zijne ambtenaren vindt hij agenten, die door eene kleine belooning boven hun traktement voor het werk te interesseeren zijn. Zijn soliditeit staat boven twijfel, en hoe hij propaganda maken kan, dat hebben de twee ijverige direc teuren, die de rijks-spaarbank in gang gebracht hebben, bewezen. Zooveel, wat de practijk betreft. Prof. Van Geer heeft op alleraardigste wijze eene theore tische tegenwerping krachteloos gemaakt. De titel en de aanloop van zijn opstel doen heel iets anders vermoeden dan een betoog over werklieden-pensioen. De Ned. Staatsloterij in gelouterden Vorm heet het. Twee uitvoerige paragrafen worden gewijd aan eene uiteenzet ting van het karakter en den werkkring van het hazardspel, dat onze staat drijft. De ver derfelijkheid ervan wordt aangetoond, op 't voetspoor van onzen G. A. Fokker. Daarna komt, in den aanhef van de derde paragraaf, verrassend deze overgang „Het toeval let bij de toewijzing der prijzen niet op de omstandigheden der spelers in den regel verarmt bet hen, die het minst hebben te missen en geeft slechts zelden den prijs aan hem, die er 't beste gebruik van maken kan. Doch wat zou men zeggen van eene loterij, die de prijzen toekent aan hen, die ze noodig hebben tot verder levensonderhoud en waarin de nieten het deel worden van hen, die geen behoefte meer hebben aan een prijs Zulk een hervorming der staatsloterij wensch ik thans voor te stellen en toe te lichten. Bij deze nieuwe loterij wordt de prijs niet bepaald door het werpen van dobbelsteenen noch door het trekken van een briefjemaar door Aldus werkt inderdaad de levensverzekering voor pensioen. Wie inbrengt, speelt op de kans dat hij een zekeren leeftijd bereikt. Wie wint, trekt meer dan hij ingebracht heeft en meer dan hij, zelf sparende, zou kunnen ver krijgen. Wie niet in de gelegenheid is om te trekken, is door den dood van alle aardsche behoeften ontlast. Zijn inbreng komt zijnen mede-inbrengers ten goede. De vergelijking is vernuftig gevonden. Wij willen niet onderzoeken of de tegenstelling misschien niet, gelijk prof. Van Geer even op werpt, „meer zonderling dan juist" genoemd zou moeten worden. Zooveel lijkt ons echter onbetwistbaar, dat wanneer men tot dusver de bevoegdheid van den Nederlandschen staat niet ontkend heeft om een hazardspel te drijven tot stijving zijner kas, en gelijk de verstokte voorstanders der loterij beweren, tot beteu geling en besturing der zijnen onderdanen in- geschapene speelzuchtdat dan nog veel minder zijn recht betwist kan worden om een ander kansspel op te zetten, dat niemand kwaad doet, dat niet op eene slechte, maar op eene der goede eigenschappen van den mensch ge grond is, en dat in zoo verre zeer stellig in 't eigen belang van den staat gedreven wordt, dat het de armoede helpt bestrijden, den last der armverzorging verlicht en tevredener burgers kweekt. Aan de gronden, door de voorstanders der staats-levensverzekering aangevoerd, zou veel meer te ontleenen zijn. Met name zouden wij ook, indien volledigheid ons doel was, melding moeten maken van het vlugschrift, door mr. E. Bergsma, te Amsterdam, aan het werklieden pensioenfonds gewijd. Deze wenseht door het wettelijk gezag de werkgevers te verplichten voor hunne werklieden zorg te dragen, en medewerking van den staat, op verschillende wijzen, voor de vorming en de werkzaamheid van een pensioenfonds. Wij stellen ons echter tevreden met de aandacht onzer lezers op al deze betoogen te vestigen, overtuigd dat het aan overweging en gevolgtrekking daarna niet ont breken zal. Dat is de gewone gang der „evo lutie" in het rijk der denkbeelden. Eerst on bekendheid daarna bestrijdingvervolgens overwinning. Wat bestreden wordt, is dus op den goeden weg. Voor ons is het niet twijfel achtig meer, of het vraagstuk van het werk lieden-pensioen, voor zoo ver het niet van de werklieden zelve afhangt en voor oplossing vatbaar is, vindt zijne beste oplossing in de staats-levensverzekering. londen19 Mei. Heden namiddag om streeks 4 uren barstte een zware brand uit op de pier te Queenboro. In korten