N° 94.
125® Jaargang.
1882.
V rijdag
21 April.
FEUILLETON.
SCHULD EN BOETE,
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs /per|3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke ndmniers zijn verkrijgbaar a 5 Cent;
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité 6. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz.
Middelburg 20 April
MIDDELBIJRGSGHE (COURANT.
De heer J. N. Bastert, lid der tweede kamer,
antwoordt in het Utr. Dagblad (N°. 106) op het
geen in ons nommer van den 15ea dezer tegen
hem is ingebracht. Zijn antwoord luidt als volgt.
»Iemand ik weet niet of het een vriend,
dan wel een tegenstander is heeft mij de
Middeïburgsche courant van 15 April doen toeko
men, waarin sympathie betuigd wordt, in het al
gemeen, met den inhoud van mijn opstel, geplaatst
in het Utr. Dagblad van 13 dezer. Het slot dier
aankondiging evenwel, bevat eene zeer scherpe, ja
bijtende critiek van mijne laatste zinsnede en,
ofschoon men hier, naar parlementair spraakge
bruik, bijna met een persoonlijk feit te doen heeft,
meen ik de welwillendheid van de redactie van
het Utr. Dagblad te moeten inroepen, om de ver
denking te ontzenuwen, die op mijne beginselen
wordt geworpen.
»De laatste zinsnede van mijn betoog, luidde
als volgt: »Intusschen verwondert het mij, dat
de redactie van de Vragen des Tijds, waarvan de
griffier der tweede kamer lid is, het besproken
opstel in haar tijdschrift heeft doen opnemen."
Mijne verwondering, zegt de Midd. Ct, is»eene
zuivere comedie". En om die uitspraak te staven,
beroept zich het blad op de stukken die vroeger,
let op dit vroeger in de Vragen des Tijds
zijn opgenomen. »Het kan dus het kamerlid B.
om niets anders te doen zijn," zegt de Midd. Ct,
»dan om den griffier der tweede kamer in zijne
hoedanigheid van redacteur der Vragen iets on
aangenaams te zeggen, dat hem mogelijk in zijne
offieieele qualiteit kwaad zal kunnen doen
»En nu deze malicieuse intentie uitgesproken
is, wordt mijne houding als deloyaal gebrandmerkt,
en gebracht ten laste van den godsdienst, waar
van ik de verdediging op mij zou hebben genomen.
Wanneer ik zoowel tegen de beschuldiging als
tegen de conclusie opkom, dan is het mij te doen
om niet verkeerd verstaan en niet verkeerd be
oordeeld te worden. Ik ga daarbij uit van de
stelling, dat ieder de beste uitlegger is van zijne
eigene woorden.
»Wat mij nu verwondert is, dat een blad van
den eerbiedweklcenden leeftijd van 125 jaren, zoo
haastig en daardoor zoo onjuist is in zijn oordeel.
Men mag niemand van malicieuse intentie be
schuldigen, zonder afdoend bewijs en zonder het
audi et alteram partem toe te passen.
»Yoor mij is de hoogste staatsbetrekking die
door de tweede kamer wordt begeven, van dien
aard, dat daarop toepasselijk is, het: noblesse oblige.
Voor mij is het niet volkomen correct in die hooge
betrekking werkzaam te zijn, en te bevorderen de
verspreiding van meeningen, zoo gekant tegen den
godsdienstigen zin van ons volk, als die van den
heer Frowein. Deze opvatting moge naar .som-
miger oordeel op verouderde begrippen berusten,
niemand kan er jegens mjj een grief van maken,
9
door Johnny Ludlow.
EERSTE DEEL.
