N° 52.
125e Jaargang.
1882.
Donderdag
2 Maart.
Rijks-Belastingen.
Rijks-Belastingen.
PATENTEN.
Lager Onderwijs.
Middelburg 1 Maart.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent;
A d ver ten t ië n 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels/" 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publieité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz.
De burgemeester van Middelburg,
maakt bekend:
dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger
der directe belastingen ter invordering is verzon
den bet door den provincialen inspecteur der directe
belastingen enz. te Middelburg, den 25en Februari
1882 invorderbaar verklaarde kohier n°. 6 van
bet patentrecht over het 3e kwartaal voor het
dienstjaar 1881/82, met uitnoodiging aan ieder
wien zulks aangaat, om na bekomen kennisgeving
van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem
verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens,
dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten
bestaan, binnen drie maanden na heden behooren
te worden ingediend.
Hiervan is heden afkondiging geschied waar het
behoort.
Middelburg, den 27en Februari 1882.
De burgemeester voornoemd,
PICKÉ.
De burgemeester van Middelburg,
maakt bekend
dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger
der directe belastingen ter invordering zijn ver
zonden de door den provincialen inspecteur der
directe belastingen enz. te Middelburg, den 25en
Februari 1882, invorderbaar verklaarde kohieren
n°. 11 en 12 der personeele belasting voor bet
dienstjaar 1881 82, met uitnoodiging aan ieder
wien zulks aangaat, om na bekomen kennisgeving
van zijnen aanslag, ten spoedigste het door bem
verschuldigde te kwijten, met berinnering tevens,
dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten
bestaan, binnen drie maanden na beden behooren
te worden ingediend
terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die in
den loop des dienstjaars een perceel verlaten,
zonder daarin eenige roerende goederen of iemand
in hunnen dienst achter te laten, indachtig maakt
op de gunstige bepaling van art. 7 der wet op de
personeele belasting van den 9™ April 1869 Stbl
n°. 59).
Hiervan is beden afkondiging geschied waar het
behoort.
Middelburg, den 27en Februari 1882.
De burgemeester voornoemd,
PICKÉ.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
maken bekend
dat de patenten voor bet 3e kwartaal van bet
dienstjaar 1881 82 ingevuld gereed liggen, en dat
tot de afgifte daarvan ten raadhuize zal worden
gevaceerd van den 4en Maart 1882 tot den 18en
Maart 1882 des Woensdag en Zaterdags van iedere
week, des voormiddags van 10 tot 12 uur.
De belanghebbenden worden mitsdien aange
maand om, binnen den boven bepaalden tijd, de
voorschreven patenten in persoon te komen afhalen,
bij gebreke waarvan deze door den deurwaarder
der directe belastingen, tegen voldoening van tien
cent, aan buis zullen worden uitgereikt, terwijl zij
zich blootstellen in eene boete te vervallen van
vijftien gulden, indien zij, des gevraagd hun patent
of een afschrift daarvan, niet kunnen ver-
toonen.
Hiervan is afkondiging geschied waar het be
hoort, den 27en Februari 1882.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
PICKÉ.
x De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAE.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
gelet op art. 81 der wet tot regeling van het lager-
onderwijs, van den 17en Augustus 1878 (Staats
blad n°. 127)
maken bekend
dat de staat bevattende de namen der kinderen
boven de zes en beneden de twaalf jaren, die niet
gevonden zijn op de doör de hoofden der openbare
en bijzondere scholen ingezonden lijsten, bedoeld
hij art. 81 alinea 2 van bovengenoemde wet, door
hen is opgemaakt en ter secretarie dezer ge
meente, voor belanghebbenden ter lezing is neder-
gelegd.
Middelburg, den 27en Februari 1882.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
PICKÉ.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAE.
De heer Feringa, hoofdonderwijzer aan de school
YOOX havelooze kinderen te Amsterdam, heeft na
eene ondervinding van zes jaren zijne pogingen
tot bevordering van het sparen op de school
opgegeven. Zijne mededeeling hieromtrent komt
op het volgende neer.
Zijn besluit tot invoering eener schoolspaarbank
berustte op de hoop dat hierdoor het verspillan
van snoepcenten, een kwaad dat, volgens hem, onder
de vrouwen en kinderen der meest behoeftige klassen
bijna even groote afmetingen heeft als de kroeg voor
de mannen, eenigszins zou worden tegengegaan.
