N° 109. 125e Jaargang. 1882. Dinsdag 9 Mei. Het Conversie-votum. Benoemingen en "besluiten. Onderwijs. Oil blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent; Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor liet Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. Middelburg 8 Mei. Het spreekt van zelf, dat het debat in de tweede kamer voor een groot deel geloopen heeft over de vraag, of de strekking der circu laire door de thans aangenomen verklaring der kamer met jqistheid werd wedergegeven. De WIIMLKHIUiSCIIK COURANT. Zoo ver wij hebben kunnen nagaan, heeft nog geen onzer liberale bladen, anders dan misschien in hun dagelijksch kameroverzicht, eenige beschouwing gewijd aan de beslissing der tweede kamer in zake het conversie- vraagstuk, of aan het daarop gevolgd verzoek om ontslag van den minister van koloniën. Er bestaat reden tot verwondering over dat stilzwijgen. Wanneer toch het votum van den 3n Mei iets beteekent, dan is daarmede besloten tot de hervatting eener sedert eenige jaren ach terwege gebleven actieve liberale koloniale politiek, in tegenstelling van het door den heer Van Goltstein in practijk gebrachte passieve stelsel, dat slechts eene uiterst langzame, zoo niet onmerkbare, ontwikkeling der vöor jaren gelegde vrijzinnige grondslagen gedoogde. Hoe is het te verklaren dat de liberale openbare meening aan deze gewichtige gebeur/enis geen aandacht schenkt Is zij ermede verlegen Of hecht zij aan het votum niet de beteelcenis, welke het schijnt te bezitten Wij willen beproeven een antwoord op deze vragen te vinden. Eene eenigszins duidelijke ontwikkeling van het conversie-vraagstuk is binnen de grenzen van een dagblad-artikel niet mogelijk. Genoeg zij dus hier eene korte herinnering aan enkele datums en feiten. Het ontwerpen van bepa ling van den overgang van gemeentelijk grond bezit op Java in persoonlijken eigendom, werd in 1872 ter hand genomen door de heeren Der Kinderen en Levyssohn Norman. In 1874 deed deze laatste, op last van den gouv.-generaal Loudon, zijne bekende reis over Java, waarvan het erkende doel was een voortgezet onderzoek naar den stand van zaken, doch de gebleken uitwerking eene beweging ten gunste van de conversie, welke in sommige streken, gelijk tijdig met de aankomst van den heer Levys sohn, zich bij de bevolking scheen te open baren. Een telegram van den minister Van Goltstein maakte op den 4 November aan deze reis een eindebewoog den heer Loudon tot het nemen van zijn ontslag en deed tevens alle openbaring van eenige geneigdheid tot conversie bij de bevolking, tot op den huidi- gen dag, ophouden. In 1874 '75 en '78 werden in Indië weder voorschriften tot regeling ont worpen of door nieuwe onderzoekingen voor bereid. De slotsom van al dezen arbeid werd in 1880 aan den inmiddels weder opgetreden minister Van Goltstein overgelegd. In antwoord daarop, meende deze niet te moeten overgaan tot het vaststellen eener verordening, maar tot het uitvaardigen eener circulaire aan de Euro- peesche ambtenaren, waarin hun eene gedrags lijn, zoowel bij zich voordoende geneigdheid tot conversie, als tot bevordering eener geleidelijke en natuurlijke ontwikkeling van den gemeen- schappelijken tot den persoonlijken eigendoms- vorm op Java, werd voorgeschreven. Dit was de kabinets-circulaire, aan welke de gouv.-gen. Van Lansberge den I5e» Aug. 1880, op last van den minister, zijn naam geleend heeft; van welke de kamer op den 3e* dezer verklaard heeft, dat zij „belemmerend werken zal op de vrije uitoefening van het recht der bevolking, om voor haar grondbezit den vorm te kiezen waaraan zij de voorkeur geeft"; en welke al- zoo de rechtstreeksche oorzaak is geweest dat de heer Van Goltstein voor de tweede maal van het beheer over de Nederlandsche koloniën afstand heeft gedaan. minister van koloniën heeft dit stellig ontkend Zijn doei, verzekerde hij, is geenszins geweest de conversie te „belemmeren," maar haar voor te bereiden en mogelijk te maken. Hervor mingen, in den geest van vermindering der heerendiensten, gelijk de minister nog vóór korten tijd door de afschaffing der persoonlijke en pantjen-diensten tot stand had gebracht, waren onvermijdelijk noodig, wilde de agrari sche hervorming, welke men beoogt, niet het karakter eener omwenteling aannemen. Zoo lang dat niet geschied is, mag bet vraagstuk der conversie niet als rijp beschouwd worden en heeft dus de regeering, al eerbiedigt zij de viijbeid der bevolking, niets te verordenen. De bestrijders van den minister beweerden dat de circulaire geen andere uitwerking kon heb ben dan de „sympathieke onzijdigheid", die de plicht der regeering was, te doen overgaan in eene onwelwillende terughouding. Het verdient echter opmerking dat ook beoordeelaars, welke volstrekt niet van de conversie afkeerig zijn en eene actieve politiek tot bare bevordering ver langen, zoo als de heeren W. van Dedem en Keuchenius in de tweede kamer, Bergsma en Bachiene in het Indisch Genootschap, mede verklaard hebben dat zij in de circulaire niet de bedoeling tot het „belemmeren" der bewe ging hebben kunnen zien. Bij dit verschil van lezing behoeven wij te minder stil te staan, dewijl de strijd niet slechts liep over de woorden en de bedoeling der circulaire, maar ook over de uitwerking die zij bij de Indische ambtenaren te weeg gebracht moet hebben en deze verschillen moet, naar mate men zich die ambtenaren als meer of minder zelfstandig, gedwee en onpartijdig voor stelt. Voor ons doel, de beoordeeling der politieke beteekenis van het votum van 3 Mei, is bet voldoende dat de minister Van Goltstein verklaard heeft geen tegenstander der conversie te zijn dat hij beloofd heeft voor de voorbe reiding der conversie (op z ij n manier natuur lijk) werkzaam te zullen blijvenen dat hij zich beroepen heeft op de afschaffing der pautjen- en persoonlijke diensten, ten bewijze dat het hem ernst was met die belofte. Deze verklaringen geboord hebbende, heeft de kamer, bekend met de veeljarige anteceden ten van den heer Van Goltstein als koloniaal staatsman, bij hare afkeuring over zijne regee- ringsdaad van 15 Augustus 1880, nog deze uitspraak gevoegd «dat de spoedige uitvaardiging eener algemeene veror dening, waarbij dat recht (der bevolking om voor haar grondbezit den vorm te verkiezen waaraan zij de voorkeur geeft) uitdrukkelijk erkend en bevestigd, en de uitoefening daarvan mogelijk gemaakt en geregeld wordt, meer dan ooit een eisch is geworden van goede staatkunde en van rechtvaardigheid." Wanneer wij nu terugkeeren tot onze in den aanhef van dit opstel gestelde vragen, dan moet ons antwoord op beide toestemmend lui den. De liberale openbare meening kan niet anders dan eenigszins verlegen zijn met de taak, welke door het votum van 3 Mei aan het ministerie Van LijndenModderman wordt opgelegd. Zij weet, dat van dit kabinet geen actieve politiek, zoo min op koloniaal als op eenig ander gebied, te verwachten is. Ook houdt zij zich overtuigd dat voor eene actieve liberale politiek, op welk gebied ook, op dit oogenblik geen levensvatbaar kabinet is samen te stellen. Dus kan zij in de uitspraak der kamer, hetzij de heer Van Goltstein alleen, hetzij de andere ministers met hem aftreden, voor haar wenschen en streven geenerlei voor deel zien. Ook kan de liberale openbare meening aan het votum van 3 Mei niet de ernstige betee kenis hechten, welke het oppervlakkig schijnt te hebben. Zij weet dat de uitspraak niet door uitvoering kan gevolgd worden. Zij ver moedt met allen schijn van grond, dat andere redenen dan die welke in het openbaar uitge sproken werden, de wezenlijke oorzaken zijn van de jongste politieke gebeurtenis. Het is haar bekend, dat de heer Van Goltstein sedert lang de gewilde persoon niet bij ons parle ment is. Zijn ministerieel leven is een lijdens geschiedenis geweest. De hardnekkigheid