En dat was het einde van die rampzalige zaak
zooals Duffham in zijn dagboek zegt voor
zoover zij de familie Chavasse betrof. MaryLayne
bleef gedwongen nog een week of drie in huis en
Mylady maakte veel werk van haar, ging dage
lijks met haar uit rijden en zei tot hare vrienden,
ten aanhoore der dienstboden en der medelijdende
Hester Pieker, hoe jammer het was dat het on
gunstige wêer zulk een nadeeligen invloed op de
zwakke gezondheid van Miss Layne had gehad
en dat zij vreesde dat zij haar zou moeten laten
heengaan om verandering van lucht te zoeken. Mary
onderwierp zich aan alles. Zjj was in zulk een
geknakten toestand, dat als Mylady verlangd had
dat zij zich op den brandstapel zou laten om
brengen, zij het gewillig gedaan zou hebben.
Mylady had samenkomsten met mevrouw Layne
en met Duffham (die toen weer beter was) en
met zijn broeder Lukas. Na verloop van drie
weken kwam Elisabeth Layne, volgens afspraak,
op de hoeve en werd met Mary in het eigen
pijtuig van Mylady naar het station gebracht, op
dat zij bij mij bestaat en dat ik haar uitspreek.
»Wat er vroeger in de Vragen des Tijds
heeft gestaan, doet hier niets ter zake. De heer
Veegens was toen geen griffier der kamer. Maar
sedert de heer Yeegens deze betrekking naar
ik meen tot aller genoegen vervult, heb ik
dergelijke artikelen niet in de Vragen des Tijds
gelezen. Zijn ze er in opgenomen, dan zijn mij
die stukken ontgaan.
»Wel verre van met de intentie geschreven te
zijn, om een hooggeplaatst ambtenaar »iets onaan
genaams te zeggen," of kwaad te doen," ligt,
dunkt mij, voor ieder, die nadenkt, de practische
zijde van mijne opmerking voor de hand. Of de
heer Veegens zou, wegens de hooge betrekking
door hem bekleed, kunnen afzien van de redactie
van de Vragen des Tijds, öf die redactie zou,
met het oog op dat lid in haar midden, bedacht
zaamheid kunnen aanwenden, bij de opneming van
artikelen.
»Beteekent mijne opvatting niets, ligt daarin
voor de Middeïburgsche Courant, geen beginsel,
ik zal er met dat blad niet over twisten; maar ik
moet mij verzetten tegen de verdenking, door niets
gemotiveerd en door niets te motiveeren, als zou
ik de gewraakte zinsnede geschreven hebben om
een zeer gewaardeerd ambtenaar »iets onaange
naams te zeggen," en »kwaad te doen."
Vervalt de beschuldiging, dan vervalt ook de
conclusie, die daarop gebaseerd is.
»Het staat bij mij vast, dat ook bij verschil
in opvatting de heer Yeegens zelf dien boos-
aardigen toeleg niet gevonden heeft in mijne
slotopmerking, dien de verslaggever van de Middeïb.
Courant, daarin ten onrechte meent ontdekt te
hebben.
»In ieder geval durf ik na deze verklaring met
alle gerustheid de vraag onderwerpen, aan het tot
oordeelen bevoegde publiekwie meer de humani
teit heeft geschonden met zijne slotopmerking
de Middeïb. Courant te mijnen opzichte, of ik
tegenover den heer Yeegens?"
Door het bovenstaande op te nemen, hebben
wij aan het audi et alteram partem (hoor ook de an
dere partij) in zijn vollen omvang voldaan. Wij laten
het betoog van den heer Bastert nu verder on
aangetast doch achten, van onzen kant, nog
eenige toelichting noodzakelijk.
1° De toezending van een exemplaar der M. Ct
aan den heer B. is van ons uitgegaan. Wij vol
gen den regel, van niet achter iemands rug kwaad
van hem te spreken.