tijd stond de ge- heele landingplaats in lichte laaie, en werd de mailboot Prins Hendrik, die daaraan gemeerd lag, ernstig bedreigd. Met groote inspanning gelukte het aan de opvarenden dit schip, hoewel belang rijk beschadigd, op een veilige plaats te brengen. Een mede daar liggende Engelsche schoener ver brandde totaal, doch de opvarenden werden gered. Een vroegtijdig passagier aan boord van de Prins Hendrik, die achterop had zitten dutten, sprong over boord en werd later halfdood opgevischt. De passagiers zullen vooreerst over Dover ver voerd worden, dewijl de aanlegplaats geheel ver nield is. De oorzaak van den brand is onbekend. De vlammen woedden met eene onbegrijpelijke snelheid voort. De passagiers bestemd voor de Prins Hendrik zijn heden morgen te half acht met de stoomboot Samphire, over Dover, te Ylissingen aangebracht en hebben dus nog tijdig hun reis kunnen voort zetten. De boot, die gisteren avond van Vlissingen vertrok, is mede naar Dover gedirigeerd, zoodat ook hare passagiers op den bepaalden tijd te Londen zijn aangekomen. Naar wij vernemen heeft de heer m'. G. N. de Stoppelaar de benoeming aangenomen tot eere voorzitter der commissie, voor eene in Februari 1883 alhier te houden tentoonstelling van voor werpen door den werkman vervaardigd. Deze tentoonstelling, uitgaande van de Werkmansveree- niging alhier, zal in het gebouw dier vereeniging gehouden worden. De -herhaaldelijk aangekondigde voordracht van den heer Meng te Goes heeft eergisteren avond plaats gehad. Een kleine vijftig toehoor ders waren opgekomen, waaronder een paar dames. Hij gaf eenige gedachten ten beste over »de bron der zeden" en bestreed de meening dat het gods dienstig geloof eene bron van zedelijkheid en geluk zou wezen. De Goesche Ct. spreekt aan het slot van haar verslag een oordeel uit, waaraan wij 't volgende ontleenen. »Over het geheel zijn wij teleurgesteld, of liever is de heer Meng ons tegengevallen. Een leidende gedachte ontbrak aan zijne voordrachthij sprong van den hak op den tak, wat een getrouw weer geven van het geheel hoogst moeilijk maakt. Alles deed ons denken aan een pogen om Multatuli na te volgen, terwijl taal en stijl met die van onzen grooten denker niet te vergelijken waren. Nieuws hoorden wij niet, maar wel veel algemeen heden. Bovendien werd op al te ruwe en belee- digende wijze ingegrepen in het zieleleven van andersdenkenden, dié ons geteekend werden als caricaturen en met te sterke kleuren toestanden geteekend, die er ja zijn, maar toch ook tot de uitzonderingen behooren. »In ieder geval verheugen wij ons, dat wij eens met den veelbesproken heer Meng kennis gemaakt hebben. »Wjj weten nu dat hij zich, evenals zoovelen, in wie hij dit ten sterkste afkeurde, scherpe, ja zelfs grove uitvallen jegens andersdenkenden ver oorlooft. Dien weg te verlaten zal in het belang wezen van de goede zaak, die hij meent voor te staan. Beschaafde en gekuischte taal zal meer indruk maken, dan ruwe bespotting". AardenBnrg, 19 Mei. Door de stemhebben de ingelanden van dep Biezenpolder en door die van den polder Bewester Ede-bezuiden St. Pie- tersdijk, is in de heden alhier gehouden verga deringen besloten geen subsidie te verleenen voor den aanleg en de exploitatie van een stoomtram Breskens-Maldegem. Aanstaanden Maandag wordt dezelfde zaak be handeld in de vergadering van den Beooster Eede polder. Wij vertrouwen dat de ingelanden van dien polder, die eene grootte heeft van 1250 H. A,, door het toestaan van de gevraagde subsidie zul len toonen dat zij belangen van ons district beter weten te behartigen. Z. M. de koning en de koningin zijn met het prinsesje en gevolg naar Arolsen vertrokken. Z. M. heeft dus gemeend niet te moeten wachten met zijn vertrek, totdat een einde is gekomen aan de ministerieele crisis. Het vermoeden ligt voor de hand, dat de zaak vooreerst sleepende' zal worden gehouden. Naar men verzekert is de heer Van Goltsteip' nu werkelijk naar Ems vertrokken. Het land sleept zich intusschen, door de wet

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 1