waarmede hij den gouverneur van Suriname de hand boven het hoofd gehouden en de in voering van bet burgerlijk bestuur in Atjeh met zijne verantwoordelijkheid gedekt heeft, heeft den heer Van Goltstein als een gouver nementeel man bij uitnemendheid, maar tevens als een minister, die aan do welwillendheid van het parlement niet bijzonder hecht, doen uitkomen. De vijandige houding door den mi nister tegen generaal Van der Heijden aange nomen, heeft die gevoelens van afkeevigheid bij velen doen stijgen tot eene stellige begeerte om den heer Van Goltstein uit den weg te ruimen. Aldus redeneert de liberale meening en, om aan het politieke leven eene beeldspraak te ontleenen, zij gelooft, dat even als soms hoofdstukken der staatsbegrooting om redenen daarbuiten worden afgestemd, zoo ook het zwaarwichtige conversie-votum, om redenen daarbuiten gelegen, is aangenomen. Zij kan er te minder eene tot uitvoering bestemde uit spraak in zien, wanneer zij iet op de kleine meerderheid, met welke het votum is aange nomen, die nog kleiner zou zijn, indien niet eenige anti-liberale zetels in de kamer toe vallig onbezet waren geweest. Zij kan moeilijk gelooven aan den ernst van het laatst uitge vaardigd programma van actief liberale koloniale politiek, wanneer zij ziet dat van de liberale partij bij deze gewichtige gelegenheid 7 leden, de heeren Roëll, Patijn, W. van Dedem, Bas- tert, Van Delden, Van der Linden en Cremers, zich afgescheiden hebben en de heer Keuche nius, die niet tot de partij van het behoud, althans op agrarisch-koloniaal gebied gerekend kan worden, met de geheele antirevolutionaire gauche en droitezich tegen de liberale motie verklaard heeft. Deze zijn, naar 't ons voorkomt, de redenen welke de liberale openbare meening in den lande beletten zich duidelijk uit te spreken. Of zij door ware dan wel door drogredenen zich laat leiden, de gebeurtenissen zullen 'tons leeren. Wat eindelijk den heer Van Goltstein be treft, komt bet ons voor dat zijn aftreden van politiek doorzicht getuigt. Hij was er vol strekt niet toe genoodzaakt. De „verordening" die van hem verlangd werd, was naar 't ge tuigenis van vriend en tegenstander der con versie, een werk van zoodanigen omvang, dat hij gerust de motie naast zich had kunnen neerleggen, en met de gebruikelijke verzeke ring dat hij „zich onledig hield" met hare uitvoering, een jaar of wat ministerieelen levens kunnen doorbrengen. Maar voorziende dat zijne dagen als minister geteld waren, gaf hij er de voorkeur aan voor een beginsel te vallen, overtuigd dat voor zijne bestrijders hunne overwinning minder vrucht zou dragen dan voor hem zijn terugtocht. I In eene Zaterdag door de commissie der dezen zomer te Goes te houden Zeeuwsche tentoonstelling voor nijverheidenz. gehouden algemeene verga dering waren vertegenwoordigers uit Breskens, Colijnsplaat, Goes, Hoedekenskerke, Hontenisse, Middelburg, Ter Neuzen, Vlissingen, Wemeldinge, Wolfaartsdrjk, Yerseke, Yzendijke en Zierikzee aanwezig. Na een welkomstgroet van den voorzitter, den heer Z. D. Yan der Bilt Lamotthe, werd o. a. mededeeling gedaan van het aanvankeljjk succes, dat de vorming van een garantie-fonds ondervindt, en van het toenemend aantal inzendingen, waarin de commissie zich mag verheugen. Op daartoe gedaan verzoek hadden zich bereid verklaard tot kosteloos vervoer van de voorwerpen, voor die tentoonstelling bestemd, de directiën van a. De Middelburgsche stoomvaartmaatschappij, van alle Zeeuwsche stations naar het Catsche veer. b. de stoomboot Walsoorden-Ylake; c. den provincialen stoombootdienst op de Wester-Schelde. De directie der stoomboot Admiraal de Ruijter geeft 50 pet. reductie op de vrachtprijzen, terwijl de staatsspoor kosteloos vervoer toestaat van de niet verkochte voorwerpen, die weer naar hunne bestemming worden teruggezonden. Het comité van uitvoering deelde mede, dat het plan bestaat zoo mogelijk de tentoonstelling 