2° Instemming is door ons betuigd met »het
protest tegen het materialistisch betoog van den
heer Frowein", omdat de wijsgeerige richting van
dezen laatste te eenzijdig en te onvolledig is om
ons te bevredigen. Zij voert veel aan, en veel dat
onwederlegbaar is, tegen alle godsdienstenmaar
zij laat den mensch, die lijdt en voelt, zonder steun
of toevlucht in zijne angsten en nooden. Zij is
uitnemend geschikt voor personen met weinig
banden of kwetsbare punteneen kluizenaar zon
der behoeften, als Spinoza, of een »eenloopend
weg naar een badplaats. En nooit vernam men
binnen of buiten de hoeve een enkel woord, dat
den goeden naam van Mary Layne zou hebben
kunnen bezoedelen.
Maar in éen opzicht handelde Mylady niet
eerlijk. Debrief, die een paar dagen na sir Geof
frey's vertrek voor Mary kwam, werd aan deze nooit
gegeven. Zij wist dat zij haar zoon geheel kon
vertrouwen; hij kon niet anders dan oprecht zijn
en zijn woord houden, en toch vond zij het vuur
de veiligste plaats voor zoo'n dikken brief, van
verscheiden zijdjes. Van den anderen kant schreef
Mary aan Geoffrey om te zeggen dat de keus, die
hij gedaan had, de eenig mogelijke voor hem
was. Niets, zei zij, zou er haar ooit toe gebracht
hebben" om zich tusschen hem en zijn moeder te
plaatsen, zelfs ai had hij zijn plicht zoo ver ver
geten van dit te verlangen. Het was een goede,
verstandige brief, zooals alleen een goed en ver-
standig meisje kon schrijven.
Dat was dus het einde van den droom en van
den roman, en ik hoop dat de lezer niet zal ver
geten dat het dagboek van Duffham dit alles
vertelt, en niet ikwant droomen en romans
mogen in den smaak van Duffham vallen; maar
in den mijnen vallen zij niet.
heer", in goede omstandigheden, als Schopenhauer,
kunnen er tevreden meê leven en sterven. Maar wie
liefheeft en getroffen wordt in hetgeen hem dierbaar
is wie zich ongelukkig en onvoldaan voelt, om
dat hij smacht naar eene wereld waar meer recht
vaardigheid, minder boosheid en minder leed
gevonden worden dan in deze bij zal in den regel,
uitzonderingen z ij n er, een anderen staf en
steun zoeken dan die, welken redeneering en
wijsbegeerte hem aanbieden. Dienstaf belooft
de godsdienst, en al trachten nu de wijsgeeren
aan te toonen datde staf een pijpesteel is, hun
betoog kan niet beletten dat de menscheid steeds
weder ernaar grijpt. De uitspraak van den dich
ter, dat er meer dingen tusschen hemel en aarde
zijn, dan waar bun wijsbegeerte van droomt",
kunnen wijsgeeren maar niet begrijpen. Juist die
dingen, waar zij zelfs niet van»droomen", zijn bet,
waar de groote meerderheid der meuscben steeds
naar vraagt en waar de godsdiensten op trachten
te antwoorden. Daarom zijn alle pogingen om
den godsdienst te vernietigen, volkomen mach
teloos.
De richting van den heer Erowein, men noeme
haar materialistisch, naturalistisch, atheïstisch,
humanistisch, of hoe ook, is echter zoo oud als
de menschelijke gedachte. Zijn opstel leert niets
nieuws. Het bevat slechts redenen, geen beleedi-
gingen, tegen den godsdienst. De titel »'een
wapenkreet", door den heer Bastert eraan gegeven,
is dan ook, met uitzondering misschien van eenige
slot-phrasen, niet zeer juist. Met moet een zeer
geringe mate van wijsgeerige ontwikkeling be
zitten, om te kunnen verlangen dat aan de: versprei
ding van dergelijke denkbeelden in Nederland
beletselen in den weg gelegd worden, of dat een
Nederlandscb hooggeplaatst ambtenaar, op
grond van bet noblesse obligezich aan de ver
antwoordelijkheid voor die verspreiding onttrekke.