Hij nam iederen morgen de centen in ontvangst;
wie er 100 bijeen had, kreeg een boekje, dat elke
maand werd bijgeschreven. Van 1 Nov. 1875 tot
nu toe werden er 48 zulke hoekjes genome^
waarvan echter 41 weder zijn terugbetaald. De
uitkomst is dus zeer onbeduidend geweest. Maar
wat bleek verder? Dat de kinderen, die spaar
centen brachten, tevens toch met snoepen voort
gingen. De moeders gaven hun wel een cent
mede om te sparen, maar het »school-halfie," om
te snoepen, bleef niet achterwege. Ook konden
de kleine snoepers meermalen de verzoeking niet
weerstaan om ook de spaarcent naar den snoep
winkel te brengen.
De beer Feringa is, op grond dezer ondervinding,
tot de overtuiging gekomen: »dat de schoolspaar-
banken, of wat daarvoor ook in plaats moge
komen, voor de kinderen der armen verderfelijk
en voor die der meer bemiddelden, waarbij eenige
opvoeding ondersteld mag worden, overbodig zijn."
Bijna onnoodig te zeggen, dat dit oordeel over
de schoolspaarbank met instemming wordt over
genomen door de antirevolutionaire bladen, die
voor dit middel, even als voor iedere poging tot
verbetering van den stoffelijken toestand der volks
klasse, nooit iets anders dan afkeuring en tegen
werking over gehad hebben.
Wjj meenen echter te mogen opmerken, dat de
ondervinding van den beer Feringa ons niet
afdoende voorkomt.
In de eerste plaats bewijst zijne proef met de
«havelooze kinderen", dat zijn dus de meest
verwaarloosden onder de verwaarloosden der Am-
sterdamsche achterbuurten, niet veel tegen de
doelmatigheid der schoolspaarbanken onder die
groote massa kinderen, wier ouders, zonder
tot de bemiddelden" te behooren, zich echter
beleedigd zonden voelen als men hun kinderen
«haveloos" noemde. Yoor zoo ver dus zijne spaar
bank geen resultaten opgeleverd beeft, is dat
eenigszins te verklaren door de volstrekte «have
loosheid" van al de ouders en kinderen zijner
school.
Maar nu de verkeerde resultaten. Er waren er,
die bleven snoepen, maar toch hun cent in de
spaarbank brachten. Dat bewijst dat er dan toch
eenigszins aan 't sparen gehecht werd. Anderen
bleven bovendien snoepen, of gebruikten zelfs de
spaarcenten daarvoor. Niemand heeft echter ooit be
weerd dat bet sparen, als een soort van toover-
middel, tot bestrijding van alle kwade neigingen
zou kunnen dienen. Wanneer men sommigen,
die anders in 't geheel niet om de toekomst den
ken, tot een begin van voorzorg kan brengen en
de kinderen van jongsaf daaraan gewennen, dan
wordt het opvoedende doel der schoolspaarbank al
bereikt. Wie van de kinderen dan snoepers blij
ven, en wje van de ouders zoo weinig aan het
sparen hechten dat zij niet eenmaal nagaan wat
er van de medegegeven spaarcenten terecht komt,
die behooren tot de ongeneeslijken, die zeker op eene
school voor havelooze kinderen, met of zonder
spaarbank, altijd in niet geringen getale aange
troffen zullen worden.
Opmerkelijk is het echter wat de heer Feringa
op zijn ongunstig oordeel over het sparen op
school laat volgen.
«Het zoogenoemde sparen door de kinderen is
nu vervangen door dat van sommige moeders.
Enkelen hebben mij verzocht voor haar in den
zomer iets in bewaring te nemen, dat zij dan in
den winter, wanneer er niets te verdienen is, terug
ontvangen. Zelden bedraagt de ter zijde gelegde
schat meer dan 5 of 6."
Deze moeders moeten, want anders is het
verband onverklaarbaar, door de pogingen van
den heer Feringa om het sparen aan te moedigen,
tot haar eerstezeer primitief streven naar
eenige zorg voor de toekomst aangezet zijn.
Wanneer, dit het geval ishoe kan men dan
beweren dat de schoolspaarbank, zelfs op de
Amsterdamsche school voor havelooze kinderen,
alle nuttige uitwerking heeft gemist Yan den
aanvang af is tot aanbeveling der schoolspaar
banken aangevoerd, dat de les in 't sparen, door
de kinderen op school geleerd, ook voor de ouders
niet onvruchtbaar zou blijken en de ondervinding
heeft dat, zoowel hier te lande als in België,
overvloedig bewezen. Onder de klasse die niet
spaart, niet 'vooruitziet, van de hand in den tand
leeft, trouwt zonder middelen van bestaan te
hebben en alles wat zij verdient opmaakt in de
zoete hoop dat, als de nood dwingt, de «bedeeling"
wel te hulp zal komen, onder die klasse het
denkbeeld van voorzorg door zelfbeperking aan
te kweeken, is het doel van de schoolspaarbank, zoo
wel als van iedere andere poging tot ontwikkeling
van het besef van zedelijke verantwoordelijkheid bij
hen die daarvan het meest ontbloot zijn. Al zijn
de bekeerlingen, die men maakt, weinige, zoo lang
er nog zijn kan men niet beweren dat men vruch
teloos arbeidt.