1 Juli te openen. De voorwerpen zullen dus ongeveer half Juni moeten worden ingezonden. Gelegenheid tot aangifte bestaat nog tot 15 Mei, terwijl die na dien tijd slechts openstaat op voorwaarde dat er voor de bewuste voorwerpen nog plaats beschik baar is. Zooals men weet zijn voor den wedstrijd ver schillende prijzen uitgeloofd. Thans zijn ook voor de tentoonstelling minstens vier medailles beschik baar gestéld, toe te kennen aan inzendingen, welke in het geheel niet aan den wedstrijd deelnemen en uitsluitend de tentoonstelling betreffen. Z. K. H. de prins van Oranje heeft eene som van f 50 voor het uitloven eener medaille be schikbaar gesteld. Dat alles geeft ons aanleiding om nog eens hen die achterbleven, aan te sporen ook in hun eigen belang, nog deel te nemen aan deze provinciale tentoonstelling. Tot 15 Juni hebben zij nog tijd voor inzending maar zij moeten dan vóór 15 Mei toezegging daar van doen, willen zij zeker wezen van een behoor lijke plaatsruimte. Uit Konstantinopel wordt geseind, dat aldaar op den vierden Mei is aangekomen het Neder landsche oorlogsschip Het Zilveren Kruis, met het buitengewone gezantschap aan boord dat be last is met de overbrenging van de insigniën der orde van den Ned. Leeuw aan den sultan. De twee andere schepen, die Het Zilveren Kruis ver gezelden, zijn in de Dardanellen gebleven. Door den voorzitter van het waterschapsbestuur De binnenpolder van Baardwijk was beroep inge steld tegen het besluit van gedep. 'staten van Noord-Brabant, waarbij hem ontheffing geweigerd werd van het verbod vervat in art. 3 n° 9 der drankwet. Dit beroep is door den minister namens den koning afgewezen. Het curatorium der Thorbeclce-stichting heeft in zijne vergadering van 6 Mei besloten, den eereprijs, welke volgens het statuut der stichting kan worden toegewezen aan auteurs van geschriften over on derwerpen van rechtswetenschap, staatswetenschap, sociale wetenschap en politieke geschiedenis, toe te kennen aan den hoogleeraar dr. P. J. Veth, voor zijn werk: Java, geographisch, ethnologisch, historisch. In eene plechtige openbare vergadering, te houden in het begin der maand Juni, zal de eereprijs worden uitgereikt. De andientie van den minister van oorlog zal op Donderdag den Hen Mei a. niet plaats hebben. Liefhebbers van een uitstapje naar Nijmegen's schoone streken maken wij opmerkzaam op de wedrennen, welke blijkens achterstaande adver tentie, op Donderdag den 15en Juni a. aldaar vanwege de Ned. Harddraverij- en Ren-vereeniging gehouden zullen worden. De gelegenheid belooft zeer gunstig en het schouwspel hoogst belang wekkend te zijn. Met ruim twee honderd man wordt met kracht aan het in orde brengen dei- baan gearbeid. Extra-treinen zullen de bezoekers naar het terrein brengen en de samenkomst van een groot aantal bezoekers uit alle oorden des lands, gepaard aan de schoone omgeving en het schilderachtig geheel van een wedren, beloven het uitstapje tot een waar feest te maken. onderwijs. Op verzoek, eervol ontslag verleend als schoolopziener in het arrondissement Tiel aan B. Wijnhoff. burgemeesters. Benoemd: tot burgemeester van Zuidwolde J. Pottinga Sz.; van Heeswijk A. L. Pesten, van Lisse H. C. Schuyt van Castri- eum, van Vrijenban. C. D. Vreede, allen secretaris dier gemeententot burgemeester van Kattendijke G. J. van den Bosch. BEEASTiNGEN. Benoemd tot ontvanger der dir. bel. enz. te Sliedrecht c. a. H. A. Essers, ontv, te Alkmaar, buitengemeenten. examencommissien. Benoemd tot lid der com* missie belast met het afnemen van het examen ter verkrijging der akte als hoofdonderwijzer en onderwijzereste Breda, J. Vermeulen, leeraar aan de R. H. B. S. te Middelburg; te 's Gravenhage, W. J. Wendel, directeur der rijkskweekschool voor onderwijzers te Middelburg. De gemeenteraad van Groningen heeft be sloten tot opheffing der aldaar bestaande burger*

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 1