3° De humaniteit wordt door ons geëerdmaai
de waarheid eeren wij hooger. Het komt mis
schien door dat de M. Ct inderdaad, sedert 125
jaren, bezig is op extra-parlementaire wijs aan de
behandeling der publieke zaak deel te nemen;
maar de waarde vau sommige parlementaire huis
middelen om onze gevoelens te bemantelen, of
ze voor anderen smakelijk te maken, 'is ons nooit
duidelijk willen worden. Toen wij daarom in een
dagbladartikel, geschreven door een man van
aanzien als de heer Bastert, tot verdediging van
den godsdienst, aantroffen hetgeen naar onze op
vatting eene deloyale en onedele bewering was,
meenden wij dat gevoelen te moeten uitspreken.
Dat is het recht, en naar onze zienswijze het nut,
der vrije pers. Het recht van tegenspraak staat
er tegenover. Dat hebben wij, door mededeeling
van bet antwoord van den beer Bastert, laten
gelden. Het oordeel in boeverre nu de heer Bas
tert, door zijne toelichting, den door ons gewraak-
ten volzin gerechtvaardigd heeft, blijft aan het
publiek.
Naar wij vernemen zal bij het verblijf der vor
stelijke familie vau Waldeck-Pyrmont bier ter
stede het strikst incognito bewaard worden en zul-
TWEEDE DEEL.
Niet lang nadat Mary Layne Chavasse-hoeve
verlaten en alle verkeer daarmede afgebroken
bad, om voortaan niets meer daar te zijn dan een
vreemde, kwam baar oudste zuster Suzanna,
de vrouw vau kapitein Layne, met vier kleine
kinderen uit Indië. Het oudste was zeven jaar,
bet jongste achttien maanden. Die kinderen waren
ziekelijk en zij kwam er voor een jaar mede naar
Engeland tot herstel van gezondheid. Mevrouw
Layne zelf was ook erg verzwakt, want de eenige
kindermeid, die zij bij zich bad, een baboe, was
op reis altijd zeeziek geweest. Haar zuster Eleonore,
die met baar naar Calcutta gegaan was, had daar
een schitterend huwelijk gedaan met een rijk
koopman Allan Mc. Alpin, de jongste deelgenoot
van de oude, dergelijke firma Gebroeders Mc. Alpin,
aanzienlijke, zeer vermogende kooplieden.
Het eerste wat mevrouw Richard Layne na haar
aankomst deed was kamers te nemen in Liverpool,
waar zij aan wal stapte (teneinde een paar weken
van de vermoeienissen van de reis uit te rusten),
eu haar moeder en Elisabeth te verzoeken bij haar
te komen. Hierop kreeg zij een brief van haar
moeder, die schreef dat zij de reis niet aan durfde en
dat Elisabeth van huis was. Yerder bevatte de brief
het adres van Elisabeth en een paar volzinnen, die
de jonge mevrouw Layne deden versteld staan van
schrik. Zij liet hare kinderen aan de zorg der
a boe over en vertrok onmiddellijk naar bet opge
ien de vorstelijke reizigers onze stad alleen als
rustplaats tusschen het langdurig spoorweg-traject
en de zeereis gebruiken.
In verband hiermede zijn wij verzocht te melden
dat de gisteren door ons opgenomen opwekking
om te vlaggen, niet afkomstig was van eenige
gemeente- of andere autoriteit, welke door die
aanbeveling het stellige verlangen der hooge
gasten om onbekend te blijven, in zekeren zin,
tegengewerkt zou hebben.
Wie dus zijne vlag uitsteekt, wete dat bij het
doet als eene persoonlijke beleefdheid tegenover de
hooge bloedverwanten van onzen koning en onze
koningin, die in onze stad verblijf zullen houden.
Naar wij vernemen zal een onzer stadgenooten,
de beer A. A. D. van Dolder, thans assistent-
apotheker aan het ziekenhuis te Utrecht, als
werktuigkundige deelnemen aan de expeditie naar
Dicksonbaven.