De schoolspaarbank is een werk dat, even als
alles wat op zaaien, doen kiemen, aankweeken en
ontwikkelen neerkomt, veel tijd en geduld vordert,
en dat bij een overvloed van steenacktigen grond,
ongunstig weder en wanoogsten, slechts enkele
goed gerijpte halmen te oogsten geeft. Gelukkig
worden er echter, bier zoo als bij iederen arbeid
ter ontwikkeling van het volk, altijd zaaiers
gevonden die ter wille van het weinige, dat
binnengebracht wordt, niet moede worden het zaad
in de opengescheurde vore te werpen.
Naar men ons mededeelt, heeft de majoor-kom-
mandant der dienstdoende schutterij alhier de
compagnies-kommandanten verzocht, geene klach
ten te doen opmaken tegen de onderofficieren, kor
poraals en manschappen der schutterij, die bij de
inspectie op den 19en Febr. zonder verlof afwezig
zijn geweest, op grond hij reden vermeent te heb
ben om te vermoeden, dat de meesten hunner door
meer ontwikkelden in den waan zijn gebracht, dat
plichtverzuim in deze zoude geoorloofd zijn en die
slechte raadgevers in de eerste plaats zouden moe
ten kunnen gestraft worden.
Onder de bij de tweede kamer ingekomen ver
zoekschriften is er een van den gepensioneerden
luitenant-generaal K. van der Heyden, tot het
instellen van eene enquête naar de hem direct of
indirect te laste gelegde wreedheden.
Naar aanleiding der verplaatsing van de vaart
van eenige der stoomschepen van de Ned. Amer.
Stoomvaartmij heeft de kamer van koophandel te
Botterdam besloten tot den minister van water
staat een adres te richten, teneinde met cjjfers
aan te toonen hoe groot het nadeel is, dat de
gebrekkige toestand van den waterweg te weeg
brengt en te wijzen op de hooge noodzakelijkheid,
dat daarin zoo spoedig mogeljjk verbetering
worde gebracht.
Bij de toelichting van het concept-adres ver
klaarde de voorzitter, de heer M. M. de Monchy,
dat de opvolgende ministers steeds bereid waren ge
weest dé sommen voor te dragen, die noodzakelijk
waren om bet belang van den waterweg te bevorderen,
en de wetgevende macht heeft harerzijds die som
men toegestaan, met uitzondering van het jaar
1879, toen de motie werd aangenomen die een opont
houd van twee jaren teweegbracht. Hoe treurig
dit ook was, is het echter gebleken dat daardoor
de toestand van den waterweg niet belangrijk is
achteruitgegaan. Als nu, zooals spreker heeft
vernomen, met kracht het werk tussehen de strek
dammen wordt aangevangen, dan mag men hopen
dat daarvan het goede gevolg weldra zal worden
ondervonden.
In de afdeeling Utrecht der Vereen, t. b. v.fabr.
en handiv. nijverheid zou eergisteren van gedachten
gewisseld worden over de doelmatigheid en den
werkkring van de vereeniging Contante Betaling
te Botterdam. Wanneer echter het diepe stilzwijgen,
waarmede de aanwezigen de inleiding van den
voorzitter aanhoorden, een maatstaf mag zijn van
hunne instemming met diens woorden, dan
waren zij het volkomen met hem eens dat het
stelsel zóo omslachtig is, en door de wijze waarop
aan het publiek de voordeelen worden toegerekend,
zoo weinig in staat om bij dat publiek sympathie
te wekken, dat de toepassing ervan volstrekt
niet aanbevelenswaardig was. Er werden dan ook
niet veel woorden over gewisseld.
In de heden namiddag gehouden zitting van
den gemeenteraad van Ylissingen werden benoèmd
tot helpster bij het onderwijs in .de nuttige band-
werken, op school Cmejn S. A. E. Dobbelaere,
A. van Hecke (te Middelburg) en J. J. Wanrooy;
op school B mej" A. Boucherie (te Middelburg),
H. H. Muller Drentb, M. Yreyke en J. C. Terwoert.
Yoorts werd besloten burg. en wetb. te mach
tigen tot verhuring van den aan de gemeente
behoorenden oesterput aan M. L. C. Thibon, doc
tor in de geneeskunde te Brussel, voor den tijd
van drie jaren en tegen eene huursom van 300
's jaars.
Een verzoek van eenige bewoners der Korte
Noordstraat, om voor eigen rekening een trottoir
voor hunne woning te mogen leggen, werd inge
willigd.
Ten behoeve van het onderwijs in de nuttige
handwerken werd een crediet van 800 toegestaan.
Biervliet, 28 Februari. Zeker tot genoegen
van vele ingezetenen heeft ons gemeentebestuur
de jaarwedde van den heer H. Vleugels, gemeente-
geneeskundige, met ƒ200 verhoogd, teneinde te
voorkomen dat hij zich in de naburige gemeente
Den Hoek zou gaan vestigen, waar bem eene
jaarwedde van 1000 benevens vrije woning was
aangeboden.
Aangaande den moord op den zendeling De
Yroom op Bali bevat de Soerab. Ct. in eene be
schrijving van eene door «een man van studie en
opmerkingsgave" gedane reis, de mededeeling dat
de beide buisbedienden, die aan den moord schul
dig waren, als hun aanstoker genoemd hadden den
eenigen bekeerden Balinees, door den zendeling
Van Eek steeds als een Balisch vorst voorgesteld,
feitelijk iemand nit de derde kaste en volgens den
berichtgever, die hem nu in boeien gezien heeft,
een type van domheid.
De Sumatra-courant bericht dat uit een schip
uit Arabië, met 1000 pelgrims aan boord en waarop
onderweg choleragevallen waren voorgekomen, 600
hadjies te Padang zijn ontscheept, van welke reeds
sommige te Padang aan cholera zonden lijden.
De Pall Mall zegt dat het huwelijk van prins
Leopold en prinses Helena eerst den 27en zal
worden voltrokken. Er zijn alleen uitnoodigingen
gericht tot onzen koning en koningin, den Duit-
schen kroonprins en zijne echtgenoote en den groot
hertog van Hessen. Allen zullen öf in Bucking
ham Palace, of te Windsor logeeren. De aarts
bisschop van Canterbury, de bisschoppen van Win
chester en Oxford en de deken van Windsor zullen
bij het huwelijk den dienst verrichten. Het jonge
paar zal een paar dagen te Claremont doorbrengen
en dan een tocht maken met het jacht Osborne.
De zangvereeniging 7ot Oefening en Uitspanning
alhier heeft gisteren avond een zeer interessante
uitvoering gegeven, welke te meer de aandacht
van alle vrienden der kunst verdiende, sedert
door het te niet gaan der Muziekvereeniging, de
gelegenheid om instrumentale werken voor orkest
te hooren hier gemist tvordt. Het programma
bood namelijk eene afwisseling van koor- en
orkestwerken aan en leverde bovendien deze
bijzonderheid op, dat uit de meest verschillende
tijdperken in de geschiedenis der kunst eenige
werken waren bijeengebracht.
Het eerste nommer was het no. 67 der acht
zes-stemmige psalmen van Jan Pieters Sweelinck,
welke door de Vereeniging voor Nederlands Muziek'
geschiedenis in 1876 met Nederlandschen tekst zijn
uitgegeven. Den naam van dezen grooten toon
dichter, die in 1562 geboren werd, vermoedelijk
te Amsterdam, en in 1621 aldaar overleed, mogen
wij na de voortreffelijke monografieën, welke door
wijlen dr. Heye en door den heer F. H. L. Tiede-
man aan hem gewijd zijn, als bij onze lezers be
kend veronderstellen. Leerling van de Italianen
Zarlino en Gabrieli, wier onderricht hij te Vene
tië genoot, werd Sweelinck in de muzikale wereld
als de grootste toonkunstenaar van zijn tijd
erkend. Wegens de voortreffelijkheid van zijn onder
richt en den hlijvenden indruk, dien zijne per
soonlijkheid op de leerlingen achterliet, welke uit
geheel Westelijk Ecu-opa tot hem kwamen,noemde
men hem den «organistenmaker." Op grond hier
van, is het volkomen geoorloofd, wanneer men
weet dat een dier leerlingen, tevens een zijner
warmste vereerders, Johann Adam Eeincke, te
Hamburg, de leermeester werd van den jongen
Joh. Scb. Bach, in Sweelinck den voorlooper te
begroeten van die groep bewonderenswaardige
toondichters, welke de 18e eeuw tot het helden
tijdvak der muziek gemaakt hebben.
Het karakter van Sweelinck's Psalmen kunnen
wij niet heter doen kennen dan uit deze woorden
van zijn Berlijnschen levensbeschrijver Eobert
Eitner«In deze stukken wordt niet éene enkele
stem belast met het voordragen der melodie, maar
deze is de grondgedachte van het werk, welke als
een roode draad door alle partijen heengeweven is
en ze als 'tware doordringt. Sweelinck gebruikt
daarbij al zijne bedrevenheid in het contrapunt,
om de verschillende thema's op smaakvolle ett