Naar aanleiding van een in verschillende bladen
opgenomen bericht, wordt ons van bevoegde zijde
medegedeeld, dat alhier in den laatsten tijd wel
een paar sterfgevallen zijn voorgekomen waarbij
zich verschijnselen van loodvergiftiging vertoonden,
doch dat die niet als oorzaak van den dood der
lijders beschouwd konden worden.
Voor 't overige blijft hier ter stede, waar regen
water algemeen gedronken wordt, het geregeld, van
tijd tot tijd, onderzoeken van het water, als
voorbehoedmiddel tegen vergiftiging, aan te bevelen.
Uit Breskens schrijft men aan het Dagblad:
»Met betrekking tot de invoering van den post-
pakketdienst in deze streek is van hier aan den
minister van waterstaat geadviseerddat, met het
oog op het tot stand komen van een stoomtram
en de omstandigheid dat de postdienst nog éen
jaar pachtsom te betalen bad, de invoering voor
bet oogenblik niet gewensebt was.
»De waarheid is echter dat de tram in de
eerste tien jaren niet komen zal, en wat dat éen
jaar pacht betreft, de ondernemer elk oogenblik
het rijk ontheffing wil verleenen."
Het bekende rapport van afgevaardigden der
liberale kiesvereenigingen te Amsterdam, Rotter
dam, Den Haag, Utrecht en Dordrecht, betreffende
kieswetherziening, is gisteren avond in eene ver
gadering van Burgerplicht te Amsterdam behandeld.
De heer Holtzman, lid der 2e kamer, oordeelde
het voorgestelde middel niet geschikt tot wegneming
der bestaande ziekte in het staatkundig leven. De
heeren Sanders en Heineken verlangden grond
wetsherziening. Laatstgenoemde zag niet in, dat
censusverlaging tot grondwetsherziening zal leiden.
De eerste kamer blijft dezelfde. Men zal krijgen
dezelfde kiezers als thans voor den gemeenteraad,
en dit geeft weinig verandering. De censusver
laging zal verdeeldheid in de liberale partij
teweegbrengen. Zij is alleen te verkrijgen door
eene coalitie in de kamer. Heeft de liberale
partij ingezien dat grondwetsherziening noodigis,
dan moet zij daarop aandringen. Dat herziening
onmogelijk is, kan nog niet gebleken heeten.
geven adres, waar zij hare beide zusters vond, de
eene in een chronischen staat van smalen en ver
wijten, de andere alles geduldig aanhoorende alsof
het nog niet half zooveel was als zij verdiende.
Na een paar dagen aan natuurlijke droefheid,
toegegeven te hebben, nam mevrouw Richard Layne
de zaak zelf in handen. Zij 'vond dat Mary een
meer volkomen verandering van klimaat noodig
had en besloot met haar naar het vasteland te
gaan. Zij schreef een langen, vertrouwelijken brief aan
haar man in Indië, over hetgeen zij dacht te döen
en keerde toen met Elisabeth naar Liverpool
terug, waar zij de laatste bij de kinderen en de
baboe achterliet, gedurende baar afwezigheid
naar de overzijde van het Kanaal. Daarop ging
zij naar Mary terug en begaf zich met deze naar
Frankrijk.
Kort daarna werd de oude mevrouw Layne ziek
en Elisabeth begreep dat zij naar huis moest en
nam een vertrouwde juffrouw bjj de baboe met de
kinderen. Eerst eenige maanden later keerden
mevrouw Richard Layne en Mary van haar reis
terug; en na verloop van twaalf maanden gingen
zij altemaal samen naar Indië mevrouw Layne;
hare kinderen, de baboe en Mary, in de hoe
danigheid van gouvernante.
Daarna verliepen er een paar jaar.
(Uit het dagboek van Mary Layne, geschreven
te Calcutta, ten huize van kapitein Layne.)
10 Juni in de avondkoelte. Susanna kwam